JillHSt
Moord op Kasteel Entzberg
Als de dagen gaan lengen.
AB'S AVONTUREN
De Torenwachter
DINSDAG 31 DECEMBER 1940
HAAREEM'S DAGBEAD
in Haarlem
en daarbuiten
De Rotterdamsche verzameling moderne schilde
rijen, die nu, als legaat W. Palte, openbaar eigen
dom in het Boymans museum werd, is een typisch
Rotterdamsche verzameling waarin alle opgenomen
kunstwerken groote mannen der Haagsche en Bar-
bizonscholen vertegenwoordigen. Doch daarbij is
afwisselend het oog op superbe of minder belang
rijke specimina gevallen. Bij de formatie van zoo
danige collecties speelde meer het toeval dan een
streng keurende, geoefende smaak een hoofdrol.
Ondanks dat is een aanwinst als deze voor ieder
museum een belangrijke. Temeer nog daar enkele
schilders, elders in ons land al evenmin royaal in
openbaar bezit vertegenwoordigd zijn.
Zoo is dat, bij voorbeeld, het geval met Antoine
Vollon (18331900) van wie hierbij de prachtig-
eenvoudige schets van een .Molen" gereproduceerd
wordt. Dat doek geeft in zijn simpele voorstelling
en even simpele compositie, als het ware een kort
begrip van de landschapschildering der Barbizon-
ners, uit Corot's omgeving, aan wiens werk het
door zijn eenvoud en door de sterke zuiverheid der
lichtstudie, waartoe de molen als motief dient, her
innert. Die aardige, oude, witgekalkte Fransche
molens, die als peperbussen met vleugels in het Nor-
mandisch landschap staan, waren velen schilders
een geliefd motief om er het zilverig grijs van licht
en lucht tegen te doen uitkomen; juist het ver
weerde wit van den molen dwingt tot scherper
waarneming van het licht er omheen. Bij ons heeft
Jan Hendrik Weïssenbruch graag die uiterst fijne
contrasten opgezocht. De groote Corot was er in
zijn vroegere werk een meester in. En hoewel
Vollon als stillevenschilder het meest heeft naam
gemaakt, bewijst wel de manier waarop die voor
grond van den molenheuvel geschilderd is, dat hij
ook het landschap volkomen beheerscht. Zoo luch
tig benaderend die ook geschilderd mag zijn, men
gevoelt toch onder die luchtigheid aard en wezen
van het terrein.
Een zeldzaam mooi groot Stadsgezicht met een
blik op de Seine en de beide Parijsche oevers, welk
schilderij, naar ik meen, tot de collectie Van Eeghen
behoorde, toonde Vollon ook als meester op dit ge
bied. Met een knap groot stilleven, het geliefde ko
perwerk, een schaal oesters, een paar eieren en een
aarden pot is Vollon ook in de verzameliing Palte
aanwezig.
Heel gelukkig zijn in die collectie een tweetal
Monticelli's: een „Fontein in een tuin" en een
„Tuinfeest". Bij het eerste is prachtig gebruik ge
maakt van de warme mahoni-kleur van het paneel
waarop geschilderd is, het tweede is evenals het
eerste uit M's middenperiode, waarin hij in de com
positie, enz., aan de Venetianen herinnert en aan
de typeering der vele figuren nog zorg besteedt.
Constant Troyon en Jules Dupré zijn meesters uit
de Barbizonschool die men (behalve nog steeds in
het Mesdagmuseum) vroeger slechts in pracht
exemplaren der verspreide Van Eeghen-collectie
bewonderen kan. Boymans kreeg er nu één Dupré en
twee Troyon's bij, waarvan vooral een Boschinte
rieur van den laatste, een bosch met voorgrond
vol gevelde en gezaagde stammen, bijzonder mooi
en voor Troyon typeerend is. De Hagenaars die iets
later bij ons in de bosschen van Oosterbeek gingen
studeeren moeten voor dezen kant van Troyon's
kunst veel gevoeld hebben.
In minder of meerdere mate belangrijk zijn in
dit legaat de werken van Daubigny, Diaz, Fantin
Latour, Ziem, Theodore Rousseau en Harpignies
vertegenwoordigd. Doch ieder dezer schilders was
als artist van meer dan voldoende belang om iedere
vermeerdering van him werk binnen onze grenzen
met vreugde te begroeten.
Bij de keuze van zijn Hollandsche kunstwerken
heeft de heer Palte een zeer bijzondere voorkeur
voor het werk van Marius Bauer aan den dag ge
legd, hetgeen niet zoo verwonderlijk is daar deze
verzameling gevormd is in den tijd waarin deze ar
tist een voor ons land uitzonderlijke populariteit
genoot Met de negen Bauer's die Boymans nu ver
wierf is bijna een vierde gedeelte van het legaat
genoemd, en hoewel daarbij enkele bijzonder
mooie exemplaren zijn, bewijst het ensemble weer
dat de weergaloos knappe, om niet te zeggen:
geniale teekening het bij dezen kunstaars veeltijds
wint van de kleurkracht, die van het werk uitgaat.
Hetgeen bewezen wordt door het feit dat in de
kleine reproducties in den catalogus Bauer's genia
liteit sterker naar voren komt dan in zijn altijd iet
wat matte kleurdingen.
Met Bosboom was Bauer misschien de grootste
teekenaar der Hagenaars; Bosboom was daar ech
ter nog bovendien groot schilder bij.
Ook Gabriel had blijkbaar 's heeren Palte's voor
keur. Vijf zeer ongelijke stukken vertegenwoordi
gen dien meester. Met één enkel, maar zeer bij
zonder en vroeg werk is Jacob Maris aanwezig. Het
is dat zeer bekende „Gezicht op Den Haag" met den
puntigen kerktoren in de vele molens, waarop de
horizon op één-vijfde van het doek ligt en de wol
kenlucht de overige vier-vijfden vult. Waarom het
dan ook indertijd als de Ruysdael-Maris bekend
stond. Van zijn broer Willem: een mooi eenden
schilderijtje uit zijn rijpsten tijd; een interessante
aquarelschets uit 1885 door Jan Toorop, een mooi
klein Boerderijtje van Jan Hendrik Weïssenbruch
en een goed, groot doek van Tholen en dan hebben
wij wel het bekorendste uit deze nieuwe aanwinst
vermeld, die van den bekenden Rotterdamschen
burgerzin opnieuw getuigt.
De stad Utrecht heeft haar Kersttentoonstelling
die tot 19 Januari a.s. in het Centraal Museum
geopend blijft weer op andere wijze ingericht.
Op initiatief der Vereeniging van Vreemdelingen
verkeer, met steun van autoriteiten en onder voor
lichting der critici Jos de Gruyter en Jan Engel
man, heeft men van een zestien Hollandsche schil
ders, van vier tot zes werken ieder, bijeengebracht,
waardoor het den Utrechtenaren en him bezoekers,
in een kort bestek wordt mogelijk gemaakt zich
te vergewissen omtrent den stand van zaken der
Boymans Catalogus.
Hollandsche schilderkunst van vandaag. Althans,
voor zoover dat de meest besproken vertegenwoor
digers daarvan betreft. Men zou deze groepeering
een „congres der prominenten" kunnen noemen, als
een behendig uitgever eener nieuwe romanserie ons
met zijn prominenten niet vóór was geweest. De
keuze der zestien latend voor wat ze is, zal men
graag toegeven dat geen hunner onze belangstelling
onwaardig is en dat dus het samenbrengen dezer
werken den bezoekers zoowel schoonheid als in
zicht kan aanbrengen. Wanneer wij in alphabetische
volgorde de namen dezer zestien kunstenaars af
schrijven zal het hem voldoende duidelijk zijn dat
er in ieder geval een interessant collegium ge
vormd is, waarin vrijwel iedere nog levende of nog
opkomende tendens in onze kunst van 1940, een
behoorlijke vertegenwoordiging vond. Geëxposeerd
is dan: werk van Kees van Dongen (4 st.), Charles
Eyk (3), Leo Gestel (5), Van Herwijnen (5), Germ
de Jong (5), Toon Kelder (5), Pijke Koch (4), Dirk
Nyland (5), Coba Ritsema (5), C. F. Roelofsz (7),
Jan Sluyters (5), Kristians Tonny (5), Charley
Toorop (5), Jan Wiegers (5), Piet Wiegman (4)
en A. C. Willink (5).
Het ligt voor de hand dat ieder die zich voor
schilderkunst eenigszins vermag warm te maken
uit die zestien er een paar zou willen schrappen en
er een paar anderen voor in de plaats zou willen
zetten. Dat maakt juist het bezoeken dezer expositie,
en juist voor zulke liefhebbers, zoo aanbevelens
waardig. Zij kunnen hun inzichten scherpen en
hun waardeerïngscapaciteit allicht uitbreiden. Het
lijkt mij in ieder geval een tentoonstellings-experi-
ment, dat, elders weer anders, nagevolgd kan wor
den.
In Amsterdam (Sted. Museum) is de najaars
tentoonstelling van De Brug gaande. Daarvan zijn
mij twëe inzendingen in hoofdzaakbijgebleven:
beide voortreffelijke groepen van teekeningen, die
ik, dit kroniekje ten besluite, gaarne onder de aan
dacht breng. Het zijn de zwart-wit teekeningen
van den vroeger bij Haarlem wonenden H. A. Henriet
(illustraties bij de Gargantua) en de eveneens in
slechts zwaar-en-wit uitgevoerde portretten en fi
guren door Paul Citroen, die even zeer in Haarlem
bekend is. Op beide jongere artisten hopen wij nog
wel eens terug te komen.
J. H. DE BOIS.
Aangiften voor de motorrijtuigen
belasting.
De aandacht wordt er op gevestigd, dat in
gevolge een in de Nederlandsche Staatscourant
van 5 December 1940, no. 238, geplaatste resolutie
van den secretaris-generaal van het departement
van financien de houders van motorrijtuigen die tot
dusver op een kantoor der directe belastingen een
aangifte van de motorrijtuigenbelastingwet in
leverden, zulks van Januari 1941 af moeten doen
op het kantoor der accijnzen op dezelfde standplaats.
Dit is te Haarlem: Klein Heiligland 84.
SLACHTOFFER VAN DE GLADHEID.
Tengevolge van de gladheid van den weg is
mej. Van L., wonende aan den Veenweg te Leid-
schendam, met haar rijwiel aan den .Kostverloren-
weg aldaar komen te vallen.
Nadat het Roode Kruis de eerste hulp had ver
leend, is het slachtoffer in vrij ernstigen toestand
naar het ziekenhuis St. Antonius Hove te Voorburg
vervoerd.
KNAAPJE DOOR HET IJS GEZAKT EN
VERDRONKEN.
Maandagmiddag begaf het tweejarig zoontje van
den 'heer P. Klaver te Schagerbrug zich nabij de
ouderlijke woning op het ijs. Het ijs was door den
dooi echter te dun geworden en het kind zakte er
door. De vader had hem spoedig op het droge, doch
de levensgeesten bleken reeds geweken.
De oude spreekwijze zegt, dat de wintertjes
gaan strengen bij het lengen der dagen en ge
meenlijk komt dat ook wel uit. Het weer moge in
November en December dikwijls onbehaaglijk
zijn, echt winteren doet het over het algemeen
pas omstreeks het begin van Januari voor het
eerst.
Nu kunnen we ditmaal alle winterkou missen
als kiespijn, want kou beteekent meer dan nor
maal kolengebruik en daar zijn de voorraden
niet op berekend. Maar toch. het zou niet onmo
gelijk zijn, dat vandaag of morgen het kwik
weer een duikje nam en de wind naar het
Oosten draaide. We hebben trouwens al een drie-
daagsch wintertje achter den rug.
Nu gaan onze gedachten onwillekeurig een
jaar terug en we denken huiverend aan de
zeven weken, die vlak na Kerstmis 1939 inzetten
met straffe vorst, 't begin van een winter, die een
der allerstrengste van de laatste honderd jaar
zou worden en de trotsche reputatie van den
roemruchten winter van 1890 radicaal breken
zou. Een zeven-weken lange winter met af en
toe een paar dagen dooi maar voor het overige
grimmige kou en de noodige sneeuw, die het
verkeer weken lang bemoeilijkt heeft.
Den 27sten December 1939 begon het lieve
leven en niet voor 16 Februari 1940 kan be
richt worden, dat er een kentering was ingetre
den. dat het was gaan dooien en dat de wind in
den Westhoek was gaan zitten. Ook die kentering
was een verrassing op zichzelf: Nog maar drie
dagen te voren, nl. op 13 Februari wees de
thermometer te Eelde minus 24 graden Celsius
aan en op het vliegveld Twente maar 1 graad hoo-
ger, nl. 23 gr. C., maar daarmede had de win
ter dan ook zijn ergste verschrikking bereikt en
als gezegd, drie, vier dagen later dooide het.
Februari was dus het koudst, maar ook Ja
nuari viel allesbehalve mee: Den 20sten van
die maand dartelde het kwik tot 16.3 gr. beneden
het vriespunt en dit brak een record sedert het
jaar 1397, een der records, die er dezen win-
zoo menigvuldig aan gingen: De strenge winter
van 1929-'30 werd in de schaduw gezet zoo
goed als de klassieke van 1890 en het is alleen
nog maar de winter van 1829 op 1830 die in
koude en ijzigheid nog niet overtroffen is.
Nu zijn we al weer toe aan het lengen der da
gen.
Mogen Boreas en Thialf ons genadig zijn!
DE MOORDAANSLAGEN TE LEIDSCHENDAM.
De kruideniersbediende W. A. K. die verdacht
wordt m den nacht van 16 op 17 November j.l. een
moordaanslag te hebben gepleegd op burgemeester
H. A. C. Banning van Leidschendam en den ge
meentearchitect G. de Regt en dié op 20 November
j.l. uit hoofde daarvan werd gearresteerd, is Za
terdag j.l. voorloopig op vrije voeten gesteld.
Kinderen uit brandend huis gered.
Vader en moeder waren in een dancing.
Zondagavond ongeveer 9 uur werd een
schoorsteenbrand geconstateerd in de woning
van W. van S. in de Noorderstraat te Dieren. De
woning was gesloten. Toen men den brand ont
dekte brandde de zoldering reeds en sloegen
de vlammen en vonken in de huiskamer tegen
het plafond.
Drie kinderen van 4, 3 en 3/4 jaar oud be
vonden zich alleen in huis; de ouders hielden
zich in een dansgelegenheid op.
Een agent van politie kon den kinderen tijdig
hrulp verleenen. Hij sloeg hiertoe een ruit in en
kwam de woning binnen. De drie kinderen die
sliepen konden op deze wijze worden gered. De
inmiddels verschenen -brandweer kon de brand
blusschen. Een lekke kachelpijp was de oor
zaak van den brand.
VOOR DE KINDEREN
Tn zijn eene hand had hij een groot
vulpotlood en in de linkerhand een
boekje. Maar hij had nog geen tien pas
sen in de richting van het eigenaardige
bootje gedaan, of vlak achter hem
stond een klein en dik heertje, eveneens
gewapend met boekje en potlood. De
magere heer schrok hevig toen hij, om
kijkende, den dikken heer ontdekte, die
hem grinnikend aankeek.
Bij een aanlegsteiger hadden Ab en
Bolrondo hun bootje lntusschen gemeerd.
Nieuwsgierig kwamen zij op den dikken
en den dunnen toegeloopen om te ver
nemen wat beiden eigenlijk te bespreken
hadden. Het ging blijkbaar over de
schepeUngen. „Mijnheer", sprak de dun
ne plechtig, „ik was hier de eerste en
ik verzoek u weg te gaan". „Mijnheer",
sprak de dikke, „ik mag gaan en staan
waar ik wil".
Een auto kwam in de verte aansuizen.
Plotseling sprong de dunne midden op
den weg en zwaaide met zijn arm. De
auto stopte en de chauffeur luisterde
aandachtig naar hetgeen de zenuwachtige
dunne mijnheer in zijn oor fluisterde.
„Ja, dat is goed", zei de heer in de auto.
De dikke heer begon het benauwd te
krijgen. Wat voor den drommel besprak
die dunne spiering nou weer in het ge
heim met dien autobestuurder?" Ab en
Bolrondo begrepen dat het om hun ging.
Zij luisterden aandachtig en keken hun
oogen uit. maar begrepen er niets van.
Voordat de dikke heer een en ander
had kunnen beletten, duwde de magere
heer Ab en Bolrondo in de auto. Zelf
sprong hij naast den bestuurder en gaf
vol gas. De wagen schoot als een vlieg
tuig weg. Verbaasd en als aan den grond
genageld staarde het dikke kleine heer
tje de voortsnellende auto na. Ab keek
nog eens achterom en zag het arme heer
tje. dat alleen achter bleef. Waarom
mocht die man niet mee? Wat gebeurde
er eigenlijk met hen?
EEN VERHAAL VAN DE ZEE.
bewerkt door
ADRLAAN J. HUISMAN.
(Nadruk verboden).
S3)
Daar ben ik heel blij om, antwoordde ze een
voudig. Ik begrijp het wel niet, maar dat moet je
me maar eens een anderen keer uitleggen. Op het
©ogenblik kan ik alleen maar aan jou en aan mezelf
denken. Luister Stephen. Je moe t naar me luiste
ren! Ik heb leeren begrijpen wat ik gedaan heb
toen ik van je wegliep. Het leven is niet mild voor
me geweest. Niet. dat ik armoede heb geleden of
honger. Dat absoluut niet. Mijn kunst heeft in
Amerika altijd groot sucecs gehad en ik heb altijd
zooveel schitterende engagementen kunnen krij
gen als ik maar wilde. Alles, wat ik ooit aan luxe
en genot van het leven verwacht heb, heb ik me
ruimsohoots kunnen permitteeren. Maar toen de
glans van het nieuwe leven af was, toen ik zag
hoeveel klatergoud, hoeveel schoone schijn er in de
wereld is, ben ik tot dieper inzicht gekomen. En
ik heb de eenzaamheid leeren kennen. Altijd rei
zend van de eene plaats naar de andere, altijd on
der menschen, die altijd vreemden bleven, die nooit
#cht wor Ja weldgnt meestal Ja hotels levend,
ik gaan beseffen, wat ik verworpen had. En toen
heeft Gods hand me op dien eenzamen vuurtoren'
geworpenom me mijn eigen kind' te laten zien,
als een bloeiende jonge vrouw, die haar eigen moe
der niet kende. Het was me of God mijn leven ge
spaard had om me zwaarder te straffen dan door
den dood! En wat heb ik van jouw leven gemaakt?
Van zijn woonkamer uit kon Stephen Brand uit
kijken over de zee. Hij zag het dienstvaartuig van
de kustverlichtïng juist uitvaren naar den toren.
Het flitste hem door zijn geest, dat het vandaag
de dag van de aflossing zou zijn geweest, als hij
zijn volle twee maanden op den vuurtoren was ge
bleven.
Volgens zijn eigen verkiezing zou van'caag de
tweede periode van zijn vreemdsoortige en bewo
gen loopbaan een einde hebben genomen. Over een
poosje zou hij dan met Constance en met Enid
als die nog ongetrouwd was geweest de lang
verbeide reis naar het vasteland zijn gaan maken.
Maar de storm was gekomen en de vuurtoren, het
toevluchtsoord, was het centrum geworden van de
krachten, die nog eens opnieuw zijn leven zouden
vormen.
Wat had dit allemaal te beteekenen? Hij bedekte
zijn gezicht met de handen, terwijl de stem van
zijn vrouw sprak, laag, zacht en lieflijk.
Ze moest wel diep gegaan zijn door de vallei der
tranen, daoht Brand, sinds het moment, dat ze als
een zorgelooze vlinder zijn huis was uitgeflad'derd
en vooral sinds den nacht, dat ze een schuilplaats
gevonden had op den toren.
Ze had uitgesproken en een heele poos hing er
een beklemmend zwijgen in de kamer. Eindelijk
feerbi vond Brand woorden!
Toen ik de kamer binnenkwam, zei hij, hoopte
ik een scène te kunnen vermijden, die even na-
deelig voor jou moest zijn als pijnlijk voor mij. Dat
heeft niet zoo mogen zijn. Maar vind je het nu niet
beter, dat we een definitieve afspraak uitstellen?
Je hebt werkelijk al te veel van je krachten ge-
eischt.
Neen, Stephen. Spreek nu. Ik kan de onzeker
heid niet langer dragen!
Het weluitgewerkte plan van de studeerkamer
was in duigen gevallen! Wat moest er van deze
verslagen vrouw worden, als hij haar nu liet heen
gaan, ditmaal op zijn verantwoordelijkheid, naar
een leven van schijn en zwerven en pijnigende een_
zaamheïd, piekerend over een verwoest verleden
met als eenige zonnestraal het telkens verbeiden
van een vluchtig bezoek van haar dochter?
Zijn ziel kwam er tegen in opstand een decreet
van verbanning uit te spreken over deze vrouw, die
opnieuw ir. zijn hoede Was gekomen uit het tumult
van de orkaan. Ze scheen volkomen hulpeloos nu,
zwak en verloren in haar leeï. Toen ze een stra-
Ons nieuw feuilleton
is 'n spannend detectiveverhaal, waarin
een amateur-speurder voor een verras
sende ontknooping weet zorg te dragen
Twintig geslachte varkens in
een gierkelder!
Vier personen gearresteerd.
In samenwerking met de rijkspolitie uit Scha
gen en 't Zand is het de Heldersche politie geluk
vier personen te arresteeren die zich bezig hielde
met het frauduleus slachten van vee.
Zekere T., een boer uit de omgeving van De
Helder, liet varkens vervoeren naar boer S. L. i
de Zijpe, nabij 't Zand, waar, in het holst van de
nacht de dieren door de slagers T., uit Schager
vader en zoon, en een zekeren B. R„ eveneens ui
Schagen, werden geslacht.
Het vleesch van wel twintig dieren, dat, naa
mfen vermoedt, bestemd was voor Heldersche sla
gers, vond men terug inden gierkelder. D
slagersgereedschappen vond men onder een mest
hoop op het erf van boer S. L. Het gestolen vleescl
dat natuurlijk onbruikbaar is voor de consumptie
werd naar de verwerkingsinrichting te Schagei
vervoerd.
Het onderzoek in deze duurt nog voort en mei
verwacht, dat nog meer arrestaties zullen plaat
hebben.
Motorschip in de Lek gezonken.
Dekknecht verdronken.
Maandagmorgen is het 42 ton groote motor
schip van de N.V. Visser en Smits bouwma-
terialennhandel te Papendrecht in de Lek vooi
de gemeente Bergambacht gezonken. Het schil
was geleden met bouwmateriaal en op weg naar
Doetinchem.
Volgens ooggetuigen is het schip te kort over
gehaald, waardoor de golfslag het schip deed
zingen. De 20-jarige dekknecht C. Zegelaar is
van boord gesprongen en verdronken. De schip-
yuer, M. v. d. Graaf uit Papendrecht, wist<
zich met een houtvlot drijvende te houden, tot-^
dat een in de buurt wonende schipper hem met
een roeiboot wist te redden. Het lijk van den
knecht is nog niet gevonden. (N.R.Ct.)
RIJKSONTVANGSTEN EN -UITGAVEN
VOOR 1939.
Bij besluit van den secretaris-generaal van he'
departement van Financiën is bepaald, dat de al-
gemeene rekening van alle rijksontvangsten en
-uitgaven voor het dienstjaar 1939, in afwijking van
het bepaalde in de Comptabiliteitswet, vóór 1 De
cember 1941 aan de Algemeene Rekenkamer ter
goedkeuring wordt toegezonden.
Burgerlijk Pensioenfonds.
De overheidsbijdragen.
Voor 1935 betaalden de overheidslichamen aan
het Burgerlijk Pensioenfonds ten behoeve van de
ambtenaarspensioenen totaal 15 f2 pCt. der salaris
sen. Bij de wet tot verlaging van de openbare, uit
gaven van 29 November 1935 is dit percentage ver
laagd tot 14i/2.
Bij besluit van den secretaris- generaal van het
departement van Financiën is thans de werkings
duur dezer bepaling verlengd met 5 jaren.
Lied over de oorlogsgebeurtenissen
verboden.
De Tel. meldt: Naar wij vernemen, is van hoo-
gerhand opgetreden tegen het verspreiden van de
gramofoonplaten met het smakelooze lied over de
oorlogsgebeurtenissen „Op den Grebbeberg".
Er zijn gramofoonplaten in beslag genomen en
maatregelen getroffen om verderen verkoop stop
te zetten.
Den chansonier is verboden het lied verder ten
gehoore te brengen.
Het verbod treft uitsluitend den Nederland-
schen tekst en niet de melodie, die met de oorspron
kelijke Duitsche woorden uiteraard gespeeld en
gezongen kan worden.
to s
van de Winterhulp Nederland
Winterhulp Nederland, den Haag,
No. 5553. Als bank der Winterhulp
Nederland is aangewezen de Kasver-
eeniging N.V. Amsterdam No. 877a
Stort op 5553 of 877
Dr. E. Heldring:
„Er is geen twijfel aandat deze Winter
grooter ontberingen dan gewoonlijk voor
ons land zal brengen. Wie den noodlijden
den landgenooten daarin door een gave
aan Winterhulp tegemoet komen kan, doe
dit naar zijn vermogen."
lend jong meisje was, had hij haar niet begrepen
en toen ze een bruid van negentien en een moeder
van een-en-twintig was, evenmin. En nu, na zooveel
jaren, begreep hij dit vreemd-gecompliceerde rrien-
schenkmd nog niet. Het eenige wat hij begreep was,
dat zij ongelukkig was en dat hij geroepen was om
haar te helpen. Ze had hem overwonnen door haar
hulpeloosheid.
Stephen Brand stond besluiteloos. Opeens trof
de stap van een paard zijn oor; even later zag hij
Constance uit de dogcart stappen. Zijn vrouw keek
ook raar buiten. Ze hoorden hun dochter lachend
tegen Payne zeggen, dat het haar speet hem niet
voor de lunch te kunnen vragen, omdat de huishou
ding op het oogenblik een beetje in de war was.
Brand voelde een onzekere hand de zijre aanra
ken en een zachte snik vertelde hem, dat Con
stance's moeder schreide.
Hij boog met een beweging, die iets liefkoozends
had.
Schrei niet, zei hij zacht. Ik kan het niet ver
dragen.
Ik kan alles verdrager. Stephen, snikte ze, als
jij me maar toestaat bij je te blijven tot het einde.
Meen je dat, Nanette? stamelde hij ongeloovïg.
Ik heb gebeden, ik durfde bidden, dat het
zoo zou zijn, sinds ik mijn kind gezien heb. Zij
heeft ons weer bij elkaar gebracht. Laten we niet
meer van elkaar gaar, om haar en om mij zelf, als
het nog niet te laat is, Stephen!