Een Hondenleven Nationaal plan voor landontginning bepleit. FLITSEN Uit de Pers. Aspirin 15% KORTING LoUcjenncj Il A A N D A G 6 JANUARI 1941 HAARLE M'S DAGBtAD 3 zijnde Ftagmenien uU het Dagboek IET VREEMDE DIER. Dezer dagen maakte ik kennis met een nieuw Ier. Voor mij was het tenminste nieuw. Niet voor en jongen Baas, die er toevallig bij was en zich ■rmaakte met mijn protest. Want ik protesteerde ;vig. Dit dier neem ik niet, om met den bouvier spreken, die overigens vrijwel niets neemt en et wien je op moet passen net als met zijn vader, e in de buurt van ons vorige huis woonde. [Maar ik dwaal af. Dat nieuwe dier vaart. Het pemt niet voorbij zooals visschen, die zelden aan i oppervlakte durven komen en eenden, die er kijd doodsbang vandoor gaan, maar het vaart, tigzaam en plechtig, als een schip. Het is eigenlijk ilf een soort schip: spierwit, met een krommen last voorop. Daar zit de verwaandste kop aan, en ik ooit gezien heb. Die kop kijkt niet eens jnd, zooals iedere andere. Neen, hij blikt zijde- ogs, uit half geloken oogen, op een manier zoo Joghartig als ik nog nooit gezien heb. Op niets was ik verdacht toen dit verschijnsel lotseling in mijn gezichtsveld kwam. De jonge aas en ik stonden naar een hengelaar te kijken, die iets ving omdat de visschen aan onzen kant voor- szwommen ik rook ze telkens en ineens ver heen dat witte schip met dien pedanten kop erop. j-en was ik verbaasd en toen werd ik woedend, erwaandheid ergert mij altijd, zooals ik tegen den how zei toenmaar dat is een andere historie. ie komt later. Enfin, ik stoof naar den waterkant i blafte mijn zwaarste dreigementen en scheid porden. Maar dat witte schip ging niet aan den lal. Het schrok zelfs heelemaal niet. Het liet alleen |n rechter ooglid nog wat minachtender zakken, rodat ik razend werd en bijna te water was ge- irongen om het te lijf te gaan. Maar de kou bracht ij bijtijds daarvan terug. En het schip wendde mij jn opgesmukten achtersteven toe en voer verder, gerlijk langzaam, onder de brug door naar den jver. Ik vloog daarheen en rende mee langs den el, over het gazon. Het verwaardigde mij met ien blik. Het scheen volstrekt niet te beseffen wie ben: een ras-teckel en de meest-gevreesde en ielste hond uit de heele laanwat blaf ik: uit heele buurt! Tenslotte ging ik heesch en ver- oeid naar huis maar kon toch niet nalaten, in in tuin te wachten tot het ongehoorde verschijnsel rug zou komen, pinnen een kwartier kwam het werkelijk de :ug uit. Weer even statig en afgemeten voer het hort, met een snuit alsof het zelf de Koning der leren was inplaats van den Leeuw, dien ik nooit ge en heb maar van wien de Baas zegt dat hij is mand, die bang is voor niemand. En met zijn tan- in durft hij wel de heele wereld aanranden. Dit hip leek ook bang voor niemand, maar tanden in eenige beteekenis had het zeker niet in zijn immen platten snavel. Dus probeerde ik het op- euw met dreigementen. Ik blafte als een dolle en leet er de persoonlijkste beleedigingen uit, die de Erenwereld kent. Maar het schrok niet. En toen, eens, veranderde het van koers en kwam recht I den wal en op mij af. Ik zette mij al schrap om jt een geduchte ontvangst te bereidentoen gon het nijdig te sissen, alsof het stoom maakte, pnste in het water en heesch zijn witte zeilen ar werd het een vliegtuig en raasde op mij af! Zelden heb ik zóó geloopen. Ik snorde den hoek 1 en de laan door, alsof de Leeuw zelf mij op de elen zat. Ik rende tót het eind en keek toen pas i. Er was niets te zien. Tusschen de huizen door n ik voorzichtig naar de vaart geslopen en heb m afgeloerd, door de takken van een wintersche luik heen. Daar kwam het witte schip waarachtig ter statig aanvaren, midden door het water, alles l zich heen verwaten negeerend. Ik staarde ernaar vroeg mij af of het niet zou stiklfen van ver- andheid. Maar het stikte niet. Het boog zijn immen mast, of hals als je wilt, Baas, op een teerende manier, net alsof het zichzelf bar mooi fid. Ik hoopte bijna dat de Leeuw ineens ver fijnen zou, ofschoon ik hem vrees. Hij tenminste p dit wezen een schrik op het lijf jagen en hem Idelijk maken wie de Koning der Dieren is. Maar jLeeuw komt blijkbaar nooit in Heemstede. Ik ging mismoedig naar huis, mij b»rwust van een perlaag. Daar ontvingen ze mij natuurlijk met ach, Baas, net als jij nou lacht en zeiden dat het ii zwaan was en een prachtige vogel en dat ■and er muziek op had gemaakt, hetgeen er mij meer tegen innam want je weet hoe ik over :iek denk. Maar toen zeiden ze dat het muziek [het sterven van de zwaan was en dat kon ik mij e begrijpen want. grrr! En dat er een dame geweest die het sterven van de zwaan zoo mooi nagedaan. Toen strekte ik mij net uit op het irdkleedje, met het instinct dat des teckels is als ischen aan het lachen moeten worden gemaakt, j ze schaterden van het lachen en zeiden dat het El gracieus was, bijna even goed als van die bie en noemden mij Pavlovus, waarvan ik niets trijp. Mij niet gezien. Ik heet Tom. kis je nu uilgelachen bent, Baas, schrijf het f op. Jo s van de Winterhulp Nederland Winterhulp Nederland, den Haag. No. 5553. Als bank dei Winterhulp Nederland is aangewezen de Kasver. eeniging N.V. Amsterdam No. 877. Stort op 5553 of 877 iLiorg voor onze natuurruimten een gemeenschapsbelang Regeling van de bebouwing in plattelandsgemeenten noodig Te Amsterdam is Zaterdagmiddag de 16e Mo numentendag gehouden, welke onder auspiciën staat van de Commissie voor den Monumentendag onder voorzitterschap van prof. dr. A. W. Bijvanck. In zijn openingsrede heette de voorzitter in het bijzonder welkom den secretaris-generaal van het departement van opvoeding, prol', dr. J. van Dam. Prof. Bijvanck zette uiteen waarom voor deze bijeenkomst 't onderwerp „Landelijke bouwkunst natuurschoon bij cultuur-technische werken" m be handeling genomen was. Spr. bracht onder de aan dacht hoe drie eischen de deelnemers aan dezen dag, dus daarmede degenen die aan de monumen tenzorg en de natuurbescherming deelnemen moeten bezighouden. Ten eerste, dat geen vernietiging plaats heeft van onvergankelijke schoonheid ten tweede geen vernietiging van die schoonheid welke niet behoeft te worden opgeofferd en ten slotte geen vernietiging van die schoonheid, welke het. ontstaan van nieuw schoon kan bevorderen of medebrengen. Hierna was het woord aan den heer J. W. Ver- denius, stedebouwkundig architect te Hatlem en leider van het streekplan Noord-West Overijsel, die een voordracht hield over „Vaste richtlijnen voor de bescherming van ons naluurbezit en bij het ont staan van het nieuwe landschap". Deze wees erop, dat er in ons land een ontstellend gebrek aan cul tuurland is. Dit blijkt uit het feit, dat onze bevol king van 19031940 met circa 60 pCt. toenam en de cultuurgrond slechts met ongeveer 20 pCl. Uitvoerig besprak de heer Verdenius vervolgens de vraag of door ontginning aan den steeds sterker wordenden roep om meer land tegemoet gekomen kan worden. Zijn conclusie was, dat dit in verhou ding tot de vraag, zelfs al werd alle natuurruimte geofferd, niet mogelijk is. In verband daarmede is het nationaal belang het probleem zonder of met weinig grond in studie te nemen, temeer daal de nieuw ontgonnen en de op de zee gewonnen rronden vrijwel geheel voor grootbedrijf gereser veerd worden. Zoo zijn er bijv. 167.000 grondgebruikers, die een landbouwbedrijf exploiteeren met minder dan 1 H.A. grond. 63.000 minder dan 5 H.A.. 50.006 minder dan 10 H.A. grond en slechts 55.000 die meer dan 10 H.A. tot hun beschikking hebber.. Slechts 1 van de 6 a 7-boeren heeft genoeg land om op te kunnen bestaan. En van jaar tot jaar wordt de achterstand grooter. Daarom bepleitte spr. een nationaal plan. Het is niet juist om onder suggestie van don cultuur-technischen dienst ons te troosten met de gedachte, dat wij er al ontginnende en inpolderende wel zullen komen. Wij waren eenmaal een agra risch land, maar kunnen het niet meer zijn, omdat onze bevolking sindsdien met meer dan 100 pCt. steeg en onze cultuurgronden slechts met circa 20 pCt. Wij dienen derhalve te erkennen, dat wij zoo doorgaande onvermijdelijk vastloopen. Wij zullen ons op een beteren weg moeten bezinnen. Veel na tuurschoon is inmiddels geofferd, veel landschaps- schoon door de versnippering onzer gronden ver dwenen. Vervolgens kwam het onderwerp, ruilverkaveling ter sprake. Versnippering der gronden wordt hier mede niet voorkomen, aldus spr. Niets belet immers den eigenaar, zoodra hij zijn nieuw, gunstiger ver kaveld perceel heeft gekregen, tot verdere ver kaveling over te gaan. Daar nu het ruilverkave lingsplan zooveel mogelijk het doel nastreeft, dat elk perceel, ook al is het nog zoo klein, aan een weg komt te liggen, verwacht spr. van de bestaande, regeling weinig goeds voor de volkshuisvesting en het landscshap beide, tenzij aan het ruilverkave lingsplan vooraf moet gaan een uitbreidingsplan of een streekplan. Aan de uitvoering van elk cultuur-technisch werk behoort z.i. trouwens deze voorwaarde te worden gesteld. De regeering overwege maatregelen om de verdere versnippering van het landelijk gebied tegen te gaan, en zie de mogelijkheid van samen voeging van kleine perceelen onder het oog. Spr. betreurde, dat de „Twiske" verloren dreigt te gaan. Hoe het ook afloopt, met dit prachtige recreatiegebied voor Amsterdam en Zaandam, er zal met reden kunnen worden verklaard, dat hiel de verkeerde weg is gevolgd. Reeds lang had een streekplan voor Noord-Holland het vraagstuk van de bodembestemming moeten voorbereiden, al sind lang richtlijnen moeten vaststellen, niet alleen voor dit belangrijke watersportgebied, maar tevens voor de aangrenzende poldergebieden der Zuiderzeewerken. De invloed van een groot ontginningsplan blijft immers niet beperkt tot het te bewerken gebied, doch strekt zich uit over de randgebieden, dikwijls over de geheele provincie. Spr. betreurde, dat nog steeds niet voldoende regelend wordt opgetreden ten aanzien van de be bouwing. In talrijke gemeenten waaronder vele van 10.000 inwoners, bouwt men maar in het landelijk gebied aan verharde en onverharde wegen, in bosch en veld tusschen de agrarische bedrijven in, tot groote schade van de cultuurwaarde onzer gronden. Hij vestigde te dezen aanzien de aandacht op de randgebieden der Veluwe en Twente, waar reeds honderden H.A. bosch door bebouwing zijn bedor ven. Spr. kwam tenslotte tot de volgende conclusies: door de vaststelling van een nationaal plan zal op grond van het algemeen belang moeten worden bepaald, welke gronden wel en welke niet, zullen mogen worden ontgonnen: de voorzorg voor onze natuurruimten is een na tionaal belang, de regeering strekke hierover zoo veel mogelijk haar bescherming uit; ten einde de bebouwing vooral in onze platte landsgemeenten zoo spoedig mogelijk te kunnen regelen, stelle de regeering de nieuwe woningwet ast: het wettelijk streekplan worde algemeen nood zakelijk verklaard. Cultuur-technische werken zul len alleen mogen worden uitgevoerd mits zij ge toetst zijn aan de richtlijnen van streekplan en uit breidingsplan; voor alle cultuurtechnische wei-ken zal de mede werking van een, door de regeering als zoodanig erkend, landschaparchitect verplicht moeten wor den gesteld. Na den heer Verdenius sprak de heer J. F. Berg hoef, architect, over: „De zorg voor de landelijke bouwkunst". Slot defect? Tel. 11493 (eSleutelspecialist.L.Veerstr. 10 NIEUWE SERIE No 195 Een dilemma Van Epscheuten kwam veel te laat op het jaar- lijksche eetpartqtje met de oude schoolvrienden, omdat hij tijdens het verkleeden noodzakelijk om zijn pak te halen de gang moest oversteken, waar een dame zat te wachten op de thuiskomst van zijn vrouw, wie zij stalen van gordijnen wou toonen. (Adv Ingez Af cd Groote Flacon II. 1.25 Bjjsma-Rex Ons heem. ..Het. Huisgezin" schrijft: ..Het is een oude wijsheid, die zegt, dat een kruik den geur behoudt van het vocht, waarmee ze voor het eerst werd gevuld; op de opvoeding toegepast, wil dit zeggen, dat de indrukken ont vangen in de eerste kinderjaren onuitwischbaar zijn. Dit besef is 't, dat in de laatste jaren weer sterker naar voren is gekomen en de aandacht heeft gericht op de omgeving, waarin het kind opgroeit, den huiselijken kring en het wereldje daarbuiten, samengevat in het begrip „heem'-. Het zijn de huiselijke gewoonten en de volks gebruiken van de woonplaats en hun vormenden invloed op den prillen geest van het kind, die, voorwerp geworden van zorgvuldige studie, ons hun beslissende beteekenis voor richting en gang van 't leven helderder in 't bewustzijn zijn komen te staan. Hier is traditie in den besten zin van het woord: overdracht van levenswijze, maar gedra gen door gevoelens, overtuigingen, begeerten en strevingen, die aan de ervaring en het in zicht van vroegere geslachten getoetst, besten digheid toekomt tegenover de wisselvalligheden van het leven en daarom den enkeling een steun bieden in zijn pogen door den stroom der veranderlijke verschijnselen vol onzekerheden een recht op het levensdoel gerichten weg te gaan." Onderwijs en eenheid. Het Nederlandsch Dagblad is van oordeel, dat de luide en herhaalde roep om meer eenheid in ons volk niet beantwoord aan een even krachtigen drang naar deze eenheid. Een soort schuwe voorzichtigheid remt den drang naar volkseenheid aldus meent hpt blad. „Deze rem kan alleen losgemaakt worden door het aanbrengen van een helderder begrip en vooral door het zuiver en eerlijk stellen van het probleem. Zoolang er om eenheid geroepen wordt om d<? werkelijke bedoelingen van baatzucht te bedekken, zoolang de mantel der eenheid slechts dient om bepaalde partijbelangen 'ze zijn er misschien nóg en ze zijn er zeker wéér!te ver bergen. zal al het geroep zonder echo blijven. De eenheids-bezweerders mqjen er verder op bedacht zijn, dat hun eenheid niet tot geestelijke ■hoï&lit&uis! (Adv. Ingez. Med.) verarming en vervlakking van ons volk voert. Dat de tafeltennissers en wandelaars en zoetwater hengelaars wegwerkten wat hun wereldjes verdeelde en hun bestuurderen dooreen klutsten, is allemaal toe te juichen, al heeft dat dan ook niets met de eenheid van ons volk te maken. Dat ons volk samen en verbonden zijn toekomst moet bouwen, in onderlinge trouw en dienstvaardig heid, is een eisch van het leven. Dat er met zorg opgetrokken staketsels en geliefde omhei ningen moeten worden gesloopt en neergehaald, wie zou dat ontkennen? Maar men kan zooveel en zoolang over een heid voorttheoretiseeren, dat men met alle geest- drifr op weg is naar de steriliteit van een woes tijn." De eenheidsroep voor het onderwijs bespre kende schrijft het blad dan: ..Nu komen de eenheidsbezweerders aangetre den en eischen dat de Nederlandsche school één zal zijn. Wenschen zij dat ons volk zijn onderscheide ne godsdienstige overtuigingen zal mengen tot een waardeloos christelijk vernisje? Zoo ja, dan dienen zij met dezen wensch on omwonden voor den dag te komen. Zoo neen, dan moeten de ouders op hun recht blijven staan en voor hun kinderen een opvoe ding blijven eischen. die rechtstreeks aansluit bij de opvoeding in het gezin. Wat is daar eigenlijk op, tegen?" Tenslotte wijst het blad er op. dat een school, die den Godsdienst buiten haar opvoeding houdt aan de eenheid tekort doet door een zeer voornamen factor van onderlingen eerbied uit te schakelen. Het bijzonder onderwijs behoeft naar de meening van het blad niet noodzakelij kerwijs tot splitsing te leiden. Tijdelijk op Stoomen en Verven DE WINTER ALS KUNSTENAAR. IJs-formaties bij den aanleg steiger. (Foto Pax Holland.) WAT VOOR WEER KRIJGEN WE? De visscher is goed bekend met de wisselvalligheden van het Hollandsch klimaat en in deze dagen is de weersverwachting het gesprek van den dag. (Foto Pax Holland.) Groote Houtstraat 5a (Adv. Ingez. Med.) Lijk van Engelschcn vlieger aangespoeld. Op het noorderstrand van Schiermonnikoog nabij het badhotel is het lijk aangespoeld van een Engelschen vlieger. De vlieger droeg over zijn uitrus ting nog een zwemvest. Het stoffelijk overschot zal op het kerkhof „Vredenhof" ter aarde worden be steld. De invoer van cellulose. Van bevoegde zijde wordt er de aandacht op ge vestigd, dat de in de pers geuite vrees, dat de voor invoer van cellulose uit Scandinavië naar Neder land gestelde contingenten om redenen van devie- zenpolitiek niet zouden kunnen worden gebruikt, ongegrond is. De vastgestelde contingenten cellu lose zijn integendeel geheel door betalingsmoge lijkheden gedekt. (ANP).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5