Moord op kasteel Entzberg Nieuwe Uitgaven. eo avonturen van Dirck Volckertsz. Coornhert MAANDAG 13 JANUARI 1941' HA ARE EM'S DAGBEAD Het Technisch Gilde in Nederland. Bijeenkomst in Den Haag. In Pulchri Studio te 's-Gravenhage heeft het onlangs opgerichte Technische Gilde in Nederland in samenwerking met het eveneens pas opgerichte Nederlandsche Architecten Gilde een druk be zochte bijeenkomst gehouden. Zij stond onder leiding van den secretaris-pen ningmeester van het technische gilde, den heer J. M. Figee. die de aanwezigen bij den aanvang dei- vergadering verwelkomde, waarbij hij zich in het bijzonder richtte tot dr. T. Goedewaagen, secre taris-generaal van het departement van Volks voorlichting en Kunsten, prof. dr. G. A. S. Snijder, voorzitter van den Nederlandschen Cultuurkring en tot eenige Duitsche autoriteiten, die als gasten de bijeenkomst bijwoonden. Dr. ing. W. A. Herweyer, leider van het Tech nisch Gilde in Nederland, hield veiwolgens een rede waarin hij allereerst betoogde, dat de technici ir den nieuwen opbouw een groot aandeel zullen heb ben. In het verleden waren voor een groot deel d« rechtskundigen toonaangevend. Tot voor kort zoo ging spr. verder was men bevangen door theoi-etische vrijheids- en ge lijkheidsbegrippen. welke ondanks hun verstande lijk logischen opbouw in strijd waren met de in werkelijkheid aanwezige, natuurlijke, o.a. biologi sche feiten. In plaats van de starre, levensvreemde rege lingen 'van het voorbije tijdperk zal in de toekomst vooral de technicus de voorkomende vraagstukker practisch regelen. De technicus is ook het meest doordrongen van den omvang der nieuwe technische mogelijkheden van dezen tijd, welke diepgaande veranderingen in de sociale en politieke machtsverhoudingen ten gevolge zullen hebben en welke onaantastbaar schijnende machten tot in hun diepste grondvesten beroeren. Een werkgemeenschap van „techniek, volk en cultuur" zal de techniek organisch in het volksleven moeten voegen. In plaats van een afbrekende, ver deeldheid zaaiende politiek, wil het Technisch Gilde, door het welzijn van de technische beroeps stand te bevorderen als organisch deel van de volks gemeenschap, een politiek van „dienst aan het volk" voeren. In Ned.-Indië en Zuid-Afrika, waar Nederlandsche technici reeds zooveel presteerden, ligt ook nu nog een groote toekomst voor onze technische jeugd. Met Vlaanderen moge ook door nauwere aanhaling der banden op technisch ge bied onze lotsgemeenschap groeien. Voor de architecten is in samenwerking met den Nederlandschen cultuurkring het „Nedarlandsch architecten gilde" opgericht. De organisator is dr. ir. G. A. C. Blok, voorzitter van den selectie- raad voor den architectentitel is dr. F. A. J. Ver meulen. Het Technische Gilde ziet met instemming de jongste ontwikkeling bij het N.V.V., dat volgens spreker de hoeksteen zal zijn bij den opbouw van het groote Nederlandsche werkersfront. Met het N.V.V. werd samenwerking op sociaal gebied over eengekomen. Er wordt gehoopt, dat het Kon. Instituut van Ingenieurs en de andere groote technische organi saties spoedig voldoende begrip zullen toonen en hun medewerking zullen willen verleenen. Spreker waarschuwde deze vereenigingen uitdrukkelijk tegen het meedoen aan acties welke zijn opzet om de nieuwe orde te saboteeren. Hierdoor Wordt het voortbestaan dezer vereenigingen in gevaar ge bracht. Het Technische Gilde wil alle ingenieurs met en zonder diploma, M.T.S.'s enz. samenbrengen. Een afzonderlijke groep zal de meesters der bedrijven en uit het ambacht omvatten. Zij allen zullen kame raadschappelijk moeten samenwerken om zoo ons bedrijfsleven tot bloei te brengen. Dr. F. A. J. Vermeulen, de tweede spreker, gaf hierna een overzicht van de totstandkoming en het doel van het Nederlandsch architectengilde, De derde en laatste spreker, ir. W. L. Z. van der Vegte, gaf een belangwekkend, historisch over zicht van de ontwikkeling der techniek. (A.N.P.) Gedwongen afgifte van specerijen? Met het doel tot herbevoorrading te komen. In de Staatscourant van 24 December j.l. is op genomen crisis-specerijenbesluit 1940. De tekst van dit besluit stemt, behoudens het ingevoegde arti kel 3, overeen met die van het in het Verordenin genblad van 20 Juni j.l. afgekondigde eerste uit voeringsbesluit van den secretaris-generaal van hel departement van landbouw en visscherij Ingevolge dit artikel 3 kan door gedwongen af gifte een herbevoorrading van den hier te lande aanwezigen voorraad specerijen geschieden, met naar men het A.N.P. van bevoegde zijde mededeelt het doel de specerijen tegen van overheidswege vastgestelde prijzen ter beschikking van de con sumenten te kunnen stellen. (ANP) Politik und Seele Hollands door dr. H. Krekel. Onder dezen titel is een boekje verschenen met opstellen van dr. H. Krekel over staatkundige en cultureele onderwerpen uit de geschiedenis van ons land. De artikelen verschenen in de periode zomer 1936—voorjaar 1939 in de „Deutsche Wochenzei- tung für die Niederlande", die ook de uitgeefster van het boekje is. Kindermaaltijden te Amsterdam. „Grüne Polizei" ontving 2500 kleine gasten. Het A.N.P. meldt: Vijf en twintig honderd Am- sterdamsche kinderen jongens en meisjes tus- sohen 6 en 9 jaar uit alle deelen van de stad zijn Zondag in opdracht van den Rijkscommissa ris in het Koloniaal Instituut en in de Burger school te Amsterdam de gasten geweest van de Grüne Polizei". Het waren kinderen, die op weekdagen van kin dervoeding dagelijks op school een warmen maaltijd krijgen. De Rijkscommissaris bood hun dit nu ook op Zondag aan en had de mannen van de „Grüne Polizei" bevel gegeven deze maaltijden te verzorgen. Zoowel de kinderen als de soldaten waren hiermede zeer blij. De kinderen omdat zij een lekkeren warmen maaltijd zeker nooit afslaan, vooral niet wanneer hun gastheeren er een feest van maken, en de soldaten omdat zij gaarne het jonge goed een feest bereiden. Ondanks het feit dat er bijna driemaal zoo veel gegadigden verschenen dan er zich hadden aan gemeld men had op 1000 jeugdige gasten ge rekend. doch het bleek dat vrijwel allen een zusje, een broertje, een buurmeisje of -jongetje of een vriendje hadden meegenomen was er volop eten voor de 'kinderen, al moesten de soldaten daarvoor een offer brengen, het offer van hun warmen maaltijd. Want die peuzelden de kleine bengels mee op. Met veel plezier werd dit offer gebracht. „Wanneer wij gasten krijgen, zullen zij het ook goed hebben en een dagje alleen brood is dit feest ons wel waard. De linzen met aard appelen en volop vleesch is de kleuters van harte gegund", aldus verzekerde majoor Bensko, de commandant der „Grüne Polizei". Helder klonken de vroolijke opgewekte kinder stemmen in de marmeren hal van het museum en de ruime gymnastiekzaal van de school. Aanvan kelijk was het heelemaal niet de bedoeling ge weest, dat deze school ook gebruikt zou worden, doch toen de animo zoo groot bleek, dat het Ko loniaal Instituut te klein was om al die hongerige bengels een plaatsje te geven, werd haastig het jymnastieklokaal met vlaggen en bloemen ver sierd en als eetzaal ingericht. Het menu bestond uit macaronisoep. De lange slierten versohaften den kleinen monden wel eens moeilijkheden en de lepel alleen was soms niet voldoende doch het smaakte voortreffelijk en als het erg moeilijk werd. dan schoot een soldaat toe, die zijn kleine vriend of vriendin de helpende hand bood. Van half elf af reden de auto's der „Grüne Polizei" af en aan van de verzamelplaatsen bij het Muiderpoortstation voor kinderen uit de Dap- perbuurt. de Indische buurt en de Oosterpark- buurt, bij de Westermarkt voor kinderen uit de Jordaan, bij het Sarphatipark voor kinderen uit Zuid en bij het Mariniersplein voor kinderen van de Eilanden en het Oostelijk deel der binnenstad. Steeds weer kwamen er nieuwe en dus hongerige kinderen binnen die plaatsnamen op de stoelen, waar zoojuist een vriendje zijn honger had ge stild. Leden van het politiecorps droegen het stoffelijk overschot van den heer Ploegmakers, den overleden burgemeester van Oss, grafwaarts. (Foto Het Zuiden.) Pas tegen half twee hield deze bedrijvige en luid snaterende en zingende stroom kleuters op. Tot spijt van de manschappen en hun officieren, die in enkele uren talrijke vrienden hebben gemaakt. Het koor van de „Grüne Polizei" en enkele har monicaspelers luisterden den maaltijd op. Er stonden bloemen op de tafels en allerwege waren opgewekte gezichten. Met verlangen zullen velen uitkijken naar een herhaling, die ongetwijfeld zal komen. De „Grüne Polizei" is een vriend der kinderen; nooit werd dit overtuigender getoond dan Zondag. TE ROTTERDAM. In een school aan den Mathenesserdijk te Rot terdam werden door de „Grüne Polizei" 500 kin deren onthaald. Het hoogtepunt van den middag voor deze Rot- terdamsche kinderen was ongetwijfeld het bezoek, dat de Rijkscommissaris en mevrouw Seyss-Inquart alsmede de commissaris-generaal voor de bijzondere aangelegenheden, Oberdienstleider Smidt de gevol machtigde der Rijkscommissaris te R'dam, dr. Völ- ckers en later ook nog de commandant van de Sicher heitspolizei in Nederland, generaal Schumann, aan de feestende kinderen brachten. Zij onthaalden hen op groote reepen chocolade en dat dit extra geschenk op prijs werd gesteld, behoeft nauwelijks te worden vermeld. De Rijkscommissaris en de leden van zijn gezel schap hadden tevoren tezamen met de Rijksduit- schers in Rotterdam in „Monopole" aangezeten aan een éénschotelmaaltijd, welke de Rijksduit- schers Zondag in geheel ons land hebben aange richt Toen de Rijkscommissaris de feestelijk ingerichte „eetzaal" binnentrad, werd hem door een der jongens namens ai de andere dischgenootjes een tuil rozen overhandigd. Hartelijke woorden van dank voor dezen maaltijd voegde hij er aan toe en zij vertrolkten zeker ook de gevoelens van de andere kinderen, voor wie deze dag zoo onnoemelijk vee] heeft bcteekend. In den Haag zijn in de groote zaal van den Dierentuin 1200 kinderen gespijzigd. Na afloop van dezen maaltijd werd den ouders der kinderen, ongeveer 170, in de rotonde eenzelfde menu voor gezet. In Arnhem zijn 340 kinderen onthaald. VOOR DE KINDEREN Nanr I I A Couwrn.ur .n „ronluw. ,.on Mijnh.cr PrlH.fc... Tétlening uon Aar. uan Eu.i/l. Plots wordt het helder in zijn geest: „Wat ben ik altijd dom geweestl Ben ik een boon Ik vlucht gewoon! Een brief voor Zuster laat ik achter, Dat maakt het afscheid voor haar zachter! Dus laat ons Prikkie zich niet kennen En gaat nu vlijtig aan het pennen. En poes kijkt alles ernstig aan En denkt: ik hoop maar, dat 't zal gaan „Zus, ik ga heen, 'k wil wat beleven" Dit en veel meer heeft Prik geschreven Lezing van prof. dr. B. Becke in Teylers Stichting. Zaterdagmiddag heeft prof. dr. B. Becker Amsterdam in Teylers-Stichting te Haarlem voordracht gehouden over Dirck Volckertsz. Co< hert (1522—1590). Twee maanden geleden, aldus spr., heeft i alom in den lande in woord en schrift de 35 verjaring herdacht van den sterfdag van D Volckertsz. Coornhert. Calvijn, die Coornhert een van zijn geschriften fel heeft bestreden, h( te dal de herinnering aan zijn tegenstander zou blijven voortleven: „Aangezier God dergei menschen uit het boek des levens dreigt uit te gen. is het zaak dat de herinnering aan hen op aarde wordt uiteewischt". Die hoop is nie vervulling gegaan. Wel heeft Coornhert gede< lijk gelijk gehad, toer hij voorspelde, dat hij „U ghenoegh, buyten oft in de kiste, verghete sal ghen uyt 's vólcx memoriën". Dat geldt niet de eerste helft der 17e eeuw, toen vele va/n zijn schriften herdrukt werden of 'voor het eers druk verschenen, toen de Amsterdamsche b handelaar J. A. Colom een folio-uitgave in deelen van Coornbert's werken aandurfde. P reeds een dertigtal jaren later vroeg de Leid hoogleeraar Hoornbeek zich af, wie Coornth geschriften zóó op prijs zou stellen dat hij ze willen koopen of lezen: hij zou toch slechts tijd. vlijt en geld verspillen. Het heeft inden 200 jaar geduurd eer Jan ten Brink's boek de dacht der Neerlandici en theologen op den sc! ver der „Wellevenskunste" vestigde. Sinds hebben Nederlandsohe en bivitenlandsche gelee hem bestudeerd. Coombert was een veelzijdig en begaafd i een moedig, volhardend, waarheidlievend stri die om de idee van vrijheid' en verdraagzaam te verdedigen op zijn 50ste jaar in het strijd trad en nog op zijn sterfbed een laatste p'lei schreef tegen de kettervervolging. Spreker sch zijn veelbewogen leven en zette vervolgens Co hert's denkbeelden omtrent de gewetenswij; verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid uiteer Coornbert's strijd voor godsdienstvrijheid eigenlijk nog meer geweest dan wat wij tegenv dig hieronder verstaan. Voor hem was de vrij van het geloof onafscheidelijk verbonden met vrijheid van woord en pers. Met het probleem van die onderlinge verdi zaamlheid heeft Coornhert zich veel minder 1 gehouden-. Men heeft hem soms verweten dat zelf, de kampioen der verdraagzaamheid, or draagzaam was: Zoodra iemand, zij het Gert meerde, of Doopsgezinde, of Davidjoris of 1 drikniclaiet, of Spiritualist, of Libertijn iets ze schreef waarmee Coornhert het niet eens greep hij raar de pen en schreef een brief, brochure of een boek. Allerbelangrijkst is ook in Coornbert's strijd optreden het verschil dat hij maakt tussohen soon" en „opinie". Aan de Delftsche prediks schreef hij: „Niet uw persoon, maar uw voorn< van 't ketterdooden was bij mij wederschrifi en land verderf elij k genoemd; de bloedige o tast ik aan, niet de autores er van". Bij de bestrijding van iemands "Vrkbeelden I Coornhert steeds rekening met de mensche waardigheid van zijn tegenstanders. In het tweede gedeelte van zijn lezing trai prof. Becker tot de kern van Coonnhert's ged tenwereld door te dringen door zijn verhouding een te zetten tot het katholicisme, orthodoxe testantisme, spiritualisme, humanisme en mystiek. Spr. liet ook enkele lichtbeelden zien: porto van Coornhert, zijn notarismerk en handteeke en ook het grafschrift in de St. Janskerk te G met Spiegel's bekende verzen. Spr. wees er oj de verkeerde sterfdatum (9 Oct. i. pl. v. 29 Oct de spelling bewijzen, dat het inschrift van jon| datum is. Reeds in het begin der 18e eeuw \i in een beschrijving der stad Gouda vermeld, Spiegels grafschrift „weleer op de zark van Folkersz. Coornhert" te lezen was. Volgens mededeel ing van den heer Lunenburg, koster de St. Janskerk in de eerste helft der 19e eeuw het inschrift hersteld zijn na een bezoek, dat j Paulowna, toen nog Kroonprinses der Nederla! aan de St. Janskerk bracht (dus nog vóór 1 Na de kerk en de glazen bezichtigd te hebber zij tegen de notabelen en kerkvoogden gezegd ben: „Wijst mij nu ook nog het graf van Coon eens aar". Allen stonden verbaasd en vert omdat niemand iets daarvan wist. Na het ve van de Kroonprinses ging men aan het zoeken, de uitgesleten grafsteen en liet de inscriptie stellen. Spr. was verheugd dat een lardgenoote van reeds meer dan 100 jaar geleden belang in O hert stelde, waaruit men echter niet af moes' den dat de schrijver der „Wellevenskunste" bi der populair in Rusland was. Indien eens bl mocht, dat Anna Paulowna de Nederlandsche en letterkunde bij orof. M. Siegenbeek geleerd dan zou een plausibele verklaring voor haar langstelling in Coornhert gevonden zijn^Sieger toch is degene geweest, die voor het eerst in d eeuw een uitvoerig opstel aan Coornhert wi „Over de verdiensten van D. V. Coornhert als schrijver". (Museum, 1812). 9) PETER PAUL BERTRAM. „Is er een foto gemaakt en zijn de vingerafdruk ken van den doode genomen?", vroeg Buschroitner aan den anderen man. „Jawel, commissaris". „Laat het dan maar weghalen. Bel me even op als je met de sectie klaar bent". Dr. Geier knikte den commissaris toe en ging heen. „En u, hebt u iets gevonden?" De beambte knikte. „Vingerafdukken van den doode, en andere, min of meer uitgeveegde. Het handvat van het wapen vertoont geen sporen". „En dat noemt u iets?" Geen voetsporen op het kleed? Niets anders?" De beambte schudde het hoofd. „Enfin, dan kunnen we er ook niets aan doen. Blijft u nog, misschien vinden we nog iets". „Jawel, commissaris". Een inspecteur kwam binnen. „Hier is de inventaris van de bezittingen van den doode, commissaris". Hij overhandigde een lijst. „En hier zijn de voorwerpen van waarde, porte feuille en portemonnaie. Twee honderd zeven en zestig schilling en drie en tachtig groschen". Hij legde een envelop op tafel. Buschroitner haalde een paar handschoenen uit zijn zak, trok die aan en nam de portefeuille uit de envelop. In een vakje bevond zich een notitie boekje met rekeningen. Hij bladerde het door en begon op een stukje papier te rekenen. „Als de rekeningen van den man kloppen, dan moeten er drie honderd schilling meer zijn", wendde hij zich tot den griffier. „Maak daar een aanteeke- ning van, Zeilmoser!" En toen de agent binnenkwam droeg hij hem op den deskundige voor vingerafdruk ken te roepen. De beambte was er spoedig. „Raak dit ding niet zonder handschoenen aan", zei Buschroitner „en onderzoek de portefeuille en ieder stukje papier er in op vingerafdrukken. Er ontbreken waarschijnlijk drie honderd schilling. Als iemand die .gestolen heeft, moet hij de portefeuille in de hand gehad hebben. Misschien vindt u iets. En zeg dan tegen Zeilmoser, dat hij mevrouw Fech- ner brengt". De beambte nam de envelop in ont vangst en ging heen. Mathilde Fechner zonk in een stoel tegenover den commissaris, alsof ze in een stoel van een tand arts ging zitten. Dat zij de rol van demonische vrouw zou spelen om wie moorden gepleegd werden, had haar verrast. Daarom had zij ook onmiddellijk een streng Engelsch costuum aan getrokken met een heerenblouse. Ze had ook de 'rouge van haar wan gen geveegd en er met okerkleurige poeder een in teressant tintje aan gegeven. Dat kwam overeen met haar voorstelling van een vampier. De vragen omtrent haar persoonlijke omstandig heden beantwoordde ze achteloos en verveeld. Eerst toen Buschroitner over Von Ghetaldi begon te spre ken toonde ze belangstelling. „Ik heb Felix pas bij het begin van deze reis leeren kennen", zei ze. „Hij was een volmaakt ca valier, waarlijk een heer. Het zou nooit bij hem op gekomen zijn een dame in een compromitteerende situatie te brengen'. „Men zegt, mevrouw", zei Buschroitner, „dat de vermoorde den heer Duschinsky aanleiding tot ja loezie gegeven zou hebben". „Och, Duschinsky was jaloersch op Felix, maar had hij er het recht niet toe. Ik heb hem nooit, aanleiding gegeven om te vermoeden, dat ik meer dandat hij meer dan een goede vriend van mij wasik bedoel.... hij had geen recht begrijpt u me commissaris?" Buschroitner glimlachte. „Ik begrijp het vol komen. In onze ambtelijke taal zou het heeten. dat u met den heer Duschinsky niet verloofd was. En hoe was uw verhouding tot den vermoorde?" Mathilde Fechner verkreukelde een klein zak doekje, Wat gebruikten die politiemenschen toch een onaangename woorden. „De arme Felix!", zuchtte ze. Toen we in Weenen instapten voelde ik direct dat ik hem aantrok. Een vrouw merkt dat instinctief. Maar hij was een vol maakte heer, zeer terughoudend. En zoo attent!" Ze keek smartelijk voor zich heen. „Het is zoo moeilijk te zeggen. Felix was verliefd op me, of schoon ik hem waarlijk niet aangemoedigd heb» dat kunt u van me aannemen, commissaris. Ik kende hem tenslotte nauwelijks en een dame moet voorzichtig zijn. En toen hij merkte dat de heer Duschinsky jaloersch werd, heeft hij zich terug getrokken. Felix zou nooit een dame gecompromit teerd hebben!" „Hm", meende Buschroitner, die verveeld toe geluisterd had, „waarom heeft de heer Duschinksy dan een scène gemaakt in Lienz?" „Ik weet dat niet", antwoordde mevrouw Fech ner verontwaardigd. „Felix kwam op mijn kamer om me te helpen bij het sluiten van een koffer. Hij was nauwelijks .vijf minuten in mijn kamer vlak voor de afreis. En toen stormde Duschinsky binnen en gedroeg zich onmogelijk. Zoo gedraagt zich geen heer!" „En wat heeft mijnheer Duschinsky toen ge zegd?" Buschroitner klopte met het vouwbeen op zijn tafel. Mevrouw Fechner herhaalde zoo goed als zij het zich kon herinneren, de woorden. ..Juist, en daarvoor? Hebben de heeren toen ook woorden gehad?" Mathilde Fechner dacht na. „Eigenlijk niet. Maar het was duidelijk te zien, dat mijnheer Dusohinsky Felix niet mocht. Er was trouwens al in het begin telkens wrijving. Mijnheer Duschinsky wilde voort durend, dat de touringcar bleef staan, opdat hij kon fotografeeren en Felix zeide, dat dat niet kon. omdat hij anders moeilijkheden met het reisplan kreeg. Maar dat was beslist maar een voorwend sel". „En wanneer, mevrouw, heeft u mijnheer Von Ghetaldi het laatst gezien?" „Gisteravond, na het diner". Buschroitner zweeg een oogenblik. „Dat is ge loof ik alles. Ik dank u zeer, mevrouw". Mathilde Fechner stond op. „En wie heeft volgens u den armen Felix vermoord,, commissaris?" Buschroitner haalde de schouders op. „Dat weet ik nog niet". Ietwat teleurgesteld verliet mevrouw Fechner de bibliotheek. Busch^.ï'tner wendde zich tot den inspecteur. „Maak aanteekening. dat we uitzoeken wat dc vermoorde gedaan heeft tusschen het diner en het tijdstip van zijn dood, Zeilmoser!" i,Ja mijnheer". „Roep dien Duschinsky en zeg Untermoser, dat hij terwijl ik met hem praat eens op zijn kamer gaat zoeken". „Jawel mijnheer". De agent verdween. „En schrijf het heele vei-hoor op", vei-volgde de commissaris tot den inspecteur. Duschinsky trad binnen. Hij was zichtbaar ner veus, maar probeerde zijn ongerustheid te vei-ber- gen. „Mijnheer Duschinsky, eei'st de gegevens over u zelf. Uw naam?" „Otto Duschinsky met een y". „Adres?" „Woning: Rüdengasse 4, Weenen III, Fabi-iek: Erbei-gerlande 72". „Beroep?" „Fabrikant van schoonheidsmiddelen". „Oudei-dom?" „Twee en veertig jaar". „Al eens gestraft?" „Nee". „Nou ja". Buschroitner glimlachte vriendelijk en ging achterover in zijn stoel zitten, „dat moet ik nu eenmaal vragen". „Ik begrijp het", antwoordde Duschinsky, „En wat die beschuldigingen tegen u betreft", hii maakte een nonchalant gebaar, „daar hoeft u zich geen zorgen om te maken behalve als u den heer Von Ghetaldii werkelijk vermoord hebt". „Neen, ik heb hem niet gedood. Ik weet dat de schiin tegen me is, maar...." „Weet u", zei Buschroitner, „het is het beste dat u alles in volgorde vertelt o.m. wat u gisteravond gedaan hebt". „Met genoegen". Duschinsky haalde diep adem „Na het eten ben ik naar de hall gegaan, met de andere gasten en daar heb ik koffie gedronken met likeur. En toen heb ik een partij biljart gespeeld" „Met wien?" „Met miinheer Maxwell". „Goed. Hoe lang heeft dat geduurd?" Duschinsky dacht na.. „Ik heb niet op de klok gekeken, maar het zal zoo tegen tien uur geweest zijn". „En toen?" „Toen ben ik naar mijn kamer gegaan". „U is dus omstreeks tien uur in uw kamer ge weest?" „Ja. Ik ben daar een poosje gebleven en viel me in, dat ik eigenlijk nog wel de film: ontwikkelen. Ik wist, dat er in het kastee! donkere kamer was mijn daglichtdoos wa barsten en toen heb ik de films genomen ei mijn kamer uitgegaan". „U was op de eerste verdieping ondergeb: Uw kamer was in de buurt van het appartf van den heer Von Ghetaldi, niet waar?" „Ja, schuin er tegenover". „Hoe laat was het toen u uw kamer uitg „Precies kan ik het niet zeggen; tusschen 1 over tien en half elf'. „Juist. Vertelt u verdei-". Ik ging naar de trap om te zien of er nog ie in de hall was, want ik wist niet waar de do kamer was. De hall was evenwel leeg. Ik wildf weer naar mijn kamer teruggegaan, toen er ee diende met een warme kruik langs kwam. H dat hij me naar de donkere kamer zou bre Eerst ging hij de kamer van mijnheer Feld binnen. Ik heb enkele minuten op de gang wachten. En toen heeft hij me naar de do kamer gebracht'. „Heeft hii op u gewacht?" „Neen. Ik heb in de donkere kamer gewer ben toen naar mijn eigen kamer teruggegaat me uitgekleed en ben gaan slapen". „Hoe lang was u in de donkere kamer' „Ongeveer een half uur, misschien iets ger". „Is u op den terugweg iemand tegengekol „Neen. ik heb zacht geloopen om niema' storen". Hm. Hoe voel films heeft u ontwikkeld?" „Eén maar". „Waarom maar een?" „Toen- ik na het ontwikkelen van de film de strook gespoeld had, maakte de 5 zoo'n leven, dat ik bang was dat ik iemand zou ker maken. Toen ben ik opgehouden". „Wanneer heeft den heer Von Ghetalc laatst gezien?" „In de hall. na het diner". „Ja. hij verteldp me dat er een donkere kar het kasteel was en dat de graaf er niets teger dat ik er gebruik van maakte". (Wordt vervolj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 6