Isaac Beeckma
LN/T EN IETÏEMN
Prinses Dulcinea.
Concert-Cyclus
Bond van Gemengde-en
Mannenkwartetten.
.1
Nieuwe Uitgavei
MAANDAG 27 JANUARI 1941
HÏSRLE M'S DAGBE'AD
HET TOONEEL
CENTRAAL TOONEEL
Held tegen Wil en Dank.
Een nieuwe komische rol van Cor Ruijs.
Sergio Pugliese, de Italiaansche schrijver van
het blijspel „Held tegen Wil en Dank", waarvan
Zaterdagavond de première in het Centraal
Theater werd gegeven, maakt het zich noch met
zijn gegeven noch met de uitwerking van zijn stuk
erg moeilijk.
De acrobaat Tita. die in zijn vrijen tijd hötelrat
is, springt op een stormachtigen dag van een 12-
Meter hooge rots om een oude gravin te redden
en wordt daardoor de held van den dag. Maar
daarvan moet hij al heel weinig hebben, omdat
reclame en vooral portretten in de krant voor
zijn bij-beroep nu niet bepaald gewenscht zijn.
Daarom knijpt hij met zijn vrouw er stil tusschen
uit, nadat hij in het hotel eerst nog een anderen
naam en adres heeft opgegeven, waarvoor'hij de
gegevens zoo maar willekeurig uit een telefoon
boek heeft gehaald.
Laat nu die andere naam Vittoria Abata
toebehooren aan een eenvoudig boekhoudertje,
dat juist niets van een held heeft. Vijftien jaar
heeft hij braaf op een kantoorkruk gezeten en
zich ver van elk heldendom gehouden. En daar
wordt hij nu opeens tot levensredder gebombar
deerd. Kolommen vol staan er over zijn heldhaf
tige daad in de krant en hij is voor ieder hoe
hij zich er ook eerst tegen verzet de „man van
de rots".
Zijn vrouw, die op het punt stond hem te be
driegen, ziet in bewondering nu tot hem op, zijn
directeur, die met plannen rondliep om hem te
ontslaan, laat hem promotie maken en zijn oom,
overste Hannibal Abate, die hem juist had ont
erfd, maakt hem nu op eens van wege zijn
roem tot universeel erfgenaam. Vittoria Abate
weet niet, hoe hij het heeft en al voelt hij zich
in zijn rol van held feitelijk diep ongelukkig, hij
blijft van dat oogenblik af voor de wereld de
„man van de rots".
Totdat hij eindelijk de gelegenheid krijgt wer
kelijk iemand te redden, namelijk zijn eigen
vrouw. Het is wel uit een vijvertje, waarin het
water geen drie voet hoog staat, maar voor Vit
toria Abate is dit een even heldhaftige redding,
als die van Tita. Doch als hij werkelijk een „held"
is, let niemand op hem, en in wanhoop erkent
hij, dat hij nooit van een rots is afgesprongen,
ja zelfs i n het geheel niet kan zwemmen. Dan is
hij eindelijk weer zich zelf en gelukkig.
De grappigheid van dit blijspel dat nu en
dan, bijvoorbeeld aan het slot van II zeer dicht
de klucht nadert ligt eigenlijk alleen in de
dwaze situatie, waarin deze brave boekhouder
komt. De dialoog is verre van geestig en wij vree
zen, dat wanneer niet Cor Ruys de rol van dezen
held tegen wil en dank had gespeeld, het stuk
met zijn inhoud als een zware steen gezonken
zou zijn. Maar met Ruys behoefde men daar niet
bevreesd voor te zijn, ja, werd het zelfs een da
verend lachsucces. Het publiek heeft uitbundig
gelachen om Ruys, die zoo volkomen de tegen
voeter van een held was en toch deze rol moest
spelen. Prachtig, zooals Ruys zoo'n burgerman-
neke op zijn beenen zet. Zooals hij daar achter
zijn schrijflessenaar zat te slapen met zijn mond
wijd open, kenden wij dit type reeds op het eerste
gezicht en bij elk stapje dat hij in de kamer deed
met zijn handjes onder zijn pandjes jas, bouwde
hij hem verder voor ons op. Een kostelijk ge
speelde rol, die het succes-van den avond ver
zekerde.
Peronne Hosang was als Giuditta, Vittoria's
zuster, of zooals Ruys haar noemde „zus" heel
goed en ook de anderen zooals Matthieu van
Eysden uitstekend in de gedaante van den
acrobaat Pierre Myin, stevige carïcatuur als
oom Hannibal, Elly van Stekelenburg als Vitto
ria's vrouw zorgden voor een passende omge
ving. Maar om Ruys en om hem alleen zal men
dit blijspel willen zien, want men kan er dan
zeker van zijn 'n paar uur gezond te lachen, al
zal men het heele stuk dan ook al weer vergeten
zijn, wanneer men op straat in de duisternis
staat.
J. B. SCHUIL.
POSTAAL GENOEGEN.
De Weg naar de Hel.
Het was in den begintijd van Het Schouwtooneel,
dat De Weg naar de Hel hier voor het eerst met
Jan Musch in de rol van Emil Dornwald werd
gespeeld en na dien tijd hebben wij deze klucht al
verscheidene- malen van dilettanten gezien, maar
nog nooit zooals gisteravond met „muziek".
Hugo Bendler zong er liedjes in en in het laatste
bedrijf begonnen zelfs Emil en zijn vrouw ook al
te kweelen, zoodat het op een operette ging lijken.
Ook verder zat er muziek in de vertooning. Pos
taal Genoegen heeft tegenwoordig eenige goede
speelkrachten en de heer Lubbers weet als regis
seur er aardig wat mee te bereiken. Verreweg de
beste speelster is mevrouw Jo .van Leeuwen-Hoe
ben, die ons gisteren met haar Lola Carnero wer
kelijk verraste. Zij was in haar spel zóó Spaansch,
dat de vonken er af spatten. Mevrouw van Leeu
wen is een actrice, die zich durft laten gaan, en ik
geloof dan ook niet, dat vele dilettanten haar in
de rol van deze Spaansche danseres zouden over
treffen. Hoe goed was zij bijvoorbeeld in haar
scène met den impresario, een en al spirit en vuur
en ook later wist zij aldoor kleur aan haar spel te
geven. Een uitstekend gespeelde rol.
Dat de anderen het tegen haar moeten afleggen,
was waarlijk geen wonder. Toch hebben ook zij
verdienstelijk spel gegeven. De heer Kraneyeld had
zichtbaar plezier in zijn rol van Hugo Bendler. Hij
heeft ongetwijfeld komisch talent, maar de regie
moet, hem toch wat in toom houden. Zijn spel is
wel eens wat opzettelijk kluchtig en zijn houdin-1
gen en ook zijn handbewegingen zijn nog al stereo
tiep. Maar hij speelt met opgewektheid en ook zijn
liedjes zong hij niet onverdienstelijk.
Mevrouw Jo Lubbers wist als Agatha Dornwald
meer maat te houden en speelde deze schoonmoe
der met komische accenten zonder in het al te
kluchtige te vervallen. Zij lanceerde haar tekst
scherp en raak. De heer Lansheer maakte van den
pantoffelheld Emil Dornwald een niet onverdien
stelijk type, al leek hij voor 'n heertje, dat nog wel
graag eens op stap gaat, wel wat te oud. Riet
Wehnes was als Trilly gedwee en ingénu, zooals
wij dat in een klucht uit dien tijd gewend zijn, maar
zij gaf wel wat te weinig spel,
De heer Lubbers was als de impresario het best
op dreef. Hij weet het tooneel te vullen; aan zijn
uitspraak ontbreekt echter nog zeer veel. Annie van
den Aardweg en Jaap Kien hadden plezier van hun
rollen van de zonderlinge bedienden.
Het publiek, dat in grooten getale was opgeko
men. heeft zich opperbest met ..De Weg naar de
Hel" geamuseerd. De klucht van Kadelburg deed
het weer als van ouds, waaruit bleek, dat de smaak
van een groot deel van het publiek in de laatste 50
Jaar niet zoo heel veel veranderd is.
J. B. SCHUIL.
Een groot succes voor
Het Nederlandsch Tooneel.
Het Nederlandsch Tooneel heeft gisteren met
Prinses Dulcinea te Amsterdam een zeer groot
succes behaald. De roep is dit stuk vooruitgegaan
en de stadsschouwburg was ongewoon ver
schijnsel bij een première dan ook stampvol.
Dit stuk van Gaston Baty, dat wij een lofrede
op het idealisme zouden kunnen noemen, is even
nobel als poëtisch. De geest van Don Quichotte
waart door dit werk, dat litterair van hooge kwa
liteit is en tegelijk boeiend tooneel.
Op het stuk en de voortreffelijke opvoering,
waarin vooral Annie van der Lugt Melsertvan
Ees als Dulcinea en Elsensohn als Sancho uit
muntten, komen wij morgen uitvoerig in ons blad
terug.
J B. SCHUIL.
KOLONIAAL INSTITUUT
„Oost- en West-lndië
in de Westersche Muziek'
Om te beginnen wil ik de eerste zinsneden van
den prospectus aanhalen:
„Evenals het Westen, nadat het zich in de Z. O.
Aziatische eilandenwereld had genesteld, ten deele
bewust, ten deele onopzettelijk, de eigen cultuur
entte op de aldaar levende beschavingen, zoo liet
ook de Inheemsche cultuur niet na, allengs haar
invloed te doen gelden op het materieele en geeste
lijke beschavingsbezit der kolonisten en door toe
doen van dezen op de cultuur der Westersche vol
ken zij liet dan ook niet in dezelfde mate als
waarin dat Westen op de Indonesische levensvor
men heeft ingewerkt.
„In een in 1938 door de Wageningsche Hooge-
scIioqI ter gelegenheid van haar 4de lustrum uitge
geven werk is door een zestal deskundige auteurs
een overzicht gegeven van hetgeen in het heden-
daagsche Nederlandsche beschavingsgebied valt
te wijzen aan Indonesischen invloed op sociaal
en economisch gebied. De bijdrage van Prof. Dr. H.
Kraemer houdt zich speciaal bezig met den.cul-
tureelen invloed, die van Ned.-Indië is uitge
gaan op het moederland en een der daarbij ter
sprake komende onderdeelen is de inwerking der
Indonesische cultuur op de Nederlandsche toon
kunst.
,Wat nu Prof. Kraemer in dezen in geschrif-
t e deed wil thans het Kol. Inst. met uitbreiding
tot den ganschen Europeeschen cultuurkring
metterdaad demonstreeren: in een reeks van
matïnées stelt het zich voor een overzicht te ge
ven van de resultaten der inwerking van Oost- (en
dan tevens van West-) Indië op de scheppende fan
tasie der Westersche toondichters".
Een waarlijk grootsche onderneming, welker be
langrijkheid nog wijder strekking heeft dan het
zuiver muzikale gebied! Immers beoogt zij belang
stelling te wekken voor een wisselwerking op cultu
reel gebied en daardoor een klove te overbruggen,
die nu nog veelzins tusschen moederland en kolo
niën bestaat.
De uitvoering van dit plan is bepaald op de Za-
terdagnamidddagen 8 en 22 Februari, 22 Maart
en 19 April van dit jaar, telkens in de groote aula
van het Kol. Inst. te Amsterdam. Zij omvat voor
drachten voor één en voor twee piano's; vertolkin
gen van liederen, kamermuziek, orkest- en koor
werken. De uitvoerenden zijn allen Nederlanders;
van de 17 componisten alleen Walter Niemann en
Leop. Go'dowsky niet.
Verleden Zaterdagmiddag had in de prachtige
aula van h.et Kol. Inst. de eerst matinée plaats. De
vermaarde kenner der O.-Indische muziek dr. Jaap
Kunst, die met Karei Mengelberg de leiding van
dezen cyclus heeft, opende haar en zeide o.m. dat
we in de ten gehoore te brengen werken verschil
lende graden van beïnvloeding zouden waarnemen,
naarmate de Nederlandsche componisten lang of
kort in de tropen hadden vertoefd; voorts dat In
donesische invloeden ook in sommige werken van
Debussy, zooals in het eerste deel van diens „La
Mer" aan te toonen zijn, maar dat het om tech
nische redenen onmogelijk was, dit uit te voeren.
De voordrachten staafden de juistheid van de
eerste der beide aangehaalde uitspraken van Dr.
Kunst.
Van de door den pianist Maurits Coronel gespeel
de „Herinneringen uit Java" van Const, van de
Wall had het eerste stuk, „Gebed in de désa" alleen
iets Oostersch in de eentonige melodie; de harmo
niseering in groote en overmatige drieklanken deed
Westersch aan. Het tweede, „Rijststampen" was
veel zuiverder als welgeslaagde Oostersche klank
nabootsing; het derde „Bij het sarongweven" deed
eenigszins aan „Laideronette" uit Ravel's „Ma mère
l'oye" denken, de „Bruidsstoet" scheen weer veel,
zuiverder van sfeer en de „Dans van Déwi Srikandi
werkte zeer suggestief gamelang-actig door de tre
molo's en de snel repeteerende tonen.
Veel vager indrukken gaven de als „Fluisterin
gen" betitelde drie liederen van B. v. d. Sigten-
horst Meyer, op teksten van Noto Soeroto, wegens
de gi'ootendeels atonaal gehouden zetting. Daaren
tegen is „De witte Reiger" van denzelfden compo
nist een prachtig lied, waarin de tintelende klavier
partij het Oostersch coloriet goed weergeeft. De. so
praanzangeres Maria Last droeg, begeleid door
Maurits Coronel, deze liederen uitmuntend voor
De door de pianiste Elsa Wolters gespeelde Dansen
uit het Muziekdrama „Attima" van C. v. d. Wall
leken meer Westersch beinvloed dan zijn „Herin
neringen uit Java" en nog meer was dit het geval
met de composities van Paul Seelig, waarin vele
aan Debussy herinnerende Manken het oor troffen.
Zeer mooie indrukken gaven de door Frans Wie
mans gecomponeerde „Wijzangen" van Tagore met
hun droomerige stemming. Wat Maria Last, ook
wat het mnemotechnische betreft, in deze moeilijke
liederen presteerde verdient bijzonderen lof.
De zeven stukken uit de reeks „Bali" van Wal
ter N'ieman, d'oor Coronel voorgedragen, schenen
verschillend van oriënteering (of occidenteering,
als men het zoo noemen mag). Een paar er van
deden aan Moussorgski's „Tableaux d'une Expo
sition" denken, een ander aan Debussy's „La Ca-
thédrale engloutie", weer een ander leek,een ge
wijzigde „TrolTtog" van Grieg. Maar uiterst dras
tisch, raak en geestig als klanknabootsing was
Niemann's „Hanengevecht", een strijd tusschen een
bashaan en een piephaan. Het was of de vee-rem
er af vlogen. De ipiephaan bleef overwinnaar.
Als ik nu nog een naar een gamelangcompositie
geschreven, door M. Coronel en Elsa Wolters ge
speeld werkje van Paul Seelig noem ben ik aan 't
eind van mijn overzicht van deze eerste matinée.
Met een samenvatting van indrukken wil ik wach
ten tot ik in de gelegenheid geweest zal zijn om
ook de volgende concerten van den cyclus bij te
wonen. Maar wel kan ik zeggen dat deze eerste
interessante middag reeds duidelijk getoond heeft,
dat dezelfde waarden in de ziel van de meest ver
schillende volken leven, al vinden die ook een
verschillende wijze van uitdrukking. Het komt er
maar op aan die te verstaan. Wie zich daartoe ge
roepen voelen, verdienen onze groote waardeering.
En met een eeresaluut aan de uitstekendie vertol
kers wil ik dit verslag besluiten.
K. DE JONG.
Haarlemsche Orkest Vereeniging
Volksconcert
Een Symphonic van Koeberg, een Declamato-
rium van Gerard Mulder en Variaties van Hen
drik Andriessen: een Nederlandsche programma
dus; een programma, waarvan het nationale
karakter alleen eenigszins verminderd wordt door
de omstandigheid dat Koeberg de Zwitsersche
indrukken in zijn Symphonie verwerkte, en dat
Andriessen een thema van een Duitschen com
ponist tot onderwerp van zijn orkestvariaties nam,
We willen daarmee niet zeggen dat Koeberg's
muziek een specifiek-Nederlandsch cachet' draagt.
Reeds naar aanleiding van de 1ste uitvoering
op 12 Jan. j.l. hebben'we op de internationale
eigenschappen er van gewezen. De herhaling heeft
geen nieuwen kijk op het werk gegeven. Frisch
klinkend en gemakkelijk in 't oor vallend thema
tisch materiaal zit er in, en de verwerking daar
van bewijst dat de componist profijt heeft getrok
ken van de door de grootmeesters der orkestratie
nagelaten voorbeelden; alles klinkt en vooral de
blazers hebben er dankbare partijen in. Minder
profijt heeft hij getrokken van de leer: „Auch in
der Beschrankung zeigt sich der Genius". Zelfs
nu nog meer bekortingen waren aangebracht dan
bij de eerste uitvoering scheen, vooral in het eer
ste hoofddeel, meer dan één herhaling of periode
overtollig. Een nieuwen kijk op het laatste hoofd
deel, met name op£de episode, die het „bezoek aan
de Hof'kirche te Luzern" behandelt, 'hadden we
misschien kunnen krijgen, indien de componist
van te voren in het programma had willen mee-
deelen welke toon eelt jes en bijkomstige geluiden
daar zijn bijzondere aandacht hadden getrokken.
In het ski-centrum van het Ober-Inndal, dat
volop de gelegenheid biedt voor tochten op de
lange sneeuwschoenen.
(Foto Weltbild).
Bij de opsporing van de
overblijfselen van het
oude kasteel te Heumen
zijn verschillende merk
waardige vondsten ge
daan. Daartoe behoorde
ook een ongeglazuurde
kan. vermoedelijk uit de
12de eeuw.
(Foto Pax-Holland)
Maar we vernamen dat pas achteraf en toen was
het te laat om de muzikale verklanking er van
te verifieeren.
Al was in het begin de onderlinge stemming niet
onberispelijk, de blazers hadden hun best gedaan
en mochten met de pauze huiswaarts gaan. Want
in de tweede helft van den middag was van het
H.O.V.-orkest alleen het strijkersensemble in
actie.
Dat was vooreerst bij de muziek van het Decla-
matorium. dat de 2de Concertmeeester der H.O.V.
Gerard Mulder, op den tekst van 3 Fragmenten
uit „Opwaartsohe Wegen" van Henriëtte Roland
Holst gecomponeerd heeft: muziek, die een rus-
tigen achtergrond voor de spreekstem vormde en
die door haar van alle trivialiteiten vrije wellui
dendheid en voorname ingetogenheid reeds op
zich zelve een zeer aangenamen indruk maakte.
Meer bepaald illustreerend was ze alleen in de
treurmarschrythmen bij het tweede fragment. De
declamator Henk Schuurman sprak duidelijk en
correct; bij de vertolking dezer vlammende poëzie
zou echter een hartstochtelijker toon dan hij
hooren liet niet misplaatst geweest zijn.
De componist Mulder en de declamator Schuur
man oogstten den dank van het auditorium, ge
lijk vóór de pauze de componist Koeberg en de
dirigent Marinus Adam gedaan hadden.
Tot besluit van dit namiddagconcert gaf het
strijkorkest een uitstekende vertolking van Hen
drik Andriessen's harmonisch interessante en con-
trapuntisch meesterlijke Variaties en Dubbel-
fuga) over een Thema van Joh. Kuhnau, den voor
ganger van Joh. Seb. Baah als cantor aan de
Thomaskirche te Leipzig."*
K. DE JONG.
Toen vijf jaren geleden een aantal vooraan
staande koorzangers in Haarlem rondgingen met
plannen om te komen tot verbetering van den
koorzang, en wel door de kleine elite-ensembles te
vereenigen in één bond, vond hun pogen weinig
instemming. Des te intensiever werd hun werken
voor deze gedachte, en het resulteat was: de Bond
kwam er.Hij is er nog, en springlevend. Zondag
middag had de feestelijke herdenking plaats in
den tuinzaal van het Concertgebouw. Is dan het
bestaan van deze kleine ensembles zoo belangrijk
voor den koorzang?
Hiervan ben ik meer dan ooit overtuigd, nu
ik den arbeid van den Bond voor Haarlem en
Omstreken gedurende dezen tijd oplettend heb
gevolgd. Het was mij door ervaring bekend, dat
voor den koorzanger het kleine ensemble een
oefensc'haal is, die de beste resultaten levert:
hier wordt alle aandacht besteed aan de gehei
men van zuivere intonatie, van dynamiek, van
klankevenwicht, van stabielen koorldank, en
(wanneer de leider ten volle vakbekwaam is)
van stemvorming. Het groote koor biedt veelal
deze gelegenheid niet, maar de leiders dezer koren
achten het een fortuin, wanneer zij aan hun
koren een of meer dezer ensembles kunnen ver
binden.
De voorzitter van den Bond, de heer H. van
Paradijs, al raakte 'hij in zijn inleidend woord
niet al deze punten aan, mocht deze beginselen
als bekend veronderstellen bij zijn luisteraars;
daarom lag het zwaartepunt van zijn betoog in 't
aanduiden van de algemeene beteekenis van den
Bond, en in zijn vreugdebetuigïng, dat de deel
name aan het werk steeds in stijgende lijn gaat.
Er is, ook in zeer moeilijke tijden, intens gerepe
teerd en gestudeerd. De resultaten van dezen mid
dag wezen het uit.
Als inleiding tot het concert voegden zich de
mannenkwartetten tot een groot en prachtig klin
kend koor samen, een koor waarin geen vibree-
rende of onwelluidende stemmenschade deden,
een koor dat groote aandacht wijdde aan den
leider de heer P. M. Gerrnes had zich beschik
baar gesteld). Machtig en grootsch klonk het koor
van Vincent Lachner, dat in een hymne de macht
der muziek bezong. Ware er meer tijd beschik
baar geweest, dan had men naast de groote allure
ook het filgraanwerk kunnen verzorgennu waren
er in het middendeel eenige niet geheel fedllooze
passages, doch de totaalindruk bleef die van
kloeken, gezonden, weiluidenden mannenzang.
En het programma voorts? Naast Lassus, Tho
mas Moriey, Ludwig Senfe, Hans Leo Hasler waren
er André Caplet. Pall Hindemith; naast Schubert
een Löwe, Gluck, een Bruno Stürmer. Alphons
Diepenbrock. En hiernevens werk van Nederlan
ders waarbij ik in 't bijzonder op dat van Tom
de Vries de aandacht vestig. Zijn polyfoon toon
stuk, het Introitus „Miserere Miihi" heeft zich
temidden van al deze klinkende namen kunnen
handhaven als een muziek die intense aandacht
ten volle waard is. Nu hij er in slaagde, aan zijn
jonge idealen vormvastheid te geven, is een prach
tig evenwichtig en knap geschreven muziek ont
staan. Hij was thans zoo fortuinlijk, het te zien
uitgevoerd door Nico Hoogerwerf en diens „Inter
Nos". Die weergave was zóó, dat wij aan de com
positie volle aandacht konden wijden, een com
pliment dus ook voor de zangers, die voorts nog
in een breed opgezet werk van Carti (waarin
echter weer geheel andere idealen werden ge
diend) den dank en de bewondering der hoorders
verwierven.
Tom de Vries zelf was met de uitvoering van
Hindemith „Der Tod", hoewel de opvatting niets
te wenschen liet, minder geluikkig. De mannen
van „Bel Canto" zijn op de klanken dezer har
monieën nog niet ten volle ingesteld, en te meer
speet het me, dat ook 'het Pilgerchor uit Tann-
hauser niet wilde lukkenWant „lukken", dat is
het woord bij een uitvoering van dit 'koor zonder
begeleidende instrumentaalstemmen.
Het Gemengd Dubbelkwartet zong, in Napel-
schen tongval, de bekende Canzone van Lassus en
verzorgde die even voortreffelijk als Haydn's koor
..Der Greis", waarvan Haydn, een oud man gewor
den. de eerste versus aanwendde als visitekaartje
(Hin ist alle meine Kraft, alt und sc'hwach bin
ich)Eveneens onder -Gerrnes' leiding stond het
dubbe-likwartet „Harmonie", met een werk van
Olman waaraan wij thans onfcgz-oeid zijn, en Men
delssohn's „Beati mortui" dat naast vele verdien
sten soms een tekort had aan stembeheersching
bij de eerste tenoren.
Hem was voorafgegaan het voortreffelijk en
semble uit Santpoort, het Gemengd dubbelkwartet
onder H. J. Arisz, Een prachtig Salve Regina van
Schubert, waar soberheid van voordracht de
juiste stemming wekte, stond naast een „De .pro-
fandis" van Gluck. waar kleur en registratie de
beoogde uitwerking brachten. De stemmenver
houding was ideaal.
..Euphonia", het solo-kwartet, excelleerde in
„Wanderers Nachtlied" van Stürmer. want de uit
voering was prachtig beheerscht van voordracht
en zeer schoon van klank. Het voorafgaand werk
van Löwe hoort men liever in de origineele zet
ting. omdat daarin de eenvoud van den tekst
wordt weergegeven.
Uit Beverwijk kwamen ..De Vereen. Zangers"
met de aloude Bede van Heinze en een achtstem
mig werk van Grell. Dit laatste werk zou voor
groot mannen-koor stellig meer voldoening geven,
".Euterpe", onder Joh. van 't Vlie. zong een prach
tig Dorisch werk van Senfe, een Madrigaal van
Thomes Morley en een stuk .Tanzen und Sprin
gen" van Hasler. Klank en voordracht voldeden
aan -hooge eischen. Onder dezen leider zong ook
het vrouwenkwartet ..Noi Otto" twee deelen uit
de Messe van Caplet. benevens diens „O saluta-
ris". Ook hier sprak de ad-el van opvatting en de
speciale klankkleur. Voorts ontbrak ook op dezen
middag de ..note gaie" niet, waar „Orpheus" on
der N. de Zwager een geestige weergave bood van
een alleraardigst muziekje van Nico Hoogerwerf
„Idylle". Onze wensch: moge het tweede lustrum
van den Bond even blijde worden gevierd.
G. J. KALT.
BRANDEND
MAAGZUUR?
Als ge na ïederen maaltijd of na het
van het minste of geringste al gekweld'
door die brandende pijn, neem dan R(
Die werken afdoende binnen enkele mi
1.27 an 0.41
O.B bij alle Apoth,
(Adv. Ingei
IJSBANEN MORGEN OPE
De ijsbaan aan de Kleverlaan zal vermoedelji
ochtend weer voor het publiek worden open§» c j-,
De Ijsbaan „De Volharding" zal voorloop
Dinsdag en Woensdagmiddag, alsmede Zateidjp
dan den gehelen dag geopend zijn.
ARNOLD M'EYER, Leven en
door Louis Knuvelder. U%
Veste.
Louis Knuvelder heeft een levensbesj
van Arnold Meyer, den stichter van Zwl
dat hij later in het tegenwoordige Nation;;
deed opgaan, trachten te geven. De schri;
heeft zijn geschrift ,een korte schets'
maar desondanks telt het nog 78 pagina;
Knuvelder heeft er in zijn werkje naar f
duidelijk te maken hoe de heer Meyer zich
kelcl heeft van priester-student tot leider ^cn
autoritaire beweging.
Dat die taak niet gemakkelijk is gein rh'
ieder begrijpen die zich even realiseert hoe
het is een leven te beschrijven en dan
een man, die feitelijk nog maar een belïStö,
gering deel van zijn leven achter den rugl ml
dei
PRIJSMA ATR EGELlfop
OVERHEID, Pf!
eld
De -heeren W. F. A. Gehrels en drs. L. G,
mann hebben een werkje geschreven over!
maatregelen der overheid, waarbij de is 5
is geweest een uiteenzetting van deze mar
voor het bedrijfsleven te geven. Het boekjt
schenen bij H. P. Leopolds Uiig. Maai
N.V., Den Haag.
00
Korpsführer Hühnlein bestudeert aan 4
van de stafkaart ergens aan het Westell pier
het operatiegebied van het Duitsche lucht en
(Foto We;
Lezing in
Teylers Stichtin
Zaterdagmiddag is in Teylers Sticht
Haarlem de laatste lezing gehouden
cyclus „Drie Nederlandsche figuren ei
zestiende en zeventiende eeuw". De eer
tweede lezjngen hadden resp. tot ondei
„Dirck Volckertsz. Coornhert" en ,l
Stevin", de laatste ging over den Middelt
Isaac Beeckman, die zijn denkbeelden ove;
al medische en natuurkundige onderff
heeft neergelegd in een uitvoerig hands;
dat thans berust in de provinciale biblit m<
te Middelburg. Spreker was de heer
Waard uit Vlissingen.
Na een korte biographie gegeven te
(Beeckman werd geboren te Middelburg;
studeerde voor predikant, werd vervolger.1
senmaker en promoveerde in 1618 in de
cijnen) schetste spr: in het eerste deel n
voordracht, eenerzijds de vriendschapsbe'k
met Descartes, anderzijds het standp»
Beeckman innam ten opzichte van de in.„
gangbare meeningen op natuurkundig gó ,n,
blijkt, daarbij een der eerste hernieuwt v
a tomen theorie geweest te zijn en hij best
verder geluidswarmte- en licht verschijn l
een emissie van materieele deeltjes.
Immaterieele werkingen zijn voor he;
grijpeljjk en deze opvatting voerde hem f
tot de hypothese van het bestaan eciief
materie, met wier beschrijving spr. het
deel zijner voordracht opende. Waren in he
deel reeds verschillende vondsten van Br
op mechanisch gebied ter sprake gekontë
leer van clen druk van de lucht, zijn nul* j
retische beschouwingen en zijn afleiding 1
valwet, waartoe hem Descartes in 1618 s
een bijdrage leverde. In dit tweede deel'
spr. nog bovendien Beeckman's werkzaafl
natuurkundig gebied tijdens zijn rectoraal
Latijnsche school de Dordrecht. Na vfi
van de bezoeken, welke buitenjandsclie
den als Gassend en Mersenne hem brachls
veerde spr. Beeckmans beschouwingen
den seconde-slinger als tijd- en lengten*,
daarna meer uitvoerig de methoden
ken, die Beeckman had uitgedacht ter
van de snelheid van het licht en de bestri»
dit denkbeeld door Descartes. Tenslotte w
op de moeilijkheden die Beeckman bij
had ondervonden en welke voortsproten za- F
persoonlijke omstandigheden als uit tP
digheden. Dat hij die heeft overwonnen!
ook een les zijn voor het, heden, aldus eia-
heer de Waard zijn voordracht.