Isaac Beeckma LN/T EN IETÏEMN Prinses Dulcinea. Concert-Cyclus Bond van Gemengde-en Mannenkwartetten. .1 Nieuwe Uitgavei MAANDAG 27 JANUARI 1941 HÏSRLE M'S DAGBE'AD HET TOONEEL CENTRAAL TOONEEL Held tegen Wil en Dank. Een nieuwe komische rol van Cor Ruijs. Sergio Pugliese, de Italiaansche schrijver van het blijspel „Held tegen Wil en Dank", waarvan Zaterdagavond de première in het Centraal Theater werd gegeven, maakt het zich noch met zijn gegeven noch met de uitwerking van zijn stuk erg moeilijk. De acrobaat Tita. die in zijn vrijen tijd hötelrat is, springt op een stormachtigen dag van een 12- Meter hooge rots om een oude gravin te redden en wordt daardoor de held van den dag. Maar daarvan moet hij al heel weinig hebben, omdat reclame en vooral portretten in de krant voor zijn bij-beroep nu niet bepaald gewenscht zijn. Daarom knijpt hij met zijn vrouw er stil tusschen uit, nadat hij in het hotel eerst nog een anderen naam en adres heeft opgegeven, waarvoor'hij de gegevens zoo maar willekeurig uit een telefoon boek heeft gehaald. Laat nu die andere naam Vittoria Abata toebehooren aan een eenvoudig boekhoudertje, dat juist niets van een held heeft. Vijftien jaar heeft hij braaf op een kantoorkruk gezeten en zich ver van elk heldendom gehouden. En daar wordt hij nu opeens tot levensredder gebombar deerd. Kolommen vol staan er over zijn heldhaf tige daad in de krant en hij is voor ieder hoe hij zich er ook eerst tegen verzet de „man van de rots". Zijn vrouw, die op het punt stond hem te be driegen, ziet in bewondering nu tot hem op, zijn directeur, die met plannen rondliep om hem te ontslaan, laat hem promotie maken en zijn oom, overste Hannibal Abate, die hem juist had ont erfd, maakt hem nu op eens van wege zijn roem tot universeel erfgenaam. Vittoria Abate weet niet, hoe hij het heeft en al voelt hij zich in zijn rol van held feitelijk diep ongelukkig, hij blijft van dat oogenblik af voor de wereld de „man van de rots". Totdat hij eindelijk de gelegenheid krijgt wer kelijk iemand te redden, namelijk zijn eigen vrouw. Het is wel uit een vijvertje, waarin het water geen drie voet hoog staat, maar voor Vit toria Abate is dit een even heldhaftige redding, als die van Tita. Doch als hij werkelijk een „held" is, let niemand op hem, en in wanhoop erkent hij, dat hij nooit van een rots is afgesprongen, ja zelfs i n het geheel niet kan zwemmen. Dan is hij eindelijk weer zich zelf en gelukkig. De grappigheid van dit blijspel dat nu en dan, bijvoorbeeld aan het slot van II zeer dicht de klucht nadert ligt eigenlijk alleen in de dwaze situatie, waarin deze brave boekhouder komt. De dialoog is verre van geestig en wij vree zen, dat wanneer niet Cor Ruys de rol van dezen held tegen wil en dank had gespeeld, het stuk met zijn inhoud als een zware steen gezonken zou zijn. Maar met Ruys behoefde men daar niet bevreesd voor te zijn, ja, werd het zelfs een da verend lachsucces. Het publiek heeft uitbundig gelachen om Ruys, die zoo volkomen de tegen voeter van een held was en toch deze rol moest spelen. Prachtig, zooals Ruys zoo'n burgerman- neke op zijn beenen zet. Zooals hij daar achter zijn schrijflessenaar zat te slapen met zijn mond wijd open, kenden wij dit type reeds op het eerste gezicht en bij elk stapje dat hij in de kamer deed met zijn handjes onder zijn pandjes jas, bouwde hij hem verder voor ons op. Een kostelijk ge speelde rol, die het succes-van den avond ver zekerde. Peronne Hosang was als Giuditta, Vittoria's zuster, of zooals Ruys haar noemde „zus" heel goed en ook de anderen zooals Matthieu van Eysden uitstekend in de gedaante van den acrobaat Pierre Myin, stevige carïcatuur als oom Hannibal, Elly van Stekelenburg als Vitto ria's vrouw zorgden voor een passende omge ving. Maar om Ruys en om hem alleen zal men dit blijspel willen zien, want men kan er dan zeker van zijn 'n paar uur gezond te lachen, al zal men het heele stuk dan ook al weer vergeten zijn, wanneer men op straat in de duisternis staat. J. B. SCHUIL. POSTAAL GENOEGEN. De Weg naar de Hel. Het was in den begintijd van Het Schouwtooneel, dat De Weg naar de Hel hier voor het eerst met Jan Musch in de rol van Emil Dornwald werd gespeeld en na dien tijd hebben wij deze klucht al verscheidene- malen van dilettanten gezien, maar nog nooit zooals gisteravond met „muziek". Hugo Bendler zong er liedjes in en in het laatste bedrijf begonnen zelfs Emil en zijn vrouw ook al te kweelen, zoodat het op een operette ging lijken. Ook verder zat er muziek in de vertooning. Pos taal Genoegen heeft tegenwoordig eenige goede speelkrachten en de heer Lubbers weet als regis seur er aardig wat mee te bereiken. Verreweg de beste speelster is mevrouw Jo .van Leeuwen-Hoe ben, die ons gisteren met haar Lola Carnero wer kelijk verraste. Zij was in haar spel zóó Spaansch, dat de vonken er af spatten. Mevrouw van Leeu wen is een actrice, die zich durft laten gaan, en ik geloof dan ook niet, dat vele dilettanten haar in de rol van deze Spaansche danseres zouden over treffen. Hoe goed was zij bijvoorbeeld in haar scène met den impresario, een en al spirit en vuur en ook later wist zij aldoor kleur aan haar spel te geven. Een uitstekend gespeelde rol. Dat de anderen het tegen haar moeten afleggen, was waarlijk geen wonder. Toch hebben ook zij verdienstelijk spel gegeven. De heer Kraneyeld had zichtbaar plezier in zijn rol van Hugo Bendler. Hij heeft ongetwijfeld komisch talent, maar de regie moet, hem toch wat in toom houden. Zijn spel is wel eens wat opzettelijk kluchtig en zijn houdin-1 gen en ook zijn handbewegingen zijn nog al stereo tiep. Maar hij speelt met opgewektheid en ook zijn liedjes zong hij niet onverdienstelijk. Mevrouw Jo Lubbers wist als Agatha Dornwald meer maat te houden en speelde deze schoonmoe der met komische accenten zonder in het al te kluchtige te vervallen. Zij lanceerde haar tekst scherp en raak. De heer Lansheer maakte van den pantoffelheld Emil Dornwald een niet onverdien stelijk type, al leek hij voor 'n heertje, dat nog wel graag eens op stap gaat, wel wat te oud. Riet Wehnes was als Trilly gedwee en ingénu, zooals wij dat in een klucht uit dien tijd gewend zijn, maar zij gaf wel wat te weinig spel, De heer Lubbers was als de impresario het best op dreef. Hij weet het tooneel te vullen; aan zijn uitspraak ontbreekt echter nog zeer veel. Annie van den Aardweg en Jaap Kien hadden plezier van hun rollen van de zonderlinge bedienden. Het publiek, dat in grooten getale was opgeko men. heeft zich opperbest met ..De Weg naar de Hel" geamuseerd. De klucht van Kadelburg deed het weer als van ouds, waaruit bleek, dat de smaak van een groot deel van het publiek in de laatste 50 Jaar niet zoo heel veel veranderd is. J. B. SCHUIL. Een groot succes voor Het Nederlandsch Tooneel. Het Nederlandsch Tooneel heeft gisteren met Prinses Dulcinea te Amsterdam een zeer groot succes behaald. De roep is dit stuk vooruitgegaan en de stadsschouwburg was ongewoon ver schijnsel bij een première dan ook stampvol. Dit stuk van Gaston Baty, dat wij een lofrede op het idealisme zouden kunnen noemen, is even nobel als poëtisch. De geest van Don Quichotte waart door dit werk, dat litterair van hooge kwa liteit is en tegelijk boeiend tooneel. Op het stuk en de voortreffelijke opvoering, waarin vooral Annie van der Lugt Melsertvan Ees als Dulcinea en Elsensohn als Sancho uit muntten, komen wij morgen uitvoerig in ons blad terug. J B. SCHUIL. KOLONIAAL INSTITUUT „Oost- en West-lndië in de Westersche Muziek' Om te beginnen wil ik de eerste zinsneden van den prospectus aanhalen: „Evenals het Westen, nadat het zich in de Z. O. Aziatische eilandenwereld had genesteld, ten deele bewust, ten deele onopzettelijk, de eigen cultuur entte op de aldaar levende beschavingen, zoo liet ook de Inheemsche cultuur niet na, allengs haar invloed te doen gelden op het materieele en geeste lijke beschavingsbezit der kolonisten en door toe doen van dezen op de cultuur der Westersche vol ken zij liet dan ook niet in dezelfde mate als waarin dat Westen op de Indonesische levensvor men heeft ingewerkt. „In een in 1938 door de Wageningsche Hooge- scIioqI ter gelegenheid van haar 4de lustrum uitge geven werk is door een zestal deskundige auteurs een overzicht gegeven van hetgeen in het heden- daagsche Nederlandsche beschavingsgebied valt te wijzen aan Indonesischen invloed op sociaal en economisch gebied. De bijdrage van Prof. Dr. H. Kraemer houdt zich speciaal bezig met den.cul- tureelen invloed, die van Ned.-Indië is uitge gaan op het moederland en een der daarbij ter sprake komende onderdeelen is de inwerking der Indonesische cultuur op de Nederlandsche toon kunst. ,Wat nu Prof. Kraemer in dezen in geschrif- t e deed wil thans het Kol. Inst. met uitbreiding tot den ganschen Europeeschen cultuurkring metterdaad demonstreeren: in een reeks van matïnées stelt het zich voor een overzicht te ge ven van de resultaten der inwerking van Oost- (en dan tevens van West-) Indië op de scheppende fan tasie der Westersche toondichters". Een waarlijk grootsche onderneming, welker be langrijkheid nog wijder strekking heeft dan het zuiver muzikale gebied! Immers beoogt zij belang stelling te wekken voor een wisselwerking op cultu reel gebied en daardoor een klove te overbruggen, die nu nog veelzins tusschen moederland en kolo niën bestaat. De uitvoering van dit plan is bepaald op de Za- terdagnamidddagen 8 en 22 Februari, 22 Maart en 19 April van dit jaar, telkens in de groote aula van het Kol. Inst. te Amsterdam. Zij omvat voor drachten voor één en voor twee piano's; vertolkin gen van liederen, kamermuziek, orkest- en koor werken. De uitvoerenden zijn allen Nederlanders; van de 17 componisten alleen Walter Niemann en Leop. Go'dowsky niet. Verleden Zaterdagmiddag had in de prachtige aula van h.et Kol. Inst. de eerst matinée plaats. De vermaarde kenner der O.-Indische muziek dr. Jaap Kunst, die met Karei Mengelberg de leiding van dezen cyclus heeft, opende haar en zeide o.m. dat we in de ten gehoore te brengen werken verschil lende graden van beïnvloeding zouden waarnemen, naarmate de Nederlandsche componisten lang of kort in de tropen hadden vertoefd; voorts dat In donesische invloeden ook in sommige werken van Debussy, zooals in het eerste deel van diens „La Mer" aan te toonen zijn, maar dat het om tech nische redenen onmogelijk was, dit uit te voeren. De voordrachten staafden de juistheid van de eerste der beide aangehaalde uitspraken van Dr. Kunst. Van de door den pianist Maurits Coronel gespeel de „Herinneringen uit Java" van Const, van de Wall had het eerste stuk, „Gebed in de désa" alleen iets Oostersch in de eentonige melodie; de harmo niseering in groote en overmatige drieklanken deed Westersch aan. Het tweede, „Rijststampen" was veel zuiverder als welgeslaagde Oostersche klank nabootsing; het derde „Bij het sarongweven" deed eenigszins aan „Laideronette" uit Ravel's „Ma mère l'oye" denken, de „Bruidsstoet" scheen weer veel, zuiverder van sfeer en de „Dans van Déwi Srikandi werkte zeer suggestief gamelang-actig door de tre molo's en de snel repeteerende tonen. Veel vager indrukken gaven de als „Fluisterin gen" betitelde drie liederen van B. v. d. Sigten- horst Meyer, op teksten van Noto Soeroto, wegens de gi'ootendeels atonaal gehouden zetting. Daaren tegen is „De witte Reiger" van denzelfden compo nist een prachtig lied, waarin de tintelende klavier partij het Oostersch coloriet goed weergeeft. De. so praanzangeres Maria Last droeg, begeleid door Maurits Coronel, deze liederen uitmuntend voor De door de pianiste Elsa Wolters gespeelde Dansen uit het Muziekdrama „Attima" van C. v. d. Wall leken meer Westersch beinvloed dan zijn „Herin neringen uit Java" en nog meer was dit het geval met de composities van Paul Seelig, waarin vele aan Debussy herinnerende Manken het oor troffen. Zeer mooie indrukken gaven de door Frans Wie mans gecomponeerde „Wijzangen" van Tagore met hun droomerige stemming. Wat Maria Last, ook wat het mnemotechnische betreft, in deze moeilijke liederen presteerde verdient bijzonderen lof. De zeven stukken uit de reeks „Bali" van Wal ter N'ieman, d'oor Coronel voorgedragen, schenen verschillend van oriënteering (of occidenteering, als men het zoo noemen mag). Een paar er van deden aan Moussorgski's „Tableaux d'une Expo sition" denken, een ander aan Debussy's „La Ca- thédrale engloutie", weer een ander leek,een ge wijzigde „TrolTtog" van Grieg. Maar uiterst dras tisch, raak en geestig als klanknabootsing was Niemann's „Hanengevecht", een strijd tusschen een bashaan en een piephaan. Het was of de vee-rem er af vlogen. De ipiephaan bleef overwinnaar. Als ik nu nog een naar een gamelangcompositie geschreven, door M. Coronel en Elsa Wolters ge speeld werkje van Paul Seelig noem ben ik aan 't eind van mijn overzicht van deze eerste matinée. Met een samenvatting van indrukken wil ik wach ten tot ik in de gelegenheid geweest zal zijn om ook de volgende concerten van den cyclus bij te wonen. Maar wel kan ik zeggen dat deze eerste interessante middag reeds duidelijk getoond heeft, dat dezelfde waarden in de ziel van de meest ver schillende volken leven, al vinden die ook een verschillende wijze van uitdrukking. Het komt er maar op aan die te verstaan. Wie zich daartoe ge roepen voelen, verdienen onze groote waardeering. En met een eeresaluut aan de uitstekendie vertol kers wil ik dit verslag besluiten. K. DE JONG. Haarlemsche Orkest Vereeniging Volksconcert Een Symphonic van Koeberg, een Declamato- rium van Gerard Mulder en Variaties van Hen drik Andriessen: een Nederlandsche programma dus; een programma, waarvan het nationale karakter alleen eenigszins verminderd wordt door de omstandigheid dat Koeberg de Zwitsersche indrukken in zijn Symphonie verwerkte, en dat Andriessen een thema van een Duitschen com ponist tot onderwerp van zijn orkestvariaties nam, We willen daarmee niet zeggen dat Koeberg's muziek een specifiek-Nederlandsch cachet' draagt. Reeds naar aanleiding van de 1ste uitvoering op 12 Jan. j.l. hebben'we op de internationale eigenschappen er van gewezen. De herhaling heeft geen nieuwen kijk op het werk gegeven. Frisch klinkend en gemakkelijk in 't oor vallend thema tisch materiaal zit er in, en de verwerking daar van bewijst dat de componist profijt heeft getrok ken van de door de grootmeesters der orkestratie nagelaten voorbeelden; alles klinkt en vooral de blazers hebben er dankbare partijen in. Minder profijt heeft hij getrokken van de leer: „Auch in der Beschrankung zeigt sich der Genius". Zelfs nu nog meer bekortingen waren aangebracht dan bij de eerste uitvoering scheen, vooral in het eer ste hoofddeel, meer dan één herhaling of periode overtollig. Een nieuwen kijk op het laatste hoofd deel, met name op£de episode, die het „bezoek aan de Hof'kirche te Luzern" behandelt, 'hadden we misschien kunnen krijgen, indien de componist van te voren in het programma had willen mee- deelen welke toon eelt jes en bijkomstige geluiden daar zijn bijzondere aandacht hadden getrokken. In het ski-centrum van het Ober-Inndal, dat volop de gelegenheid biedt voor tochten op de lange sneeuwschoenen. (Foto Weltbild). Bij de opsporing van de overblijfselen van het oude kasteel te Heumen zijn verschillende merk waardige vondsten ge daan. Daartoe behoorde ook een ongeglazuurde kan. vermoedelijk uit de 12de eeuw. (Foto Pax-Holland) Maar we vernamen dat pas achteraf en toen was het te laat om de muzikale verklanking er van te verifieeren. Al was in het begin de onderlinge stemming niet onberispelijk, de blazers hadden hun best gedaan en mochten met de pauze huiswaarts gaan. Want in de tweede helft van den middag was van het H.O.V.-orkest alleen het strijkersensemble in actie. Dat was vooreerst bij de muziek van het Decla- matorium. dat de 2de Concertmeeester der H.O.V. Gerard Mulder, op den tekst van 3 Fragmenten uit „Opwaartsohe Wegen" van Henriëtte Roland Holst gecomponeerd heeft: muziek, die een rus- tigen achtergrond voor de spreekstem vormde en die door haar van alle trivialiteiten vrije wellui dendheid en voorname ingetogenheid reeds op zich zelve een zeer aangenamen indruk maakte. Meer bepaald illustreerend was ze alleen in de treurmarschrythmen bij het tweede fragment. De declamator Henk Schuurman sprak duidelijk en correct; bij de vertolking dezer vlammende poëzie zou echter een hartstochtelijker toon dan hij hooren liet niet misplaatst geweest zijn. De componist Mulder en de declamator Schuur man oogstten den dank van het auditorium, ge lijk vóór de pauze de componist Koeberg en de dirigent Marinus Adam gedaan hadden. Tot besluit van dit namiddagconcert gaf het strijkorkest een uitstekende vertolking van Hen drik Andriessen's harmonisch interessante en con- trapuntisch meesterlijke Variaties en Dubbel- fuga) over een Thema van Joh. Kuhnau, den voor ganger van Joh. Seb. Baah als cantor aan de Thomaskirche te Leipzig."* K. DE JONG. Toen vijf jaren geleden een aantal vooraan staande koorzangers in Haarlem rondgingen met plannen om te komen tot verbetering van den koorzang, en wel door de kleine elite-ensembles te vereenigen in één bond, vond hun pogen weinig instemming. Des te intensiever werd hun werken voor deze gedachte, en het resulteat was: de Bond kwam er.Hij is er nog, en springlevend. Zondag middag had de feestelijke herdenking plaats in den tuinzaal van het Concertgebouw. Is dan het bestaan van deze kleine ensembles zoo belangrijk voor den koorzang? Hiervan ben ik meer dan ooit overtuigd, nu ik den arbeid van den Bond voor Haarlem en Omstreken gedurende dezen tijd oplettend heb gevolgd. Het was mij door ervaring bekend, dat voor den koorzanger het kleine ensemble een oefensc'haal is, die de beste resultaten levert: hier wordt alle aandacht besteed aan de gehei men van zuivere intonatie, van dynamiek, van klankevenwicht, van stabielen koorldank, en (wanneer de leider ten volle vakbekwaam is) van stemvorming. Het groote koor biedt veelal deze gelegenheid niet, maar de leiders dezer koren achten het een fortuin, wanneer zij aan hun koren een of meer dezer ensembles kunnen ver binden. De voorzitter van den Bond, de heer H. van Paradijs, al raakte 'hij in zijn inleidend woord niet al deze punten aan, mocht deze beginselen als bekend veronderstellen bij zijn luisteraars; daarom lag het zwaartepunt van zijn betoog in 't aanduiden van de algemeene beteekenis van den Bond, en in zijn vreugdebetuigïng, dat de deel name aan het werk steeds in stijgende lijn gaat. Er is, ook in zeer moeilijke tijden, intens gerepe teerd en gestudeerd. De resultaten van dezen mid dag wezen het uit. Als inleiding tot het concert voegden zich de mannenkwartetten tot een groot en prachtig klin kend koor samen, een koor waarin geen vibree- rende of onwelluidende stemmenschade deden, een koor dat groote aandacht wijdde aan den leider de heer P. M. Gerrnes had zich beschik baar gesteld). Machtig en grootsch klonk het koor van Vincent Lachner, dat in een hymne de macht der muziek bezong. Ware er meer tijd beschik baar geweest, dan had men naast de groote allure ook het filgraanwerk kunnen verzorgennu waren er in het middendeel eenige niet geheel fedllooze passages, doch de totaalindruk bleef die van kloeken, gezonden, weiluidenden mannenzang. En het programma voorts? Naast Lassus, Tho mas Moriey, Ludwig Senfe, Hans Leo Hasler waren er André Caplet. Pall Hindemith; naast Schubert een Löwe, Gluck, een Bruno Stürmer. Alphons Diepenbrock. En hiernevens werk van Nederlan ders waarbij ik in 't bijzonder op dat van Tom de Vries de aandacht vestig. Zijn polyfoon toon stuk, het Introitus „Miserere Miihi" heeft zich temidden van al deze klinkende namen kunnen handhaven als een muziek die intense aandacht ten volle waard is. Nu hij er in slaagde, aan zijn jonge idealen vormvastheid te geven, is een prach tig evenwichtig en knap geschreven muziek ont staan. Hij was thans zoo fortuinlijk, het te zien uitgevoerd door Nico Hoogerwerf en diens „Inter Nos". Die weergave was zóó, dat wij aan de com positie volle aandacht konden wijden, een com pliment dus ook voor de zangers, die voorts nog in een breed opgezet werk van Carti (waarin echter weer geheel andere idealen werden ge diend) den dank en de bewondering der hoorders verwierven. Tom de Vries zelf was met de uitvoering van Hindemith „Der Tod", hoewel de opvatting niets te wenschen liet, minder geluikkig. De mannen van „Bel Canto" zijn op de klanken dezer har monieën nog niet ten volle ingesteld, en te meer speet het me, dat ook 'het Pilgerchor uit Tann- hauser niet wilde lukkenWant „lukken", dat is het woord bij een uitvoering van dit 'koor zonder begeleidende instrumentaalstemmen. Het Gemengd Dubbelkwartet zong, in Napel- schen tongval, de bekende Canzone van Lassus en verzorgde die even voortreffelijk als Haydn's koor ..Der Greis", waarvan Haydn, een oud man gewor den. de eerste versus aanwendde als visitekaartje (Hin ist alle meine Kraft, alt und sc'hwach bin ich)Eveneens onder -Gerrnes' leiding stond het dubbe-likwartet „Harmonie", met een werk van Olman waaraan wij thans onfcgz-oeid zijn, en Men delssohn's „Beati mortui" dat naast vele verdien sten soms een tekort had aan stembeheersching bij de eerste tenoren. Hem was voorafgegaan het voortreffelijk en semble uit Santpoort, het Gemengd dubbelkwartet onder H. J. Arisz, Een prachtig Salve Regina van Schubert, waar soberheid van voordracht de juiste stemming wekte, stond naast een „De .pro- fandis" van Gluck. waar kleur en registratie de beoogde uitwerking brachten. De stemmenver houding was ideaal. ..Euphonia", het solo-kwartet, excelleerde in „Wanderers Nachtlied" van Stürmer. want de uit voering was prachtig beheerscht van voordracht en zeer schoon van klank. Het voorafgaand werk van Löwe hoort men liever in de origineele zet ting. omdat daarin de eenvoud van den tekst wordt weergegeven. Uit Beverwijk kwamen ..De Vereen. Zangers" met de aloude Bede van Heinze en een achtstem mig werk van Grell. Dit laatste werk zou voor groot mannen-koor stellig meer voldoening geven, ".Euterpe", onder Joh. van 't Vlie. zong een prach tig Dorisch werk van Senfe, een Madrigaal van Thomes Morley en een stuk .Tanzen und Sprin gen" van Hasler. Klank en voordracht voldeden aan -hooge eischen. Onder dezen leider zong ook het vrouwenkwartet ..Noi Otto" twee deelen uit de Messe van Caplet. benevens diens „O saluta- ris". Ook hier sprak de ad-el van opvatting en de speciale klankkleur. Voorts ontbrak ook op dezen middag de ..note gaie" niet, waar „Orpheus" on der N. de Zwager een geestige weergave bood van een alleraardigst muziekje van Nico Hoogerwerf „Idylle". Onze wensch: moge het tweede lustrum van den Bond even blijde worden gevierd. G. J. KALT. BRANDEND MAAGZUUR? Als ge na ïederen maaltijd of na het van het minste of geringste al gekweld' door die brandende pijn, neem dan R( Die werken afdoende binnen enkele mi 1.27 an 0.41 O.B bij alle Apoth, (Adv. Ingei IJSBANEN MORGEN OPE De ijsbaan aan de Kleverlaan zal vermoedelji ochtend weer voor het publiek worden open§» c j-, De Ijsbaan „De Volharding" zal voorloop Dinsdag en Woensdagmiddag, alsmede Zateidjp dan den gehelen dag geopend zijn. ARNOLD M'EYER, Leven en door Louis Knuvelder. U% Veste. Louis Knuvelder heeft een levensbesj van Arnold Meyer, den stichter van Zwl dat hij later in het tegenwoordige Nation;; deed opgaan, trachten te geven. De schri; heeft zijn geschrift ,een korte schets' maar desondanks telt het nog 78 pagina; Knuvelder heeft er in zijn werkje naar f duidelijk te maken hoe de heer Meyer zich kelcl heeft van priester-student tot leider ^cn autoritaire beweging. Dat die taak niet gemakkelijk is gein rh' ieder begrijpen die zich even realiseert hoe het is een leven te beschrijven en dan een man, die feitelijk nog maar een belïStö, gering deel van zijn leven achter den rugl ml dei PRIJSMA ATR EGELlfop OVERHEID, Pf! eld De -heeren W. F. A. Gehrels en drs. L. G, mann hebben een werkje geschreven over! maatregelen der overheid, waarbij de is 5 is geweest een uiteenzetting van deze mar voor het bedrijfsleven te geven. Het boekjt schenen bij H. P. Leopolds Uiig. Maai N.V., Den Haag. 00 Korpsführer Hühnlein bestudeert aan 4 van de stafkaart ergens aan het Westell pier het operatiegebied van het Duitsche lucht en (Foto We; Lezing in Teylers Stichtin Zaterdagmiddag is in Teylers Sticht Haarlem de laatste lezing gehouden cyclus „Drie Nederlandsche figuren ei zestiende en zeventiende eeuw". De eer tweede lezjngen hadden resp. tot ondei „Dirck Volckertsz. Coornhert" en ,l Stevin", de laatste ging over den Middelt Isaac Beeckman, die zijn denkbeelden ove; al medische en natuurkundige onderff heeft neergelegd in een uitvoerig hands; dat thans berust in de provinciale biblit m< te Middelburg. Spreker was de heer Waard uit Vlissingen. Na een korte biographie gegeven te (Beeckman werd geboren te Middelburg; studeerde voor predikant, werd vervolger.1 senmaker en promoveerde in 1618 in de cijnen) schetste spr: in het eerste deel n voordracht, eenerzijds de vriendschapsbe'k met Descartes, anderzijds het standp» Beeckman innam ten opzichte van de in.„ gangbare meeningen op natuurkundig gó ,n, blijkt, daarbij een der eerste hernieuwt v a tomen theorie geweest te zijn en hij best verder geluidswarmte- en licht verschijn l een emissie van materieele deeltjes. Immaterieele werkingen zijn voor he; grijpeljjk en deze opvatting voerde hem f tot de hypothese van het bestaan eciief materie, met wier beschrijving spr. het deel zijner voordracht opende. Waren in he deel reeds verschillende vondsten van Br op mechanisch gebied ter sprake gekontë leer van clen druk van de lucht, zijn nul* j retische beschouwingen en zijn afleiding 1 valwet, waartoe hem Descartes in 1618 s een bijdrage leverde. In dit tweede deel' spr. nog bovendien Beeckman's werkzaafl natuurkundig gebied tijdens zijn rectoraal Latijnsche school de Dordrecht. Na vfi van de bezoeken, welke buitenjandsclie den als Gassend en Mersenne hem brachls veerde spr. Beeckmans beschouwingen den seconde-slinger als tijd- en lengten*, daarna meer uitvoerig de methoden ken, die Beeckman had uitgedacht ter van de snelheid van het licht en de bestri» dit denkbeeld door Descartes. Tenslotte w op de moeilijkheden die Beeckman bij had ondervonden en welke voortsproten za- F persoonlijke omstandigheden als uit tP digheden. Dat hij die heeft overwonnen! ook een les zijn voor het, heden, aldus eia- heer de Waard zijn voordracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 8