^j^HtSchoUtO- iiBiiifiimiH
Een draaiboekschrijfster
spreekt:
Een zangfilm.
„Hoera, ik ben papa"
Liefde op ski's
PAUL HUF.
Pompadour
ZATERDAG 1 FEBRUARI 1941
KAAR GEM'S DAGBLAD
5
Thea von Harbou over haar werk
„Je verwondert je steeds -weer opnieuw", zegt
Thea von Harbou, als we met haar gezeten zijn
in haar met zooveel liefde en smaak ingerichte
huis, buiten in 't Berlijnsche Westend, ,,over de
merkwaardige voorstelling, die vele menschen
niet alleen jonge, maar ook oudere zich
Thea von Harbou schreef o.m. de draaiboeken
Voor de befaamde „Nibelungen"-film en „Der
Müde Tod", waarvan hierboven een beeld.
(Foto U.F.A.)
omtrent het bèroep van den filmauteiu- maken.
Ze denken zich dat allemaal heel gemakkelijk
en aangenaam en staan er zelfs met hun ge
dachten niet bij stil, dat hier zooals in elk
bemep geen meester zoo maar uit den hémel
komt vallen en dat men in de practijk telkens
weer opnieuw moet leeren en in vorm moet blij
ven om het, verlangde doel te bereiken. Ik ben
nu al bijna twintig jahr „in het vak", maar
gelooft u me: ik begin iedere nieuwe taak weer
met de hartkloppingen van een beginneling.
Iedere film richt zich tot millioenen menschen
en de verantwoordelijkheid, die de auteur draagt
is daarom bijzonder groot. Van een leeg en slecht
leeg draaiboek kunnen de beste acteurs en de
beste regisseurs geen goede film maken. Het
draaiboek is het fundament, waarop het heele,
groote gebouw van de film zich vei'heft en als
dat wankelt, wankelt de rest ook. Een groot be
drag aan geld en een enorme dosis werk, artis
tiek en technisch, is dan verloren. Dat is een
waarheids die al door menige bittere ervaring be
vestigd werd en de filmauteur, die zich daarvan
niet terdege bewust is, hoort m.i. in het vak
niet thuis." Hoe iemand dan aan den moed komt
om een draaiboek te schrijven? Als antwoord
op die vraag moet ik u zeggen, waarin ik 't
geheim van iedere echte filmprestatie, ieder
werkelijk film-succes zie: men kan het werk
voor de film niet als een „bijkomstigheid" be
schouwen. men moet ervan bezeten zijn en
er zich met geconcentreerde krachten op wer
pen. Wie dat niet kan, wie niet met deze beze
tenheid en een taai, nooit verflauwend geduld
aan het filmwerk begint, die zal het nooit tot
iets brengendie hoeft het zelfs niet te pro-
beeren.
De film is iets heerlijks, een nieuw land, waar
in men steeds weer de wonderbaarlijkste en
verrassendste ontdekkingen kan doen maar
liet is ook een energieverslindende, onverza
digbare moloch. Dit is iets dat men hen, die zoo
graaf „bij de film" willen duidelijk en herhaal
delijk moet zeggen om hen voor teleurstellingen
en zinlooze omwegen te bewaren.
Wat mezelf betreft: Ik heb'er nooit van ge
droomd, dat ik ooit dit beroep zou krijgen. Ik
heb, toen ik nog 'n jong ding. was, m'n eerste
roman geschreven en omdat ik succes had, dit
opus 1 nog door een reeks van boeken laten vol
gen maar aan de film heb ik toentertijd
nooit gedacht en nog minder, dat een van m'n
boeken zou worden verfilmd, 't Was een even ko
misch. als dramatisch toeval dat mij tot de film
bracht. Kort na den oorlog van 19141918 ik
woonde in Lankwitz reed ik van het Pots
dammer Station met de tram naar huis, toen ik
taevallig eeft paar regeltjes in een krant las,
waarin medegedeeld werd, dat een van mijn boe
ken „Legenden" heette het door een film
maatschappij aangekocht was en binnenkort
verfilmd zou worden. Ik vertrouwde m'n oogen
niet maar het stond er zwart op wit, zakelijk en
heel gewoon. U kunt zich begrijpen, dat ik
die toen nog geen idee had van de portee van
een dergelijk bericht ziedend van woede was
en onmiddellijk koers zette naar m'n uitgever
om rekenschap te vragen van de, achter mijn
rug om, aangegane overeenkomst. Ze waren op
de uitgeverij eerst erg geschrokken door deze
onverwachte uitbarsting van temperament,
anaar gaven me toen den raad om den in het
bericht genoemden filmproducent maai- eens op
1.e zoeken en met hem te onderhandelen. Dit ad
vies heb ik opgevolgd en het lange gesprek met
den film-meneer eindigde daarmee, dat hij me
vroeg het draaiboek te schrijven, aangezien hij
door het gesprek was gaan gelooven, dat ik
„zin voor het optische" had. Vergeet niet, dat
we nog ver van de sprekende film af waren.
Zoo kwam ik tot mijn eerste draaiboek, waar
bij ik eerlijkheidshalve moet vertellen dat de
film nooit gedraaid werd. De kennismaking met
de film begon dus, zooals gewoonlijk, met een
teleurstelling, maar en dat was het noodlot
tige voor me ik voelde ineens de geweldige en
nog nauwelijks benutte artistieke mogelijkhe
den, die dit. technische wonder in zich verborg
en ik ontdekte een heel nieuw arbeidsveld, zon
der dat ik kon vermoeden hoeveel energie en
Volhardingsvermogen dit zou eisehen.
Ik heb toen het draaiboek van m'n roman
„De Indische graftempel" geschreven, waarvan
ik, vooral technisch zeer veel leerde en daarna
de films „Der müde Tod" en „Die Nibelungen".
Nog heden, na zooveel jaren, denk ik niet zonder
trots aan deze beide films terug. Ze mogen voor
onze tegenwoordige begrippen en in verband
met de geweldige volmaaktheid der technische
middelen, in vele opzichten verouderd zijn, maar
het zijn toch zonder twijfel films geweest, die de
Duitsche industrie een stuk vooruit gebracht
hebben. Ik beschouw het trouwens toch als
een fout om het tijdperk van de stomme film,
die zoovele artistiek waardevolle werken gepro
duceerd heeft, alleen uit een hautain gezichts
punt van Ironische meerderwaardigheid te be
schouwen. Er bestaat nog een traditie van de
stomme film, waarbij we ons vandaag nog kun
nen aansluiten. Een van de ernstigste gevaren
van de film, waartegen zich speciaal de auteur
teweer moet stellen is: het verstarren in „se
ries", zoodat de artistieke oorspronkelijkheid
confectie wordt. Successen kun je niet imiteeren
en iedere echte film, die zich niet tevreden stelt
met een doorsneepeil, maar die tot in de klein
ste scène orginaliteit en een' zelfstandige vorm
geving eischt, heeft een lange voorbereidingstijd
noodig. Geen film, geen draaiboek is iets zón
der „idee" maar om ideeën te hebben, moet
men het leven met al z'n problemen op zich la
ten inwerken. En daarvoor heeft men tijd
noodig".
Thea von Harbou, wier groote roem in de
periode der zwijgende film lag, is nog steeds
draaiboekschrijfster en haar veelzijdigheid heeft
zij kort geleden nog gedemonstreerd, toen zij
het manuscript van „Wie konntest du, Veroni-
ka?" schreef, een vroolijke Ufa-film met Ralph
Arthur Roberto, Gusti Huber en Wolf Albach-
Retty, die binnenkort in ons land zal worden
uitgebracht.
Gesprek met
WILL QUADFLIEG
„Toen ik zestien was, schemerde 't zoo'n beetje
bij me, dat ik misschien wel eens aan het tooneel
zou gaan", aldus Will Quadflieg, de jonge acteur,
die naast Marika Rökk een hoofdrol in de nieuwe
Ufa-film „Xora Terry" speelt. En bij deze woorden
wrijft hij zich voor den spiegel de schmink van
z'n gezicht en kijkt hoogst ontevreden. Want Will
Quadflieg vindt, dat hij op artistiek gebied eigen
lijk te weinig te doen heeft. „Ik toen jong en ik
wil hard werken'heeft hij kort tevoren ge
zegd, maar méér wilde hij niet loslaten, toen we
hem plechtig om een interview verzochten. Inter
viewen meende hij, kan men eigenlijk alleen oude
heeren, die werkelijk iets „uit hun leven" te ver
tellen hetotoen.
Maar op den duur bleek toeh, dat al is Quad
flieg nog maar een jong acteur hij toch zoo
veel over het leven en over z'n toeroep had nage
dacht, dat een gesprek met hem heelemaal geen
oppervlakkige aangelegenheid bleek te zijn.
Om op die zestien jaar terug te komen, toen
het bij dezen Rijnlandschen knaap „schemerde":
hij bezocht toen juist het gymnasium in Ober-
hausen en was dol op het tooneel. Maar van z'n
diep in het .hart verborgen idee om zelf acteur
te worden zweeg hij tegen iedereen. In elk geval
wilde hij z'n eindexamen gedaan hebben. Dat hij
van z'n zakgeld privé-tooneelspellessen nam,
kwam óók niemand te weten. Pas toen hij het
einddiploma in z'n zak had, kwam het hooge
woord eruit. Vader Quadflieg, die geen idee had
Will Quadflieg als page in „Het hart der
Koningin".
(Teekening U.F.A.).
van deze hardnekkige tooneelliefde van zoonlief,
maakte het, hem, toen hij zag .dat 't ernst was,
niet moeilijk. Maar hij stónd erop, dat de jongen
dan eerst iets van de wereld zou zien alleen.
Een voetreis door Italië, die bijna een jaar duurde,
bracht hem inderdaad veel levenswijsheid bij en
Will Quadflieg zou dit zigeunerleventje beslist niet
hebben willen missen.
Daarna kwam het tooneel. Lessen, volontairen
toen een .klein engagement in Gera, later in Düs-
seldorf. „Jaren, waarin je onderduikt en in stilte
voor en aan jezelf werkt. Ik vind, dat je je in
zulke tijden zeker niet moet overhaasten. Als je
geluk hebt en voorbereid bent, komt alles op z'n
pootjes terecht
Will Quadflieg mag zich niet 'beklagen. Hij was
goed voorbereid en het geluk kwam. Want van
Düsseldorf gelukte hem den grooten sprong naar
Berlijn: hèt eindipunt van iederen Duitscben
acteur! Hij kwam bij de „Volksbühne", speelde als
gast in het „Schiller Theater" en kreeg daar een
paar maanden later een jaar-contract. De Ber-
lijners zagen hem als jeugdige held, die groote
klassieke rollen op een zoodanige wijze speelde,
dat publiek en kritiek er bijzondere aandacht aan
besteedden. De jongeman had carrière gemaakt
en de film kwam natuurlijk met vriendelijke aan
biedingen. Quadflieg's eerste rol was die van Oli
vier in de Carl Froelich-film „Vorstentragedie" en
onmiddellijk daarop volgde een sympathieke en
interessante rol in „Kora Terry", waarin hij als
variété-kapelmeester, later als vioolvirtuoos een
belangrijke rol speelt in Kora Terry's leven. „Ik
ben blij, dat dit een gewoon, levend mensch is,
een geloofwaardige figuur. Heel anders dan in de
Leander-film. Gelukkig maar, want je wordt zoo
gauw als type vastgelegd. Het filmwerk is enorm
interessant. Het kleinste gebaar, de minste ver
andering in je gezichtsuitdrukking zijn van be
lang. Maar als je aan 't tooneel gewend .bent,
moet je wel leeren om de momenten van onge
duld, die onverbrekelijk met het filmwerk ge
paard gaan, te overwinnen
Rembrandt
Paul Harden op hef tooneel
Kunstenaars blijken, dikwijls in de oogen van
het filmpubliek het haasje te moeten zijn. En de
Hongaarsche bariton Alexander Sved zet In de
film „Het model" de traditie voort van den kun
stenaar, die de vrouw van zijn droomen niet
krijgt. We hopen dat de tijd spoedig voorbij zal
zijn dat het publiek door dik en dun de kunste
naar als een ongelukkig man wordt voorgespie
geld, onder het devies:
„Verdriet is goed voor
de kunst" in dit geval
voor de zangkunst. In
zijn algemeenheid is dit
een dwaze voorstelling. Enfin, we willen hier niet
op in gaan, want het betreft hier een oppervlak
kige film, die trouwens ook niet nieuw is. En de
menschen, die op een zangfilm afkomen, willen
zang hooren, en in dat opzicht kan men tevreden
zijn. Alexander Sved beschikt over een voldragen
bariton, een rustig manlijk geluid temidden van
de vele tenoren, die van 'het witte doek af tot
ons geschald hebben.
In vele operafragmenten, in klassieke en lichte
muziekstukken, hooren we Sved zingen. En on
getwijfeld zult ge den schlager „Alles tue ich
aus Liebe zur dir" in de eerstkomende maanden
wel nafluiten. Dit is een zeer aardige wijs.
Camilla Horn speelt de rol van het meisje, dat
model staat voor den schilder-zanger, zich bedro
gen waant en trouwt met een ander. Haar ge
dachten blijven echter bij den zanger. Na jaren
komt hij uit Amerika terug om haar te halen,
niet wetend dat zij reeds getrouwd is. Een
breuk tusschen man en vrouw dreigt, doch te
rechter tijd komt.een blinde darmoperatie, welke
het kind on-dergaat, cfëj ouders verzoenen door
gemeenschappelijk gedeeld leed. En de zanger
gaat weer weg, en voegt zich bij zijn vrouwelijke
impresario, die zegt van hem te houden, zoodat
hij dan ook wat liefde heeft. 'De arme! Ge ziet,
karaktervol is het verhaal niet bepaald, doch wat
doet het er toe. „Alles tue ich aus Libe zu dir"
schalt u in de ooren, en uw gehoor wordt ver
wend met een keur van liederen en liedjes, uw
oogen moeten ditmaal dan maar een beetje min
der critisch zijn.
Op' het tooneel voeren Paul Harden, -Bart
Elfrink en Beppie Kila een klucht op. De inhoud
komt hierop neer dat de zanger (Harden) repe
teert kijkend in een kapotte spiegel. Hij merkt
echter niet dat die spiegel kapot is want zijn
huisknecht (Bart Elfrink) imiteert al zijn be
wegingen en „speelt" dus het spiegelbeeld.
Deze dankbare oude tooneeltruc gaat ook dit
keer op, en men kan zich met deze klucht best
vermaken, wanneer men in een goedwillende
stemming is.
Wij sluiten ziekteverzekeringen in verschillende combinaties:
a. VERZEKERING TEGEN DOKTERS- EN APOTHEKERSKOSTEN,
b. ZIEKENHUIS- EN OPERATIEKOSTENVERZEKERINGEN,
c. GECOMBINEERDE VERZEKERINGEN,
d. PERSONEELSVERZEKERINGEN.
Bij al deze tarieven vrije particuliere geneeskundige behandeling,
zich uitstrekkend over geheel Nederland. Prospectus wordt op
aanvraag gratis toegezonden.
Fa. HENDRIK KWAK Hzn., Assuradeuren en Makelaars,
Nassauplein 46 - Haarlem - Telefoon 1/771, b.g.g. 26835.
(Adv Ingez. Med.)
Reprise van
Heinz Rühmann komt deze week in Palace nog
eens in zijn succesfilm „Hoera, ik ben papa". Het
succes, dat deze film bij
haar eerste vertoonin
gen in Haarlem ver
wierf, ligt ons nog zoo
versch in het geheugen,
dat het waarlijk overbodig is deze film nogmaals
aan te bevelen. Dit behaalde succes spreekt voor
zichzelf
Cinema
De nieuwsfe film van AnnyOndra
De film brengt ons liefde in alle toonaarden,
liefde in auto's, liefde op schepen, liefde bin
nenshuis, liefde op straat, liefde overal, dus
waarom dit keer niet eensliefde op ski's!
Ge begrijpt, voor dat soort liefde moeten we
onze lage landen verlaten en onze fantasie ver
plaatsen naar de bergen. Ergens in die bergen
is een herberg, waarvan de conversatieve baas
het dreigt af te leggen tegen het moderne ho
tel, dat in de buurt is geopend, en dat met vak
kundige reclame menschen weet te trekken. De
zoon van den herberg-eigenaar is een serieus
ski-leeraar, doch de vrouwen letten niet zoozeer
op het leeren van skiën dan wel op de kansen
die ze hebben op de verovering van het hart
van den skileeraar. En aangezien er aan het mo
derne hotel een even moderne skileeraar ver-
(Foto archief H. D.)
HET TOONEEL
Bij zijn vijftigsten verjaardag.
Paul Huf, die zooals wij reeds in ons blad
vermeld hebben op 3 Februari vijftig jaar
wordt, is pas op vijf-en-twintig-jarigen leeftijd
bij het tooneel gekomen. Gemakkelijk is dat niet
gegaan, omdat zijn vader er zich oorspron
kelijk sterk tegen verzette. In „De Tooneelspie-
gel" van deze maand las ik, hoe de bekende
tooneelcriticus Róssing invloed op Huf's va
der hééft uitgeoefend orn toestemming aan
zijn zoen te geven, zijn roeping te volgen. Op
een-vergadering die don- den ouden heer Huf ge
presideerd werd, droeg Huf Junior bij wijze
van tij'dvulling het bekende „Ik houd van het
(Foto archief H, D.)
proza" van Lodewijk van Deyssel voor. „Rós
sing wa.s op dien avond aanwezig en vader Huf
had hem gevraagd om zoo mogelijk zulk een
kritiek over zijn zoon te schrijven, dat hij voor
goed van zijn liefde voor het tooneel genezen
zou zijn. Den volgenden dag verscheen er een
kritiek van Róssing over Paul Huf, niet echter
in afbrekenden zin, maar- zoo vol lof, dat het
den vader overtuigde van het talent van zijn
zoon. En zoo ging Huf van de sigaretten fabriek
waar hij werkzaam was over naar het tooneel om
er een van de vooraanstaande acteurs te wor
den. Paul Huf behoort tot de ernstigste en
meest intellectueele tooneelspelers in ons land.
Men behoeft hem maar te spreken om te weten
dat hij zich hiervan ook wel bewust is. Be
scheiden is Huf, meen ik, niet, maar hij be
hoeft het ook niet te zijn, want hij heeft zich
zijn belangrijke plaats in de tooneelwereld
niet alleen door zijn talent maar ook door noes
ten arbeid veroverd. Hij is een hard werker, die
niet alleen onze eigen taal, maar ook het Duitsch
en het Engelsch volkomen beheerscht en er in
voordraagt.
Paul Huf behoort niet tot de op intuïtie spe
lende acteurs. Men voelt, als men hem ziet spe
len. dat hij zijn rollen met zijn verstand heeft
opgebouwd en tot in de kleinste' finesses heeft
vastgelegd. Hij laat niets aan het toeval over en
men kan er zeker van zijfi, dat zijn spel eiken
avond ongeveer gelijk en dus niet zooals bij zoo-
velen afhankelijk van stemmingen is. Zijn
dictie is vrijwel volmaakt, zijn stem prachtig ont
wikkeld en dat is met zijn scherp intellect
de reden, waarom vooral rollen van scherp
zinnige, intellectueele personen bij hem geheel
tot hun recht komen. Geen wonder dan ook,
dat hij de aangewezen acteur was voor „inspec
teur Vlijmscherp" in de uitzendingen van de
Avro.
Niemand in ons land zal zoo virtuoos den
schranderen, spitsvondigen en gewieksten advo
caat of detective spelen als Paul Huf. Hij speelt
met het woord als geen ander en zijn intellect
geeft hem precies aan hoe hij het plaatsen moet.
In de drie bezettingen indertijd van Mary Dugan
was hij van de rechters verreweg de geraffi
neerdste. Hij speelde die rol met verbluffend
meesterschap. Op een zelfde lijn stel ik zijn com
missaris Undrup in „De Zaak Yorck" en zijn Dr.
Clitterhaüse, dien hij met volkomen beheer-
sching brillant uitbeeldde.
Deze eigenschappen maakten hem ook tot den
aangewezen acteur voor Bisschop Cauchon in
Shaw's St. Joan. Hoe ver stond deze koel ver
standelijke maar door en door aristocratische
bisschop boven de Cauchons, die ik van de bui
tenlanders zag!
Hoewel ik er steeds weer van overtuigd ben,
dat de hersens meer dan het gevoel Huf's rollen
beheerschen, zoo doet zijn spel toch volkomen
natuurlijk en zelfs spontaan aan Dat komt om
dat hij zichzelf met meesterschap bespeelt. Hij
staat steeds boven zijn rollen, maar zijn techniek
is zoo groot, dat hij kan wat hij wil. Ik herinner
mij prachtige rollen van hem. De koel bereke
nende diplomaat Metternich in Het Adelaars
jong van Rostand was een rol, die hem al bij
zonder goed lag. Hoe mooi en gevoelig was ook
zijn oude Tobit in Tobias en de Engel, een
aartsvaderlijke figuur, die in zijn stoffelijke el
lende steeds van een verkwikkende blijmoedig
heid en van een ontroerende, innige vroomheid
bleef Zijn ridderlijke overste Picquart in De
zaak Dreyfus, zijn nobele Macduff in Macbeth,
zijn trouwhartige, kalme en flegmatieke pverste
Trotter in De groote Reis, zijn hartelijke, breede
en joviale vader in Het Vrijdagskind, zijn rollen
geweest, die alle door hem tot onovertrefbare
creaties werden. En laat ik hier ook niet zijn in-
drukwekkenden Gysbreght in Vondel's tragedie
vergeten. Hoe beeldend zeide hij Vondel's verzen.
De laatste jaren heeft Paul Huf zich afzijdig
van het tooneel gehouden en wijdt hij zich en-
kel nog maar aan voordragen. Voor ons nationaal
tooneel, dat acteurs van formaat als Huf moeilijk
kan missen, beteekent dat verlies en ik hoop dan
ook, dat deze non-activiteit van den tooneelspe-
ler niet al te lang zal duren. Als voordrachts
kunstenaar neemt hij echter een zeer bijzondere
plaats in ons land in en weinigen hebben na
Royaards zooveel gedaan om onze dichters bij
het publiek bekend te maken als Paul Huf.
Er zijn in Nederland tooneelspelers ik denk
bijvoorbeeld aan Jan Musch met nog voller,
klankrijker geluid dan Paul Huf, maar ik ken
er geen enkele, die zijn stem zoo volmaakt ge
bruikt en onze taal mooier zegt. Een woordkun
stenaar mag hij zich met recht noemen. Met zijn
zeldzaam zuiver ontwikkeld gevoel voor de
schoonheid van onze taal, weet hij de verzen te
doen klinken als muziek. Er zijn nog velen
ook onder de eigen Hollanders die onze taal
hard en stug en niet welluidend vinden. Wie
Paul Huf eenmaal in verzen van Vondel, Hooft,'
Bredero, Boutens en Verwey of in proza van Van
Deyssel heeft gehoord, zal dit moeilijk meer kun
nen volhouden.
Huf is ook een zeer litterair voordrager en
geeft het vers louter om het vers. En doordat hij
het vers zeer zuiver aanvoelt, wordt zijn voor
dracht dikwijls van een pure schoonheid.
Ook in zijn verzen zeggen vindt hij steun in
zijn sterk ontwikkelde techniek Een enkelen keer
moge zijn voordracht wat gekunsteld en gema
niëreerd schijnen, in wezen is zij dit toch niet,
omdat zij steeds artistiek verantwoord is.
In de keuze en de samenstelling van zijn pro
gramma's toont Huf zich altijd een zeer ont
wikkeld, intelligent kunstenaar. Daarbij komt.
dat hij de gave van het woord in hooge mate
bezit. Het is altijd een geestelijk genot naar de
inleidingen voor zijn verzen te luisteren, waarbij
hij iets van zijn eigen geloof in en zijn geest
drift voor het Hollandsche vers op zijn toehoor
ders weet over te brengen.
Wanneer wij Paul Huf op zijn vijftigste ver
jaardag huldigen, dan is het als voordrachts
kunstenaar niet minder dan als tooneelspeler.
Niemand zal durven betwisten, dat hij in beide
kwaliteiten een der eersten in ons land is en dat
hij zich die plaats veroverd heeft niet alleen
door zijn talent, maar ook door de groote liefde
voor zijn kunst, zijn diepen ernst en zijn werk
kracht. Dit alles tez'imen heeft gemaakt, dat
Paul Huf een sieraad is voor het Nederlandsch
tooneel.
J. B. SCHUIL.
Luxor
bonden is die meer flirt dan les geeft, is de
kans van den herbergierszoon op leerlingen i
ring. Tot er een gast
op komt dagen, die
leven in de brouwerij
brengt, en den ouder-
wetschen eigenaar er
toe weet te brengen wat vertier te brengen in
zijn lokaal en de gasten van het hotel op een
fuif te noodigen. Want er is een gegadigde, die
de verloopen herberg wil koopen, en de sc
die de herbergeigenaar ervoor kan krijgen, wordt
natuurlijk hooger wanneer de kooper ziet dat de
herberg wat waard is. Het plan van den levens-
lustigen gast gelukt, en "wel zoo goed, dat de
herbergier besluit zijn eigendom te behouden,
en hij krijgt weer schik in de exploitatie. In-
tusschen heeft zijn zoon een aardige toeriste
leeren kennen, die hij skiles geeft, zonder veel
resultaat echter want zij stuntelt enorm, totdat
zij tot ieders verbazing bij een wedstrijd den
eersten prijs in den wacht weet te slepen. Ge
zult makkelijk kunnen raden dat Anny Ondra
deze zonderlinge ski-ster is, want alleen zij is
tot dergelijke dolle capriolen in staat. Aan het
einde van deze Ondra-film, die gloednieuw uit
de filmstudio komt, zien we deze lieveling van
het publiek in hooger sferen belanden, want er
is een zonderlinge professor, die een apparaat
uitvindt, waarmee, de mensch kan vliegen.
Klapwiekend beweegt Anny zich over het
sneeuwlandschap, om na dit letterlijke verblijf in
hooger sferen ook in overdrachtelijken zin daar
te belanden.
Paul Klinger speelt de rol van den skileeraar,
die op Anny Ondra verliefd wordt, eerst denkt
dat hij bedrogen wordt en naderhand de s
lukkige waarheid leert kennen.
Anny Ondra is koddig als steeds, hoewel wij
betwijfelen dat zij zich, wanneer zij niet een
regisseur van het formaat Karl Lamac terug
vindt (die vroeger al haar films maakte en c"
haar eigenlijk ook ontdekt heeft) op den duur
zal kunnen handhaven. Haar filmverschijning
op zichzelf is onbelangrijk, er moet iemand bo
ven haar staan, die „wat van haar maakt". Dit
blijkt duidelijk uit dit nieuwe werk; de regis
seur maakt lange scènes, die de film traag doen
zijn en mist in het algemeen dien filmslag, die
een filmgegeven als het onderhavige tot een suc
ces zou kunnen maken; in deze opmerking is
verdisconteerd dat hij de kunde mist om Anny
Ondra te leiden en te plaatsen in het filmische
vuurwerk, dat zij .behoeft.
De bergopnamen in een film als deze
zijn toch altijd een lust voor het oog. In het bij
zonder de opnamen der ski-evenementen zijn
aantrekkelijk voor de velen, die van het Zwitser-
sche landschap houden. Zij kunnen de schade
van hun gemiste vacantie-in-de-wintersport-
oorden inhalen! Ontegenzeggelijk zijn er vele
aardige momenten in deze film, doch als geheel
bereikt ze geen bijzonder peil.
Kathe von Nagy als
In het Louvre te Parijs hangt een portret van
La Pompadour geschilderd door Francois Boucher,
Ze Ls niet geschilderd als de schitterende markie-
zin, die ze. als maitresse van Lodewijk den vijf
tienden was, maar als een eenvoudig burger
meisje. Wat de reden
van den schilder ge
weest is, baar zoo en
niet anders te schilde
ren. daarover hangt
een sluier van geheimzinnigheid voor de wereld.
Niet evenwel voor den schrijver van het scenario
van de film en voor den regisseur. Die hebben het
gebeele geval gereconstrueerd en er een film van
gemaakt, die het aankijken meer - dan waard is.
Het charmante, elegante leven aan het hof van
den Franschen koning, bet vroolijke vlotte leven
van de artistenkolonie, dat culmineert in de
herberg van den dikken waard van „De Zwarte
Kater" het meer intieme van het atelier van
Francois Boucher, het is alles even plezierig om
je er even in te leven.
Voor het spel der artisten niets dan lof. Kathe
von Nagy als la Pompadour, Leo Slezaik als de
waard, die over dat troepje rumoerige kunste
naars zoo nu en dan als een generaal regeert,
op zijn tijd heel verdienstelijk zingt en ook soms
zoo grondig uitgelachen wordt, Otto Tressier als
Lodewijk den vijftienden. Willy Eiclitoerger als
Bou-cher, het is allemaal even goed en uitstekend.
De regie en de muziek is van Willy Schmidt—
Gentner.
EXAMENS.
examens DU. OTTO KLIPP'S TALENSCHOOL.
Voor de in December en Januari j.l. gehouden prak
tijk-examens slaagden van bovengenoemde school de vol
gende leerlingen:
Engelsclie Handelscorrespondentie: Dames J, Kranen
burg. P. de Graaf. G. Solinger, 15. Willemze; de heeren
P. Bersee, B. Bitfes, M. v. Berkel, J. Brachthuizer, Ph. A.
de Korte, P G. Kranenburg, F, J. Lindeman Jr., G. Lau-
teslager, Ph. ,T. Meerkerk, P. Schumacher, J. Steurs, H.
Willemze, J. D, Wicherts en W. Wijsbek.
Duitsche Handelscorrespondentie: Dames M. Ferroni
Ch. A, Kruyt, H. Kruyt, C. Keizer, J. G. Radsma;
heeren M. A. Beels, J, H. Brouss, J. G. Blankensteln, H.
V, Dijk, M. J. Jacobs, A. F. v. Kooten. H. Lenting, M. da
Leeuw, P. Meeth, Ph. Neljnens, J. v. Manen, H. Wlllemaj»
P, Schumacher, C. Stevens, A. D. Steenhorst, E.(M. v. d.
Stadt, Th. Verkerk, H. v. d. Velde en L. Wensma.
Fransche Handelscorrespondentie: L. W. de Graaf, H.
Lenting en L. Verhagen.
Nederlandsche Handelscorrespondentie: N. Dekker, J»
v. d. Heyden en J. v. d. Rol.
OPWEKKINGSSAMENKOMSTEN.
Het Comité, dat bovengenoemde bijeenkom
sten, die iederen Donderdag' in de Zuiderkapel
aan de Zuiderstraat 15 te Haarlem worden ge
houden, organiseert, deelt mede, dat het pro
gramma voor de maand Februari als volgt is
vastgesteld:
Donderdag 6 Februari: de heer J. A. Bruyn
te Wassenaar, 's middags 3 uur over „De groote
Verdrukking" (Openb. 7) en 's avonds om half
8 over: „De komefide wereldmachten"; 13 Fe
bruari de heer J. Kits, leider van de „Open
lucht-Evangelisatie" te Zeist, 'smiddags 3 uur
-•ver „De Bruiloft des L-ms" on 's avonds om 8
uur over „Het groote Babyion": 20 Februari
nam. 3 uur Ds. C. J..Hoekendijk, Vrij Evange
lisch predikant te Bussum. 7