Jiunstr
BESPARING
OM»
H
Jiunst
Een wonder middel
tegen PRIKKEL-hoest!
akker's Abdijsiroop
Eigenaardigheden
met aanmoediging
der overheid
ff
FLITSEN
WOENSDAG 5 FEBRUARI 1941'
HXXREEM'S DX'GBEAD
Van
menschen
en
dingen
te
Amsterdam
(Van onzen correspondent.)
Sedert den zomer van 1940 kennen we thans in
Amsterdam de instelling „Kunst in Amsterdam".
Het is om de bijzondere structuur hiervan en om
de beteekenis die zij heeft voor het geheele Ne-
derlandsche kunstleven goed daar eens bij stil te
staan.
Wat is: „Kunst in Amsterdam"? Neen, het is
géén overheidskunst in den gewonen zin; géén
kunst door kunstenaars-in-gemeentedienst (men
zou haast zeggen: artistieke ambtenaren); het is
ook géén gewone subsidie-aan-de-kumst „omdat de
hoofdstad des lands tooh ook wat aan kunst moet
doen".
„Kunst ip Amsterdam" is een wonderlijk ver
schijnsel, een uit den nood geboren maatregel aan
vankelijk, die zulk een succes had bij den aanvang
reeds, dat het een min of meer permanent (laten
wij 'hopen: zéér permanent) instituut is geworden.
DAGEN VAN ONZEKERHEID.
De geboorte van „Kunst in Amsterdam" (men
heeft het nog altijd niet afgekort tot KIA!) viel in
den vroegen zomer van het afgeloopen jaar. Het
was eerlijk gezegd een tijdsverschijnsel.
De dagen van toen liggen nog versah in ons ge
heugen. De oorlog was kort tevoren over ons heen
gegaan en algemeen was er de onzekerheid en aar
zeling in alles wat met kunst en amusement, met
uitgaan in het algemeen te maken had.
Opvoeringen ensceneeren, uitvoeringen instu-
deeren, dat is iets anders dan het verkoopen van
lichtgevende speldjes of lantaarns met een blauw
glaasje De behoefte, de vraag van het publiek is
moeilijk te voorzien, moeilijk te peilen. De voor
bereiding beteekent een investeering ineens van
veel kapitaal in iets, dat men nimmer van de hand
is de vanouds beproefde Akker's Abdij
siroop, daar de werking in hoofdzaak berust
op de geneeskracht van reeds in oude tijden
bekende „genees-kruyden". Apotheker Du-
mont heeft daaraan nu toegevoegd de resul
taten der hedendaagsche wetenschap. Nóg
meer dan vroeger is nu
het beproefde hoest-geneesmiddel
Per flacon 90 ct., f 1.50, f 2.40. Overal verkrijgbaar.
Hoe grooter flacon, hoe voordeeliger het gebruik.
(Adv. Ingez. Med.)
in Haarlem en omgeving
Het smalste huisje in Haarlem
(Foto K. de Haas).
Als vreemdelingen zich in de zomermaanden
door de Amsterdamsche grachten laten rondvaren,
vestigt de schipper hun aandacht op het smalste
huisje van de hoofdstad; dat is het Kleine Trip
penhuis aan den Kloveniersburgwal 29. Als groote
bijzonderheid wordt er dan bij verteld, dat de
breedte van dit huisje slechts 2.45 M. is en dat
de hoogte 11 M. bedraagt.
Het zal echter aanweinigen bekend zijn, dat
Haarlem óók iets dergelijks heeft, namelijk het
perceel Begijnesteeg No. 2, waarvan we hier
boven een afbeelding geven.
De breedte van den gevel bedraagt slechts
2.42 M.
Een deur van slechts 0.75 M. breed geeft onmid
dellijk toegang tot het voorkamertje, dat zijn licht
ontvangt door een raam van 0.82 M. breed en
1-40 M. hoog. De afmetingen van dit kamertje zijn
3.40 bij 2.20 M.
Daarachter ligt een overloopje van 1 M2. dat
toegang geeft tot de achterkamer, die iets dieper
ls dan de vestibule-voorkamer, namelijk 3.50 bij
2.20 M. Een klein smal raampje in den achter
wand geeft het uitzicht op een plaatsje van 2.40
bij 1.85 M. Door dit kleine raampje moet het
daglicht in het vertrek doordringen.
Dit plaatsje geeft tevens toegang tot het keu
kentje waarvan de breedte bijna 2.40 M. en de
diepte slechts 2 M. bedraagt. Toch bevat dit keu
kentje nog een aanrechtbank en een ruimte vo«r
«en gasfornuis.
Genoemd overloopje geeft ook toegang tot een
smalle trap. die naar twee slaapkamertjes leidt,
welke van dezelfde geringe afmetingen zijn als
de benedenvertrekken En daarboven ligt nog een
laag zoldertje over het geheele perceel.
Het huisje is bewoond door een man alleen.
zal kunnen doen als het „er niet in gaat".
Was het een wonder, dat het Amsterdamsche
kunstleven een beetje stil lag?
Toen daagde het inzicht, dat het zoo niet langer
ging. Tevens begreep men daarbij, dat in een der-
gelijken tijd niet in de eerste plaats van de gezel
schappen en orkesten verwaoht kon worden, dat zij
onder zooveel onzekerheid de eerste stappen zou
den ondernemen.
Men begreep, dat een beetje aanmoediging, een
klein „duwtje in 'den rug", noodig was en dat zulk
een duwtje moest komen van de overheid. Zoo
ontstond „Kunst in Amsterdam".
HET STELSEL.
„Kunst in Amsterdam" is geen gewone over
heidskunst, En bet is ook geen gewone gesubsi
dieerde kunst. Achteraf (en na-kaarten is steeds
gemakkelijk!) kan men zeggen, dat men het éenige
juiste stelsel heeft aanvaard.
Het toegepaste systeem is in het kort aldus: de
gemeente „koopt uit", het neemt de gezelschappen
aan voor een bepaald aantal voorstellingen tegen
een bepaald honorarium. De gemeente exploiteert
die voorstellingen, maakt er de reclame voor en
bestrijdt de kosten uit de opbrengsten.
Buiten de gecontracteerde opvoeringen zijn de
gezelschappen vrij het stuk verder te exploiteeren
zooals zij dat wenschen.
Het zal duidelijk zijn dat dit stelsel nauwkeurig
beantwoordt aan de woorden die wij hierboven ge
bruikten, een „duwtje in den rug", of zoo men het
populair zeggen wil: een zètje geven.
De gezelschappen immers zijn zeker van enkele
goed-betaalde voorstellingen. Zij kunnen een be
hoorlijk bedrag uitgeven aan de ensceneering. En
aan den anderen kant is de ,exploïtante", nl. de
gemeente, door den omvang van het project in
staat een doeltreffende propaganda te maken.
VRUCHTDRAGEND WERK.
In'dien men van „Kunst in Amsterdam" alleen
maar kon zeggen dat de gemeente Amsterdam er
op die wijze in geslaagd was de hoofdstad een
aantal respectabele opvoeringen te bezorgen waar
niet te veel geld op verloren werd, dan zou ..Kunst
in Amsterdam" een lofwaardige, doch ook niet
meer dan gewoon-lofwaardige geschiedenis zijn.
De beteekenis er van gaat echter veel verder.
Niet alleen Amsterdam en het Amsterdamsche pu
bliek, maar geheel Nederland en het Nederland-
sche publiek plukken er de vruchten van.
Door de overheidshulp die de gezelschappen
binnen bet kader van „Kunst in Amsterdam" ver
krijgen zijn zij in staat betere, meer uitgaven
eiscben'ie stukken te spelen. Zij kunnen ten aan
zien van bezetting, décors, medewerking van or
kesten en balletten, zich meer veroorloven dan bet
geval zou zijn, als zij geheel op eigen risico te
werk zouden moeten gaan. Als de opvoeringen voor
„Kunst in Amsterdam" achter den rug zijn, kun
nen de gezelschappen er het land mee doorreizen.
Zoo dankt tenslotte het land die betere opvoerin
gen aan den steun, door Amsterdam verleend.
HET PROGRAMMA.
Op het oogenhlik wordt de manifestatie „Kunst
in Amsterdam" gedragen door de volgende gezel
schappen en instellingen: de Nederlandsohe Opera
stichting, het Nederlandsch Tooneel, het Centraal
Tooneel en het ballet Yvonne Georgi, waar naast
dan nog te noemen zijn de medewerkende orkesten:
concertgebouworkest en U.S.O.
De bedoeling van de beperking tot een klein
aantal gezelschappen was, dat men samenwerking
zou scheppen tusschen de gemeentelijke kunst-zorg
en de meest representatieve gezelschappen.
Hier het woord „representatief" te noemen, be
teekent natuurlijk een teer punt raken. Want ten
slotte blijft de beoordeeling van het representa
tieve en de beperking die in de keuze ligt opgeslo
ten, een kwestie van persoonlijk oordeel.
Aan den anderen kant dient men van den be
ginne te bedenken, dat Amsterdam tenslotte slechts
één stad is, en dat een actie in zoo'n geval nood
zakelijk een beperkten omvang moet hebben.
Het programma voor den winter 19401941 heeft
reeds de respectabele lengte van zeven en dertig
opvoeringen van tien verschillende programma's.
Het zijn vier tooneelstukken, drie opera's en drie
bal let-progr amm a's.
ZAKELIJK ASPECT.
Op "dit oogenblik laat zich natuurlijk nog niet
nauwkeurig zeggen, hoe het zakelijk sueecs van
deze „exploitatie" zal zijn. Doch de resultaten in
den zomer met „Kunst in Amsterdam Zomer 1940"
behaald, doen welhaast vast staan, dat „Kunst in
Amsterdam" ook thans onder de uiteraard moei
lijker omstandigheden, financieel een succes zal
zijn.
De maatregel, dat de tram om half negen „o^
stal" moet staan, was een onvoorziene omstandig
heid De verscherpte verduisteringsmaatregelen
hadden ook wel eenig effect op het bezoek. Doch
men doet met behulp van autobus-verbindingen en
vroege aanvangsuren wat men kan en alles ziet er
rooskleurig uit.
DE TOEKOMST
Als men dit alles overweegt, dan ligt de conclu
sie voor de hand. dat dit „experiment" der ge
meente Amsterdam iets is, dat de volle aandacht
van het land verdient, om der wille van wat men
in de toekomst, en eveiWueel op grooter schaal, en
in grooter verband, zal kunnen doen.
Wat er het belangrijkste aan is, kan wel ge
noemd worden: het feit, dat men niet te veel „ge
dokterd" heeft, dat men op zichzelf het werk der
kunstenaars niet heeft aangeraakt.
Er is een vergelijking die zich onwillekeurig op
dringt de vergelijking met den tijd, waarin de
kunst door de noven beschermd werd. En het zou
SIMM
De grootste besparing op Uw
stroomrontsoen verkrijgt U
door het gebruik van de beste
en zuinigste lampen ooit door
Philips vervaardigd:
PHILIPS
LAMPEN
(Adv. Ingez. Med
wellicht belangrijk zijn na te gaan in hoeverre
daar grootere en mindere bloei samen hebben ge
hangen met de mindere of meerdere mate, waarin
de dignitarissen zich met de beschermende kunst
en haar dienaren hebben bemoeid.
Doch als men afziet van de gevaren van teveel
gedokter, dan lijdt het geen twijfel, dat Amsterdam
een belangrijk voorbeeld heeft .gegeven en den
weg gewezen naar een terrein waarop veel heil
zaams te doen is.
G. I.
Overeenstemming inzake collectief
contract in Wcsllandsclien tuinbouw
Dinsdag is inzake het nieuwe collectieve ar
beidscontract in den Westlandschen tuinbouw
tusschen werkgevers- en werknemers organi
saties overeenstemming bereikt. Het weekloon
voor den volwassen tuinarbeider is verhoogd van
f 18.50 op f 21.50. Voor de tuinarbeiders betee
kent deze loonsverhooging in verband met de
gestegen onderhoudskosten een belangrijke
verbetering. (A.N.P.)
DE MEEUW ALS ROERGANGER. De schuiten
liggen werkeloos in het ijs en de witte stads
bewoners profilccrcn van deze gelegenheid.
(Foto Pax Holland)
aarlem's Dagblad wordt dagelijks in bijna
20.000 gezinnen gelezen.
Om precies te zijn: het heeft ruim
19700 betalende abonnés.
In al deze gezinnen wordt uw advertentie
gelezen. U kunt geen grooter of beter
publiciteit vinden.
No. 221
In bed stappen
1. Knoopt zijn pyjama
dicht en is klaar om in
bed te stappen.
2. Klimt er in.
3. Beseft dat dit wel
een erg tamme manier is
en stapt weer uit.
4. Neemt een aanloop
en springt er in.
5. Gaat er weer uit en
probeert het met een
salto.
6. Vraagt zich af, of hij
er in kan springen van
het matje af. Slaagt.
7. Probeert de supertoer
van een salto over het
voeteneind.
8. Slaagt, maar stoot
zijn voet tegen den muur.
9. Stopt zich in en
beseft dan dat hij er
weer uit moet. om het
licht uit te doen.
in Haarlem
en daarbuiten.
IN HET FRANS HALS-MUSEUM.
De Romantische schilderkunst, d,a,ar.
uit Haarlemsch bezit ten toon gesteld, blijft de
aandacht trekken. Ze boeit de velen, die minder
getraind In het „zien" van kunst, aan het sim
pele „kijken" al ruimschoots bevrediging vinden.
Er is bij die oudere meesters bijna zonder uit
zondering de bereidheid aanwezig den beschou
wer zoo veel mogelijk te vertellen; met alleen,
dat er altijd wat op hun doeken gebeurt, waar
over men door kan praten, maar ook m de details
in hun voorstelling zit altijd nog zooveel opmer
kelijks, dat men er niet gauw op uitgegeken
raakt. In die uitvoerigheid zijn de besten van
hen wonderlijk knap; de kunst der beperking,
van het weglaten zelfs om der wille van een
machtiger totaal-indruk, zou eerst later in de
negentiende eeuw weer beoefend worden.
Wij willen, links van den ingang beginnend
de wanden nog eens langs gaan om op een aan
tal opmerkelijke, nog niet genoemde zaken te
wijzen. Twee kleine werkjes van Schelfhout
trekken dan eerst onze aandacht, (nos. 73, 74).
Vooral dat kleine Berglandschap, gedateerd 1847,
dus uit den volrijpen tijd van den schilder die
dan zestig jaar is. boeit door de gemakkelijke
elesantie waarmede het werd geschilderd. Tus
schen die beide in hangt de kleinste, doch daar
om niet de minst mooie der drie Kaspar Kar-
sen's, op deze expositie aanwezig. Een eindje ver
der stoppen we voor een stadsgezicht door Wal
dorp (102) dat. weer anders dan Karsen, meer
Belgisch-Fransch van karakter, het in qualiteit
prachtig uithoudt. Het heeft in het architecto
nische gedeelte iets van de fijnheid van De Bra-
keleer en is 1846 gedateerd, naar ik meen. Een
aardig staal van een vroegen Van Borselen is het
Landschap met plas (no. 5i waarbij de beschou
wer gemakkelijk aan gelijktijdige productie van
Willem Roelofs Sr., en Gabriël zal kunnen
denken. Over het importante schilderij van Van
Sc'nendel schreven we reeds. Historisch interes
sant is dan het Landschap (59 van den vier
en twintigjarigen Rochussen. Deze is hier nog
niet geheel vrii van zijn leermeesters
Nuyenen Waldorp en bezit ook nog niet dat
ongedwongen compositiegemak van zijn latei-
werk, noch is het geheel evenwichtig in de ver
deeling der klem-waarden: maar het heeft reeds
veel moois, dat door hem later geniaal uitgebuit
zal worden. Op het deftig-kinderlijk jongens
portret door J. G. Schwartze wezen wij reeds.
Hoezeer de invloed van een Albert Cuyp in de
kunst van Dordrecht en omstreken bleef door
werken, toont het landschap met vee van Leen-
dert de Koningh een Dordtenaar die in zijn ge
boortestad zijn eerste onderricht ontving.
Wel zeer ouderwetsch doet het „Landschap
met koeien" aan, door Hein van de Sande Bak'
huyzen in 1851 geschilderd. Doch op den ke
per bezien is het zeer kundig werk (nr. 66) dat
verklaart hoe deze schilder een uitstekend leer
meester (onder anderen voor Willem Roelofs)
moet geweest zijn. Wij passeeren nu het vrien
delijke portret van Mr. Jacob van Lennep, door
J. A. Kruseman, (let eens op de mooie stofuit
drukking der grijze handschoenen) en zullen ons
dan een oogenblik bezig houden met een der
aardigste schilderijen uit de zaal: het „Havenge
zicht" door Jacob Jacobs, (no. 20).
Mij stond geen enkel werk van dien schilder
voor den geest: het havengezicht was een ver
rassing. Het doek draagt de dateering 1835 en
moet dus het werk van een drie-en-twintig ja
rige zijn. Dat is op zichzelf al fameus, en noo-
digt tot meerdere wetenschap omtrent dien sin
jeur uit. Inderdaad een sinjeur: hij behoort tot
die Zuid-Nederlandsche artisten die in de eer
ste helft der vorige eeuw ook hier bekendheid
verkregen, en werd in Antwerpen, de stad der
Sinjoren. geboren. Hij is daar leerling van Fer
dinand de Braekeleer geworden en heeft in zijn
jeugd veel Hollandsche en Vlaamsche havens en
riviermondingen geschilderd, waarvan dit on
getwijfeld een prachtig staal is. Slechts één jaar
vroeger geboren dan de Hollander Nuyen lijkt
Jacobs veel vroeger schilder-rijp geweest te
zijn: dit havengezicht heeft althans de allures
van een gevormd meesterschap, dat voor on
middellijke voorgangers als Bonington en Isabey
niet veel onder doet en bij Hollandsche tijdge-
nooten als Waldorp (vergelijk hier nr. 102)
niet achterblijft. Maar deze Jacobs schijnt een
rusteloos en relslievend artist te zijn ge
weest, want drie jaar nadat hij het haventje
- hier uit de collectie Willers-van Ommeren
De brigadier-hoofdbrandwacht F. v. d. Graaf, dia
met gevaar voor eigen leven vier jonge kinderen
uit een brandend huis te Den Haag redde.
(Foto Schimmelpenningh)
geschilderd had. reist hij naar Constantinopel,
waar hij een paar Antwerpsche vrienden ont
moet en er vier maanden blijft teekenen en
schetsen.
Daarna gaat hij met die vrienden op stap:
eerst naar Egypte. Ze varen gezellig den Nijl
op tot in Nubië en keeren dan terug naar
Alexandrië om vervolgens naar Griekenland
over te steken. De lezer ziet hieruit dat er ten
allen tijde reislustige schilders geweest zijn en
zullen blijven. Dat in den tijd van de roman
tiek het Nabije Oosten en de woestijn op de
schilders een zekere aantrekkingskracht bezaten
wordt bewezen door het feit dat niet alleen Ja
cobs, maar ook anderen zooals Eugène Fromen-
tin, om slechts den bekendste te noemen, dien
kant uit wandelden.
Maar Jacobs en zijn vrienden hadden daar
nog niet genoeg aan. Na in Griekenland
rondgeneusd te hebben gaat hij via Triest, door
Oostenrijk en Duitschland heen, naar Peters
burg om dan eindelijk door Noord-Duitschland
de terugtocht naar het vaderland te aanvaar
den. En in zijn eentje zal hij later nog eens op
zijn gemak Londen en Parijs gaan bekijken.
Van zijn vele reizen en trekken zal Jacobs ook
m zijn werk geprofiteerd hebben. Maar ik geloof
niet dat veel van zijn roem later tot in Holland
is doorgedrongen. Wel wordt er in de annalen
van hem verteld, dat hij in Constantinopel twee
gezichten op die stad schilderde voor een Bel
gisch diplomaat, en een gezicht op het Sérail,
dat door den Sultan in zijn eetkamer werd
opgehangen. Ook worden er Turksche, Griek-
sche en Italiaansche havengezichten van zijn
hand vermeld, doch gezien heb ik er, bij mijn
weten, nimmer iets van. Er valt dus niets van
te vertellen of de picturale qualiteiten, waarvan
het hier getoonde jeugdwerk het bewijs levert,
later zich in ander meesterwerk hebben door
gezet, maar dat wij met een bijzonder opmer
kelijk schilder hebben kennis gemaakt is ze
ker.
Bij hem willen wij dan voor het oogenblik de
wandeling staken en ze in een volgend stukje
voortzetten.
J. H. DE BOIS.
RADIOREDE VAN DR. F. E. POSTHUMA.
Vrijdag 14 Februari 's avonds om kwart voor
zeven houdt dr. F. E. Posthuma, oud-minister van
Landbouw een radiorede onder den titel:
„Boeren ontwaakt!"
HAARLEMSCHE BEGRAAFPLAATSEN.
Eenige weken geleden plaatsten wij een artikel
over de begraafplaatsen te Haarlem.
Ter voorkoming v»n misverstand verzoekt men
ons er op te wijzen dat op de begraafplaatsen
aan de Kleverlaan geen huurgraven meer wor
den uitgegeven, wel eigen graven. Huurgraven zijn
te verkrijgen op de nieuwe begraafplaats aan den
Vergierdenweg.