AKKERTJE Over Haarlemsche Boekdrukkers en Boekverkoopers. Schaats prestaties FLITSEN Eigenaardigheden 3m de automatiek. V R IJ D A G 7 FEBRUARI 1941 HAARLEM'S DAGBLAD 3 In het z.g. „Gildboek" van het boekdrukkers, en boekverkoopersgilde van de stad Haarlem, van 1616 tot 1795, waarin o.m. de namen der Gildebroeders voorkomen, voor een groot deel met het jaartal van hun overlijden en met vermelding van de door hen geleverde proeven om lid van 't gilde te kunnen I worden, worden verschillende bijzonderheden ver teld over de Haarlemsche boekdrukkers en boek- I verkoopers uit dien tijd. Het eerste boek, dat met een jaartal gedrukt werd in Haarlem, dagteekent, volgens de „Monu ments typographiques des Pays-Bas" van het jaar 1483. Het draagt tot titel: „Dat Lijden ende die passie onzes Heeren Jezus Christus". Het is met dezelfde letters gedrukt als een aantal andere Hol- landsche, voornamelijk z.g. stichtelijke boeken, welke in dat en in de drie volgende jaren het licht zagen en blijkens het onderschrift van een Haar lemsche pers kwamen. In een dier onderschriften is ook de naam van den drukker bewaard, nl. Jacob Bellaert, uit Zierikzee. Een zijner merk waardigste uitgaven, voorzien van een aantal goede houtsneden is het „Boec van den proprieteyten der dinghen", van „Bartholemeus den engelsman" (De Glancilla). In 1486 schijnt Bellaert gestorven of naar elders vertrokken te zijn. COORNHERT ALS DRUKKER. Eerst in het jaar 1561 werd, door toedoen van den beroemden Dirk VoLkertszoon Coornhert in Haarlem weer een boekdrukkerij opgericht en wel ten huize en op naam van zijn vriend en deelge- I noot Jan van Zuren, een kundig man, die veel ge schreven schijnt te hebben, en o.a. het recht van Haarlem op de uitvinding der boekdrukkunst hand haafde. Echter ,deze man was zoo „braaf", om alles, wat hij schreef, ongedrukt te laten! Buiten enkele pamfletten is niets bekend, wat van zijn pers gekomen is; alleen enkele vertalingen van oude schrijvers door Coornhert. In het eerste, de „Officia" van Cicero (1561) staat de bekende voor rede van Coornhert, waarin mede van de uitvin ding der boekdrukkunst te Haarlem sprake is. Na 1562 schijnt deze drukkerij weer te zijn opgeheven, j Jan van Zuren was eenige jaren burgemeester der stad. 1 Negen jaar na het beleg van Haarlem door de Spanjaarden en wel in 1582, vindt men Antonis Ketei, wonende in de „Suyerstrate", als boekdruk ker hier ter stede genoemd. Het schijnt wederom door bemiddeling van Coornhert geweest te zijn, dat hij zich hier vestigde. Ketel drukte vele gods dienstige werkjes en comedies van Coornhert. waarvan enkelen het jaartal 1582, andere geen jaartal dragen. Zijn drukkerij is waarschijnlijk overgegaan aan zekeren Gillis Rooman; in 1586 vindt men dezen mede in de „Suyerstrate", in de gulden Parsse". Een jaar later verhuisde Rooman naar de „Jacobine-strate", waarheen hij ook zijn uithangbord „In de gulden Parsse" meenam. Van deze „gulden" pers kwam een aantal godsdienstige werkjes, welke de gereformeerde leer hielpen ver spreiden en in 1596 de eerste folio Gereformeerde Bijbel, dien Haarlem de wereld inzond. Nog in 1613 vinden wij Gillis Rooman drukkende voor zekeren Pieter Arentsz, In dat jaar schijnt hij echter over leden te zijn, want in het jaar 1613 vindt men als drukker genoemd Adriaen Rooman, naar alle waar schijnlijkheid zijn zoon. Nadat de Spanjaarden uit Holland verdwenen waren, begon Haarlem vrij spoedig uit zijn ver vallen toestand te geraken; het nam weldra zijn oude plaats onder de bloeiende Hollandsche steden weer in. Onder de .velen, die uit Vlaanderen en elders zich hier kwamen vestigen, bevond zich een vrij groot aantal Doopsgezinden. Vandaar, dat men reeds in de eerste jaren der zeventiende eeuw een doopsgezinde uitgever in de stad vindt, met name Passchier van Wesbusch, die in 1602 een doopsge zind N. Testament het licht deed zien. Een druk kerij schijnt hij niet gehad te hebben, want hij liet zijn uitgaven in Alkmaar, Gouda en zelfs te Frane- ker drukken. In 1612 liet hij te Haarlem een boek drukken en wel bij Vincent Casteleyn, die hoofd zakelijk z.g. loondrukker geweest schijnt te zijn en slechts een enkele maal voor eigen rekening druk te. Ook een andere Haarlemsche uitgever, Daniël de Keyser, wonende "op 't Sant (op de Markt) in H vergulde A. B. C." nam de pers van Casteleyn en die van Adr. Rooman en anderen te baat. HET GILDEBOEK. Den SOsten Januari 1616 werd de keur van het Boekdrukkers- en Boekbindersgilde door de re geering afgekondigd. Hierin werd o.m. gezegd, dat de proef, welke van de drukkers gevorderd werd, bestond in het zetten van „een vorm dessidiaan en mediaan of augustijn, zoo in d<uyts als latijn. naar geschreven of gedrukte copy". Voor de binders in het binden van een bijbel in fol. met sloten, een kaartboek (atlas) in hoorn (perkament) en een boek in 8o, in leder, verguld op sneden en plat. Bij de oprichting telde het Gilde 17 Gildebroe ders. Tot eerste „Vinders" of hoofdlieden werden gekozen; Daniël de Keyser, boekverkooper en uit gever op de Markt, Dirck Hendrikcksz Mes, waar schijnlijk boekbinder en Pieter Arentsz, boekdruk ker en uitgever De laatste wordt het eerst als uit gever vermeld in het jaar 1613, toen hij werken van Seb. Castellio uitgaf, een vrijzinnig godge leerde, wiens geschriften voor een groot deel door Coornhert vertaald werden. Een jaar later gaf hij een gedenkschrift uit van een Rederijkerssamen komst, die te Haarlem op uitnoodiging va« de ka mer „de Wijngaardranken" had plaats gehad. („Der Rederijckk. Springh-ader of antw. op de uitgeg. Caert van de Haerl. Rederijckk. „de Wyn- gaerdrancken", 1614). Hij woonde in de Kleine Houtstraat, niet ver van de Anegang en was be kend om zijn Remonstrantsche gevoelens. Hoewel de Haarlemsche regeering nog in 1618 Staatsgezind was en b.v. de Doopsgezinden volkomen vrijheid van godsdienstoefening liet, schijnt zij toch de Re monstranten niet te hebben durven beschermen. Pieter Arentsz nu, zoo wordt in het Gildeboek aan- geteekend, hield in 1617 in zijn huis verborgen den bekenden predikant Dirk Rafaelsz Kamphuyzen, op wiens lijf een geldbedrag was gezet en dien men niet mocht huisvesten. Vreezende hiervoor aangeklaagd te worden, vertrok hij den lsten Mei 1617 (volgens 't. Gildeboek) met Kamphuyzen naar Norden in Oost-Friesland, waar men hem in 1620 als boekdrukker vindt van Graaf Enno. en als uit gever van enkele werkjes van Kamphuyzen en Coornhert. Later vestigde hij zich te Amsterdam, waar zijn zoon hem volgde en daarna diens schoon zoon Kornelis van der Sys, de bekende uitgever van de werken van Jan Luyken. Hier doet zich dus het merkwaardige geval voor. cat meer dan honderd jaren lang hetzelfde uitgevers-geslacht zich met het uitgeven van dezelfde soort geschrif ten, gemoedelijke. vrome, maar niet rechtzinnige boeken, heeft bezig gehouden Pieter Arentsz. de zoon drukte ook een aantal doopsgezinde werkjes. Na zijn dood zette zijn weduwe met v. d. Sys de zaken voort (nog in 1717). Gelijktijdig met hem bezat Haarlem twee doops gezinde boekdrukkers, t w. Hans van Wesbusch, de zoon van den reeds vermelden Passchier. wonende op de Markt, „in 'en beslaghen Bijbel" en Thomas Fonteyn, wonende in de Barteljorisstraat (overle den in 1661). Beiden hebben zich door hei druk ken en uitgeven van doopsgezinde bijbels, testa menten en godsdienstige werken onderscheiden. De eerste folio uitgave van het Martelaarsboek der Doopsgezinden zag o.a. het licht bij Wesbusch. Na zijn dood. in 1649 werd hij weer door een Pas schier van W. opgevolgd, terwijl men ook in 1642 •en Isaac van W. in het Gildeboek vindt ingeschre ven. Hun persen hebben evenwel maar weinig ge leverd. DE BLOEITIJD. De eerste helft der 17e eeuw, de tijd van Roman, Wesbusch en Fonteyn, was een bloeitijd voor de Haarlemsche boekdrukkerijen. De drukkers, die men van 1650 af tot in de eerste helft der 18e eeuw ziet verschijnen, zijn als uitgevers weinig be kend geworden. Een uitzondering dient evenwel gemaakt te worden voor Abraham Casteleyn, den bekenden oprichter van de „Haarlemsche Courant". Abraham is de vierde Casteleyn, die in het Gilde boek vermeld wordt, en wel in 1653. Hij maakte in 1656 een aanvang met het drukken der courant, een der eerste, gelijk bekend, welke hier te lande geregeld het licht zagen. Bovendien heeft hij door het opstellen en uitgeven eener maandelijksche kroniek -r de Hollandsche Mercurius naam ge maakt. De „Mercurius" ging later aan anderen over, maar heeft tot het laatst der achttiende eeuw stand gehouden. Ook verdient het geslacht Hulckenroy niet on vermeld te blijven; ongeveer een eeuw lang hebben zijn leden de boekdrukkunst te Haarlem beoefend. In het jaar 1684 vindt men den eerste, Hermanus, in het Gildeboek ingeschreven cn in 1761 den laat ste, die eveneens Hermanus heette. Tusschen 'hen in ligt een weduwe Hermanus een Mozes (1705), een Aaron (1715), nog een Hermanus (1726), een Izaak (1733), een Abraham (1744) en een Everhar- dus (1745). Zij hebben zich wel door oud-testa- mentische namen, doch geen van allen door schit terende uitgaven onderscheiden. In het jaar 1688 staat in 't Gildeboek als boek verkooper of boekbinder ingeschreven Izaak van der Vinne (Vincentsz). Hoewel niet bepaald boek drukker, heeft hij toch enkele boeken het lioht doen zien, evenals zjjn vermoedelijke opvolger en waarschijnlijk zijn neef, Izaak v. d. V. (Jacobsz.), die in 1739 lid werd van 't Gilde. Deze tweede Izaak deed in 1752 zijn „boek- en drukneering" over aan Christoph Heinrich Bohn en werd „fabriqueur van florette garen". In 1703 komt dan eindelijk een bekende Haar lemsche naam naar voren: de eerste Enschedé, met name Izaak, woonachtig in de Frankestraat. Jo hannes Enschedé, zijn zoon, werd in 1726 lid van 't Gilde, en, naar aangenomen werd, deelgenoot in de zaak zijns vaders. Den 9den Juli 1737 ver scheen voor de eerste maal de „Haarlemsche Cou rant" met de namen Izaak en Johannes Enschedé, in plaats van dien van Casteleyn. Jan Abraham Casteleyn Jacobszoon had hun de courant over gedaan en werd een jaar later zelf „courantier" in Rotterdam. Johannes Enschedé, de grootvader van Johannes en Jacobus, heeft zich, zooals bekend, vooral als lettergieter naam gemaakt. Hij was doorkneed in de geschiedenis der boekdrukkunst. Johannes Enschedé werd den 18den Juli 1642 te Groningen geboren. In de achttiende eeuw is Haarlem over 't alge meen arm geweest aan uitgevers van eenigen naam. Na 1780 begonnen Bohn (Frangois Bohn wordt 10 Augustus 1780 lid van 't Gilde) en Loosjes (Adriaan Loosjes Petrusz. wordt 12 Augustus 1783 lid van 't Gilde) er weder meer leven in te brengep. Vóór dien tijd verdient, behalve Joh. Enschedé, bijna De beste behandeling is: onder de wol, eens flink transpireeren en drie maal daags'n"AKKERTJE"nemen. "AKKERTJES" be vorderen ten zeerste het zweeten, gaan de koorts tegen, verdrijven het ellendige pijnlijke gevoel en bestrijden ae infectie. "AKKERTJES" zijn beroemd s.om hun snelle, uitstekende Uwerking. Vaak nagemaakt, ymaar nog nooit geëvenaard. Op elk "AKKERTJE" staat AKKER-merk: Uw garantie! tegen pijnen, hoofdpijn, "nare dagen" Doos: 13 stuks - 12 stuivers; 2 stuks - 2 stuivers. alleen vermelding Johannes Bosch, die in het jaar 1734 lid van het Gilde werd en in 1780 overleed. Hij heeft o.a. het licht doen zien: Langendijk's Dichtwerken, De Gezigten om Haarlem, van Spil man en van Noorde, en met Joh. Enschedé: „Van Oosten de Bruyn's „Beschrijving van Haarlem en de Handvesten en Keuren dezer stad". Van de Hulkenroy's hebben wij reeds een en ander ver meld. Anderen, zooals Willem van Kessel, Joh. Marshoorn hebben zich niet door het uitgeven van belangrijke werken onderscheiden. Tenslotte moge 'hier vermeld worden, dat op 20 September 1744 Nicolaas Met, de stamvader van de firma Met en Meylink, in het Gildeboek werd ingeschreven (gestorven 30 December 1759 Op 18 Maart 1768 werd Johannes Met ingeschreven, op 5 April 1788 Johannes Meylink). Op 23 Maart valt dit te beurt aan Nicolaas Beets, wiens kleinzoon later zulke groote bekendheid genoot. Jan Nieuwenhuyzen, de vader van den stichter van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, werd in Mei 1743 lid van het Gilde. Vijftien jaar later, in 1758, als Doopsgezind predikant naar Middel- harnis beroepen, Liet hij (volgens 't Gildeboek) zijn boekwinkel en boekdrukkerij te Haarlem publiek verkoopen. Ziehier, enkele mededeelingen ui een tak van bedrijf, waardoor onze stad eenmaal een groote bekendheid genoot. Wij hooren nu van allen kant Uit ons verstarde waterland Van stoere ijsprestaties; Van tochten soms traditioneel, Maar nevens deze ook weer veel Als vrucht van inspiraties. Zij binden aan, al is het koud, Al zijn ze jong of jeugdig oud, En maken verre tochten; Waarop met een verbetenheid, Die krachtig "forsche streken leidt, De zege wordt bevochten. Daar heb je bijv. die Noord-Hollanders die ge vieren besloten den Elfstedentocht te rijden, juist voordat de datum voor deze officiëele gebeurtenis was vastgesteld. En die het deden ook. Misschien zouden zij met de 3000 anderen hebben meege reden, wanneer zij tijdig geweten hadden, dat dit groote evenement toch doorgang zou vinden; misschien ook heeft hun voorbeeld de laatste aar zeling van het organiseerend comité juist op tijd overwonnen. Hoe het zij, hun prestatie is kranig, als men in aanmerking wil nemen, dat voor hen geen traject was uitgezet, laat staan vrijgemaakt van zand en andere, uit een oogpunt van schaat senrijders, ongerechtigheden. Daarna heeft een ferme rijder uit Deventer het nogeens samen met een Fries gedaan, ook een krachttoer die er zijn mag. En nu hoorden we weer van een ijstocht, die twee jongemannen dezer dagen zoo terloops, zonder bombarie, in alle bescheidenheid gemaakt hebben, over ijs, dat nog niet betreden was. Iedereen heeft weieens gelezen van stoutmoedige ontdekkings reizigers, die in nog nooit door menschenvoeten betreden oerwouden binnendringen of, in dit op zicht soortgelijke, bergen beklauteren. Onbetreden ijs is iets anders, althans wanneer het vlak in de buurt ligt. Maar het is toch ook niet alles. De Bloemendaler De Josselin de Jong en de Ha genaar Kamp bonden te Leeuwarden de schaatsen aan, reden naar Stavoren en staken van daar over naar Enkhuizen. Daar namen zij afscheid van el kaar. Kamp reed dadelijk naar Leeuwarden terug, waar hij nog een klein ijs-akkevietje genaamd de Elfstedenstocht, wou opknappen en dat hij intus- schen ook met succes heeft verwerkt. De Josselin de Jong had ook nog geen zin om het ijs te verlaten en vertrok „buitenom" in zijn eentje naar Edam. Af en toe verloor hij de kust uit het oog, maar zijn richting bleef goed en hij bereikte net stadje der Edammers, menschelijk en zuivelachtig, be houden. Ik moet bekennen zooiets wekt In mij altijd weer echt respect En dat wil ik eens zeggen: Voor zulk een toer licht ik den hoed. Want daarmee moet jong Neerlandsch bloed Toch waarlijk eer inleggen. Wie heeft ook lang geleê gedacht En ook gezegd van 't nageslacht, Dat mislijk was en machtloos: De jeugd van heden maakt zoo'n tocht, Die er toch minstens wezen mocht, Terloops en bijna achtloos. De frissche en sportieve pit Die in zoo'n schaatsenopzet zit, Mag tevens eens bewijzen, Hoe flink er sport bedreven wordt Alleen omwille van de sport, Zonder een loon in prijzen. WINTEK 1941. Het ijs in de Overtoomsent schutsluis te Amsterdam wordt ge broken, om voor de scheepvaart ruim baan te Diaken fFntn Pax Holland» (Foto Pax Holland) Keuring van geslachte varkens. Ter uitvoering van de vleeschkeuringswet is bepaald, dat de secreta ris-generaal van het de_ partement van Sociale Zaken de gemeenten aanwijst, waarin bij de keuring van geslachte varkens het onderzoek op trichinen verplicht is. De varkens worden dan, ten bewijze dat het tri chine-onderzoek heeft plaats gehad, ge merkt. In de aangewezen ge meenten wordt even eens het varkensvleesch dat overeenkomstig art. 8 van de vleeschkeu ringswet bij invoer in die gemeenten wordt onderzocht, aan het tri chine-onderzoek on derworpen, tenzij uit bovendoeld merk blijkt dat onderzoek reeds is geschied. Een en ander treedt in werking met ingang van 1 Mei 1941. No. 225 Het opstel 1. Schrijft den titel van zijn opsteleen dag buiten. 2. Leunt achterover en tracht te bedenken, hoe hij verder moet gaan. 3. Komt met zijn ge dachten niet af van de voetbalclub en de over tuiging dat hij Jan van Puffelen wel zou aan kunnen, als hij wat klei ner was. 4. Vraagt aan vader zijn mes te leen om een punt aan zijn potlood te slijpen. 5. Onderzoekt en pro beert alle mesjes. 6. Slijpt zijn potlood en trekt titel weer na, om hem mooi dik en zwart te maken. 7. Tcckent poppetjes op den vloeilcgger. 8. Houdt potlood tus schen zijn tanden en tikt dan tegen de punt. Eenig. 9. Ruikt dat er eten wordt klaargemaakt en gaat met een diepe zucht aan den arbeid. in Haarlem en omgeving De Zandvoortsche dwerg Paap Op een pilaar in de Groote Kerk te Haarlem is de lengte aangegeven van den reus Cajanus en den dwerg Paap. (Foto de Haas.) Eenige dagen geleden gaven wij bijzonder heden over den reus Cajanus die te Haarlem in 1749 overleden is. Een sterke tegenstelling met hem vormde de Zandvoortsche dwerg Simon Jane Paap die leefde van 1789 tot 1828. Cajanus was 2.61 M. en Paap 0.76 M. Liderdaad uitersten. Dit komt goed uit op een pilaar van de zaïi- derbeuk der Groote Kerk te Haarlem, waarop aangegeven is hoe klein de dwerg en hoe groot de reus was. Er is voor zoover wij weten niet voor het na geslacht bewaard gebleven hoeveel Cajanus woog. Wel is het gewicht van Paap bekend, dat was niet meer dan 28 pond. De dwerg werd in 1789 te Zandvoort geboren. Hij leidde een zwervend leven omdat hij zich overal voor geld liet zien. Meestal zocht hij daar voor het kermisterrein op, maar hij genoot ook wel de eer voor enkele hoven te mogen verschij nen. Zeker is, dat Paap in 1828. dus toen hij 39 jaar was, in Dendermonde in België is overleden. Er werd destijds verbeid, dat hij daar ver moord werd omdat hij kleiner was dan een an dere dwerg die daar tentoongesteld werd, maar bewezen is dit blijkbaar nooit. Het lijk van den dwerg werd naar Zandvoort gebracht, waar het in de dorpskerk werd bij gezet. Er is ln dien tijd beweerd, dat het stof felijk overschot uit die kerk geroofd is en dat op dezelfde plaats een lijkje van een kind van 7 of 8 jaar is neergezet. Ook over die bewering is nooit zekerheid verkregen. De grafsteen van den dwerg is naar het Frans Hals Museum te Haarlem overgebracht. Daar zijn ook in een vitrine de kleertjes van hem neergelegd. Ter vergelijking is naast het schoen tje van den dwerg een schoen van een man van normale afmeting gezet. Verder ziet men op de foto een hemd, een broekje, wantjes en kousen. Zooals men weet is thans het museum tijde lijk gesloten wegens de tijdsomstandigheden. CULBAVOND H. P. C. UITGESTELD. Voor Zaterdag 8 Februari was door de H, P. C. een club avond vastgesteld ln het Sportparkrestaurant te Heem stede. Door de zware sneeuwval is de toegang tot dit gebouw echter zeer moeilijk geworden, zoodat het bestuur van H P. C besloten heeft de voorbedoelde clubavond tot nader order uit te stellen. GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN. Inlichtingen aan het Buerau van Politie. Smedestraat te Haarlem, uitsluitend tusschen 11 en 13 uur. Terug te bekomen bij: Stoltenhof. Turfmarkt 8 zw„ bril: Bureau van Politie, Smedestraat. bril; Asil, Ridder straat 11. hond; Jansen. Waldeck Pyrmontstraat 7, kof fer m. t.; Geldorp, Canlnefatenstraat 57. matrozenmuts; v. Opstal, Canlnefatenstraat 19. rijwielplaatje; v. Slooten, Billitonstraat 26, rijwielplaatje; v. d Meer, Anjelierstraat 18, actetasch m. 1 Vlsarlus. van 't Hoffstraat 185. zweep. De kleedingstrikken van den dwerg die in het Frans Hals Museum bewaard worden. (Foto de Haas.) Het gebeurde in een automatiek in een der Haar lemsche hoofdstraten. Automatieken zijn in dezen tijd in trek bij -de menschen die trek hebben in een hartig hapje. En dat zijn er heel veel! Nu er, door de invoering van de vleeschdistributie, in elk huis vleeschlooze da gen gekomen zijn, is het te verklaren dat iemand even binnen wipt en een dubbeltje uit den zak haalt, om zich daarna door onzichtbare hand een verstroosting te laten geven in den vorm van een balletje gehakt, een knakworst, of andere lekker nij. Een hond, een leuke terrier, was op den geur van vleesch braden afgekomen. Zijn neusvleugels trilden van heftig verlangen. In zijn oogen stond als het ware te lezen dat hij, niet minder dan de menschen die hier komen, aanspraak mocht maken op een hartigheid-je. Nu de porties die de menschen krijgen kleiner geworden zijn, wordt hij thuis wel eens vergeten, óók zelfs op dagen als er vleesch op het menu staat. Hij keek smeekend naar de smakelijk etende menschen, maar het hielp niet. Er vielen wel pa pieren bakjes op den grond, maar daarop waren alleen wat vetvlekken achter gebleven. Iedereen deed of hij er niet was. Geen stukje voor hem! Dan maar eens blaffen, misschien hielp dat. Hij poogde iets vragens in zijn toon te leggen, een S.O.S. voor zijn jeukende maag! Vaak had hij er varen dat „vragers worden overgeslagen", maar nu schenen alle automatiek-klanten van hem te den ken „wie niet vraagt blieft niets!" Het eenige antwoord op zijn geblad, al deed hij moeite het zoo welluidend mogelijk te maken, -was dat de deur van de automatiek open ging en de man die anders altijd verborgen blijft, de kok die voor de lekkere hapjes zorgt, het denkende be standdeel der automatiek, met een schuimspaan gewapend, op den blaffenden hond afkwam. Het werd een korte wedloop die de viervoeter glansrijk won. Op de voor hem veilige straat ging de terrier even zitten om de situatie te overdenken. Dat was dus ook niet de manier. De korte baan-race had hem nog meer honger bezorgd. Zou hij met dat vervelend gekriebel in zijn maag den aftocht moeten nemen? Honden, vooral slimme terriers, denken snel. De man in het witte pak had zich nauwelijks terug getrokken of de hond was al weer in de automatiek. Nu het anders aanpakken. Er was op dat oogenblik een klant. Een jonge dame d.e het met de slanke lijn op een accoordje gooide Zij was althans aan haar tweede croquetje. Tip ging ..mooi" zitten, terwijl hij zijn voorpootjes smeekend uitstrekte naar het croquetje dat steeds kleiner werd. ZouJa daar vloog het laatste stukje met een sjerlijke boog door de lucht, maar voor het op den grond kwam was het al in den bek van Tip verdwenen. Dat was dus de weg! Er kwamen meer klanten. De meesten hadden schik :n het aardige hondje, dat zoo grappig wist te vragen. De hapjes in een automatiek zijn klein en van dat kleine kreeg Tip nog slechts een laat ste stukje, maar hij begon op het laatst aan zijn maag te voelen, dat vele kleintjes een groote ma ken. Voldaan ging Tip na eenigen tijd huiswaarts. Ja hoorden hem denken: ik kom nog wel eens terug, VAN <b j

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5