AKKERTJE
Over Haarlemsche Boekdrukkers
en Boekverkoopers.
Schaats prestaties
FLITSEN
Eigenaardigheden
3m de automatiek.
V R IJ D A G 7 FEBRUARI 1941
HAARLEM'S DAGBLAD
3
In het z.g. „Gildboek" van het boekdrukkers, en
boekverkoopersgilde van de stad Haarlem, van 1616
tot 1795, waarin o.m. de namen der Gildebroeders
voorkomen, voor een groot deel met het jaartal van
hun overlijden en met vermelding van de door hen
geleverde proeven om lid van 't gilde te kunnen
I worden, worden verschillende bijzonderheden ver
teld over de Haarlemsche boekdrukkers en boek-
I verkoopers uit dien tijd.
Het eerste boek, dat met een jaartal gedrukt
werd in Haarlem, dagteekent, volgens de „Monu
ments typographiques des Pays-Bas" van het jaar
1483. Het draagt tot titel: „Dat Lijden ende die
passie onzes Heeren Jezus Christus". Het is met
dezelfde letters gedrukt als een aantal andere Hol-
landsche, voornamelijk z.g. stichtelijke boeken,
welke in dat en in de drie volgende jaren het licht
zagen en blijkens het onderschrift van een Haar
lemsche pers kwamen. In een dier onderschriften
is ook de naam van den drukker bewaard, nl.
Jacob Bellaert, uit Zierikzee. Een zijner merk
waardigste uitgaven, voorzien van een aantal goede
houtsneden is het „Boec van den proprieteyten
der dinghen", van „Bartholemeus den engelsman"
(De Glancilla).
In 1486 schijnt Bellaert gestorven of naar elders
vertrokken te zijn.
COORNHERT ALS DRUKKER.
Eerst in het jaar 1561 werd, door toedoen van
den beroemden Dirk VoLkertszoon Coornhert in
Haarlem weer een boekdrukkerij opgericht en wel
ten huize en op naam van zijn vriend en deelge-
I noot Jan van Zuren, een kundig man, die veel ge
schreven schijnt te hebben, en o.a. het recht van
Haarlem op de uitvinding der boekdrukkunst hand
haafde. Echter ,deze man was zoo „braaf", om
alles, wat hij schreef, ongedrukt te laten! Buiten
enkele pamfletten is niets bekend, wat van zijn
pers gekomen is; alleen enkele vertalingen van
oude schrijvers door Coornhert. In het eerste, de
„Officia" van Cicero (1561) staat de bekende voor
rede van Coornhert, waarin mede van de uitvin
ding der boekdrukkunst te Haarlem sprake is. Na
1562 schijnt deze drukkerij weer te zijn opgeheven,
j Jan van Zuren was eenige jaren burgemeester der
stad.
1 Negen jaar na het beleg van Haarlem door de
Spanjaarden en wel in 1582, vindt men Antonis
Ketei, wonende in de „Suyerstrate", als boekdruk
ker hier ter stede genoemd. Het schijnt wederom
door bemiddeling van Coornhert geweest te zijn,
dat hij zich hier vestigde. Ketel drukte vele gods
dienstige werkjes en comedies van Coornhert.
waarvan enkelen het jaartal 1582, andere geen
jaartal dragen. Zijn drukkerij is waarschijnlijk
overgegaan aan zekeren Gillis Rooman; in 1586
vindt men dezen mede in de „Suyerstrate", in de
gulden Parsse". Een jaar later verhuisde Rooman
naar de „Jacobine-strate", waarheen hij ook zijn
uithangbord „In de gulden Parsse" meenam. Van
deze „gulden" pers kwam een aantal godsdienstige
werkjes, welke de gereformeerde leer hielpen ver
spreiden en in 1596 de eerste folio Gereformeerde
Bijbel, dien Haarlem de wereld inzond. Nog in 1613
vinden wij Gillis Rooman drukkende voor zekeren
Pieter Arentsz, In dat jaar schijnt hij echter over
leden te zijn, want in het jaar 1613 vindt men als
drukker genoemd Adriaen Rooman, naar alle waar
schijnlijkheid zijn zoon.
Nadat de Spanjaarden uit Holland verdwenen
waren, begon Haarlem vrij spoedig uit zijn ver
vallen toestand te geraken; het nam weldra zijn
oude plaats onder de bloeiende Hollandsche steden
weer in. Onder de .velen, die uit Vlaanderen en
elders zich hier kwamen vestigen, bevond zich een
vrij groot aantal Doopsgezinden. Vandaar, dat men
reeds in de eerste jaren der zeventiende eeuw een
doopsgezinde uitgever in de stad vindt, met name
Passchier van Wesbusch, die in 1602 een doopsge
zind N. Testament het licht deed zien. Een druk
kerij schijnt hij niet gehad te hebben, want hij liet
zijn uitgaven in Alkmaar, Gouda en zelfs te Frane-
ker drukken. In 1612 liet hij te Haarlem een boek
drukken en wel bij Vincent Casteleyn, die hoofd
zakelijk z.g. loondrukker geweest schijnt te zijn en
slechts een enkele maal voor eigen rekening druk
te. Ook een andere Haarlemsche uitgever, Daniël
de Keyser, wonende "op 't Sant (op de Markt) in
H vergulde A. B. C." nam de pers van Casteleyn
en die van Adr. Rooman en anderen te baat.
HET GILDEBOEK.
Den SOsten Januari 1616 werd de keur van het
Boekdrukkers- en Boekbindersgilde door de re
geering afgekondigd. Hierin werd o.m. gezegd, dat
de proef, welke van de drukkers gevorderd werd,
bestond in het zetten van „een vorm dessidiaan en
mediaan of augustijn, zoo in d<uyts als latijn. naar
geschreven of gedrukte copy". Voor de binders in
het binden van een bijbel in fol. met sloten, een
kaartboek (atlas) in hoorn (perkament) en een
boek in 8o, in leder, verguld op sneden en plat.
Bij de oprichting telde het Gilde 17 Gildebroe
ders. Tot eerste „Vinders" of hoofdlieden werden
gekozen; Daniël de Keyser, boekverkooper en uit
gever op de Markt, Dirck Hendrikcksz Mes, waar
schijnlijk boekbinder en Pieter Arentsz, boekdruk
ker en uitgever De laatste wordt het eerst als uit
gever vermeld in het jaar 1613, toen hij werken
van Seb. Castellio uitgaf, een vrijzinnig godge
leerde, wiens geschriften voor een groot deel door
Coornhert vertaald werden. Een jaar later gaf hij
een gedenkschrift uit van een Rederijkerssamen
komst, die te Haarlem op uitnoodiging va« de ka
mer „de Wijngaardranken" had plaats gehad.
(„Der Rederijckk. Springh-ader of antw. op de
uitgeg. Caert van de Haerl. Rederijckk. „de Wyn-
gaerdrancken", 1614). Hij woonde in de Kleine
Houtstraat, niet ver van de Anegang en was be
kend om zijn Remonstrantsche gevoelens. Hoewel
de Haarlemsche regeering nog in 1618 Staatsgezind
was en b.v. de Doopsgezinden volkomen vrijheid
van godsdienstoefening liet, schijnt zij toch de Re
monstranten niet te hebben durven beschermen.
Pieter Arentsz nu, zoo wordt in het Gildeboek aan-
geteekend, hield in 1617 in zijn huis verborgen den
bekenden predikant Dirk Rafaelsz Kamphuyzen,
op wiens lijf een geldbedrag was gezet en dien
men niet mocht huisvesten. Vreezende hiervoor
aangeklaagd te worden, vertrok hij den lsten Mei
1617 (volgens 't. Gildeboek) met Kamphuyzen naar
Norden in Oost-Friesland, waar men hem in 1620
als boekdrukker vindt van Graaf Enno. en als uit
gever van enkele werkjes van Kamphuyzen en
Coornhert. Later vestigde hij zich te Amsterdam,
waar zijn zoon hem volgde en daarna diens schoon
zoon Kornelis van der Sys, de bekende uitgever
van de werken van Jan Luyken. Hier doet zich
dus het merkwaardige geval voor. cat meer dan
honderd jaren lang hetzelfde uitgevers-geslacht
zich met het uitgeven van dezelfde soort geschrif
ten, gemoedelijke. vrome, maar niet rechtzinnige
boeken, heeft bezig gehouden Pieter Arentsz. de
zoon drukte ook een aantal doopsgezinde werkjes.
Na zijn dood zette zijn weduwe met v. d. Sys de
zaken voort (nog in 1717).
Gelijktijdig met hem bezat Haarlem twee doops
gezinde boekdrukkers, t w. Hans van Wesbusch, de
zoon van den reeds vermelden Passchier. wonende
op de Markt, „in 'en beslaghen Bijbel" en Thomas
Fonteyn, wonende in de Barteljorisstraat (overle
den in 1661). Beiden hebben zich door hei druk
ken en uitgeven van doopsgezinde bijbels, testa
menten en godsdienstige werken onderscheiden. De
eerste folio uitgave van het Martelaarsboek der
Doopsgezinden zag o.a. het licht bij Wesbusch. Na
zijn dood. in 1649 werd hij weer door een Pas
schier van W. opgevolgd, terwijl men ook in 1642
•en Isaac van W. in het Gildeboek vindt ingeschre
ven. Hun persen hebben evenwel maar weinig ge
leverd.
DE BLOEITIJD.
De eerste helft der 17e eeuw, de tijd van Roman,
Wesbusch en Fonteyn, was een bloeitijd voor de
Haarlemsche boekdrukkerijen. De drukkers, die
men van 1650 af tot in de eerste helft der 18e
eeuw ziet verschijnen, zijn als uitgevers weinig be
kend geworden. Een uitzondering dient evenwel
gemaakt te worden voor Abraham Casteleyn, den
bekenden oprichter van de „Haarlemsche Courant".
Abraham is de vierde Casteleyn, die in het Gilde
boek vermeld wordt, en wel in 1653. Hij maakte in
1656 een aanvang met het drukken der courant,
een der eerste, gelijk bekend, welke hier te lande
geregeld het licht zagen. Bovendien heeft hij door
het opstellen en uitgeven eener maandelijksche
kroniek -r de Hollandsche Mercurius naam ge
maakt. De „Mercurius" ging later aan anderen over,
maar heeft tot het laatst der achttiende eeuw
stand gehouden.
Ook verdient het geslacht Hulckenroy niet on
vermeld te blijven; ongeveer een eeuw lang hebben
zijn leden de boekdrukkunst te Haarlem beoefend.
In het jaar 1684 vindt men den eerste, Hermanus,
in het Gildeboek ingeschreven cn in 1761 den laat
ste, die eveneens Hermanus heette. Tusschen 'hen
in ligt een weduwe Hermanus een Mozes (1705),
een Aaron (1715), nog een Hermanus (1726), een
Izaak (1733), een Abraham (1744) en een Everhar-
dus (1745). Zij hebben zich wel door oud-testa-
mentische namen, doch geen van allen door schit
terende uitgaven onderscheiden.
In het jaar 1688 staat in 't Gildeboek als boek
verkooper of boekbinder ingeschreven Izaak van
der Vinne (Vincentsz). Hoewel niet bepaald boek
drukker, heeft hij toch enkele boeken het lioht
doen zien, evenals zjjn vermoedelijke opvolger en
waarschijnlijk zijn neef, Izaak v. d. V. (Jacobsz.),
die in 1739 lid werd van 't Gilde. Deze tweede Izaak
deed in 1752 zijn „boek- en drukneering" over aan
Christoph Heinrich Bohn en werd „fabriqueur van
florette garen".
In 1703 komt dan eindelijk een bekende Haar
lemsche naam naar voren: de eerste Enschedé, met
name Izaak, woonachtig in de Frankestraat. Jo
hannes Enschedé, zijn zoon, werd in 1726 lid van
't Gilde, en, naar aangenomen werd, deelgenoot
in de zaak zijns vaders. Den 9den Juli 1737 ver
scheen voor de eerste maal de „Haarlemsche Cou
rant" met de namen Izaak en Johannes Enschedé,
in plaats van dien van Casteleyn. Jan Abraham
Casteleyn Jacobszoon had hun de courant over
gedaan en werd een jaar later zelf „courantier" in
Rotterdam. Johannes Enschedé, de grootvader van
Johannes en Jacobus, heeft zich, zooals bekend,
vooral als lettergieter naam gemaakt. Hij was
doorkneed in de geschiedenis der boekdrukkunst.
Johannes Enschedé werd den 18den Juli 1642 te
Groningen geboren.
In de achttiende eeuw is Haarlem over 't alge
meen arm geweest aan uitgevers van eenigen naam.
Na 1780 begonnen Bohn (Frangois Bohn wordt 10
Augustus 1780 lid van 't Gilde) en Loosjes (Adriaan
Loosjes Petrusz. wordt 12 Augustus 1783 lid van
't Gilde) er weder meer leven in te brengep. Vóór
dien tijd verdient, behalve Joh. Enschedé, bijna
De beste behandeling is:
onder de wol, eens flink
transpireeren en drie maal
daags'n"AKKERTJE"nemen.
"AKKERTJES" be vorderen ten
zeerste het zweeten, gaan de
koorts tegen, verdrijven het
ellendige pijnlijke gevoel
en bestrijden ae infectie.
"AKKERTJES" zijn beroemd
s.om hun snelle, uitstekende
Uwerking. Vaak nagemaakt,
ymaar nog nooit geëvenaard.
Op elk "AKKERTJE" staat
AKKER-merk: Uw garantie!
tegen pijnen, hoofdpijn, "nare dagen"
Doos: 13 stuks - 12 stuivers; 2 stuks - 2 stuivers.
alleen vermelding Johannes Bosch, die in het jaar
1734 lid van het Gilde werd en in 1780 overleed.
Hij heeft o.a. het licht doen zien: Langendijk's
Dichtwerken, De Gezigten om Haarlem, van Spil
man en van Noorde, en met Joh. Enschedé: „Van
Oosten de Bruyn's „Beschrijving van Haarlem en
de Handvesten en Keuren dezer stad". Van de
Hulkenroy's hebben wij reeds een en ander ver
meld. Anderen, zooals Willem van Kessel, Joh.
Marshoorn hebben zich niet door het uitgeven van
belangrijke werken onderscheiden.
Tenslotte moge 'hier vermeld worden, dat op 20
September 1744 Nicolaas Met, de stamvader van
de firma Met en Meylink, in het Gildeboek werd
ingeschreven (gestorven 30 December 1759 Op 18
Maart 1768 werd Johannes Met ingeschreven, op 5
April 1788 Johannes Meylink). Op 23 Maart valt
dit te beurt aan Nicolaas Beets, wiens kleinzoon
later zulke groote bekendheid genoot.
Jan Nieuwenhuyzen, de vader van den stichter
van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, werd
in Mei 1743 lid van het Gilde. Vijftien jaar later,
in 1758, als Doopsgezind predikant naar Middel-
harnis beroepen, Liet hij (volgens 't Gildeboek) zijn
boekwinkel en boekdrukkerij te Haarlem publiek
verkoopen.
Ziehier, enkele mededeelingen ui een tak van
bedrijf, waardoor onze stad eenmaal een groote
bekendheid genoot.
Wij hooren nu van allen kant
Uit ons verstarde waterland
Van stoere ijsprestaties;
Van tochten soms traditioneel,
Maar nevens deze ook weer veel
Als vrucht van inspiraties.
Zij binden aan, al is het koud,
Al zijn ze jong of jeugdig oud,
En maken verre tochten;
Waarop met een verbetenheid,
Die krachtig "forsche streken leidt,
De zege wordt bevochten.
Daar heb je bijv. die Noord-Hollanders die ge
vieren besloten den Elfstedentocht te rijden, juist
voordat de datum voor deze officiëele gebeurtenis
was vastgesteld. En die het deden ook. Misschien
zouden zij met de 3000 anderen hebben meege
reden, wanneer zij tijdig geweten hadden, dat dit
groote evenement toch doorgang zou vinden;
misschien ook heeft hun voorbeeld de laatste aar
zeling van het organiseerend comité juist op tijd
overwonnen. Hoe het zij, hun prestatie is kranig,
als men in aanmerking wil nemen, dat voor hen
geen traject was uitgezet, laat staan vrijgemaakt
van zand en andere, uit een oogpunt van schaat
senrijders, ongerechtigheden. Daarna heeft een
ferme rijder uit Deventer het nogeens samen met
een Fries gedaan, ook een krachttoer die er zijn
mag.
En nu hoorden we weer van een ijstocht, die
twee jongemannen dezer dagen zoo terloops, zonder
bombarie, in alle bescheidenheid gemaakt hebben,
over ijs, dat nog niet betreden was. Iedereen heeft
weieens gelezen van stoutmoedige ontdekkings
reizigers, die in nog nooit door menschenvoeten
betreden oerwouden binnendringen of, in dit op
zicht soortgelijke, bergen beklauteren. Onbetreden
ijs is iets anders, althans wanneer het vlak in de
buurt ligt. Maar het is toch ook niet alles.
De Bloemendaler De Josselin de Jong en de Ha
genaar Kamp bonden te Leeuwarden de schaatsen
aan, reden naar Stavoren en staken van daar over
naar Enkhuizen. Daar namen zij afscheid van el
kaar. Kamp reed dadelijk naar Leeuwarden terug,
waar hij nog een klein ijs-akkevietje genaamd de
Elfstedenstocht, wou opknappen en dat hij intus-
schen ook met succes heeft verwerkt. De Josselin
de Jong had ook nog geen zin om het ijs te verlaten
en vertrok „buitenom" in zijn eentje naar Edam.
Af en toe verloor hij de kust uit het oog, maar
zijn richting bleef goed en hij bereikte net stadje
der Edammers, menschelijk en zuivelachtig, be
houden.
Ik moet bekennen zooiets wekt
In mij altijd weer echt respect
En dat wil ik eens zeggen:
Voor zulk een toer licht ik den hoed.
Want daarmee moet jong Neerlandsch bloed
Toch waarlijk eer inleggen.
Wie heeft ook lang geleê gedacht
En ook gezegd van 't nageslacht,
Dat mislijk was en machtloos:
De jeugd van heden maakt zoo'n tocht,
Die er toch minstens wezen mocht,
Terloops en bijna achtloos.
De frissche en sportieve pit
Die in zoo'n schaatsenopzet zit,
Mag tevens eens bewijzen,
Hoe flink er sport bedreven wordt
Alleen omwille van de sport,
Zonder een loon in prijzen.
WINTEK 1941. Het ijs in de Overtoomsent schutsluis te
Amsterdam wordt ge broken, om voor de scheepvaart ruim baan
te Diaken fFntn Pax Holland»
(Foto Pax Holland)
Keuring van
geslachte
varkens.
Ter uitvoering van de
vleeschkeuringswet is
bepaald, dat de secreta
ris-generaal van het de_
partement van Sociale
Zaken de gemeenten
aanwijst, waarin bij de
keuring van geslachte
varkens het onderzoek
op trichinen verplicht
is. De varkens worden
dan, ten bewijze dat
het tri chine-onderzoek
heeft plaats gehad, ge
merkt.
In de aangewezen ge
meenten wordt even
eens het varkensvleesch
dat overeenkomstig art.
8 van de vleeschkeu
ringswet bij invoer in
die gemeenten wordt
onderzocht, aan het tri
chine-onderzoek on
derworpen, tenzij uit
bovendoeld merk blijkt
dat onderzoek reeds is
geschied.
Een en ander treedt
in werking met ingang
van 1 Mei 1941.
No. 225
Het opstel
1. Schrijft den titel van
zijn opsteleen dag
buiten.
2. Leunt achterover en
tracht te bedenken, hoe
hij verder moet gaan.
3. Komt met zijn ge
dachten niet af van de
voetbalclub en de over
tuiging dat hij Jan van
Puffelen wel zou aan
kunnen, als hij wat klei
ner was.
4. Vraagt aan vader
zijn mes te leen om een
punt aan zijn potlood te
slijpen.
5. Onderzoekt en pro
beert alle mesjes.
6. Slijpt zijn potlood en
trekt titel weer na, om
hem mooi dik en zwart
te maken.
7. Tcckent poppetjes op
den vloeilcgger.
8. Houdt potlood tus
schen zijn tanden en tikt
dan tegen de punt. Eenig.
9. Ruikt dat er eten
wordt klaargemaakt en
gaat met een diepe zucht
aan den arbeid.
in Haarlem en omgeving
De Zandvoortsche dwerg Paap
Op een pilaar in de Groote Kerk te Haarlem
is de lengte aangegeven van den reus Cajanus
en den dwerg Paap.
(Foto de Haas.)
Eenige dagen geleden gaven wij bijzonder
heden over den reus Cajanus die te Haarlem in
1749 overleden is. Een sterke tegenstelling met
hem vormde de Zandvoortsche dwerg Simon
Jane Paap die leefde van 1789 tot 1828.
Cajanus was 2.61 M. en Paap 0.76 M.
Liderdaad uitersten.
Dit komt goed uit op een pilaar van de zaïi-
derbeuk der Groote Kerk te Haarlem, waarop
aangegeven is hoe klein de dwerg en hoe groot
de reus was.
Er is voor zoover wij weten niet voor het na
geslacht bewaard gebleven hoeveel Cajanus
woog. Wel is het gewicht van Paap bekend, dat
was niet meer dan 28 pond.
De dwerg werd in 1789 te Zandvoort geboren.
Hij leidde een zwervend leven omdat hij zich
overal voor geld liet zien. Meestal zocht hij daar
voor het kermisterrein op, maar hij genoot ook
wel de eer voor enkele hoven te mogen verschij
nen. Zeker is, dat Paap in 1828. dus toen hij
39 jaar was, in Dendermonde in België is
overleden.
Er werd destijds verbeid, dat hij daar ver
moord werd omdat hij kleiner was dan een an
dere dwerg die daar tentoongesteld werd, maar
bewezen is dit blijkbaar nooit.
Het lijk van den dwerg werd naar Zandvoort
gebracht, waar het in de dorpskerk werd bij
gezet. Er is ln dien tijd beweerd, dat het stof
felijk overschot uit die kerk geroofd is en dat
op dezelfde plaats een lijkje van een kind van 7
of 8 jaar is neergezet. Ook over die bewering is
nooit zekerheid verkregen.
De grafsteen van den dwerg is naar het Frans
Hals Museum te Haarlem overgebracht. Daar
zijn ook in een vitrine de kleertjes van hem
neergelegd. Ter vergelijking is naast het schoen
tje van den dwerg een schoen van een man
van normale afmeting gezet. Verder ziet men
op de foto een hemd, een broekje, wantjes en
kousen.
Zooals men weet is thans het museum tijde
lijk gesloten wegens de tijdsomstandigheden.
CULBAVOND H. P. C. UITGESTELD.
Voor Zaterdag 8 Februari was door de H, P. C. een club
avond vastgesteld ln het Sportparkrestaurant te Heem
stede. Door de zware sneeuwval is de toegang tot dit
gebouw echter zeer moeilijk geworden, zoodat het bestuur
van H P. C besloten heeft de voorbedoelde clubavond
tot nader order uit te stellen.
GEVONDEN DIEREN EN VOORWERPEN.
Inlichtingen aan het Buerau van Politie. Smedestraat
te Haarlem, uitsluitend tusschen 11 en 13 uur.
Terug te bekomen bij: Stoltenhof. Turfmarkt 8 zw„
bril: Bureau van Politie, Smedestraat. bril; Asil, Ridder
straat 11. hond; Jansen. Waldeck Pyrmontstraat 7, kof
fer m. t.; Geldorp, Canlnefatenstraat 57. matrozenmuts;
v. Opstal, Canlnefatenstraat 19. rijwielplaatje; v. Slooten,
Billitonstraat 26, rijwielplaatje; v. d Meer, Anjelierstraat
18, actetasch m. 1 Vlsarlus. van 't Hoffstraat 185. zweep.
De kleedingstrikken van den dwerg die in het
Frans Hals Museum bewaard worden.
(Foto de Haas.)
Het gebeurde in een automatiek in een der Haar
lemsche hoofdstraten.
Automatieken zijn in dezen tijd in trek bij -de
menschen die trek hebben in een hartig hapje. En
dat zijn er heel veel! Nu er, door de invoering van
de vleeschdistributie, in elk huis vleeschlooze da
gen gekomen zijn, is het te verklaren dat iemand
even binnen wipt en een dubbeltje uit den zak
haalt, om zich daarna door onzichtbare hand een
verstroosting te laten geven in den vorm van een
balletje gehakt, een knakworst, of andere lekker
nij.
Een hond, een leuke terrier, was op den geur
van vleesch braden afgekomen. Zijn neusvleugels
trilden van heftig verlangen. In zijn oogen stond
als het ware te lezen dat hij, niet minder dan de
menschen die hier komen, aanspraak mocht maken
op een hartigheid-je. Nu de porties die de menschen
krijgen kleiner geworden zijn, wordt hij thuis wel
eens vergeten, óók zelfs op dagen als er vleesch
op het menu staat.
Hij keek smeekend naar de smakelijk etende
menschen, maar het hielp niet. Er vielen wel pa
pieren bakjes op den grond, maar daarop waren
alleen wat vetvlekken achter gebleven. Iedereen
deed of hij er niet was. Geen stukje voor hem!
Dan maar eens blaffen, misschien hielp dat. Hij
poogde iets vragens in zijn toon te leggen, een
S.O.S. voor zijn jeukende maag! Vaak had hij er
varen dat „vragers worden overgeslagen", maar nu
schenen alle automatiek-klanten van hem te den
ken „wie niet vraagt blieft niets!"
Het eenige antwoord op zijn geblad, al deed hij
moeite het zoo welluidend mogelijk te maken, -was
dat de deur van de automatiek open ging en de
man die anders altijd verborgen blijft, de kok die
voor de lekkere hapjes zorgt, het denkende be
standdeel der automatiek, met een schuimspaan
gewapend, op den blaffenden hond afkwam. Het
werd een korte wedloop die de viervoeter glansrijk
won.
Op de voor hem veilige straat ging de terrier even
zitten om de situatie te overdenken.
Dat was dus ook niet de manier.
De korte baan-race had hem nog meer honger
bezorgd. Zou hij met dat vervelend gekriebel in zijn
maag den aftocht moeten nemen?
Honden, vooral slimme terriers, denken snel. De
man in het witte pak had zich nauwelijks terug
getrokken of de hond was al weer in de automatiek.
Nu het anders aanpakken.
Er was op dat oogenblik een klant. Een jonge
dame d.e het met de slanke lijn op een accoordje
gooide Zij was althans aan haar tweede croquetje.
Tip ging ..mooi" zitten, terwijl hij zijn voorpootjes
smeekend uitstrekte naar het croquetje dat steeds
kleiner werd. ZouJa daar vloog het laatste
stukje met een sjerlijke boog door de lucht, maar
voor het op den grond kwam was het al in den
bek van Tip verdwenen.
Dat was dus de weg!
Er kwamen meer klanten. De meesten hadden
schik :n het aardige hondje, dat zoo grappig wist
te vragen. De hapjes in een automatiek zijn klein
en van dat kleine kreeg Tip nog slechts een laat
ste stukje, maar hij begon op het laatst aan zijn
maag te voelen, dat vele kleintjes een groote ma
ken.
Voldaan ging Tip na eenigen tijd huiswaarts. Ja
hoorden hem denken: ik kom nog wel eens terug,
VAN <b j