Bezoek bij de Sfandarfe Westland in München H.D.'Verte mini Uit de Pers. DONDERDAG 13 FEBRUARI 1941' HAARL'E M'S DA'GEEÏD Eén dag S.S.-man Het A.N.P. meldt: In een tempo, dat den modernen verslaggever past, hebben dezer dagen een bezoek ge bracht aan de S.S.-kazeme in München waar Ne- derlandsche en Vlaamsche jongens in het corps van de Duitsche politieke soldaten worden opge leid. In vijf dagen waren wij uit en thuis, maar in jju die vijf dagen hebben wij ongetwijfeld een idee ge- kregen van al datgene wat zich in een kazerne af- speelt, een indruk ook van de wijze, waarop deze jongelui, stoer van lijf en leden, worden opgeleid tot eerste klas soldaten, strijders voor een nieuw Europa naar geest en lichaam. Ergens in de omgeving van de schoone Beiersche stad staat de geweldige moderne kazerne, waar wij Vrijdagmiddag den schildwacht passeerden. Eerlijk gezegd: het was ons als burger vreemd te moede te midden van de grauwe Duitsche uniformen, in een wereld, waarin het snerpen van een fluitje van alles kan beteekenen, waar een zacht woord een streng bevel en een hard woord een vriendelijke vermaning kan zijn. Wij hadden niet zoo heel veel over hen gehoord. Wij wisten, dat een aantal naar München was ver trokken, maar eigenlijk hield daarmee onze kennis over den toestand van de Nederlandsche S.S.-man- nen op. Wat wij evenwel in den korten tijd van ons ver- u blijf in München hebben gezien en beleefd, stemt in alle opzichten tot tevredenheid, is zelfs boven alle lof verheven. Om dan te beginnen: de Hollanders zijn er en voelen zich volkomen op hun gemak onder een regiem, dat vrijwel totaal afwijkt van de paedago- gische methoden, welke zij in hun jeugd in eigen land hebben meegemaakt. Wij zeiden al, dat het leven in deze kazerne aan zeer strenge bepalingen is onderworpen. Het regiem is uitermate streng, maar de Nederlanders hebben zich voortreffelijk aangepast. Zij zien er uit of zij iederen dag slechts melk en honing verorberen en hun houding Ja, die houding valt inderdaad het eerst op. Wij hoeven ons werkelijk niet wijs te maken, dat de Hollandsche jongen van dezen tijd uitmunt door „houding". Wij zouden over de oorzaken hiervan kunnen twisten, zeker is, dat op alle lessen van lichamelijke opvoeding in ons land de „briefjes" van doktoren, liefhebbende moeders en bezorgde vaders grooten invloed hebben. Wij schrijven even wel niet over de Nederlandsche jeugd in het alge meen, maar over de groep Nederlanders, die zich deels uit ideëele overwegingen, deels ook uit ma terialistische aansloot bij de Duitsche S.S.-Standarte Westland. Men kan natuurlijk beweren, dat die fiere, die trotsche houding verkregen wordt door den langen, harden dagelijkschen dienst in de ka- 3^ zerne, maar wij meenen te mogen zeggen, dat het hier de houding is van jongemannen, die het hoofd jg» hoog dragen, omdat zij in de zekerheid leven, iets te geven voor hun schoonste ideaal. Onder leiding van een SS-Hauptsturmfiihrer be- gg, zichtigden wij eerst een deel van het ontzaglijke complex, dat deze kazerne beslaat. Wij zagen de heldere cantine, vroolijk en eenvoudig, de eetzaal, waar de voormannen van het Duitsche ryk soms temidden van hun soldaten aan tafel zitten, de hy- perhygiënische waschgelegenheden, de exercitiehal en tenslotte de slaapkamers waar de troep, van een welverdiende rust van 's avonds tien uur tot 's mor gens zes uur pleegt te genieten. Het was onze bedoeling een nacht temidden van ej deze SS-mannen door te brengen, met hen te eten, op hun slaapzaal tevens zitkamer, poetskamer, garderobe en kleedkamer te slapen en tenslotte een middagdienst en een ochtenddienst mee maken. Wij zeiden zooeven, dat ons de houding van de elf Nederlanders het meest is bijgebleven. Uit deze houding vallen verder alle goede hoedanigheden af te leiden. De compagniescommandant deelde ons op een ka mer in en toen deden V/e alsof we een dag soldaat waren. We kunnen uiteraard slechts een indruk geven van alles wat wij te zien kregen, maar deze indruk is dan ook voortreffelijk geweest. De com mandant had ons tevoren meegedeeld, dat er in den beginne nogal wat strubbelingen tusschen de onderscheiden groepen waren geweest. De Neder landers drukten zich niet gemakkelijk in de Duit sche taal uit en wonden zich over sommige klei nigheden nogal op. Daar kwam nog bij dat zij on der elkaar niet steeds even kameraadschappelijk waren. Wat toch was het geval? Er kwamen naar München jongelui, die in hun korte leven al poli tiek hadden bedreven, er kwamen ook niet-politie- ke geesten en al spoedig waren de debatten leven dig, soms te levendig. De commandant had de moeilijke taak deze vogels van verschillende plui- I mage tot een hechte groep te vormen. Hiervoor is I veel geduld noodig geweest, veel tact, vriendelijke en harde woorden. Wij kregen bij ons bezoek aan München alleen maar de resultaten van deze maandenlange oplei ding te zien. Op de houding viel niets aan te mer ken, evenmin op den kameraadschappelijken geest. Die geest is in den troep van onnoemelijke waarde. Hoewel de individueele opleiding op allerlei ge bied van het militaire handwerk een zeer hoog peil heeft bereikt, wordt den mannen toch ingeprent, dat zij alleen samen in staat zijn een groot doel te bereiken. De eenling heeft in dezen strijd geen waarde. De troep is alles. Inderdaad, wij hebben kunnen constateeren dat er op „onze kamer" alleen maar vrienden leefden en werkten. Zelfs wij heb ben tijdens ons korte verblijf van die vrienden diensten geprofiteerd, zonder welke een leek zich in een kazerne voelt als vele overigens brave man nen in een normale huishouding. Maar het belangrijkste is dat wij in de uren, wel ke wij bij een der compagnieën doorbrachten, ge legenheid hebben gehad met de Nederlanders over alle mogelijke zaken te praten. Daar was natuurlijk in de eerste plaats „de dienst". Want de dienst gaat boven alles. Met een volstrekte toewijding geven de Nederlanders zich aan hun taak, welke uiteraard lang niet gemakkelijk is. Dat maakten we één dag mee. Het zou niet pas sen in een artikel als dit een volledig overzicht te geven van de dagelyksche gebeurtenissen in de ka zerne. Trouwens, de commandanten zijn erop uit zooveel mogelijk afwisseling te brengen in den dienst. In de eerste periode moesten onze landgenooten vooral exerceeren. Het viel daarbij op dat de Ne derlanders hun stijfheid moesten kwijt raken. Daar voor dienden dan oefeningen met het geweer, licha melijke oefeningen, lichte en zwaardere athletiek. Het resultaat is dat de groep landgenooten in München thans bestaat uit jongemannen, die lichamelijk in alle opzichten getraind en door en door gezond zijn. Tegelijkertijd leerden zij tijdens de theoretische les sen de verschillende politieke wereldbeschouwingen kennen. Zij werden onderwezen in de idealen van het Duitsche rijk, maakten kennis met de sociale maatregelen welke in Duitschland ten voordeele van de geheele bevolking werden getroffen. zij kregen gelegenheid zich te verdiepen in de Duitsche cultuur, kortom: zij leerden al datgene wat een po litiek soldaat behoort te kennen. Eerst daarna konden de commandanten begin nen met het echte militaire handwerk, dat grondig wordt onderwezen. Wij hebben de resultaten van deze maandenlange oefening gezien bij een schiet oefening met scherp. „De Duitsche wapenen worden gesmeed om goed gebruikt te worden". Het is een der beginselen van de soldatenopleiding in het groot-Duitsche rijk. Jedere handgreep wordt nauwkeurig bestudeerd en aangeleerd, zoodat het bedienen van de oorlogs middelen straks tot een tweede natuur is gewor den. Daarbij worden de houdingsoefeningen niet ver geten. Dat de Nederlanders het daarin evenzeer ver hebben gebracht, moge blijken uit het feit, dat de compagnie, waarbij zij zijn ingedeeld, reeds verscheidene keeren als „eerecompagnie" heeft deelgenomen aan plechtigheden, welke in de hoofd stad van de N.S.D.A.P. plaats hadden. Uw verslaggever heeft de phasen van zoo'n sol- datendag beleefd. Neen, er kan niet genoeg den nadruk op worden gelegd: de dienst is niet gemak kelijk. Het gaat er niet in de eerste plaats om, dat het moeilijk is 's morgens om zes uur, prompt op het fluitsignaal op te staan en het is waarachtig moeilijk het is ook al niet zoo erg, dat er ces avonds na tien uur niet meer gesproken mag wor den en dat er anders straf volgt. Maar het is de aaneenschakeling van allerlei zaken, kleinigheden, vaak, welke het leven in de SS-kazerne volmaakt bindt. Hier is geen plaats voor het individu in de beteekenis van den man, die zijn eigen zin kan doen. Bij «de samenwerking van allen ontstaat er een gemeenschap van gelijk- geaarde, gelijkdenkende strijders voor één groot doel. Deze gemeenschap is sterk als een rots. Dat alles vertelden onze landgenooten ons in de korte uren van rust en dat leerden zij ons zonder woorden in de oogenblikken, dat wij hen bij hun oefeningen gadesloegen. Wij zijn bij de SS in huis geweest en waren te gast op een kamer, waar zes Nederlanders en acht Duitschers broederlijk bijeen waren. Meen niet, dat deze Duitschers zich afzijdig hielden bij onze gesprekken. Duitsche zinnen werden in deze praat jes gebruikt en de Duitschers verstonden de Ne derlandsche taal voortreffelijk. Daaruit ook weer wordt de bedoeling van deze samenwerking kenbaar. Men zou het eigenlijk zóó kunnen formuleeren, dat hier geen Duitschers, Ne derlanders en Vlamingen worden voorbereid op hun groote taak, maar dat allen van Germaanschen bloede hier zijn vereenigd om te worden tot man nen van de daad. En alleen zij die dit ideaal bezitten zijn in staat het harde leven van SS-man te ondergaan. Zij we ten, dat alleen een harde leerschool hen kan vor men tot kerels, die sterk staan in het leven, dat vaak bovenmenschelijke eischen stelt aan moed en uithoudingsvermogen en opofferingsgezindheid. Dit is het. wat wij dezen eenen dag hebben mee gemaakt en geleerd. Inderdaad, wij zijn wijzer uit München vertrok ken dan wy er aankwamen. Wij weten thans, dat al het materialisme, het egoisme en het individua lisme niet in ?taat zijn geweest het zuivere idealis me te verstikken. Haalde men nog niet zoo lang geleden de schouders op voor hem, die een ideaal durfde belijden, nu zullen dezelfde mannen, hoe wel nog jong. de taak krijgen een nieuwe idee over de wereld uit te dragen En het is waard daarvoor te vechten en zoo noo dig onder te gaan. CREMATIE MEJ. J. G. VAN DER EST. Onder veel belangstelling heeft Woensdagmiddag in het crematorium op Wester veld de crematie plaats gehad van het stoffelijk overschot van mej J. G. van der Est, vroeger verpleegster bij de Doopsgezinde Ziekenverpleging te Haarlem. Namens de Doopsgezinde Ziekenverpleging en den Kerkeraad der Doopsgezinde Gemeente was aanwezig ir. H. v. d. Heuvel-Rijnders, voorts wa ren er eenige zusters der ziekenverpleging. Ds. J. M. Leendertz, predikant bij de Doopsge zinde Gemeente, zei dat de overledene in veler hart een zeer bijzondere plaats had ingenomen. Van verschillende zijden was aan hem verzocht, haar een laatsten groet en een woord van dank te brengen. In de eerste plaats namens de Doopsge zinde Ziekenverpleging, waaraan zij vijftien jaar verbonden is geweest. „Zij heeft haar werk daar voor met hart en ziel gedaan, omdat haar geheele wezen er naar uitging, de menschen in leed en smart te helpen en liefde te bewijzen. Het is niet te zeggen, hoevelen zij heeft verklikt en goed ge daan. Zij en haar zuster hebben aan het werk der Doopsgezinde Ziekenverpleging een zeer bijzonder cachet gegeven". Ook trouwe vrienden, die 40 jaar lang lief en leed met haar hebben gedeeld, vroegen aan spre ker hier wat te zeggen en ook eenige vriendinnen, want met haar warme hart beleefde zij ieder me degevoel. Ds. Leendertz eindigde zijn rede met gebed. De organist speelde „Wenn ich einmal sol! schei den" van Bach, „Rust mijn ziel, uw God is Koning" (Gezang 22) en bij het dalen van de kist „So nimm denn meine Hande" van F. Silcher. Een zwager van de overledene, de heer Van Schelven, dankte voor de belangstelling. MISHANDELING OP DE LOOSDRECHTSCHE PLAS. Drie jongelieden van 18, 19 en 20 jaar. woon achtig te Loosdrecht, hadden z*ch voor de Utrecht- sche rechtbank te verantwoorden ter zake van mishandeling. Het drietal had.op het ijs een schaatsenrijder, die een insigne van de N.S.N.A.P. droeg aangeval len en mishandeld. Alle drie bekenden het hun ten laste gelegde. Zij gaven toe, dat wat zij gedaan hadden, niet op zijn plaats was geweest. De aangevallene had zelf om clementie voor de jongemannen verzocht, omdat zij in onwetendheid hadden gehandeld. Geen van hen was ooit eerder met de justitie in aanraking geweest. De Officier van Justitie eischte tegen ieder een maand gevangenisstraf. Na in raadkamer te zijn geweest veroordeelde de rechtbank den 18-jarigen W. en den 20-jarigen K. tot veertien dagen gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Zij kwamen derhalve meteen op vrije voeten. De 19-jarige K. werd veroordeeld tot 50 gulden boete subs. 14 dagen hechtenis. (A.N.P.) GEVONDEN VOORWERPEN Boek, Mathot, Groote Houtstraat 39; handschoen Luiten. Kruistochtstraat 8: portemonnaie, v. d. Vel den, Vergierdeweg 31; Passer, Bakker, Tïmorstr. 68; portemonnaie m. i., Kunis, Corn. v. Noorden straat 7; tasch, Pauw, Acaciastraat 46. Acht glazen in één hand. Het is een heele toer, doch de leerlingen van de Horecaf-vakschool te Schevcningcn blijken meesters in dit vak te zijn. (Foto Schimmelpenningh) RIVALITEIT. door COR BANDT Szn. HET boterde niet erg tusschen Cees Kahrel? en Gijsbrecht Appelmoes. Ze waren rivalen en vochten in stilte om den gunst van den grooten baas, directeur Bascnsteyn. Van het moment af, dat beiden op denzelfden datum in cienst waren getreden van Bascnsteyn en Cie. had den ze elkaar al niet kunnen „zien of luchten' Oogenschijnlijk waren het prettig-samenwerkende collega's, die af en toe ook nog wel eens iets voor elkander over hadden. Maar de een wist van den ander, dat het er om te doen was een héél wit voetje bij Basensteyn te halen. Cees Kahrels won 'net ge woonlijk. Hij was een vlotte, geestige knaap. <1 ie op elk woord een gezegde klaar had. waardoor hij direct de lachers op zijn hand kreeg. Gijsbrecht Ap pelmoes had zijn naam. zijn bedeesdheid en ziin armoedig optreden tegen. Verder waren ze gelijk waardig. Alleen Kahrels had de beste baan. Hij verdiende wat meer dan Gijsbrecht. hij mocht tot vijf mille teekenen en Gysbrecht kon slechts drie duizend gulden op zijn handteekening krijgen Eigenlijk was Cees Kahrels de hoofd-procuratie- houder en Gysbrecht was maar een doodgewoon procuratiehoudertje. Zoo'n heel gewone.... dacht de baas. Kort en goed: de heeren zaten elkaar dwars, elk moment van den dag als ze konden, bij elk werkje, dat de ander ging uitvoeren. De op drachten aan het personeel waren altijd zeer ver warrend. Zei de één „zus", dan sprak de ander „zoo". Bij eiken gunstigen blik, na ieder prijzend woord van den directeur, bedoeld voor Kahrels. was Gysbrecht Appelmoes danig uit zijn hum Maar om een kort verhaal kort te houden: cp een dag trad er een verscherping in. Basensteyn had iets nieuws uitgevonden en Kahrels mocht net uit voeren. Gevolg: nijdige blikken van Appelmoes in de richting van Kahrels en hatelijke opmerkingen op boozen toon gericht tot het geduldig personeel Het was een „Rapportenboek". Kahrels moest eiken dag invullen wat die had uitgevoerd, wat deze dien dag had gedaan, wat weer een ander voor werk had verzet enwat Appelmoes zooal uitvoerde op een werkdag. „Kahrels is er niet de geschikte man voor" ver telde Appelmoes aan zijn eega dien avond „Hij heeft zijn eerewoord moeten geven, dat bij eiken dag de stipte waarheid zal noteeren. Hij moet ook verslag over zichzelf en mij uitbrengen. Vreeselijk is het. 'n Ramp. En dat mijnheer Basensteyn da' niet inzietik begrijp het eerlijk gezegd niet Hij moet toch snappen, dat Kahrels niets gunstigs over mij in dat rapport zal zetten. Al zal hij de waarheid en niets dan de waarheid in dat boek schrijvendan nog zal er geen prijzende onmer- king over mij instaan. Stel ook eens voor. Wérke lijk, vrouwtje, als ik het mocht invullen en Kahrels deed eindelijk eens iets goed ik zou me houden aan de opdracht: de volledige waarheid en niets dan dat!" „Ahum!" deed „Vrouwtje" vriendelijk. „Ja, heusch. schattebout, geloof me. ik zou Kah rels zelfs kunnen prijzen als hij iets goed deed He' is wel nooit voorgekomen, maar ach, je kunt nooi' weten „Ga dan morgen naar Basensteyn toe, Gysbrecht en leg hem de zaak uit. Waarschijnlijk ziet je direc teur dan wel in, dat het nu gevolgde systeem ver keerd wordt uitgevoerd". „Da's 'n idee, engel, 'n pracht-denkbeeld, zeg. Dat dóé ik. Beslist!" En den volgenden dag ging Gysbrecht Appelmoe? naar den baas. En hij légde het uit. Zij het ietwat bedeesd, ietwat stamelend. Maar Basensteyn be greep het toch en belde om Kahrels. „Mijnheer Kahrels, ik moet een kleine veran der in g in het Rapportenboek aanbrengen. U hebt dit boek nu drie weken lang bijgehouden en hei lijkt me nogal een geestdondend werkje. ik zou zeggen: laat mijnheer Appelmoes het eens een week of wat bijhouden. Dan bent u er weer eens van af en kunt u den tijd aan iets ander besteden, niet waar?" Kahrels boog iets te beleefd en zei: Goed, mijn heer, héél goed, mijnheer. Wilt u mijn rapporten dan even parafeeren? Dank u. U leest het vanavond nog wel even over, niet? Dan kunt u de consequen ties trekken". „Uitstekend, mijnheer Kahrels. En morgen begin' mijnheer Appelmoes dus aan 't rapportenboek. Af- gespi-oken. Bonjour, heeren". Gysbrecht sloeg dien volgenden ochtend triom feerend het Rapportenboek open. Eenigszins on zeker van zichzelf en van de betrouwbaarheid de? schrijvers liep hij de rapporten over het personeel en hemzelf door. Hier en daar stond een roode aan teekening van den baas. Plotseling verbleekte de arme Appelmoes echter. Walte? Hè? Neeee? Ja toch! Het stond er, héél gewoon. „Mijnheer Appel moes heden vijf minuten te laat. Dat is den derden keer deze week". „Maar wat 'n onzin, om zulke flauwiteiten in die rapporten te vermelden. Kahrels kwam toch ook altijd een minuut of wat te laat en trouwens. sinds Kahrels dat boek mocht bijhouden was hij OVERBEVOLKING? Het Vaderland stelt de vraag of ons kleine land zijn bijzonder dichte bevolking zal kunnen blijven voeden. Bestaat er een ernstige overbevol king? „Deze vraag is in den laatsten tijd herhaaldelijk besproken in verband met zekere emigratieplannen. In de kringen der Dietschgezmaen is er n.l. sprake van de mogelijkheid, dal Nederlanders en Vlamin gen een vestigingsgebied zouden krijgen in Noord- Frankrijk. Zelfs hebben wij al eens geschreven over andere plannen betreffende een emigratie in sterke groepen naar het nieuwe Oostelijke gebied in Duitschland. Er zijn gelukkig ook andere oplossingen, want de eene lijkt ons niet aantrekkelijk en de andere niet zeer waarschijnlijk. Door uitbreiding van de industrie, die dan wel voor de tot een geheel geordende economie van Europa zal produceeren, kunnen wij vele menschen aan den kost helpen. Graan bijv. zou dan uit andere deelen van het gebied aangevoerd kunnen worden. In- tusschen zal het toch ook altijd noodig blijven, den eigen landbouw tot de uiterste mogelijkheden van productie op te voeren. In de jongste afleverin gen van „De Dietsche Gedachte" nu wordt deze emigratiepropaganda betreden o.m. ook met 'n be- oep op een beschouwing in „De Weg", waarin nog ontzaglijk groote ontwikkelingsmogelijkheden voor den Nederlandschen landbouw worden aange duid". Misschien zijn deze berekeningen wel wat al te mooi, aldus zegt het blad. „In die dingen is men allicht geneigd theore tische mogelijkheden direct maar voor gemakkelijk te verwezenlijken te houden. Men zal in ieder ge val rekening dienen te houden met de eischen aan kapitaalgoederen meststoffen, landbouw machines, enz. maar in ieder geval is het een feit dat er in die inrichting nog heel wat gedaan kan en moet worden. De Duitschers, vroeger en thans, hebben steeds met eerbied over onzen landbouw gesproken. Aan den anderen kant heeft men in Duitschland, on der den drang van den nood, geleerd hoe men uit betrekkelijk ondankbaren bodem toch nog heel wat halen kan. Door een samenwerking op tech nisch gebied kunnen beide volken elkaar groote diensten bewijzen op dat gebied. En beiden heb ben er groot belang bij, want inDuitschland be schouwt men Nederland nog steeds als een grooten leverancier van veredelde landbouwproducten, hoe zeer men ook inziet, dat de verhouding tusschen akkerbouw en veeteelt zal veranderd dienen te worden. Zoo slecht als sommigen meenen ziet het er dus nog niet ut voor ons volk". OORLOGSFINANCIERING. In het Lagerhuis heeft de Britsche kanselier van de schatkist Sir Kingsley Wood verklaard dat de oorlog Engeland in het loopende begrootingsplan, dat 1 April 1940 is begonnen, reeds 3.3 milliard pond sterling heeft gekost, dus ongeveer 12.5 mil- lioen pond per dag. Hierbij merkt het Handelsblad op: „Wat dit fantastische bedrag beteekent, kan men het beste afmeten naar het nationale inkomen van Engeland, dat eenige jaren geleden op om streeks 6 milliard pond sterling werd berekend. Engeland moet dus thans reeds meer dan de helft van zijn nationale inkomen besteden voor de oor logskosten. Dat wil zeggen, dat gemiddeld iedere Engelschman meer dan de helft van zijn arbeids prestatie ter beschikking van de oorlogvoering moet stellen. In de praetijk komt dit er op neer, dat hij eenerzijds zijn arbeidsprestatie moet ver- hoogeii, anderzijds zijn verbruik moet beper ken. Dit is overigens niet alleen in Engeland het ge val; iedere oorlogvoering beteekent voor elk der betrokken partijen, dat zij een grooter deel van haar inkomen niet meer naar eigen goeddunken mag verteren, doch beschikbaar moet stellen voor de gemeenschappelijke zaak Het gaat er nu maar om den besten weg te vinden langs welken men het volle deze lasten kan opleggen". „Thans openbaart zich evenwel een verschil in organisatie van het. „thuisfront" tusschen Duitsch land en Engeland. In Duitschland is men reeds eenige jaren geleden overgegaan tot een stelsel van geleide economie, dat gericht was op een zoo groot mogelijke autarkie, en reeds bij voorbaat rekening hield met een afsluiting van het overzeesche ver keer. Daarom heeft in Duitschland de overgang van vredes- tot oorlogseconomie slechts weinig stagnatie veroorzaakt. In Engeland daarentegen heeft men, toen de oorlog uitbrak, niet zulke maatregelen genomen. De Britsche regeering was blijkbaar van oordeel, dat het langs den weg der vrije economie met belastingheffing in geld wel zou gelukken om een oorlogseconomie te organiseeren. Een economist als Keynes zag evenwel in, dat Slit zeer moeilijk zou gaan. Men zal zich herinneren dat toen Engeland in begin 1939 tot versterking dei bewapening overging, Keynes in enkele artikelen in de „Times" een plan tot bewapeningsfinanciering heeft uiteengezet, dat eigenlijk neerkwam op een „totalitaire economie" voor Engeland. Hij stelde toen voor een coördinatie van publieke en parti culiere investeering en de instelling van een econo- mischen „generalen staf". Bij het uitbreken van den oorlog heeft Keynes dit plan nog uitgebreid door een stelsel van ge dwongen sparen te bepleiten. Maar de regeering heeft hier niet aan gewild". NEDERLANDS NIEUWE ECONOMISCHE TAAK Omtrent de nieuwe taak van Nederland op eco nomisch-politiek gebied, die uit de nieuwe situatie in Europa voortvloeit, merkt commissaris dr. Fischbóck in het Duitsch-Nederlandsche economi sche tijdschrift Nederland op, dat ook na de oprichting van dit commissariaat de verant woordelijkheid voor de economische ontwikkeling is blijven berusten bij de Nederlandsche officieele en particuliere instanties. „Als gevolg der noodzakelijkheid van een oriënteering van het economisch leven van Nederland op de Europeesche markt en op uit breiding van de Duitsch-Nederlandsche econo mische betrekkingen streven de Duitsche instanties er evenwel naar de oorlogslasten van het bedrijfs leven ook in Nederland zoo draaglijk mogelijk te maken. Welke resultaten reeds door de Duitsche maat regelen bereikt zijn, blijkt vooral uit de aanzien lijke daling van de werkloosheid in Nederland Ter opheffing van de tusschen Duitschland en Nederland bestaande beletselen op handels- en valutagebied zijn om te beginnen de in Duitsch land aanwezige Nederlandsche beleggingen in prin cipe vrijgegeven en is de mogelijkheid geopend de rente en andere vormen van opbrengst dezer beleg gingen naar Nederland over te maken. Daar de Duitsche invoerrechten voor Nederlandsche goede ren vrijwel afgeschaft zijn en Nederland op Duitsche goederen geen invoerrechten heft, heeft men ook de moeilijkheden voor een wederkeerig goederenverkeer uit den weg kunnen ruimen. Tevens zijn de betrekkingen op het terrein van handels- en valutapolitek tusschen Nederland en de overige Europeesche staten op nieuwen grond slag hersteld, zoodat aan 't Nederlandsche econo mische leven de mogelijkheid gegeven is de plaats te veroveren, die het in Europa toekomt". Gysbrecht Appelmoes steeds precies op tijd geweest. Wat 'n gemeene bedrieger. Dat was geen gezonde ..Streberei" meer dat wasinfaam, dat was.... daar waren geen nette woorden voor te vinden. Je zou 'ml" Gysbrecht kookte. Maar dan dacht hij aan dien fluitketel, dien ook kookt, maar dan toch fluit.... Dus floot de heer Appelmoes, zij het valsch. En hij piekerde intusschen op wraak. Hij wilde zijn eere woord dan tenminste niet breken. Hij zou de waarheid zetten. Oeioei! Daar stond waarachtig alwéér dat hij te laat was geweest. En daar ook. De baas had er zelfs een roodc aanteekening bij gezet: ..Wonderlijk voor een procuratiehouder!" En daar. wat had Basensteyn daarbij geschreven? ..Moet ik hem toch eens over onderhouden. Een procuratiehouder moet het voorbeeld kunnen geven of iets anders worden". Gysbrecht piekerde. En hij peinsde nog toen Kahrels even kwam informccren hoe zijn collega de rapporten wel vond. „Ach" vond Gysbrecht droog. „Er staan wel goede dingen in, alleen be grijp ik maar niet, dat mijn klok altijd achter Joopt, zoodat ik steeds te laat op kantoor verschijn". „Tja. de klok eens laten nakijken. Ik ben steeds op tijd. Trouwens, de baas zag het vanmorgen ook. O ja. tusschen twee haakjes, ik hoorde toen ook van hem. dat ik het boek over drie weken weer over moet nemen Dan gaat het zoo door, begrijp je?" „Ja, hum. goed. Enfin, ik zal er maar niet in zetten, dat jij vanmorgen te laat was, hè? Jij komt steeds op tijd, nietwaar?" „Inderdaad", grijnsde Kahrels. Drie weken later. Kahrels werd bij den directeur geroepen. „Ja, mijnheer Kahrels. Ik heb gelezen, dat_ mijn heer Appelmoes wel eens te laat komt. Da's niet erg belangrijk hoor. Het stond in uw rapport, dus moet ik op uw eerevvoord vertrouwen. Evenzoo kan ik dus op het parole d'honneur van uw collega bou wen. Waarom bent u altijd zoo laat?" „Maarehikeh „Kom voortaan op tijd, mijnheer Kahrels" beval Basensteyn niidiq ..U moet het voorbeeld kunnen geven, 'n Enkele keer te Iaat. enfin. Maar steeds te laat.. Het moet uit zijn, begrepen?" „Ja. mijnheer", fluisterde Kahrels, nu ook be deesd door den uitval Den volgenden ochtend overhandigde Appelmoes het Rapportenboek aan zijn collega. Een fijn glim lachje speelde om zijn lippen. ,,'n Mooie ben jij, hoor. Ben nóóit tc laat en be weert in de rapporten ijskoud het tegendeel". ..Geen sprake van. Ik heb steeds de waarheid ge sproken en nooit mijn woord gebrokenkijk slechts.... en sterkte, Kahrels'" Kahrels keek en zag het. Gysbrecht Appelmoes had inderdaad de waarheid steeds ingevuld. Eéns in de week had hij slechts vermeld: De heer Kahrels was vandaag op tijd! (Nadruk verboden. Auteursrechten voorbehouden.) 0"~ S pod en SpeC Biljarten Onder leiding van het bestuur van de Biljartvcreenl- glng Insulmde te Haarlem werd Dinsdagavond begonnen met het tournooi om bovengenoemd kampioenschap. Na een kort openingswoord van den Insulindo-piMieses, den heer M. R. v. d Water, begon de openingsmatch. De D. E S.'ers v. d. Hoek cn Diekman speelden een fraaie partij. De eerste nam de leiding, waarna Diekman een sterkgespeelde 48 de leiding overnam. Daarna deze speler eenige malen zeoi onfortuinlijk door ketsen. l angzamerhand kwam v. d. Hoek weer voor te n; hij won als volgt: pnt. brt. h.s. gom. r. d. Hoek 150 30 35 5.— P. Diekman 126 30 48 4.38 Het treffen tusschen De Zwart cn Harlog van de B. C. Haarlem eindigde In een verdiende zege voor De Zwart, die een geroutineerd, vlot spel liet zien. Het resultaat was: pnt. brt. h.s. gcm. L. de Zwart 150 28 25 5.35 J. Harlog 77 28 9 2.75 Vrijdagavond weer twee partijen 'n café lnsullndo, Paul Krugerstraat. IJshockey A. TJ. H. C.—IJSVOGELS (1—2). Na een zeer spannenden strijd heeft Ijsvogels zich Woensdagavond te Amsterdam sterker getoond dan A IJ H. C. Deze overwinning werd ln dc laatste 7i/t minuut behaald, doordat Ijsvogels eerst In die periode kans zag, haar kleine overwicht In doelpunten om tc zetten. Beide ploe gen hebben enthousiast voor de overwinning gestreden. Door het strenge optreden van de scheidsrechters H, Gerritsen en H. Bruck bleef het spel binnen de perken. Bij Ijsvogels was het onderlinge verband beter ver zorgd; de schotvaardlghcld van de voorhoede was echter niet groot In de voorhoede van A. IJ. H. C. viel het ultstckcndo spel van Vaal weer op. Nadat de eerste periode doelpuntloos verloopen was, profiteerde Vaal op fraaie wijze van snel opdrijven van Lammers; Jan Geritsen werd met een hard schot gepas seerd ft0). Het derde kwartier bracht de beslissing. Bliksemsnel ging dc puck liccn cn weer Ijsvogels zette er alles op om ecu doelpunt te forcccrcn. De laatste 7i/, minuut zwermde de geheele Ijsvogels* ploeg voor het A. IJ. H. C.-doel Taeonls cn Kotz drongen ver op. zoodat A. IJ. H. C. geheel In de verdediging ge drongen werd. Na een scrimmage, waarbij Suurbeek zich handig opgesteld had, gelukte het Visser, den gelijkmaker scoren (l—l). A. IJ. H C. raakte hierdoor danig in dc war; toen even later Taconis de puck snel opbracht, gaf Rol met een goed schot aan Van Os geen schijn van kans (l—2>. Met een verdiende overwinning voor IJsvogels eindigde deza wedstrijd. Handbal HET PROGRAMMA VOOR ZONDAG. Voor a.s. Zondag zijn de volgende wedstrijden vast* gesteld. Dames: NilocRapldttas 3.10 uur Vriendschap—Zeeburg 10.00 uur TurnoA. H. C. 11.10 uur Heeren Concordia—Kr. en VI. 10.45 uur NüocRapldltas 2.00 uur OlymplaAlsmccr 10.45 uur Vriendschap—Lijnden 10.50 uur Vooruit—D. O. S. 2.30 uur Van de Haarlemsche ccrstc-klasscrs Is Concordia for* tulnlljkei1 dan Rapldltas. door nn dc lange cn gedwongen rustperiode tegen een niet nl te sterke tegenpartij In het veld te kunnen treden. Wc gcloovon dan ook, dat de rood* witten Zondag belde punten ln Haarlem kunnen houden hiermede hun goede kansen zullen behouden. De Am* sterdammers zullen echter ook hun best doen, hun be* narde positie op de ranglijst leis te verbeteren. Anders staat het met Rapldltas. dat al direct togen het sterke Niloc uitkomt. De hoofdstedellngen zullen hun tegenstanders wel niet onderschatten, gezien hun erva- ringen tijdens de eerste ontmoeting in Haarlem, toen zij slechts met de grootste moeite op het nippertje een 88 gelijk spel konden bevechten. We geven den zwart-wltten daarom Zondag a.s. niet veel kans. al is het bekend, dat zij altijd tegen sterke tegenstanders de beste resultaten bereiken. Wellicht zorgen zij ook thans voor een ver rassing. Bij de dames speelt alleen Rapldltas. eveneens uit tegen Niloc; hoewel we de Amsterdamsche dames niet onder schatten. geven we aan dc zwart-wlttc dames toch d4 beste kansen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 7