UJie? Jm de team. Q Op Ontdekkingsreis 3 FLITSEN AAN DEN ARBEID RDAG 15 FEBRUARI 194T H A AR t EM'S DAGBCAD in de arbeidsfeer van •n aardig klein zaaltje: een beetje Haagsch. De fdtoon is crème, met een grijze betimmering om Ie wandvakken. Er is een klein tooneel, omlijst een dof-gouden poort; de bruin-fluweelen gor- .n zijn gesloten. Ofschoon het halftwee in den dag is branden alle lampen, de meeste met kleu- kappen getooid. Het kleurenschema zou beetje precieus aandoen als het orkest alle heid niet verscheurde. Want het bevindt zich slechts in het zaal tie, dit vrijwel geheel bezet- in zijn wijde opstelling, maar stemt bovendien instrumenten, zooals orkesten dat rusteloos en te doen, als zij zonder hun leider verzameld Een ware cacophonie vervult dus de snoezig- ecoreeriie ruimte Uit een aantal over-elkaar- elende noten van blazers maak ik evenwel op de verwachting heerscht, dat Till Eulenspiegel ks gerepeteerd zal worden en deze cacophonie jnt wonderlijk op hem toepasselijk: kon hij hier leidersplaats innemen, hij zou haar voortzetten pogen te verergeren instede van Strauss' Sym- nisch Gedicht te aanvaarden, dat hem toch zoo :htig schetst Ga mee", zegt de dirigent. „Ik heb een heel :on voor je beschikbaar". En daar zet ik mij als gen toehoorder, zoowat boven zijn hoofd, want is al weer omlaag geschoten, heeft zijn jasje etrokken en zich in hemdsmouwen achter zijn inaar geposteerd. Zwijgend overziet hij even legioenen, nog niet geheel voltallig vanwege awerking van de griep met name „de hoorns" nog geteisterd geeft dan plotseling drie felle met het buigzame dunne staafje van ro- lout, dat zijn eenig en overigens zwijgzaam in- iment is, beëindigt daarmee het verward ge en noodigt minzaam uit: „Mijn heeren, mag an u hebben den Carnaval Romaïn?" beginnen we niet met Tijl. maar met Hector loz' meest gespeelde ouverture. De korte inlei- komt, het bekorende hoofdthema volgt in zin- ie welluidendheid; plotseling is de wilde klan- razemij van zooeven in melodische schoonheid teerd. aar mijn verwachting, dat dit vaste repertoire alleen even doorgenomen zal worden wordt bewaarheid. Na een maat of twintig tikt het je al weer scherp af. Er gaat een snel gebaar een strijkers-groep en de toelichting komt be- „Uw inzet was iets te vroeg.... laat de En- che hoorn uitspelen". De ouverture hervat en kt binnen de halve minuut weer, ditmaal door dgeklap dat geen bijval aanduidt. „Trompet- niet zoo scherp inzetten!.... we beginnen even tellenacht maten vóór nummer dirigent is nu éen en al mimiek en gebaar, be- elijkheid en tevens spanning. Het stokje, dat leeken als het belangrijkste attribuut in zijn kzaamheid meenen te moeten zien, is slechts rlijk détail van zijn rustelooze dynamiek. Meer Hij is een duveltje, uit een doosje gesprongen het doosje is de partituur van Berlioz, met al maten, cijfers, sterktegraden en aanteekenin-' er in alsmede haar sfeer: die van een Ro- isch carnaval. staat een soort kantoorkruk achter hem, waar lij dikwijls vijf seconden zit. Hij wipt er op en Hij maakt bezwerende gebaren en alles-om- mde breede gestes. H:i richt een beschuldigen- wysvinger op de fagottes, snerpt Sssstt!" i.aar ooms, tikt af en zingt de trombones eer. pas voor, telt bliksem- ne' maten in zijn partituur, weer beginnen bij 18. en bij 20, roept „dat doen nog eens over", zweept het orkest op in een s bliksemsnelle gestes, heft dan plotseling zijn en hoog op als nieuw stopse:n en zegt bedaard: ik u. Goed. Mijne heeren: Elverhoi, twee", aarop alle partijen ritselen en wij plotseling nden in Wagenaars muzikale herschepping van oud-Deensche sage. an het Romeinsche carnaval naar den droom een middeleeuwsch ridder op een elfenheuvel ïn reis, die het leven van leider en orkest niet ■oudiger maakt. Want dit is nog een nieuw (morgen,' Zondagnrddag, beleeft het zijn rlemsche première). De dirigent polijst er on- noeid aan. Al heel spoedig wordt er weer afge- de violen moeten daar iets meer ondersteunen. zingen, hè? Zingt u gerust uitIk verzoek trijkers geen hoorbare streekwisseling toe te idaar. twee maten voor cijfer 8Nog En nu ga ik naar cijfer 25, bovenop 25 e in de engelenbak!" t geldt niet mij, op mijn eenzame baleon. die «til ben, maar de trompetten, die zich in de een babbeltje veroorloven tijdens een lange Dan is er weer gespannen aandacht, een pas- wordt tweemaal herhaald en schijnt mij per- Wie ben ik? Een toevallig aanwezig enkel nplaar uit het auditorium. Het is volstrekt niet „Nog een keer doen, het kan niet missen!" de harpiste wordt verzocht haar heelen arm ebruiken om den toon af te dempen na een ando, want die klinkt nog door als de strijkers ngezet hebben. Ik heb er niets van gemerkt, de twaalf keer dat hij aftikte, bereken ik, heb iet net tweemaal voorzien, maar geen flauw noeden gehad waar de ongerechtigheid schuil- De overige tien feilen zij mij ganschelijk ont- volgen fragmenten uit de 3e symphonie van ibert. En dan uit Uilenspiegel. Mijn bewonde- neemt toe als de dirigent uit een massale or- rale klankontwikkeling de bassen puurt, die maatfoutje gemaakt hebben en ze de passage n laat doornemen. Zij verbeteren het maatfoutje, iven brommend. Dan slikken de fluiten nootje bij cijfer 26 inda's te zeggen: ze de maat na 26. En acht maten vóór de epiloog Uilenspiegel zijn de tuba en de derde trom- iets te laat met hun inzetIk voel bijna tel'fijzen aan zulk een gedetailleerd gehoor, ir de derde trombone knikt, hij 'heeft het zelf gemerkt. ït wonderlijkste van alles is dat in deze men ig van technische détails, van bijschaven en sten, van gelijktijdige aandacht voor enkelin groepen en samenspel de expressie en de groo- in van het werk niet verdoezelen, dat het ner- vlak wordt, dat telkens weer de spanning er Toch breekt het zoo vaak af. niet alleen voor korte aanwijzing maar ook voor een heel over- met de strijkers over een pizzicato en met an il over een aanteekening in de partijen, die het terdamsche Orkest er in gemaakt heeft en die even in de war bracht. tref het dezen middag, want er is een opname de radio. Dus krijg ik nog een volledige uit ing te hooren van Till Eulenspiegel en de Der- an Schubert. Leider en orkest werpen zich op met dezelfde overgave, waarmee zij voor een zaal musiceeren. Het is geen directe uitzen- Hilversum neemt haar op gramofoonplaten •r het repetitiegebouw liggen kabels. Zij lei van de microfonen in de zaal naar de biblio- boven. Ik volg ze en vind drie radio-mannen lun toestel beluisteren, dat het concert zacht De microfonen zyn er onderling op afge- en de uitzending bereikt intusschen per tele- in de'platen, die haar in Hilversum opnemen, mste.Tot Hilversum opbelt over een an- lijn en gemoedelijk zegt midden in den twee- Satz van Je symphonie: „Laat ze maar uit ten, er is een defect, de spanning is hier weg", andere spanning breekt wreedelijk die in de de orkestdirigent. zaal beneden. Want een van het drietal holt om laag en licht den dirigent in. Dus aftikken en la ter, als Hilversum telefoneert dat het mankement hersteld is, weer beginnen bij II! Dan keer ik terug en geniet nog van twee deelen der symphonie, opnieuw vaststellend hoe groot het verschil is tusschen het aanhöoren bij een ra dio-toestel en in de zaal. Gij kunt u den dirigent ook nog anders voor stellen. Thuis, als hij een nieuw werk ontvangen heeft en dat gaat lezen. Stel u zoo'n dirigenten partituur voor en denk u in dat'ge die muzikaal moet lezen en verstaan. Dat ge al die verschillende partijen moet doorlezen en in hun onderling ver band begrijpen, hetgeen eigenlijk wil zeggen: hoo ren. En eerbiedig, dilettant, den vakman! Ook den vakman in 'het orkest. Want als de dirigent het werk dan voldoende naar zijn zin doorgrond heeft brengt hij het ter repetitie en begint het orkest met het eerst maar eens in zijn geheel door te spelen. Dat heeft dan nog geen kleur, geen expressie, geen lijn, maar goed: het is technisch vakmanschap. En daarna komt de bijwerking van onderdeelen, van sterktegraden en verhoudingen, van samenspel waarbij de dirigent steeds eischt, dat de groepen naar elkaar luisteren en dus op elkaar reageeren. Dan vormt zich tenslotte ook dat wonder, dat de dirigent zijn muzikale persoonlijkheid in de weer gave van het werk uitdrukt. Hoe? Dat weet hij zelf niet. Dat weet niemand; het is een van de raadselen van dat groote raadsel: de Kunst. Ge kunt het suggestie noemen of bezieling of telepa thie. Dat zijn slechts benamingen. Ge kunt vast stellen dat hij gebaar en mimiek als hulpmiddelen bezigt en daar zeker veel mee bereikt bij zijn or kest, omdat het zijn gebaar en mimiek kent en verstaat en gewend is met hem samen te werken. Maar andere dirigenten hebben natuurlijk weer allen andere gestes en mimische gewoonten om hetzelfde uit te drukken. Dus dat lost het raadsel heelemaal niet op; het zijn zeer persoonlijke hulp middelen. Ik heb Frits Schuurman ge hebt wellicht be grepen dat hij dien dirigent was tenslotte toch ook nog gevraagd: ..Hoe hoorde je die kleine on- RRRDPPP-GROENTE-VLEESCH EEN REEKS VQN SCHOTELS. OVERTREFT DUES' GEEN FOOIEN. BEDIENING 10% (Adv. Ingez. Med.) zuiverheid, bijvoorbeeld in de bassen, in zoo'n mas sale gelui-sontwikkeling?" Hij zei eenvoudig: „Dat groeit in de jaren dat men dirigeert: in het be gin gaat het niet, later ontwikkelt het zich steeds scherper en verfijnder". „Maar hoe ter wereld wist je dat de derde trombone even te laat inzette en niet de tweede of de eerste?" Hij lachte en zei: „Daar kryg je een instinct voor. Maar ik duid maar zelden iemand in een groep aan; in den regel praat ik tegen de heele groep, zooals je gemerkt hebt. Persoonlijke aanduiding maakt den betrokkene licht nerveus". Toen ging hij haastig huiswaarts om andere mu ziek te halen, want 's avonds moest hij in Haarlem repeteeren met zijn koor: Zang en Vriendschap. Weer een geheel andere zware taak: die van den koorleider. Een geweldig moeilijk en inspannend, maar ook een gezegend beroep is dat van den dirigent. R. P. verstopping, overmatig vet wit doen verdwijnen en de schade lijke gevolgen: aambeien, rheu- matiek, zenuwachtigheid wil voorkomen, die zuivere bloed en Ingewanden met Dr. Schieffer's Stofwlsselingszout Het resultaat is verrassend! Men bespeurt terstond den grooten dienst aan de gezondheid; men gevoelt zich vrijer en beter. Flacon f 1.06. Dubbels flacon f 1.7S bij apothakera en vakdrogisten. (Adv. Ingez .Med.) No. 230 Moeilijk besluit Zondag is Jan van Puffelen jarig en vraagt je op een partijtje, bovendien heeft oom je een kaartje gegeven voor de bioscoop en nu belt vader op om te vragen of je mee naar een voetbalwedstrijd gaat, dan zal hy op weg naar huis kaartjes koopen. door P. v. d. HEM. „Geef ons het boek, Geef ons de schop, Kerels met vuist en hart, En een frisschen kop." De N.Z.H. heeft in dezen verduisteringtijd voor de forensen die elke minuut verstandig gebruiken willen tramwagens laten inrichten waarin de lich ten volop kunnen branden. Dat zijn de zoogenaamde leestrams. Die weelde beperkt zich evenwel tot de lijn Zand- voortHaarlem—Amsterdam. Als de directie tevens dank wil oogsten van eenige tientallen scholieren wie de sympathie der jeugd wekt verzekert zich voor de toekomst! moet zij ook op de lijn Haar lemLeiden eenige leestrams laten rijden. Er trekken heel wat jongelui uit het hart van de bollenstreek naar Haarlem om hier op de middel bare scholen wijsheid te vergaren voor het leven. De tram is het aangewezen vervoermiddel. Des morgens rijden er zelfs diensten die voor een groot deel door de leergierige jeugd bezet zyn. Een wagen doet soms denken aan een schoollokaal. Niet vanwege de orde en de stilte, maar omdat de tijd gebruikt wordt om zich door het achterstallige huiswerk heen te werken. Het is niet gemakkelijk in zoo'n verduisterde tram te werken, wat er zijn weinig plekjes waar je nog behoorlijk kunt lezen. Daarom wordt dan ook ge vochten! Soms wordt de moeilijkheid opgelost door dat een die onder de lamp zit doet of hij de leeraar is en de anderen overhoort. De forensen die nog kans zien een plaatsje te veroveren, vermaken zich niet zelden met de con versatie van de jeugd. Heb :e nog wat aan geschiedenis gedaan? vraagt Toos aan Lien. Het antwoord is: Geen tijd gehad, ik moest naar de B....'s daar zou Verder kwam ze niet, maar Toos begreep het. ze liet er althans de conclusie op volgen „een leuk jong". Maar ik wil den lezer niet dieper inwijden in zulke geheimen, zelfs de forensen doen of zij ze niet hooren. Maar een enkelen keer worden de forensen door de jongens en meisjes zelf in de conversatie be trokken. Diezelfde Lien, een aardig blond kind van 14 of 15 jaar, zat in het schemerlicht haar oogen te be derven met lezen in boeken en schriften. Heusch huiswerk. Plotseling vraagt ze fluisterend wat aan haar vriendin. Deze zegt: 'k weet het niet, 'k ben niet op hun bruiloft geweest! Daarop stapt Lien naar een groepje forensen die op het voorbalcon van sigaret of pijp genieten. Zonder inleiding stelt zij de vraag: Wie van de hee ren kan mij zeggen wie de eerste man van Jacoba van Beieren is geweest? Zonder eenig nadenken, punctueel als een niet- defecte automaat, klinkt het antwoord van een der vier: Jan van Touraine, kroonprins van Frankrijk. Dank u! zegt Lien, maar laat er meteen op vol gen: Wanneer regeerde het Beiersche huis? Nog voor haar vraag geheel voltooid is, heeft ze het antwoord al: Van 1354 tot 1433. Lien is een beetje verwonderd, dat die heer zoo goed in zijn jaartallen is. Ze steekt dit tegenover haar vriendin niet onder stoelen of banken. Ook Toos is vol eerbied, maar laat er zuchtend op vol gen: wie geeft mij het bewijs, dat twee driehoeken congruent zijn als ze een zijde, een aanliggenden en een overstaanden hoek gelijk hebben? Toos zei het wel zuchtend, maar toch zoo luid, dat haar stem tot het balcon doordrong. Ze sloeg verbaasd achterover toen een der heeren zei: juf frouw Toos noteer: als zo twee hoeken gelijk heb ben, dan hebben ze ook den derden hoek gelijk, dan hebben ze dus één zijde met twee aanliggende hoeken gelijk, zoodat ze volgens een voorgaande stelling congruent zijn. Toos schreef, hoewel ze verwonderd was. Het was of ze dacht: als ik zoo'n knappen vader had, wat zou dat gemakkelijk zijn. Ik was ook verwonderd en keek den conducteur aan. Het was een oud-gediende, die al zijn klantjes kent. „Geen wonder" zoo lichte hij mij in. „de een is leeraar in de geschiedenis en de andere in de wiskunde". VAN T. POENTJES In HAARLEM'S DAG BLAD doen het elk jaar voor tienduizenden. Laat ze het ook voor u doen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5