ti.
•5
RENNIE
Rebecca
90
N.V. De Kennemer Bankvereeniging
DUITSCHEVORDERINGEN EN BELEGGINGEN
Cor Ruys' Mallemolen
Zigeunerliefde.
271
Openbare Les
Kerkconcert
MAANDAG 17 FEBRUARI 1941'
HAARLEM'S DAGBLAD
UN/T IN IIIIIUIN
HET TOONEEL
Het Masker speelt
Georges du Maurier verwierf zich een wereld
naam met zijn roman Trilby; zijn dochter of is
het zijn kleindochter? Daphne du Maurier volgde
zijn voetsporen met haar Rebecca, dat een der
,,best sellers" werd van den laatsten tijd. Van
Trilby werd een tooneelstuk gemaakt en het succes
van dat stuk vele ouderen hebben zeker nog,
even als ik, Willem Royaards in de rol van Svengali
gezien overtrof zoo mogelijk dat van den
roman; Daphne du Maurier heeft zich dat herinnerd
en haar Rebecca eveneens voor het tooneel be
werkt. De tooneelgroep Het Masker heeft er beslag
op weten te leggen en er Zaterdagmiddag te Haar
lem voor een volle zaal een voortreffelijke voor
stelling van gegeven.
Ik- heb Rebecca niet gelezen en kan dus niet
zeggen, in hoeverre het tooneelstuk van den roman
afwijkt. Voor de kritiek over het stuk doet dat er
trouwens niets toe, omdat wij in den schouwburg
enkel het tooneelwerk als zoodanig hebbèn te be-
cordeelen.
Het is de schrijfster ongetwijfeld gelukt van haar
roman eqti boeiend tooneelwerk met dramatische
spanning te maken, een stuk, dat den spelers ge
legenheid biedt tot sterk spel, maar dat in zijn sfeer
toch eenigszins ouderwetsch, ja, zelfs melo-drama-
tisch aandoet. Ook in dit opzicht is er overeenkomst
met Trilby.
Daphne du Maurier laat het stuk aanvangen met
de komst van Maxim de Winter met zijn jonge
tweede vrouw op Manderley. Het jonge vrouwtje
wil alles doen om zich op Manderley bemind te
maken, maar zij stuit op verzet van het personeel,
vooral van Mrs. Danvers; die een heilige vereering
heeft voor de gestorven eerste vrouw van Maxim
Rebecca. In de tweede vrouw ziet zij een vijandin.
Mrs. Danvers gaat zelfs zoover, dat zij het jonge
vrouwtje op een gecostumeerd feest in het kleed
van Rebecca doet verschijnen, overtuigd, dat zij
hiermee haar man- doodelijk zal wonden.
Dit is wel heel erg opzettelijk en het effect louter
theatraal. Veel invloed heeft het trouwens niet op
het verdere verloop van het stuk, want Maxim de
Winter wordt onmiddellijk door veel ernstiger din
gen in beslag genomen, wanneer hij hoort, dat de
boot, waarin Rebecca is verdronken, uit de zee is
opgehaald en het lijk van Rebecca is gevonden. En
dan hooren wij al spoedig in een groote scène tus-
schen Maxim en zijn vrouw dat Maxim Rebecca
heeft doodgeschoten, omdat zij niet de nobele vrouw
was, waarvoor" de wereld haar hield, maar een door
en docV pervers en slecht creatuur, dat het leven
van Maxim in die twee jaar tot een hel heeft ge
maakt.
Deze bekentenis bood John Gobau gelegenheid
tot een sterke speelscène, maar ik vroeg mij toch
af, hoe het mogelijk was, dat'nöoit iemand anders
daarvan iets had gemerkt. Zoef iets .blijft toch niet
twee jaar lang voor de^ wereld een geheim. Mis
schien heeft de schrijfster dat in den roman eenigs
zins plausibel gemaakt; in het stuk echter wordt
het ons niet verklaard en voor ons blijft het dan
ook louter tooneel, ja, zelfs melo-dramatisch too
neel.
In de laatste tafereelen gaat het eigenlijk alleen
nog om de vraag, of het geheim van den moord
zal worden bewaard of niet. Wij zijn hier zuiver in
de sfeer van het detectivestuk. Elke innerlijke span
ning blijft hierbij vreemd.
Jack Traveil, die een groote rol in het
leven van Rebecca heeft gespeeld en Maxim
er van beschuldigt zijn vrouw te hebben vermoord,:
as zoo'n doortrapte schurk, dat hij de herinnering
oproept aan den marqué uit het ouderwetsche
drama. Wij kunnen moeilijk anders zeggen dan
dat de schrijfster hier met wel heel sterke
om niet te spreken van grove middelen werkt.
Het was haar blijkbaar alleen te deen om de span
ning tot het laatst toe op te voeren, wat haar ook
gelukte, maar zij gebruikte aartoe dezelfde soort
midddelen als Georges du Maurier in Trilby. Zoo
is er dus ook hierin overeenkomst tusschen Georges
en Daphne du Maurier.
Dat Daphne voor het tooneel weet te schrijven
heeft de opvoering overtuigend bewezen. De artisten
van Het Masker zullen zich met genoegen aan hun
rollen hebben gegeven, want er viel in dit stuk
op ouderwetsche manier te spelen en dit heeft zijn
effect op het publiek niet gemist. De door Ko
Arnoldi voortreffelijk geregisseerde opvoering
had een zeer groot succes. Er was op het tooneel
ook door het door Lucas Wensing ontworpen
decor de kille, koude, afstootende sfeer voor de
tweede mevrouw de Winter, welke het stuk ver
langde. En de acteurs en actrices hebben door hun
spel het stuk in zijn theatrale effecten volkomen
recht gedaan.
In de eerste plaats Nel Oosthout, die van Mrs.
Danvers een wel zeer fascineerende figuur heeft ge
maakt. Dat juist zij ons het meest in de sfeer van
het melo-drama bracht, was niet aan haar te
wijten, maar aan de schrijfster. Nel Oosthout
speelde dit giftige vrouwspersoon volkomen in den
stijl van het stuk, nu eens ijzig koud en bereke
nend, dan weer hartstochtelijk van felle niet te tem
peren haat. Hoe het mogelijk was, dat Maxim deze
Mrs. Danvers zoo lang in zijn huis duldde, was een
der vragen, die niet opgelost werd. Van Nel Oost
hout was het een sterke, ja bijna grootsche
creatie.
John Gobau gaf al zijn speelkracht aan de rol
van Maxim de Winter. Van zijn bekentenis van
zijn leven met Rebecca en haar dood maakte hij
De ezeltjes zijn er nog niet op het strand, maar
de trouwe huisvriend fungeert bereidwillig als
s - rijdier.
(Foto' Schimmelpenningh)
HOUTPLEIN 8 TEL. 13829 (3 LIJNEN) I
belast zich gaarne met de indiening van de verplichte aangifte van j
(Adv Inpez. Med.i
een sterke scène en ook verder beheerschte hij
deze rol volkomen.
Heieen Pimentel was het jonge vrouwtje. IJeleen
Pimentel blijft zich zelf in haar spel altijd wat
gelijk. Ook nu als Mrs. de Winter. Zij gal' het
schichtige en verlegene in het begin zeer zuiver,
maar bleef wel wat al te veel het kindvrouwtje
zij was toch ook schilderes'? zoodat men zich
wel eens afvroeg, welke eigenschappen Maxim in
haar zoo hadden aangetrokken.
Adolphe Rijkens maakte van den rentmeester
een sympathieke figuur en Cruys Voorbergh deed
alles om van Jack Traveil een zoo antipathiek
mogelijk wezen te maken wat hem ook volkomen
gelukte. De ouderwetsche marqué in een modern
costuum. Georgette Reyewsky speelde levendig de
wat oppervlakkige domme zuster van Maxim en
Lucas Wensing stond haar als haar man daarbij
vermakelijk terzijde. De politie-commissaris bood
Ko Arnoldi weinig moeilijkheden. I-Ienk Rigters
trof mij in het kleine rolletje van William Tobb
door zijn volkomen natuurlijk en zuiver spel.
Als geheel een voorstelling, die door het publiek
met gespannen aandacht werd gevolgd en .zoo
als ik reeds schreef zeer veel succes had; een
succes dat volkomen verdiend was.
J. B. SCHUIL.
Cor Ruys heeft dan eindelijk ook te Haarlem de
„eigenwijze liedjes" van Brammetje gezongen. Of
eigenlijk moeten wij zeggen „gespeeld", want het is
wel een zeer eigen wijze van voordragen, die.enkel
van hem is. Hij geeft zijn cachet aan deze liedjes en
behaalt er een zeer persoonlijk succes mee. „Er
zit wat in", zoo zingt hij zelf. Ja, zeker zit er wat in
en niemand in ons land zou het moeten wagen hem
hierin te imiteeren, want het zou zeker een fiasco
worden. Neem zoo'n chanson als „In Holland staat
'n huis!'' Hoe sober draagt hij dat voor, bijna zon
der gebaar, en toch, hoe komt dit in al zijn gevoe
ligheid zonder een zweem van sentimentaliteit
tot ons. En is ook „Een van velen" van den In-
disehen verlofganger, die met een dame in het bont
zijn spaarcentjes opmaakt niet voortreffelijk van
voordracht, raak in elk gebaar en ieder accent.
Het is een vondst deze voordracht der eigenwijze
liedjes en men verwondert er zich eigenlijk over,
dat Ruys of-is het Brammetje geweest? zoo
laat dit talent in hem heeft ontdekt.
De leden van de Haarlemsehe afdeeling der Ne-
derlandsche Reisvereeniging hebben het voorrecht
gehad Ruys voor het eerst in onze stad op een ma
tinee gisteren jn onzen Stadsschouwburg in dit nieu
we repertoire te zien. De zaal was stampvol en het
succes van Ruys was zeer groot Toch komen deze
liedjes in een kleinere zaal nog beter tot hun recht.
I-Iet is zuiver „cabaret" en ze zijn soms te intiem
bijvoorbeeld dat liedje van „In Holland staat een
huis" voor een groote schouwburgzaal.
Ruys had een groot deel van het programma gis
termiddag voor zijn rekening genomen. Onweer
staanbaar was hij in „Ik ben te bang.... te ang
stig voor m'n vrouw", waarin vooral de intermezzi
op de begeleidende muziek van oer-komisehe wer
king waren. .En geschaterd heeft het publiek om
Piet Piederiet, den solo-fluitist, die liever alleen
speelde dan onder directie van Mengelberg met zijn
stokje.
Ik heb Ruys als Piet Piederiet maanden geleden
gezien, maar 'het was toen heel anders van tekst.
Ruys maakt er telkens weer wat bij en hij toont
zich in zoo'n voordracht de rechtstreeksche afstam
meling van de artisten van de vroegere comedia
dell' arte. 'n Kunst op zichzelf is het, zooveel
spraakgebreken te etaleeren.
Na Ruys noem ik onmiddellijk Cilly Wang, die
ook in drie nummers van het programma optrad.
Fantastisch zijn 'haar parodistische dansen en van
een phenomenale techniek. Verbluffend-knap is
dat op 'haar eentje gedanste duo. En niet minder
zijn de manipulaties van Max en Moritz. geestig
van vinding en uitvoering.
Beuker en Denys hebben het programma weer
voortreffelijk muzikaal geïllustreerd, nu eens in
hun samenspel ,dan weer in 'hun begeleidingen. En
Denys maakte zich ook verdienstelijk als conferen
cier. Zijn optreden was bescheiden, maar aldoor
beschaafd en van goeden huize.
Elly Weller en Mies Hagens, speelden levendig
en met jeugdig entrain de sketch „Sweet Seven
teen". Pierre Myin en Anton Ruys hadden de reis
naar Haarlem gemaakt enkel voor een schets in
zakformaat, die niet veel meer dan een gespeelde
mop bleek te zijn.
Elly van Stekelenburg gaf een Oostersch tintje
aan het programma met haar Indische liedjes. Zij
zingt en speelt die liedjes onverbeterlijk met vol
komen Indisch accent, dat echter alleen door hen,
die Indië van nabij kennen, geheel naar waarde zal
worden geschat. u
De voorzitter van de Haarlemsehe afdeeling, de
heer J. Sevensrha, had voor den aanvang van het
programma zijn vertrouwen uitgesproken voor het
welslagen van dezen N.R.V.-middag. Hij heeft niets
te veel gezegd. De Mallemolen heeft op volle toe
ren gedraaid.
J. B. SCHUIL.
MUZIEK.
de, dat zij in Italië, Spanje en Portugal en
voorts wat Nederland betreft met het Residen
tie-orkest was opgetreden, doch men had ver
zuimd daarbij te voegen dat we haar vroeger
hier reeds één of tweemaal als soliste op
eén concert der H.O.V. hadden gehoord. Zij
speelde het Vioolconcert van Glazounow, een dei-
belangrijke slotwerken voor viool en orkest, uit
munten door rijke coloriet, doorwrochte struc
tuur, cantabiliteit en brülante partijen voor het
solo-instrument. De vertolking van Maria
Neuss stond technisch en artistiek op zeer hoog
peil, gaaf, prachtig van toon en, waar het pas
gaf, met virtuoze schittering kwam Glazou
now's bloeiend werk tot ons. Daar hadden ook
Schuurman en het orkest een groot aandeel
aande samenwerking was, zooals we wenschen
en verwachten konden.
Na de pauze Tschaikowsky's Vijfde Sympho-
nie. Voor ons Haarlemmers is dit werk een goede
bekende en toch kon Schuurman er nog iets
nieuws in brengen: hij liet de Finale geheel,
dus zonder de alom gebruikelijke coupure spe
len. zoodat we nu dit stuk voor het eerst hoorden
in den door den componist geschreven vorm. die
uit een oogpunt van evenwichtige verhoudin
gen wel de voorkeur verdient. Schuurman leidde
de Symphonie met sobere gebaren en toch met de
noodige' stuwkracht en souplesse.
Soliste en dirigent verwierven langdurigen bij
val.
K. DE JONG.
waarin echter de dictie nog wat scherper en duide
lijker kan worden. De heer Piet Groot („Joszi")
beschikt over een enorm geluid, dat nog wat meer
scholing behoeft om er een waren heldentenor van
te maken. Zeerx beschaafd en expressief klonk de
zang van mcj. Friedel Kehrbein, die bovendien zich
op het tooneel buitengewoon gemakkelijk bewoog
en de .voorname dame „Ilona" voortreffelijk uit
beeldde. Ook de heer Herman Woerde („Jonel")
zong beschaafd en expressief. De heer Joop Viehoff
(„Peter Dragetin") bleek een prima komische
kracht; de heer Ben Duyff („Kajetan") deed in dat
opzicht nauwelijks voor hem ond.er. De zang van
mej. Bep v. d. Blom („Jolan") gaf reden tot tevre
denheid.
De hoofdpersonen hebben we hiermee genoemd.
Tot de ook een paar maal op het tooneel verschij
nenden behoorden enkele leden van het orkest,
waarvan we den heer L: de Graaf als vertolker der
Tziganes voor viool wel apart met lof mogen ver
melden, en ditzelfde willen doen ten aanzien der
solodanseres in het tweede bedrijf.
Het tempo zou, zooals bij alle opvoeringen door
dilettanten, veelal nog wat vlotter hebben kunnen
zijn. De regie van den heer Jan van Dommelen had
menig aardig tooneeltje tot stand gebracht, maar
had niét kunnen verhoeden dot er nu en dan te
weinig beweging in de voorstelling zat.
Walmeer we nu den dirigent Jos. Mathot als laat
ste noemen, dan wil dat niet zeggen dat zijn arbeid
het minst belangrijk was. Integendeel: hij had alles
ter dege ingestudeerd en toonde als leider van het
geheel eigenschappen, die men van een niet-vak-
musieus nauwelijks zou mogen verwachten. Dat hij
enkele ongelijkheden tusschen zingenden en orkest
of tusschen de orkeststemmen onderling niet kon
ooi-komen mag men hem niet verwijten, gezien de
samenstelling der ensembles. Wel zouden we hem
willen raden de klanksterkte van het orkest in het
ervolg wat af te dempen: soms bracht die de zang
stemmen in de verdrukking.
De Stadsschouwburg was Zondagavond bij deze
opvoering geheel bezet en de tevredenheid der hoor
ders uitte zich in verschillende „open doekjes" en in
een langdurigen bijval aan het slot der bedrijven.
K. DE JONG
GEWONDEN-TRANSPORT. Per auto naar het vliegveld gebracht, worden
de gewonden behoedzaam in de voor vertrek gereedstaande machine geladen.
(Foto Wcltbild.)
HAARLEMSCHE BACHVEREENICINC
DERDE CONCERT
Het Residentie-Orkest, dat in Nov. 1940 Jo-
han Wagenaar's laatste compositie, het sym-
phonisch gedicht „Elverhoi'V dat in Nov. 1940
te 's-Gravenhage ten doop hield, voerde dit
werk Zondagnamiddag voor het eerst te Haarlem
uit. Het toont ons den 78-jarigen meester in
net volle bezit van zijn werkkracht en van een
werkelijk benijdenswaardige geestelijke frisch-
heid. Ondanks den Deenschen titel konden we
er noch locale kleur, noch folkloristische ele
menten in waarnemen. De droom van den jon
gen ridder, die er in verklankt wordt, kon in elk
land. in elke omgeving gedroomd zijn. Maar
het bezit in de inleiding oin de wals en in den
epiloog vloeiende melodiek, dn het middendeel
groote levendigheid met scherpe accenten; het
is voortreffelijk, kleurrijk georkestreerd. Dat de
nestor onzer Nederlandsche componisten in dit
werk nieuwe banen ingeslagen zou hebben, was
niet te verwachten. In het snelle middendeel
komt zijn techniek die van een Rich. Strauss
nabijverder op het moderne pad is hij niet ge
gaan en bijv. de epiloog doet ons heel wat ver
der in de richting van het verleden schouwen,
Doch men luistert met genoegen naar deze mu
ziek, die behalve welluidendheid ook geslaagde
klankschilderingen brengt. Een daarvan, het
kraaien van den haan, was misschien specifiek
Scandinavisch want deze haan kraaide anders
dan bijv. de Gallische in St.-Saëns' Danse ma
cabre. Frits Schuurman en het Res.-orkest
voerden het hun opgedragen stuk gloedvol v,u.
De violiste Maria Neuss, sinds eenigen tijd
met Frits Schuurman gehuwd, is voor Haar
lem geen onbekende. Het programma vermeld-
Dileftanten Operette Gezelschap „Diogé"
Dé romantische Operette „Zigeunerliebe" behoort
met, de operette „Friederike" tot de beste van Franz
Léhpr's oeuvre. Feitelijk stijgen beide werken boven
het gewone peil der operette uit tot dat der fijne
komische opera. Vooral met „Zigeunerliebe" is dat
het geval. Er komen slechts zeer weinig gesproken
gedeelten in dit stuk voor: de grootendeels karakte
ristieke, uitnemend georkestreerde muziek vormt
een integreerend bestanddeel van bijna alle toonee-
len, ook van de enkele die als melodrama geschre
ven zijn; de vocale partijen verlangen zeer geschool
de en bekwame zangeressenen zahgei-s. De moei
lijkheden der tooneelspeelkunst willen we hier niet
in 't bijzonder te berde brengen," omdat een vlotte
en rake weergave op dat gebied ook in de muzikaal
minder doorgecomponeerde en minder hoogstaande
operettes zeer bekwame en geroutineerde krachten
vergt.
Een en ander is oorzaak dat een aan alle eischen
voldoende vertolking van een stuk als. „Zigeuner
liefde" eigenlijk boven het bereik van een dilet
tantenensemble ligt. Dit voorop stellend willen wij
gaarne ruiterlijk erkennen, dat wal „Diogé" in deze
opvoering gepresteerd heeft in menig opzicht de
verwachtingen overtrof. In de eerste plaats bleken
alle vocalisten hun gedeeltelijk zeer omvangrijke
partijen volkomen in het geheugen te hebben, zoo-
dat merkbare ontsporingen of weifelingen bij hen
niet voorkwamen. Ten tweede beschikt „Diogé" over
deels zeer krachtige deels minder sterke maar goed
ontwikkelde en beschaafde stemmen. Ten derde
waren in het ad hoe samengestelde orkest eenige
volwaardige vakmusici opgenömen en konden de
zingenden in die momehten, waar de eenheid van
het orkestrale gedeelte gevaar liep, zich verlaten op
den steun van den pianist, zooals in een der scènes
van het 2de bedrijf geschiedde. Bovendien bleken
de koorensembles goed ingestudeerd te zijn en ga
ven de costumeering en dé decors ook voor het oog
eden tot voldoening.
Eenige gedeelten dezer operette haddenwe nog
kort geleden op het concert, der Haarl.. Politie-Mu-
ziekvereeniging in concertvorm hooren uitvoeren.
Toen waren de namen der uitvoerenden niet ge-
genoemd. We kunnen nu mej. Stienije Faber („Zo-
rika".) roemen om haar krachtigen en zuiveren zang
t nummer van Haarlem's Dagblad
van Zaterdag j.l. bevatte
Groentjes
Is het nog noodig dat wij
hier iets aan toevoegen? Neen.
Dit cijfer is welsprekend genoeg.
k.
Haarlemsehe
Volks-Muziekschool
Twee jaar geleden werd de Haarlemsehe Volks-
Muziksohool gesticht. Willem Gehrels, de direc
teur der eenige jaren oudere Amsterdamsche
school gaf toen in het gebouw van Zang en Vriend
schap met een aantal zijner leerlingen een open
bare les als demonstratie van het doel en de re
sultaten van het daar gegeven onderwijs. In het
zelfde gebouw waren nu Zaterdagmiddag weer vele
belangstellenden aanwezig, ditmaal om een soort
gelijke demonstratie van de Haarlemsehe stich
ting, waarvan Mevr. C. KatBeylevelt de leiding
heeft, 'bij te wonen.
Het openingswoord van den voorzitter der stich
ting, Mr. A. Beets behelsde o.m. een dankbetui
ging jegens den aanwezigen wethouder van On
derwijs en een korte -fateenzetting van het doel
der Volks-Muz. Sch.: de liefde voor de muziek op
te wekken bij kinderen en hen tot goede dilet
tanten op te voeden". Voor a.s. vakmusici geeft
deze school geen opleiding. Begrip voor een dege
lijke beoefening van muziek moeten geen voor
recht van betrekkelijk weinigen zijn: aan elk moet
daartoe gelegenheid worden geboden.
Hierna kreeg Mevr. Kat het woord. Spr. ver
heugde zich over de groote belangstelling van de
zijde der ouders, die noodig is, wil de V. Muz. Sch.
tot. bloei komen. Zij vergeleek vervolgens het Ne
derlandsche muziekonderwijs met een toren zon
der hechten voet.
Men moet een goed fundament in de mu
zikale opvoeding der jeugd leggen. Deze moet
leeren niet alleen te luisteren, maar ook zelf
muzikale werkzaamheid te ontplooien. Dit kan
ieder met het instrument, dat niets kost: de men
schel ij'ke stem. Een eerste doel is dus, die te leeren
gebruiken. Maar om ten volle van muziek te ge
nieten, moet men er ook de regels van leeren ken
nen, evenals van elk ander spel. Een eerste voor
schrift is nu: leer uw oor.en gebruiken, want „naar
muziek luisteren" is nog niet „muziek hooren".
Wat nu de V.-Muz. Sch. doet om dit te bereiken,
daarvan wilde spr. een overzicht als in vogel
vlucht geven. Daartoe liet zij de jongens en meis
jes van het 2de leerjaar, het navolgende uitvoe
ren:
Zingen op het gehoor. De kinderen moeten zelf
een melodie loeren treffen, zoodat ze later als leden
eener zangveree'niging eenvoudige muziek a prima
vista kunnen zingen. Dat gebeurt niet terstond
van noten dit zou te moeilijk zijn maar door
volgens de methode van Gehrels stijging en daling
der melodische lijn met de hand aan te geven.
Een op deze'wijze aangeduide primitieve melodie
bleek terstond door alle aanwezigen als 2 stem
mige canon correct te kunnen worden gezongen!
Toonladdertrappen. Deze worden als do, re, mi
enz. met bepaalde bandbe wegingen aangewezen
en geleerd. De kinderen moeten zelf die bewegin
gen er bij toepassen. Zoodoende leeren zij niet
alleen majeur en mineur kennen en daarin zin
gen, maar ook de oude kerktoonsoorten. (De na
men daarvan worden echter pas in een later leer
jaar. de B-afdeeling geleerd.) Dan volgt de chro
matische toonladder,
Rhythme en maat. Eén leerling bedenkt een
rhythme en zingt eén toonladder daarin: de an
deren klappen het terstond mee; een van hen
schrijft het in noten op het bord. Mevr. Kat ac
centueert groepen van 2, 3, 4, 5 en 6 noten; dit
wordt ^ogenblikkelijk door de leerlingen overge
nomen. De melodie van liedjes herkennen de
leerlingen uit het op het bord getikte rhythme.
Modaliteit. De kinderen herkennen de modali
teit van aangewezen of gezongen toonladders en
melodieën.
0 I G ESTIF PA S TlLLES
dezelfde
oude -
vermaarde
ideale remedie hij ,4
Brandend Maagzuur,
smakelijk en zoo jemakkelljk
„Onder voortd. conlr. v scheik.-opoth G J Logger
0,41, bü alle Apoth. en Drog.
(Adv. Jngez. Med.)
Meerstemmige zang. De handaanwijzingen van
Mevr. Kat volgend zingen de leerlingen, in groe
pen verdeeld, feilloos 2- en 3-étemmig contrapunt
bij volkomen rhythm'ische en melodische zelfstan
digheid der stemmen. Harmonische terughoudin
gen („Vorhalte") blijken geen moeite op te leve
ren.
Gehooroefeningen. Treffen van opgegeven in
tervallen naar boven en naar beneden. (De trito
nus si-fa geeft moeilijkheden!) Ontwikkeling van
het „inwendig hooren" zoodat men later een stuk
uit de noten kan lezen en hooren, zonder dat men
het behoeft te spelen of te zingen. Muziekdictaat:
2 gespeelde maten worden terstond door de leer
lingen gesolfeggieerd of opgeschreven. In opge
schreven maten herkennen zij de modaliteit.
Improviseeren. Van het meest primitieve uit- j
gaande komen de leerlingen van zelf tot het vin-
den van symmetrisch gebouwde melodieën. Een
ander hulpmiddel is „operatje spelen", hetwelk
tot een zeer prae-Wagneriaanschen spreekzang
aanleiding geeft.
Dit waren de voornaamste onderwerpen/Mevr.
Kat hield nog een narede voor de ouders, waarin,
zij o.a. er op" wees dat alleen kinderen met vol
doenden aanleg en vlijt tot bet instrumentaal
onderwijs der B-Afd. worden toegelaten en dat
het instrument in verband met elks geschiktheid
bepaald wordt. Dit voorkomt teleurstellingen. In
deze moet mogelijke ijdelheid der ouders uitge
schakeld worden. De B-cursus duurt 3 jaar en
omvat ook instrumentenkennis en muziekgeschie
denis. Dan komt er nog een afd. C voor voort
gezet instrumentaal onderwijs.
Tot zoover mijn verslag. En nu mijn eigen con
clusies. Te zeggen, dat ik deze openbare les met
groote belangstelling heb .bijgewoond en dat ik de
resultaten van het onderwijs zeer verheugend heb
gevonden, zou onvoldoende zijn. Want die resul
taten schijnen me zóó 'belangrijk en doeltreffend,
dat ik het zeer zou toejuichen, indien alle kinde
ren, (dus ook die uit de kringen der financieel
beter gesitueerden), die mettertijd instrumentaal
muziekonderwijs zullen genieten, vooraf een twe,- i
jarigen cursus in de afd. A der V. M. Sch volg-
'den, Ieder ervaren muziekpaedagoog is ontelbare
malen tot wanhoop gebracht door het ontstellend
gebrek aan rhythmisch gevoel, het volstrekte
onvermogen om een allereenvoudigst muziek-
dicté behoorlijk op te schrijven. Voor zulke kwalen
verschaft de V. M. Sch. radicale genezing.
K. DE JONG.
in de Remonstrantsche kerk.
Wanneer dit concert geen ander doel had dan j
aan de zangeres Annie Schoen de gelegenheid te j
geven, zich. ook in onze stad te doen hooren, dan
zou dit concert alleszins gerechtvaardigd zijn.
De ongerepte blankheid dezer sopraanstem be- 1
wonderden de toehoorders bij het luisteren naar
zangen van veelzijdig gehalte: de lyriek eener
Bach-aria (Cantate no. 80). het sterk-dramatisch
recitatief uit een Cantate van Telemann, den
blijden jubel van Hendrik Andriessen's .Magna
res est amor", deze zuiver-intuïtieve verklanking
van Thomas a Kenxpis.
Meer en beter' dan in een verzameling liederen
toonde ons Annie Schoen, hoe haar zingen vóór
alles intelligent is. Doch nergens werd ons die
indruk van intelligentie nadrukkelijk opgedron
gen, veeleer werd die ons gegeven door na te
laten, waar velen meenen. opzettelijk te moeten
doen. In de Cantate van Telemann, die zeer
hooge eischen stelt, was dit slechts mogelijk door
het bewustzijn, technisch rijkelijk voldoende ont
wikkeling te hebben, zoodat de zeer. moeilijk uit
te voeren meiismen rechtstreeks bewerken, wat de
componist beoogde: het uitbeelden van den strijd
tusschen twee elkaar vijandige machten. Elke op
zettelijkheid ware hier hindernis geworden.
Maar behalve de juiste uitbeelding was er méér.
Want men kan deze muziek, zoogoed als een in
leiding tot Bach's Weihnachtsoratorium, genie
ten als absolute muziek. Inderdaad was er in het
zingen dezer sopraan niets dat ons ook déze op
vatting belette. Men moge hieruit lezen, dat ook
de zuiverheid van intonatie alleszins voortreffelijk
was. En dat evenmin de stemmiddelen, dus ook
de adembeheersching op 'het zeggen, tekortscho
ten. Het stond dus wel vast dat ook Andriessen's
„Magna res est amor" niet zonder meer aan .ons
zou voorbijgaan. Tot de beste herinneringen aan
dezen zang behooren ook steeds die welke Mia
Pelteniburg naliet. Ook Corry Bijster zong het
meerdere malen voortreffelijk. Beide zangeressen
hebben aangevoeld, hoe door den componist de
zuivere intuïtie van het bovenzinnelijke (het vers
van Thomas a Kern-pis) niet enkel mensohelijk-
verstandelijk in klank en kleur is gezet. En dat
men dus niet zonder meer in staat is, dit lied te
zingen, wanneer men er slechts de stemmiddelen
voor heeft. De zangeres van dit kerkconcert bezit
die voorzeker, doch genoeg ook van dat ondefi
nieerbare, dat te puren weet wat niet in de noten
Door den organist Piet Halsema werd zij uitste
kend ter zijde gestaan. Halsema had zich inge
speeld in een Bach-werk en in meerdere bege
leidingen. Bach's Praeludium en Fuga (in D
groot) doet in de structuur denken aan Jan Adam
Reinken; in de kleur aan Samuel Scheidt: in den
melodievorm aan Buxtehude (later zou hij zulke
extra-lange thema's niet meer kiezen). Het werk
is ook uit Bach's eersten tijd, toen hij nog als or
ganist te Mühlhausen werkzaam was, en hij acht
te het niet beneden zich. meesters als de boven
genoemde te mogen navolgen. Het is een werk ge
worden van bravour en stralenden glans, en men
mag den organist bewonderen die met beperkte
middelen, als het orgel in deze biedt, een tech
nisch zoo knappe weergave, een zoo goed volge
houden tempo kan geven. César Franck's Choraal
III had in de reëxiposdtie nog iets dat de orga
nist zich anders had gedacht en gewensefht.
De organist had een veelomvattende taak, want
slechts in eenige vrouwenkoren had hij zich even
van de orgelbank kunnen verwijderen.
De zangeres was n.l. met een onder haar lei
ding staand „Kennemer Vrouwenkoor" gekomen
en voerde daarmee eenige bewerkingen van oude
meesterkoren uit, als ook een drietal van latere
allure. Mozart's „Ave Verum" was. te langzaam,
Mendelssohn's „Laudate pueri" leed in 't slot aan
détonatie. De klank der stemmen staat nog niet
geheel, en aan de registreering is ook nog wel een
en ander te doen. De alleszins vakkundige leiding
zal hier de juiste richting wel spoedig hebben ge
vonden.
Vioolsolist was de heer Chris v. d. Glas. Wij heb
ben hem het meest in de stukken van Bossi en
van Reger en van Paradis kunnen waardeeren.
Want de obligaat-partij bij Telemann was naar
mijn smaak te veel in Rocqco-stïjl gehouden,
evenals het slotdeel van Nardini's sonate. Maar
overigens heeft hij in rijk-opbloeienden klank en
gezonde opvatting veel moois gegeven, en tot heb
welslagen van dit concert veel bijgedragen.
G. J. KALT.