Op Ontdekkingsreis Jo s LANGS DE STRAAT. KORT NIEUWS. FLITSEN Rijksmiddelen in Januari ƒ11 millioen hooger dan in 1940 [NSDAG 18 FEBRUARI 1941 W A A RÏE M'S DAGBEAD 3 in de arbeidssfeer van... Ja maar gerust uw gang, hoor mevrouw; ik be- jp wat de bedoeling is. Een sportmanieltje voor ty uit uw oude jas. En laat u Keesje maar ge- t hier spelen ik let wel op hem. Als u nou nog in een jurk van Jet geeft voor de maat. )nder de laatste woorden trekt ze haar pantof- aan, dan spreidt ze de jas uit over de tafel, in wordt er druk geloopen en gedaan en na een ariër staat de box, met Keesje en al zijn lie- ingen er in, in den hoek van de zijkamer, of de eerkamer, of de huiskamer, of, als het erg mooi de naaikamer. En de steun en toeverlaat van de lilie, de huisnaaister, staat gebogen over de el, gewapend met haar groote scherpe schaar meet en past en berekent en trekt lijnen, maar lijntrekker is ze niet! Integendeel! 'egen Keesje praat ze opgewekt, met Mientje, jeugdige dienstmeisje, houdt ze een gezellig atje, voor ieder, die binnenkom, heeft ze een endelijk woord, maar onderwijl werken haar iden als nijvere bijen en terwijl de uren ver- ijken groeit de mantel onder haar handen. Is de om, dan past Jetty verheugd haar „nieuwe" dieuze sportmanteltje, terwijl de vervaardigster ar boeltje opruimt en zich met haar krant bij kachel installeert. Dan is haar welverdiende it aangebroken en dan vertelt ze mij 't een en der over haar leven, haar beroep. ,Ik woon in Amsterdam, maar langzamerhand ik heel wat gezinnen gekregen buiten de stad. Morgens, als 't nog pikdonker is, vertrek ik uit jn huisje om den trein te halen. Meestal ben ik yi een dag of vijf of zes weg, in de omgeving van arlem of in 't Gooi. Tegenwoordig logeer ik bij mijn dames, zelfs in Amsterdam. Je kunt 'des «ïd-s niet meer weg. Maar dat is wat gezellig. Dr! Ik hou van mijn vak en ik doe 't al zooveel en. En door de oude klantjes krijg je vanzelf er nieuwe. Weet u, wat ik 't aardigst vind? Er |i gezinnen, waarvan ik de moeder al kende, toen een klein meisje was. Toen naaide ik stevige looljurken voor haar of een zijden „feestjurkje". k witte katoenen schortjes en nachtponnetjes t roode biesjes. En nu maak ik van alles voor ar peuters, maar nachtponnetjes niet meer. Die n uit de mode! En schortjes maakt Moeder sestal zelf wel, uit een leuk gekleurd lapje. Jet 's moeder was zelf een jong meisje, toen voor eerst voor haar naaide. Mestal wou ze geruitte rkjes dragen en ze stonden haar goed, dat ver- ter ik u. En wat héb ik al niet meegemaakt in dit gezin! s er een feestje was, hielp ik Jetty's Oma met de ibereidselen, 't naaiwerk moest dan maar even ichten. Natuurlijk zorgde ik, dat alle kleeren in de waren, met opstrijken of een nieuw kraagje corsage bereik je een heeleboel. Maar ik hielp meisjes ook in de keuken en heb heel wat ndwiches gesmeerd in mijn leven. En toen Jetty's ieder trouwde, och, wat een vroolijke tijd was t! Ik heb tijden gewerkt voor haar uitzet, alles oest even keurig zijn. In dien tijd kon 't nog eens den! -'een Jetty geboren werd. heb ik de wieg be- eed en de" dekentjes en lakentjes en alles ge- aakt. 't Was dezelfde wieg, waar Anneke en eesje ook in gelegen hebben, maar iedere keer b ik hem anders bekleed. „Vindt u dat prettiger, dan gewone kleeren laien?" vraag ik. Het gezellige, vriendelijke gezicht tegenover me, et het sterk grijzende haar, schudt van nee. ,.0 nee. weet u, wat ik 't aardigst vind? Dat zult misschien vreemd vinden. Veranderen! 't Loont de moeite, 't spaart zoo ontzettend veel uit en is zooveel van te maken Niets gooien we weg, iemand van 't gezin 't nog gebruiken kan. Van ponnen maak ik kinderjurken of een overgooier rokje. Van jassen en mantels maak ik kleine udellen, maar natuurlijk geven de dames ook wel ns iets aan een arm mensch. Maar anders ver aak ik 't zoolang 't kan". „Bent u iederen dag in touw?" Ik kan er niets n doen, maar ik kijk vol respect naar de grijze aren van deze mode-toovenares. Naaien is een loeilijk inspannend werk en dan voor zooveel ver killende klantenvoor dikke dames, voor lagere dames, voor nooit-stilstaande kinderen, >or veeleischende jonge meisjes en strenge Oma's 't lijkt me geen peuleschilletje. Dat is het dan ak niet. „U moet niet vergeten, ik doe 't al bijna veertig ar. En dan krijg je wel een beetje handigheid er En je leert zooveel menschen kennen en met weel mensehen omgaan, 't is interessant genoeg, atuurlijk is 't niet altijd prettig, maar dat is geen sn vak. En als ik Zaterdag in mijn huis kom (ik dan tlijd om vier uur weg), moet ik dik- ijls nog de boel opknappen en voor eten zorgen. 1 ik eet bij mijn getrouwde zuster. Voor den Zon- ag spreek ik altijd wat gezelligs af of ik ga naar volksconcert of naar de comédie. En in de vacan- e. 's zomers, dan ga ik op reis". Ze houdt even op en drinkt haar thee. Haar edachten zijn verweg, ze glimlacht. Dan gaat ze oor: .Overal in Europa heb ik gereisd. Met de reis- areeniging. Dat heb ik me heel wat jaartjes kun- sn veroorloven. In Duit.schland. in Frankrijk, zelfs Spanje en Italië ben ik geweest En daardoor leo ik een schat van herinneringen. Voorloopig ■er ik daar nu maar op. De tijden zullen wel weer «anderen en wie weet. waar ik dan nog heelemaal een trek Als :k dan tenminste niet al te oud ge- rorden ben. De jaren vliegen. Maar voorloopig ben hier en reis ik morgen naar Aerdenhout!" be- uit ze lachenc. Et kijk naar de box, en zeg: „Vindt u 't niet las- (Foto De Haas) tig om te werken met een kind om u heen? Of als er druk gepraat wordt?" „Lastig? Ik vind 't heerlijk. Een kind in de box is bovendien nooit lastig. Soms spelen ze vlak om heen, een paar van die peuters, en dan moet ik alles buiten bereik houden: scharen en spelden zijn erg begeerlijk speelgoed. Dat is wel eens een toer. Maar ze mogen babbelen zooveel ze willen en radio of piano studeeren leidt me nooi af. Hoe meer zie len, hoe meer vreugd. Ik ga maar kalm mijn gan getje. In een gezin met kinderen is altijd zooveel te naaien. Dan kom je handen te kort. En soms gaan de kinderen zelf meedoen, ze probeeren wat te peuteren voor hun poppen. Als ik ze wat op streek help, komt er soms heusch iets aardigs uit hun pootjes te voorschijn. En dikwijls, als 't tegen Sint loopt; neem ik één van de poppenkinderen een poosje te logeeren en dan fabriek ik in een ver loren oogenblikje er een jurkje of een manteltje voor. Liefst van lapjes van hun eigen jurken. Een kind is zoo gauw blij te maken". Wat ontzettend goedhartig, denk ik bij mezelf, als je al den heelen dag voor anderen naait, in je vrijen tijd nog poppenkleeren te maken. „En bent u morgen in- Aerdenhout?" vraag ik. „Ja. Morgen ben ik bij menschen, die ik ook al veel jaren ken. Verleden jaar is hun dochtertje getrouwd. Ze wilde met alle geweld, dat "ik haar bruidsjurk maakte. En de jurken voor de vier bruidsmeisjes niet te vergeten. Met andere dames hebben we 't toen zoo geregeld, dat ik wat tijd had en met een hulpje heb ik toen een beeldige witte jurk gemaakt en vier blauwtjes. Zoo'n lief bruidje hebt u nog nooit gezien: ze was pas negentien en 't is een knap ding. En de jurk viel goed uit en hij flatteerde haar zoo! Ik ben ook mee geweest, en 't geheel was mooi, zoo mooi! Van dat ze een baby was, had ik alles voor haar gemaakt en dan is zoo'n dag een hoogtepunt voor me. En over een poosje ga ik bh' haar ook naaien als de eerste peuter er is. Want 't leven gaat door, ondanks oorlog en ellende". Dan zie ik, dat ze een geeuw onderdrukt en de klok waarschuwt me, dat bedtijd nadert. Ik sta op en neem afscheid. Als ze me uitlaat staat Jetty in de gang, met haar 'hartsvriendin. Ze bewonderen de nieuwe jas. „Juffrouw Males, Mary vindt hem eenig! Ik heb er al in gefietst en hij zit heerlijk. U bent een „kei" en weg hollen ze, de trap op. Met een gelukkige glimlach drukt juffrouw Maks me de hand, vreugde en voldoening stralen van haar af. Dan valt de deur achter me in 't slot. M. S. van de Winterhulp Nederland Winterhulp Nederland, den Haag, No. 5553. Als bank der Winterhulp Nederland is aangewezen de Kasver- eeniging N.V. Amsterdam No. 877. Stort op 5553 of 877 Dr. F. E. Posthuma: „Niemand, die steun behoeft, wordt overgeslagen." Maandag markt. „De straat" is vandaag de Maandagmarkt. Om 't precies te zeggen: de Maandagmarkt op de Bo termarkt. Het haastige, drukke leven veroorlooft niet iedereen een geregelde Maandagsche wande ling op de Maandagmarkt en dat is jammer, want vele verhoudingen worden duidelijk, vele men- schelijke zwakheden begrijpelijk, vele mutaties in het maatschappelijk verkeer aannemelijk, voor wie tusschen kramen en lager-bij-de-grondsche uitstallingen een bron van genotvolle beschouwing en leerzame bespiegeling weet te vinden. Aan den anderen kant is het maar goed, dat iedereen zich geen periodieke uitstapjes naar de Maandagmarkt kan veroorloven, want dan zou het er nóg voller worden. Onbegrijpelijk veel men schen schijnen de week in te zetten met een beetje neuzen naar wat er al zoo te koop ligt en met een beetje luisteren naar wat een leger naneven van wijlen Cocadorus te vertellen heeft. Wel, er is schadelijker genot en schuldiger ontspanning dan de motieven te vernemen van den meneer, die een half dozijn scheermesjes met een (half dozijn op 1en koop toe aan den man brengt voor een kwart- Ie, terwijl hij er zelf naar zijn zeggen een schel ling voor betaald heeft en ik kan de onschuldige vreugde op prijs stellen van de juffrouw, die bij den aankoop van een tweede handsch pot kacheltje een defect kunstgebit gratis voor nie mendal cadeau kreeg. De augurkiesman had zijn karretje met de na tionale kleuren gepavoiseerd. Menschen, lieve menschen, let toch eens op de zuivere harmonie van zoo'n schaal gesnipperde uien naast een as- siette gefileerde haring, met een kom donkerroode schaggionen op de eene flanken een teljoor lever worst in het zuur op de andere. Ik ben dol op le verworst, dat wil ik best weten, en -het is dan ook een te misprijzen gevoel van zelfgenoegzaamheid, dat mij zooeven weerhield, zoo'n brok zachtrose heerlijkheid van den vork te kippen. Wie spreekt er overigens van schaarschte? Hier liggen een paar honderd schoenen voor civielen wijs te koop. Een beetje afgedragen weliswaar en ik gis. dat er wel eens een ongelijk paar tusschen- door loopt, maar wie op zulke kleinigheden let is een kniesoor. Een heele uitstalling edammertjes steekt iederen kaasliefhebber de oogen uit en de textielbranche is vertegenwoordigd door een berg lappen, waar in gegraaid wordt dat het éen aard heeft. En hier hebben wij de „marché aux puces", zooals ze in Parijs zeggen. Schaatsen met kromme ijzers, potten en pannen, kachelroosters en mol- lenklemmen. 'n schaakspel zonder koning en een radiotoestel, waarvan Noach de antenne op zijn Ark had staan, 'n Leege Veuve Cliquot wisselt, een blik met een emeritus Cognac fine (drie sterre tjes! en houdt een -buurpraatje over den goeden ouden tijd met het stoffelijk omhulsel van een gele Grand Marnier. De slag bij Waterloo vertoont den hertog van Wellington mét een leelijk hiaat in zijn mantel en een buste van Faust vormt de trotsche bekroning van een toiletkastje. Als mijn collega de oudheidkenner hier was bood hij vast op deze twee groene pulletjes. Mijn buurman ter rechterzijde heeft meer interesse voor een even- veeltiespan en begint een gedachtenwisseling met den koopmanmaar hun geluid gaat verloren in het betoog van een voortvarenden geest, die de afdeeling horticultuur voor zijn rekening heeft genomen. Groote bakken bloembollen en bloem- bolletjes staan voor hem en voor den vriendenor ijs van een dubbeltje brengt hij zijn blauwe druifjes en crocusjes aan den man, met een doorwrochte beschouwing over pot- en perkcultuur op den koop toe. Een klein college in tuinbouw en een zak bolletjes voor een dubbeltje't is waarlijk niet te veel. Dat is de Maandagmarkt, wel te verstaan: een heel klein deel. Ik zou u nog kunnen onderhouden over den scheermesjesslijper, de juffrouw met haar zoete lekkernijen, de boekenstalletjes, waar een profane hand het portret van Boutens heeft misbruikt, om er op te annonceeren, dat ieder deel slechts 5 centen kost, hetgeen voor een jaargang van Wendingen of De Ingenieur niet te veel mag heetenen dan is het beeld, hier geschetst, nog zóó onvolledig, zoo armelijk Om met Potgieter te sprekenWie 't niet geloo- ve, hij kome en zie De Rotterclamsche literatuurprijs. De drie werken, welke de eerste jury voor den Botterdamschen Literatuurprijs, uitgeloofd door de Kunstcommissie van de stichting Rotterdam 1939, uit de talrijke inzendingen heeft bekroond, zijn Maandagavond door leden van het Centraal Too- neel in de Kleine Comedie ten tooneele gebracht. De jury voor dezen avond heeft de extra-belooning van f 300 toegekend aan het tooneelspel „Helpt ze toch een beetje, vaders!" Achter het motto bleek mevrouw dr. E. F. VerkadeCartier van Dissel te Breukelen schuil te gaan. De beide andere bekroonden zijn mej. Jo Spruyt te Hilversum en de heer L. Melissen te Zeven bergen. Op het Centraal Station te Amsterdam zijn enkele zakken met postpakketten door onbevoegde handen geopend. Een vijftiental pakketten zijn ont vreemd. Op den overweg bij het Prov. Eleetrisch be drijf te Groningen is een auto door een rangeeren den trein gegrepen. De auto werd totaal vernield. De vijfjarige B. Streefkerk te Rotterdam is in een schuilloopgraaf op het Afrikaanderplein al daar. waarin water stond, gevallen en verdronken Blokzijl beeft nog de traditie van den omroeper, die iedere belangrijke mede- deeling of aankondiging op deze merkwaardige wijze bekend maakt. (Foto Pax Holland) No. 232 Wiegeliedje 1. Is geheel klaar en bereid om te gaan slapen. 2. Leuk om zoo te lig gen en naar de geluiden in huis te luisteren. 3. Moeder maakt lawaai in de keuken en vader is ergens mee bezig in de hal. 4. O help, nu heeft vader de radio heel zacht aangezet. 5. Geen nut om nu te probeeren nog langer wakker te blijven. 6. De radio is opeens stil, want moeder heeft gezegd, dat het baby uit den slaap houdt. 7. Hij kan tenminste hun stemmen nog hoo- ren, dat maakt ook sla perig. 8. Maar nu wordt het in huis heelemaal stil. 9. Bij die onnatuurlijke stilte kan hij niet in slaap komen en dat zal hij ze wel even laten weten. T^Griep Neem dadelijk 'n "AKKERTJE" (lol 4 per dag) en kruip onder de wol. Ze bekorten de ziekte, verdrijven koorts en pijnenl .AKK£dtJ£S (Adv. IngezMed.) Aan het overzicht van den stand der rijksmid delen op 31 Januari van dit jaar wordt het volgende ontleend: Wat de directe belastingen betreft, heeft ook voor de eerste maand van het nieuwe jaar de stijgende lendenz van de laatste maanden in vergelijking met het vorig jaar zich ten aanzien van het totaal-be drag voortgezet. Bedroegen de ontvangsten op ulti mo Januari 1940 totaal f 47.918.464.37 thans is de opbrengst f 56.366.129.98 of bijna Sy2 millioen meer. Deze hoogere opbrengst is geheel te danken aan de opcenten op de gemeentefondsbelasting, welke met een bedrag van f 10.555.943.77 ruim f 4.93 milioen is gestegen en aan de nieuwe winst belasting, welke in den aanvang van het vorige jaar nog niet was ingevoerd. Deze belasting bracht in Januari f 5.087.926.21 op. De vier andere tot deze groep behoorende be lastingen toonden daarentegen eenigen achteruit gang. De grondbelasting bracht het slechts tot f 29.304.85 en bleef daarmede f 243.472.50 bij het vorig jaar ten achter. De vermogensbelasting staat geboekt voor een bedrag van f 6.127.522.05 of ruim 300.000 gulden minder, terwijl de verdedigingsbe- lasling met een opbrengst van f 2.983.114.83 ruim 445.000 gulden lager is. Tenslotte heeft de inkom stenbelasting f 31.582.318.27 opgebracht, hetgeen ruim 588.000 minder beteekent. Bij laatstgenoemde belasting moet echter rekening worden gehouden met het feit, dat ongetwijfeld reeds tal van belas tingbetalers hebben kunnen rekening houden met de in verband met de ingevoerde loonbelasting ver leende ontheffing van een gedeelte van den aan slag. Ook het totaal van de opbrengst van de groep overige middelen is hooger dan dat van Januari 1940 en wel ruim f 2.7 millioen. Over de afgeloopen maand is f 44.588.065.76 binnengekomen. Slechts enkele middelen hebben minder opgebracht, waar bij natuurlijk de rechten op den invoer, welke bij een opbrengst van f 2.251.419.87 een daling van ruim f 6.9 milioen te zien gaven. De cijfers van verschillende middelen zijn: ac cijns op geslacht f 1.141.519 (meer f 313.861); ac cijns op wijn f 61.812 (meer f 27.450); accijns op gedistilleerd f 4.189.546 (meer f 1.711.825); accijns op bier f 1.333.685 (meer f 628.171); accijns op tabak f 6.685.187 (meer f 3.059.079); omzetbelasting f 16.855.577 (meer f 4.157.080). De resultaten van de loonbelasting zullen eerst in het volgend overzicht tot uitdrukking komen. GEMEENTEFONDS Ten bate van het gemeentefonds werd voor den dienst 1940'41 tot en met Januari van dit jaar ont vangen f 69.593.345 (vorig jaar f 67.515.412) aan gcmeentefondsbelasting en f 5.170.304 (vorig jaar f 5.413.139) aan opcenten op de vermogensbelasting. Voor het verkeersfonds bedroegen de inkomsten over Januari f 712.697 (vorig jaar f 1.555.213) aan motorrijtuigenbelasting en f 10.880 (vorig jaar f 5.045) aan rijwielbelasting. -oede raad is goud waarcl. Zulk een goede raad is: Plaats een GROENTJE in HAAR LEM'S DAGBLAD. J %)e 3toed. De heer bestond uit twee ballonnen, twee langs zij zwabberende korte vleeschstompjes, door een bekwaam coupeur verkleed tot armen en twee voortdurend venijnig de lucht inschoppende schoe nen. Daarin zaten natuurlijk voeten, die op hun beurt aan beenen vastzaten, maar aan het mensche- lijk mechaniek leek iets te haperen, want die bee nen maakten bij eiken stap zulke eigenaardige be wegingen, dat gewone gewrichten bij de eerste po ging tot nabootsen reeds ontwricht moesten zijn. Toch was het een heer, werkelijk een heer. Deze nadrukkelijke beklemtooning is vermoede lijk niet overbodig. Want licht zou de ballonachtige lichaamsvorm tot gegrinnik aanleiding hebben gegeven en om een heer grinnik je niet. Doch be dacht moet worden, dat er een coupeur was ge weest. en wat voor een! Hij moet den diksten ballon bekeken en opgenomen hebben met wat daar verder onder stond en, na zijn opmetingen (natuur lijk mèt hulp) verricht te hebben aan het rekenen en schetsen zijn geslagen. En wat hij toen te voor schijn heeft getooverd is in feite voldoende geweest hem een plaats te bezorgen in hel Pantheon der onsterfel ijken. Hoe moet die man een gewoon mensch kleeden! De opvallendste ballon was weggewerkt. HU was er nog en hij was er toch ook niet meer. Grooter compliment kan den man op den achtergrond niet gemaakt worden. Hij had een onmogelijke verschij ning tot een heer gemetamorfoseerd, een werke- lijken heer. Het effect ging voor een deel echter verloren door den bovensten ballon. Niet omdat deze al te ge prononceerde uitsteeksels of aanhangsels had oC een tikje loenschend naar de lucht keek of te luid ruchtig de wolken stoom van zijn onderligger af blies. neen, maar alleen om de wyze waarop hij was beschut tegen koude en natte en zonnige dagen van het Nederlandsche klimaat. In zoo gelukkige handen de onderste ballon bij zijn bekleeding was gevallen, zoo ongelukkig was de bovenste terecht gekomen. Een potsierlijk kleine lorgnetje wiebelde op den flinken. maar niet over matig grooten neus en bleef daar alleen doordat het ontbreken van hals en nek blijkbaar dwong tot een bijna onafgebroken hemelsch kijken. En de hoed. de ongetwijfeld kostbare hoed. was al even belachelijk klein. Nu moest het inderdaad moeilijk zijn geweest de maat te vinden die het geheel dekte, maar stellig moesten er grootcre hoofddeksels te vinden zijn geweest en was de buitenmodel-maat zeer wel betaalbaar. Enfin, de ballonachtige heer liep. wat achterover geneigd zoodat het soms was of hij te eenïger tijd ruggelings zou vallen, en de voorjaarsstemmings- volle jeugd liet hem met rust. 't Beste bewijs van het heer zijn en van de enorme kwaliteiten van den coupeur. Want had zij den aangekleeden ballon gezien, zij zou niet gezwegen hebben. Nu bedacht slechts een enkeling, dat hij uit heel deze hoeveel heid stof twee pakken en jassen had kunnen heb ben zonder met textielpunten te smokkelen. De heer boog nu en dan het ronde hoofd naar voren om te speuren of niet een sinaasappelschil zijn majesteit belaagde. Als hij zoo de straat over een vijf en twintig meter had verkend, stapte hij even weer rustig voort. Zoo had hij op één van die momenten ook het openstaande ijzeren luik ge zien, dat in de stoep toegang gaf tot een donkere spelonk. De heer regelde daarom zijn koers buiten om, hield op vijf meter afstands nog even stil. ver gewiste zich dat hij geen gevaar liep met zijn glan zende schoenpunten tegen het luik te schoppen en liep verder. In die laatste seconden kwam uit de spelonk een hoofd omhoog, rustend op de schouders van een man, die, krachtens de kleuren van hoed en jas, gewend is biezen matten en balen meel, vaat jes zeep en dergelüke op zijn rug of hoofd te sjouwen. De man en de heer ontmoetten elkaar op het onverwachtst. De schok was onbeduidend, zoo even een kleine wankeling en Het evenwicht is her vonden. Maar twee stemmen kreten: „M'n hoed", „Mijn hoed", de eene kwam haast piepend uit de nauw zich openende lippen van den ballon, de ander bul derend van het nu mager blijkende kereltje uit het hol. Ze keken beiden wild in 't rond. Twee dreumessen riepen gelijktijdig „hier". Daarna liep een heer door de straat, die heele maal geen heer meer was en een voerman zat te trekken aan een hoed die niet makkelijk wilde zitten. DS. C. J. HOEKENDIJK SPREEKT. Op veler verzoek zal Ds. C. J. Hoekendijk, Vrij Evangelisch predikant te Bussum, a.s. Donderdag 20 Februari des namiddags om 3 uur een spreekbeurt vervullen in de Zuiderkapel aan de Zuiderstraat no. 15 te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5