Op Ontdekkingsreis
Jo s
LANGS DE STRAAT.
KORT NIEUWS.
FLITSEN
Rijksmiddelen in Januari
ƒ11 millioen hooger dan
in 1940
[NSDAG 18 FEBRUARI 1941
W A A RÏE M'S DAGBEAD
3
in de arbeidssfeer van...
Ja maar gerust uw gang, hoor mevrouw; ik be-
jp wat de bedoeling is. Een sportmanieltje voor
ty uit uw oude jas. En laat u Keesje maar ge-
t hier spelen ik let wel op hem. Als u nou nog
in een jurk van Jet geeft voor de maat.
)nder de laatste woorden trekt ze haar pantof-
aan, dan spreidt ze de jas uit over de tafel,
in wordt er druk geloopen en gedaan en na een
ariër staat de box, met Keesje en al zijn lie-
ingen er in, in den hoek van de zijkamer, of de
eerkamer, of de huiskamer, of, als het erg mooi
de naaikamer. En de steun en toeverlaat van de
lilie, de huisnaaister, staat gebogen over de
el, gewapend met haar groote scherpe schaar
meet en past en berekent en trekt lijnen, maar
lijntrekker is ze niet! Integendeel!
'egen Keesje praat ze opgewekt, met Mientje,
jeugdige dienstmeisje, houdt ze een gezellig
atje, voor ieder, die binnenkom, heeft ze een
endelijk woord, maar onderwijl werken haar
iden als nijvere bijen en terwijl de uren ver-
ijken groeit de mantel onder haar handen. Is de
om, dan past Jetty verheugd haar „nieuwe"
dieuze sportmanteltje, terwijl de vervaardigster
ar boeltje opruimt en zich met haar krant bij
kachel installeert. Dan is haar welverdiende
it aangebroken en dan vertelt ze mij 't een en
der over haar leven, haar beroep.
,Ik woon in Amsterdam, maar langzamerhand
ik heel wat gezinnen gekregen buiten de stad.
Morgens, als 't nog pikdonker is, vertrek ik uit
jn huisje om den trein te halen. Meestal ben ik
yi een dag of vijf of zes weg, in de omgeving van
arlem of in 't Gooi. Tegenwoordig logeer ik bij
mijn dames, zelfs in Amsterdam. Je kunt 'des
«ïd-s niet meer weg. Maar dat is wat gezellig.
Dr! Ik hou van mijn vak en ik doe 't al zooveel
en. En door de oude klantjes krijg je vanzelf
er nieuwe. Weet u, wat ik 't aardigst vind? Er
|i gezinnen, waarvan ik de moeder al kende, toen
een klein meisje was. Toen naaide ik stevige
looljurken voor haar of een zijden „feestjurkje".
k witte katoenen schortjes en nachtponnetjes
t roode biesjes. En nu maak ik van alles voor
ar peuters, maar nachtponnetjes niet meer. Die
n uit de mode! En schortjes maakt Moeder
sestal zelf wel, uit een leuk gekleurd lapje. Jet
's moeder was zelf een jong meisje, toen voor
eerst voor haar naaide. Mestal wou ze geruitte
rkjes dragen en ze stonden haar goed, dat ver-
ter ik u.
En wat héb ik al niet meegemaakt in dit gezin!
s er een feestje was, hielp ik Jetty's Oma met de
ibereidselen, 't naaiwerk moest dan maar even
ichten. Natuurlijk zorgde ik, dat alle kleeren in
de waren, met opstrijken of een nieuw kraagje
corsage bereik je een heeleboel. Maar ik hielp
meisjes ook in de keuken en heb heel wat
ndwiches gesmeerd in mijn leven. En toen Jetty's
ieder trouwde, och, wat een vroolijke tijd was
t! Ik heb tijden gewerkt voor haar uitzet, alles
oest even keurig zijn. In dien tijd kon 't nog eens
den!
-'een Jetty geboren werd. heb ik de wieg be-
eed en de" dekentjes en lakentjes en alles ge-
aakt. 't Was dezelfde wieg, waar Anneke en
eesje ook in gelegen hebben, maar iedere keer
b ik hem anders bekleed.
„Vindt u dat prettiger, dan gewone kleeren
laien?" vraag ik.
Het gezellige, vriendelijke gezicht tegenover me,
et het sterk grijzende haar, schudt van nee.
,.0 nee. weet u, wat ik 't aardigst vind? Dat zult
misschien vreemd vinden. Veranderen! 't Loont
de moeite, 't spaart zoo ontzettend veel uit en
is zooveel van te maken Niets gooien we weg,
iemand van 't gezin 't nog gebruiken kan. Van
ponnen maak ik kinderjurken of een overgooier
rokje. Van jassen en mantels maak ik kleine
udellen, maar natuurlijk geven de dames ook wel
ns iets aan een arm mensch. Maar anders ver
aak ik 't zoolang 't kan".
„Bent u iederen dag in touw?" Ik kan er niets
n doen, maar ik kijk vol respect naar de grijze
aren van deze mode-toovenares. Naaien is een
loeilijk inspannend werk en dan voor zooveel ver
killende klantenvoor dikke dames, voor
lagere dames, voor nooit-stilstaande kinderen,
>or veeleischende jonge meisjes en strenge Oma's
't lijkt me geen peuleschilletje. Dat is het dan
ak niet.
„U moet niet vergeten, ik doe 't al bijna veertig
ar. En dan krijg je wel een beetje handigheid er
En je leert zooveel menschen kennen en met
weel mensehen omgaan, 't is interessant genoeg,
atuurlijk is 't niet altijd prettig, maar dat is geen
sn vak. En als ik Zaterdag in mijn huis kom (ik
dan tlijd om vier uur weg), moet ik dik-
ijls nog de boel opknappen en voor eten zorgen.
1 ik eet bij mijn getrouwde zuster. Voor den Zon-
ag spreek ik altijd wat gezelligs af of ik ga naar
volksconcert of naar de comédie. En in de vacan-
e. 's zomers, dan ga ik op reis".
Ze houdt even op en drinkt haar thee. Haar
edachten zijn verweg, ze glimlacht. Dan gaat ze
oor:
.Overal in Europa heb ik gereisd. Met de reis-
areeniging. Dat heb ik me heel wat jaartjes kun-
sn veroorloven. In Duit.schland. in Frankrijk, zelfs
Spanje en Italië ben ik geweest En daardoor
leo ik een schat van herinneringen. Voorloopig
■er ik daar nu maar op. De tijden zullen wel weer
«anderen en wie weet. waar ik dan nog heelemaal
een trek Als :k dan tenminste niet al te oud ge-
rorden ben. De jaren vliegen. Maar voorloopig ben
hier en reis ik morgen naar Aerdenhout!" be-
uit ze lachenc.
Et kijk naar de box, en zeg: „Vindt u 't niet las-
(Foto De Haas)
tig om te werken met een kind om u heen? Of als
er druk gepraat wordt?"
„Lastig? Ik vind 't heerlijk. Een kind in de box
is bovendien nooit lastig. Soms spelen ze vlak om
heen, een paar van die peuters, en dan moet ik
alles buiten bereik houden: scharen en spelden zijn
erg begeerlijk speelgoed. Dat is wel eens een toer.
Maar ze mogen babbelen zooveel ze willen en radio
of piano studeeren leidt me nooi af. Hoe meer zie
len, hoe meer vreugd. Ik ga maar kalm mijn gan
getje. In een gezin met kinderen is altijd zooveel
te naaien. Dan kom je handen te kort. En soms
gaan de kinderen zelf meedoen, ze probeeren wat te
peuteren voor hun poppen. Als ik ze wat op streek
help, komt er soms heusch iets aardigs uit hun
pootjes te voorschijn. En dikwijls, als 't tegen Sint
loopt; neem ik één van de poppenkinderen een
poosje te logeeren en dan fabriek ik in een ver
loren oogenblikje er een jurkje of een manteltje
voor. Liefst van lapjes van hun eigen jurken. Een
kind is zoo gauw blij te maken".
Wat ontzettend goedhartig, denk ik bij mezelf,
als je al den heelen dag voor anderen naait, in je
vrijen tijd nog poppenkleeren te maken.
„En bent u morgen in- Aerdenhout?" vraag ik.
„Ja. Morgen ben ik bij menschen, die ik ook al
veel jaren ken. Verleden jaar is hun dochtertje
getrouwd. Ze wilde met alle geweld, dat "ik haar
bruidsjurk maakte. En de jurken voor de vier
bruidsmeisjes niet te vergeten. Met andere dames
hebben we 't toen zoo geregeld, dat ik wat tijd had
en met een hulpje heb ik toen een beeldige witte
jurk gemaakt en vier blauwtjes. Zoo'n lief bruidje
hebt u nog nooit gezien: ze was pas negentien en
't is een knap ding. En de jurk viel goed uit en hij
flatteerde haar zoo! Ik ben ook mee geweest, en
't geheel was mooi, zoo mooi! Van dat ze een baby
was, had ik alles voor haar gemaakt en dan is zoo'n
dag een hoogtepunt voor me. En over een poosje
ga ik bh' haar ook naaien als de eerste peuter er
is. Want 't leven gaat door, ondanks oorlog en
ellende".
Dan zie ik, dat ze een geeuw onderdrukt en de
klok waarschuwt me, dat bedtijd nadert. Ik sta op
en neem afscheid.
Als ze me uitlaat staat Jetty in de gang, met
haar 'hartsvriendin. Ze bewonderen de nieuwe jas.
„Juffrouw Males, Mary vindt hem eenig! Ik heb
er al in gefietst en hij zit heerlijk. U bent een „kei"
en weg hollen ze, de trap op.
Met een gelukkige glimlach drukt juffrouw Maks
me de hand, vreugde en voldoening stralen van
haar af. Dan valt de deur achter me in 't slot.
M. S.
van de Winterhulp Nederland
Winterhulp Nederland, den Haag,
No. 5553. Als bank der Winterhulp
Nederland is aangewezen de Kasver-
eeniging N.V. Amsterdam No. 877.
Stort op 5553 of 877
Dr. F. E. Posthuma:
„Niemand, die steun behoeft, wordt
overgeslagen."
Maandag markt.
„De straat" is vandaag de Maandagmarkt. Om
't precies te zeggen: de Maandagmarkt op de Bo
termarkt. Het haastige, drukke leven veroorlooft
niet iedereen een geregelde Maandagsche wande
ling op de Maandagmarkt en dat is jammer, want
vele verhoudingen worden duidelijk, vele men-
schelijke zwakheden begrijpelijk, vele mutaties
in het maatschappelijk verkeer aannemelijk, voor
wie tusschen kramen en lager-bij-de-grondsche
uitstallingen een bron van genotvolle beschouwing
en leerzame bespiegeling weet te vinden.
Aan den anderen kant is het maar goed, dat
iedereen zich geen periodieke uitstapjes naar de
Maandagmarkt kan veroorloven, want dan zou
het er nóg voller worden. Onbegrijpelijk veel men
schen schijnen de week in te zetten met een beetje
neuzen naar wat er al zoo te koop ligt en met een
beetje luisteren naar wat een leger naneven van
wijlen Cocadorus te vertellen heeft. Wel, er is
schadelijker genot en schuldiger ontspanning dan
de motieven te vernemen van den meneer, die een
half dozijn scheermesjes met een (half dozijn op
1en koop toe aan den man brengt voor een kwart-
Ie, terwijl hij er zelf naar zijn zeggen een schel
ling voor betaald heeft en ik kan de onschuldige
vreugde op prijs stellen van de juffrouw, die bij
den aankoop van een tweede handsch pot
kacheltje een defect kunstgebit gratis voor nie
mendal cadeau kreeg.
De augurkiesman had zijn karretje met de na
tionale kleuren gepavoiseerd. Menschen, lieve
menschen, let toch eens op de zuivere harmonie
van zoo'n schaal gesnipperde uien naast een as-
siette gefileerde haring, met een kom donkerroode
schaggionen op de eene flanken een teljoor lever
worst in het zuur op de andere. Ik ben dol op le
verworst, dat wil ik best weten, en -het is dan ook
een te misprijzen gevoel van zelfgenoegzaamheid,
dat mij zooeven weerhield, zoo'n brok zachtrose
heerlijkheid van den vork te kippen.
Wie spreekt er overigens van schaarschte? Hier
liggen een paar honderd schoenen voor civielen
wijs te koop. Een beetje afgedragen weliswaar en
ik gis. dat er wel eens een ongelijk paar tusschen-
door loopt, maar wie op zulke kleinigheden let is
een kniesoor. Een heele uitstalling edammertjes
steekt iederen kaasliefhebber de oogen uit en de
textielbranche is vertegenwoordigd door een berg
lappen, waar in gegraaid wordt dat het éen aard
heeft. En hier hebben wij de „marché aux puces",
zooals ze in Parijs zeggen. Schaatsen met kromme
ijzers, potten en pannen, kachelroosters en mol-
lenklemmen. 'n schaakspel zonder koning en een
radiotoestel, waarvan Noach de antenne op zijn
Ark had staan, 'n Leege Veuve Cliquot wisselt, een
blik met een emeritus Cognac fine (drie sterre
tjes! en houdt een -buurpraatje over den goeden
ouden tijd met het stoffelijk omhulsel van een
gele Grand Marnier. De slag bij Waterloo vertoont
den hertog van Wellington mét een leelijk hiaat
in zijn mantel en een buste van Faust vormt de
trotsche bekroning van een toiletkastje. Als mijn
collega de oudheidkenner hier was bood hij vast
op deze twee groene pulletjes. Mijn buurman ter
rechterzijde heeft meer interesse voor een even-
veeltiespan en begint een gedachtenwisseling met
den koopmanmaar hun geluid gaat verloren
in het betoog van een voortvarenden geest, die de
afdeeling horticultuur voor zijn rekening heeft
genomen. Groote bakken bloembollen en bloem-
bolletjes staan voor hem en voor den vriendenor ijs
van een dubbeltje brengt hij zijn blauwe druifjes
en crocusjes aan den man, met een doorwrochte
beschouwing over pot- en perkcultuur op den
koop toe. Een klein college in tuinbouw en een zak
bolletjes voor een dubbeltje't is waarlijk niet
te veel.
Dat is de Maandagmarkt, wel te verstaan: een
heel klein deel. Ik zou u nog kunnen onderhouden
over den scheermesjesslijper, de juffrouw met
haar zoete lekkernijen, de boekenstalletjes, waar
een profane hand het portret van Boutens heeft
misbruikt, om er op te annonceeren, dat ieder deel
slechts 5 centen kost, hetgeen voor een jaargang
van Wendingen of De Ingenieur niet te veel mag
heetenen dan is het beeld, hier geschetst, nog
zóó onvolledig, zoo armelijk
Om met Potgieter te sprekenWie 't niet geloo-
ve, hij kome en zie
De Rotterclamsche literatuurprijs.
De drie werken, welke de eerste jury voor den
Botterdamschen Literatuurprijs, uitgeloofd door de
Kunstcommissie van de stichting Rotterdam 1939,
uit de talrijke inzendingen heeft bekroond, zijn
Maandagavond door leden van het Centraal Too-
neel in de Kleine Comedie ten tooneele gebracht. De
jury voor dezen avond heeft de extra-belooning
van f 300 toegekend aan het tooneelspel „Helpt ze
toch een beetje, vaders!" Achter het motto bleek
mevrouw dr. E. F. VerkadeCartier van Dissel te
Breukelen schuil te gaan.
De beide andere bekroonden zijn mej. Jo Spruyt
te Hilversum en de heer L. Melissen te Zeven
bergen.
Op het Centraal Station te Amsterdam zijn
enkele zakken met postpakketten door onbevoegde
handen geopend. Een vijftiental pakketten zijn ont
vreemd.
Op den overweg bij het Prov. Eleetrisch be
drijf te Groningen is een auto door een rangeeren
den trein gegrepen. De auto werd totaal vernield.
De vijfjarige B. Streefkerk te Rotterdam is
in een schuilloopgraaf op het Afrikaanderplein al
daar. waarin water stond, gevallen en verdronken
Blokzijl beeft nog de traditie van den omroeper, die iedere belangrijke mede-
deeling of aankondiging op deze merkwaardige wijze bekend maakt.
(Foto Pax Holland)
No. 232
Wiegeliedje
1. Is geheel klaar en
bereid om te gaan slapen.
2. Leuk om zoo te lig
gen en naar de geluiden
in huis te luisteren.
3. Moeder maakt lawaai
in de keuken en vader is
ergens mee bezig in de
hal.
4. O help, nu heeft
vader de radio heel zacht
aangezet.
5. Geen nut om nu te
probeeren nog langer
wakker te blijven.
6. De radio is opeens
stil, want moeder heeft
gezegd, dat het baby uit
den slaap houdt.
7. Hij kan tenminste
hun stemmen nog hoo-
ren, dat maakt ook sla
perig.
8. Maar nu wordt het in
huis heelemaal stil.
9. Bij die onnatuurlijke
stilte kan hij niet in slaap
komen en dat zal hij ze
wel even laten weten.
T^Griep
Neem dadelijk 'n "AKKERTJE"
(lol 4 per dag) en kruip onder
de wol. Ze bekorten de ziekte,
verdrijven koorts en pijnenl
.AKK£dtJ£S
(Adv. IngezMed.)
Aan het overzicht van den stand der rijksmid
delen op 31 Januari van dit jaar wordt het volgende
ontleend:
Wat de directe belastingen betreft, heeft ook voor
de eerste maand van het nieuwe jaar de stijgende
lendenz van de laatste maanden in vergelijking met
het vorig jaar zich ten aanzien van het totaal-be
drag voortgezet. Bedroegen de ontvangsten op ulti
mo Januari 1940 totaal f 47.918.464.37 thans is de
opbrengst f 56.366.129.98 of bijna Sy2 millioen
meer. Deze hoogere opbrengst is geheel te danken
aan de opcenten op de gemeentefondsbelasting,
welke met een bedrag van f 10.555.943.77 ruim
f 4.93 milioen is gestegen en aan de nieuwe winst
belasting, welke in den aanvang van het vorige jaar
nog niet was ingevoerd. Deze belasting bracht in
Januari f 5.087.926.21 op.
De vier andere tot deze groep behoorende be
lastingen toonden daarentegen eenigen achteruit
gang. De grondbelasting bracht het slechts tot
f 29.304.85 en bleef daarmede f 243.472.50 bij het
vorig jaar ten achter. De vermogensbelasting staat
geboekt voor een bedrag van f 6.127.522.05 of ruim
300.000 gulden minder, terwijl de verdedigingsbe-
lasling met een opbrengst van f 2.983.114.83 ruim
445.000 gulden lager is. Tenslotte heeft de inkom
stenbelasting f 31.582.318.27 opgebracht, hetgeen
ruim 588.000 minder beteekent. Bij laatstgenoemde
belasting moet echter rekening worden gehouden
met het feit, dat ongetwijfeld reeds tal van belas
tingbetalers hebben kunnen rekening houden met
de in verband met de ingevoerde loonbelasting ver
leende ontheffing van een gedeelte van den aan
slag.
Ook het totaal van de opbrengst van de groep
overige middelen is hooger dan dat van Januari
1940 en wel ruim f 2.7 millioen. Over de afgeloopen
maand is f 44.588.065.76 binnengekomen. Slechts
enkele middelen hebben minder opgebracht, waar
bij natuurlijk de rechten op den invoer, welke bij
een opbrengst van f 2.251.419.87 een daling van
ruim f 6.9 milioen te zien gaven.
De cijfers van verschillende middelen zijn: ac
cijns op geslacht f 1.141.519 (meer f 313.861); ac
cijns op wijn f 61.812 (meer f 27.450); accijns op
gedistilleerd f 4.189.546 (meer f 1.711.825); accijns
op bier f 1.333.685 (meer f 628.171); accijns op
tabak f 6.685.187 (meer f 3.059.079); omzetbelasting
f 16.855.577 (meer f 4.157.080).
De resultaten van de loonbelasting zullen eerst
in het volgend overzicht tot uitdrukking komen.
GEMEENTEFONDS
Ten bate van het gemeentefonds werd voor den
dienst 1940'41 tot en met Januari van dit jaar ont
vangen f 69.593.345 (vorig jaar f 67.515.412) aan
gcmeentefondsbelasting en f 5.170.304 (vorig jaar
f 5.413.139) aan opcenten op de vermogensbelasting.
Voor het verkeersfonds bedroegen de inkomsten
over Januari f 712.697 (vorig jaar f 1.555.213) aan
motorrijtuigenbelasting en f 10.880 (vorig jaar
f 5.045) aan rijwielbelasting.
-oede raad is goud waarcl.
Zulk een goede raad is:
Plaats een GROENTJE in HAAR
LEM'S DAGBLAD.
J
%)e 3toed.
De heer bestond uit twee ballonnen, twee langs
zij zwabberende korte vleeschstompjes, door een
bekwaam coupeur verkleed tot armen en twee
voortdurend venijnig de lucht inschoppende schoe
nen. Daarin zaten natuurlijk voeten, die op hun
beurt aan beenen vastzaten, maar aan het mensche-
lijk mechaniek leek iets te haperen, want die bee
nen maakten bij eiken stap zulke eigenaardige be
wegingen, dat gewone gewrichten bij de eerste po
ging tot nabootsen reeds ontwricht moesten zijn.
Toch was het een heer, werkelijk een heer.
Deze nadrukkelijke beklemtooning is vermoede
lijk niet overbodig. Want licht zou de ballonachtige
lichaamsvorm tot gegrinnik aanleiding hebben
gegeven en om een heer grinnik je niet. Doch be
dacht moet worden, dat er een coupeur was ge
weest. en wat voor een! Hij moet den diksten
ballon bekeken en opgenomen hebben met wat daar
verder onder stond en, na zijn opmetingen (natuur
lijk mèt hulp) verricht te hebben aan het rekenen
en schetsen zijn geslagen. En wat hij toen te voor
schijn heeft getooverd is in feite voldoende geweest
hem een plaats te bezorgen in hel Pantheon der
onsterfel ijken.
Hoe moet die man een gewoon mensch kleeden!
De opvallendste ballon was weggewerkt. HU was
er nog en hij was er toch ook niet meer. Grooter
compliment kan den man op den achtergrond niet
gemaakt worden. Hij had een onmogelijke verschij
ning tot een heer gemetamorfoseerd, een werke-
lijken heer.
Het effect ging voor een deel echter verloren door
den bovensten ballon. Niet omdat deze al te ge
prononceerde uitsteeksels of aanhangsels had oC
een tikje loenschend naar de lucht keek of te luid
ruchtig de wolken stoom van zijn onderligger af
blies. neen, maar alleen om de wyze waarop
hij was beschut tegen koude en natte en zonnige
dagen van het Nederlandsche klimaat.
In zoo gelukkige handen de onderste ballon bij
zijn bekleeding was gevallen, zoo ongelukkig was
de bovenste terecht gekomen. Een potsierlijk kleine
lorgnetje wiebelde op den flinken. maar niet over
matig grooten neus en bleef daar alleen doordat
het ontbreken van hals en nek blijkbaar dwong tot
een bijna onafgebroken hemelsch kijken. En de
hoed. de ongetwijfeld kostbare hoed. was al even
belachelijk klein. Nu moest het inderdaad moeilijk
zijn geweest de maat te vinden die het geheel
dekte, maar stellig moesten er grootcre hoofddeksels
te vinden zijn geweest en was de buitenmodel-maat
zeer wel betaalbaar.
Enfin, de ballonachtige heer liep. wat achterover
geneigd zoodat het soms was of hij te eenïger tijd
ruggelings zou vallen, en de voorjaarsstemmings-
volle jeugd liet hem met rust. 't Beste bewijs van
het heer zijn en van de enorme kwaliteiten van den
coupeur. Want had zij den aangekleeden ballon
gezien, zij zou niet gezwegen hebben. Nu bedacht
slechts een enkeling, dat hij uit heel deze hoeveel
heid stof twee pakken en jassen had kunnen heb
ben zonder met textielpunten te smokkelen.
De heer boog nu en dan het ronde hoofd naar
voren om te speuren of niet een sinaasappelschil
zijn majesteit belaagde. Als hij zoo de straat over
een vijf en twintig meter had verkend, stapte hij
even weer rustig voort. Zoo had hij op één van die
momenten ook het openstaande ijzeren luik ge
zien, dat in de stoep toegang gaf tot een donkere
spelonk. De heer regelde daarom zijn koers buiten
om, hield op vijf meter afstands nog even stil. ver
gewiste zich dat hij geen gevaar liep met zijn glan
zende schoenpunten tegen het luik te schoppen en
liep verder.
In die laatste seconden kwam uit de spelonk
een hoofd omhoog, rustend op de schouders van
een man, die, krachtens de kleuren van hoed en
jas, gewend is biezen matten en balen meel, vaat
jes zeep en dergelüke op zijn rug of hoofd te
sjouwen.
De man en de heer ontmoetten elkaar op het
onverwachtst. De schok was onbeduidend, zoo even
een kleine wankeling en Het evenwicht is her
vonden.
Maar twee stemmen kreten: „M'n hoed", „Mijn
hoed", de eene kwam haast piepend uit de nauw
zich openende lippen van den ballon, de ander bul
derend van het nu mager blijkende kereltje uit het
hol.
Ze keken beiden wild in 't rond.
Twee dreumessen riepen gelijktijdig „hier".
Daarna liep een heer door de straat, die heele
maal geen heer meer was en een voerman zat te
trekken aan een hoed die niet makkelijk wilde
zitten.
DS. C. J. HOEKENDIJK SPREEKT.
Op veler verzoek zal Ds. C. J. Hoekendijk, Vrij
Evangelisch predikant te Bussum, a.s. Donderdag 20
Februari des namiddags om 3 uur een spreekbeurt
vervullen in de Zuiderkapel aan de Zuiderstraat
no. 15 te Haarlem.