C Op Ontdekkingsreis HET PRINSENHOF TE HAARLEM FLITSEN 3t Chineesche hoffelijkheid Hoe het 300 jaar geleden was V}ie heeft een POSTGIRO No's DONDERDAG 6 MAART 1941' BASREE M'S DAGEEA in de arbeidssfeer van... [ET is met de boekbinderij als met vele an dere bedrijven: iedereen weet van haar be staan af, maar weinigen zijn ervan op de hoogte wat haar beteekenis is en welk aandeel zij precies heeft bij de totstandkoming van een on- nisbaar product in de samenleving. Men denkt bij iet begrip „boek" veelal uitsluitend aan den man die het schreef, den man die het drukte, den man die het uitgaf, den man die het verkocht, maar één wordt dikwijls vergeten: de man die het boek lichaam en kleedij schonk, de boekbinder. En elk een zal toch moeten toegeven dat dit twee factoren zijn van het hoogste gewicht. Wat zou het boek zijn zonder de stevige body, waarvan de boekbinder jet voorziet? Een boek is geen eendagsvlieg, het moet de jaren kunnen trotseeren en niet op jeug digen leeftijd ouderdomsgebreken gaan vertconen. Daartegen waakt de boekbinder en ieder rechtge aard boekenliefhebber zal hem daar dankbaar voor zijn, want zoo er één ding is dat er recht op heeft ten „vreugde voor altijd" genoemd te worden, dan ia dat zeker wel het boek. En is het uiterlijk van het boek niet evenzeer ten punt van belang? Een welverzorgd voorkomen ij niet alleen een sieraad voor den mensch, ook het boek stijgt erdoor in waarde. Het zal met u wel niet anders gesteld zijn dan met mij: de fraai ge bonden boeken hebben een eereplaats in mijn kast en graag mag ik ze een oogenblik ter hand nemen, slleen maar om hun statig, elegant of uitbundig uiterlijk te bezien. Ook dat is het werk van den boekbinder. En nu vraag ik u op den man af: ls het liet rechtvaardig dat dit beroep een wijle .uit zijn mbekendheid voor het voetlicht gehaald wordt? Stelt u zich de arbeidssfeer van den boekbinder vooral hiet voor als een werkruimte, waar een groepje menschen zich in alle gemoedelijkheid met jehulp van de lijmkwast en gezeten aan de naai bank met dit bedrijf bezighoudt. Zoo was het eens en zoo is het wellicht nog in het een of andere primitieve boekbinderij tje op een verscholen plek in de maatschappij. Echter, in de moderne boek binderij klopt de geest van de twintigste eeuw. De machine heeft haar intrede' gedaan en voert er den boventoon. Wie zich even rekenschap geeft van het feit, in welke groote oplagen het boek heden ten dage verspreid wordt, kan zich gemakke lijk voorstellen dat het tempo van den handenarbeid bij een dergelijke omvangrijke fabricage tekort moet schieten. Vandaar dan ook dat de arbeidssfeer van den boekbinder alle kenmerken draagt van een moderne industrie in optima forma. In de ruime lokalen heerscht de bedrijvige, roezemoezige atmos feer van de fabriek en de bezoeker bekijkt met respect en met de beduusdheid van den leek de talrijke machines, wonderen van ingewikkeldheid en vernuft, die elk haar bijdrage leveren aan de geboorte en den levensloop van het boek. Snel en punctueel doen de mechanische arbeidskrachten, door een enkele menschenhand bediend, haar werk; van machine tot machine ziet de bezoeker het pro duct groeien, tot het van het losse blad uitgedijd ls tot het gebonden boek. De ontdekkingsreis door het rijk van den boek binder begint bij het eerste blad van het boek, het schutblad, dat ook al machinale bewerkingen heeft te ondergaan, want het wordt met aparte machines zoowel gevouwen als opgeplakt. Van het schutblad leidt de tocht naar de vouwmachine, een indruk wekkend apparaat dat de eigenlijke boekbladen, die in groote vellen van den drukker komen, eenige malen vouwt, zoodat ten slotte het bladzijae-for- maat wordt verkregen. Regelmatig levert deze machine zoo'n stapel gevouwen papier, dat een klein deel van het boek uitmaakt, af en elk van die stapels krijgt een plaats op een lange tafel, waar zich de volgende phase van het „proces" voltrekt, n.l. het z.g. vergaren of verzamelen. De gelijke sta pels worden daar op elkaar gezet, de aansluiten/ie telkens een plaats verder, zoodat over de lengte van de tafels de geheele inhoud van het boek ten langen leste uitgespreid ligt. Men behoeft slechts 5 de tafel te loopen en van elk hoopje een vel te nemen om het volledige boek bijeen te krijgen. Menig boekbezitter zal zich hebben afgevraagd welke beteekenis de cijfertjes hebben, die om de zestien of twee en dertig bladzijden onderaan de pagina staan, dikwijls gevolgd door den naam van het boek of van den schrijver. Ziethier de op lossing van dit kleine mysterie: het is de numme ring der bundeltjes ten gerieve van de vergaarders ter boekbinderij. Op het vergaren, dat met de hand geschiedt, volgt respectievelijk het machinaal naaien, het lijmen van den rug en het snijden op den z.g. driesnijder. Deze laatste machine snijdt den bovenkant van het nog omslaglooze boek den „kop", zegt de vakman den voorkant en den onderkant den ..staart" met vlijmscherpe messen loodrecht af. Na deze bewerking komt het kleuren van den „kop" en vervolgens het rondzetten, dat het boek den fraaien ronden rug geeft. Het rondzetten heeft ïulomatisch tot gevolg dat de voorkant eveneens een ronden vorm krijgt, doch ditmaal naar binnen toe. Om de noodige stevigheid aan den rug rvan het boek te verleenen wordt de bewerking van het afpersen toegepast. Dit geschiedt met de kneep- machlne, die den rug over de lengte inknijpt. Het resultaat hiervan is te zien wanneer men den «kop" van een boek bekijkt: het papier vertoont op den rug een duidelijke, buitenwaarts gerichte kromming. Een onmisbare versiering wordt nu nog op den rug aangebracht: het is de kapitaalband, de be scheiden decoratie in de kleur der bandbedekking, waarmede elk gebonden boek aan „kop" en „staart" is opgevroolijkt. Heeft het boek dit stadium bereikt, dan kan het Inbangen in den band van den omslag geschieden. Waarna het thans complete boek verhuist naar de pietpers. een uit verscheidene verdiepingen be staand apparaat, dat een flink aantal boeken kan herbergen en waaruit het weer te voorschijn komt als het drogingsproces ten einde is en bock en band een onafscheidelijk geheel vormen. De laatste bewerking, die het boek heeft te ondergaan voor het ingepakt en aldus reisvaardig gemaakt wordt voor den tocht naar den uitgever is het inbranden van den „kneep" op den band, waardoor de lange sleuf langs den rug ontstaat. Ook deze behandeling heeft tot doel grooter stevigheid aan het geheel te geven. Bij de vervaardiging van den band neemt de machine eveneens het leeuwenaandeel voor haar rekening. De cirkelschaar zorgt voor het snijden- op-maat van de kartons, de aanlijmmachine plakt den linnen of uit ander materiaal samengestelden band tegen de kartons aan; slechts enkele bijkom stige bewerkingen geschieden nog met de hand. De boekbinder begeeft zich bij de fabricage van den omslag een oogenblik op het pad der typografie, want de fraaie gouden letters soms zijn het andere kleuren en ornamenten worden doo» hem op de voorzijde en den rug van het boek aan gebracht. Men ziet uit dit alles dat het boek een flinken ontwikkelingsgang heeft door te maken, voordat het de gedaante heeft welke ons allen zoo ver trouwd is. Soms is de af te leggen weg korter dan hiervoor is geschetst, omdat een goed uitgerust boekbindersbedrijf zooals dat van de firma W Knoop en Zonen te Haarlem, waaraan schrijver dezes een bezoek bracht over machines beschikt, die verscheidene van de genoemde bewerkingen in zich vereenigen en die een grooter productie moge lijk maken. Niet altijd echter kan van deze ma chines gebruik gemaakt worden. Over een soortge lijk karakter beschikt de brocheermachine, die een belangrijk aandeel heeft in de fabricage van het ingenaaide boek. Zij lijmt het boek en hangt er den omslag omheen, waarna de driesnijder voor de laatste bewerking zorgt. In tegenstelling met de zoojuist genoemde machi nes is zij de vaste en onontbeerlijke medewerkster bij de vervaardiging van het „boek-met-slappe- kaft". Wien het gegund is een middag rond te snuffelen in de arbeidssfeer van den boekbinder zal nog met vele andere interessante onderdeelen van het be drijf kennismaken. Hij zal er kunnen zien hoe jaargangen van tijdschriften of couranten worden gebundeld, hij zal kennismaken met de machine die „folders" van elke denkbare gestalte aflevert, hij zal zich kunnen verbazen over het enorm snelle tempo waarin een andere machine hechtjes in brochures slaat en een derde de touwtjes knoopt in cahier en de schilden van kalenders. Maar uit den aard der zaak blijven deze dingen tot de bij komstigheden behooren, want bovenal zal in de herinnering van den bezoeker blijven voortleven de groote taak welke voor den boekbindef is weg gelegd bij de schepping van een belangwekkend cultuurproduct: het boek. J. H. V. De uitvoer van bloemen. Naar het A.N.P. verneemt is het kwantum rozen, seringen en anjers, dat naar Duitschland mag worden uitgevoerd met 75 pet. verhoogd. Deze regeling geldt tot 15 Maart. et is uw eigen voordeel en daar om de moeite waard, om u gere geld af te vragen of u niet reden hebt, een GROENTJE in HAAR LEM'S DAGBLAD te plaatsen. Doe dat dus en profiteer ervan. DAT de Chineezen een hoffelijk volk zijn mag als genoegzaam bekend worden veronder steld. Maar van het feit dat zij er 3720 be- leefdheidsregels op na houden zal, naar alle waar schijnlijkheid, niet iedereen op de hoogte zijn. Deze wetenswaardigheid wordt ons onthuld door het Ne- derlandsche Perskantoor te Berlijn dat eraan toe voegt dat de bewoners van het Gele Rijk al die regels ook prompt uit het hoofd kennen. Een staaltje geheugenwerk, waarvoor ik gaarne den hoed af neem, maar dat anderzijds ook weer begrijpelijk is, omdat het natuurlijk een pooveren indruk zou maken, wanneer je. Chinees zijnde, genoopt zou zijn in een situatie het beleefdheidsboek je voor den dag te halen om daarin he passende antwoord, mitsgaders gebaar, op te zoeken. Zoo zouden de Chineezen nooit of te nimmer hun repu tatie, het hoffelijkste volk ter wereld te zijn, kun nen handhaven. Aan de kwestie der hersengymnastiek, hoe be langwekkend zij den Westerling ook móge toe schijnen, wil ik dus verder zwijgend voorbijgaan, maar de geschiedenis, waarvan het genoemde pers bureau in hetzelfde bericht melding maakt, zal ik u niet onthouden. Het betreft het avontuur dat den bekenden Duitschen ontdekkingsreiziger Filchner in China overkwam. Een Chineesche generaal had den Duitscher voor een bezoek uitgenoodigd. Filchner aanvaardde de invitatie en begaf zich op weg, doch vlak bij 't huis van den generaal geschiedde het onverwachte: het wagentje dat hem vervoerde kantelde en Filchner, die zich voor deze gelegenheid in een extra blank pak gestoken had, kwam in de modder terecht. De generaal schoot met zijn gasten onmiddellijk te hulp en met vereende krachten werd vervolgens ge poogd het pak van den ontdekkingsreiziger schoon te krijgen. Toen dit echter zonder resultaat bleef, trad een der 3720 beleefdheidsregels in werking: het geheele gezelschap sprong zonder blikken of blozen in de modder en wentelde er zich net zoo lang in totdat niemand in ontoonbaarheid bij Filch ner ten achter stond., Ik moet u bekennen dat deze gebeurtenis mij even tot nadenken gebracht heeft. Zou mogelijk zijn de nobele gedachte die daaraan ten grondslag ligt ook "bij ons ingang te doen vinden? Niet dat ik tot een klakkeloos navolgen van dit Chineesche gebruik wil adviseeren. De tijden laten een roekeloos omspringen met geld en kleeding niet toe en bovendien zou zoo'n voorval meteen het doodvonnis over uw textielkaart beteekenen. Neen, wij zouden het op een schaal van geringer afmetingen kunnen probeeren. Er zijn in het leven van die kleine verdrietig heden, welke, met de hierboven geschetste Chinee sche wijsheid voor oogen, gemakkelijk uit de wereld geholpen kunnen worden. Ik bedoel de pijnlijke situaties, waarin ge somtijds, geheel buiten uw wil dus, in gezelschap wordt gebracht. Neem bijvoor beeld het geval met het nougatgebakje dat ge ver plicht zijt van de schaal te nemen, omdat er nog maar één taartje naast ligt, dat ge beleefdheidshalve aan de gastvrouw overlaat. Ik behoef niet uit te weiden over de onmenschelijke taak het recalci trante ding met behulp van het beruchte te kleine bordje en het volkomen onmachtige vorkje te deci- meeren, terwijl ge in uw overspannen gemoedstoe stand de oogen van het geheele gezelschap op u ge richt voelt. Waarom de Chineesche hoffelijkheid niet als spiegel voorgehouden? Waarom, als ge de rol van gastheer of gastvrouw vervult, niet uitslui tend van zulke gedrochten rondgediend en gemeen schappelijk het leed gedragen, zooals in het geval van Filchner? Het zal u hoogstens een enkel ver bogen taartvorkje meer kosten, maar de onderlinge verstandhouding kan met deze oplossing slechts gebaat zijn. Ik noemde u slechts één voorbeeld van mensche- lijke perikelen, er zijn vele, velg andere. Ge zult ze gemakkelijk zelf aan het dagelijksche leven kunnen ontleenen en waarem zou de Chineesche filosofie ook daar niet een antwoord op weten? J. H. V. DE BOMAANVAL VAN ZONDAG J.L. IN DEN HAAG. De wnd. burgemeester van Den Haag heeft aan de nabestaanden van de slachtoffers van den bomaanval van Zondag j.l. een brief van roüw- beklag gezonden. Daarbij heeft hij ook de deelneming overge bracht van den gevolmachtigde voor de provincie Zuid-Holland van den Rijkscommissaris voor hel bezette Nederlandsche gebied, die zulks had ver zocht. Reproductie van een koperets van Romeyn de Hooghe. Wij hebbo» in ons vorig nummer een foto op genomen van het prieel in den tuin van het Prinsenhof. Dit prieel is een overblijfsel uit den glorietijd van het Prinsenhof, dien Romeijn de Hooghe gekend heeft toen hij daarvan een ko perets maakte, die hierboven gereproduceerd is. Reeds dadelijk zien wij dat het prieel toen door een dak gedekt was, waardoor een grootscher aanblik verkregen werd. Het Prinsenhof was een overblijfsel van het voormalige klooster der Preekheer en, dat ach ter het Stadhuis (vroeger Grafelijk Paleis) gevestigd was. De kloostergangen in het Pand herinneren daaraan nog. Nadat het gebouwen complex niet meer door de monniken gebruikt werd, diende het voor het plechtstatig ontvan gen en huisvesten van stadswege der Stadhou ders en hooge burgerlijke en militaire beamb ten. Het gebouw aan den linkerkant was het eigen lijke Prinsenhof. Nu vindt men daar de raads zaal en de Openbare Leeszaal en Bibliotheek. De vroegere kloostertuin was blijkens deze af beelding een ware lusthof. H^t prieel diende om de h'ooge gasten een ge noeglijk zitje te geven met een uitzicht op de lusthof. Aan den achterkant ziet men de huizen der Jacob ij nestraat. De ets toont a'an dat de tuin grooter is ge weest dan hij nu is. Ongetwijfeld is bij den bouw van het Gymnasium een stuk van den tuin op geofferd. Op den grond waar nu de nieuwe vleugel van het Gymnasium staat werd vroeger een huis gevonden dat bewoond werd door ds. Bon tan. In 1720 werd besloten de tuin van het Prin senhof te bestemmen tot Hortus Medicus (tuin om geneeskrachtige planten te kweelaen). No. 246 Eetvisite \\o-v, k 1/ i 1. Voor het eerst is hem toegestaan mee te eten. terwijl er een gast is; be sluit zich keurig te gedragen. 2. Eet gedwee zijn kom leeg en houdt hem ondersteboven om te zien of alles echt op is; ontdekt dat het niet het geval is. 3. Moeder haalt kom weg; staart ge ïnteresseerd naar gast- 4. Besluit den maaltijd wat op tc vroolijken en roffelt met zijn lepel op het stoelblad. 5. Moeder verwij dert lepel; staart naar gast, die wat ongedurig wordt. 6. Besluit haar te laten zien hoe groot hij al wordt, door in zijn stoel te gaan staan. 7. Gast vreest dat hij zal vallen en steekt haar arm uit, daarbij haar glas water omver gooiend. 8. Begrijpt niet waarom hij nu op eens naar bed moet; hij heeft zich goed gedragen. De steller van de advertentie in onze courant van Zaterdag heeft ongetwijfeld gedacht: „Je kunt het niet weten". Daarom stelde hij de vraag: „Wie heeft te koop een Rembrandt, van Dijck of Frans Hals?" Laten alle Haarlemmers eens hun schilderijen bestudeeren. Als de naam van den schilder er onder staat is gauw te constateeren of die overeenstemt met een van de drie gevraagde. Moeilijker wordt het als en dat is met veel schilderijen die de huiskamers sieren het geval er geen naam te ontdekken is. Dan komt het onzekere. Je kunt niet weten. Natuurlijk komen alleen oude schilderijen in aanmerking. Hoe ouder hoe beter. De beste kam6 maken de stukken die zoo smoezelig en bruin ge worden zijn, dat 'het moeilijk is uit te maken of het een interieur of een landschap is. Men moet even wel beüenken dat stukken die jaren lang in een vertrek gehangen hebben waar veel gerookt en ge smookt is niet alleen onze voorvaderen rookten, maar ook him haarden en kachels allicht iets van het „Rembrandtieke licht" kregen waaraan de grootmeester onzer schilderkunst absoluut onschul dig is Wie een spoortrein of een auto op zijn schilderij ziet, kan het zoeken wel staken, want daarvan heb ben geen van de drie matadors van het palet zelfs gedroomd. Wie reden heeft om te twijfelen moet een paar kwartjes bestefdien om een vergrootglas te koopen. Dan kan hij zijn ledige avond-uren vullen met jacht op avonturen, door in dien avond te turen of hij ergens in een donker hoekje den naam van den sohilder kan ontdekken. Natuurlijk staat dit gelijk wij zeggen het meteen om ontnuchtering te voor komen! met het zoeken naar een speld in een hooiberg, met het spelen in de Staatsloterij met het oogmerk de 100.000 te winnen. De kans dat men na Tang zoeken op een oud schilHierij als nog een naam vindt, is met uitgesloten, maar of het dan één van de drie is, is juist de groote vraag. Maar de moeite van het zoeken kan al beloond worden als men „maar" een Jan Steen, een Van der Vinne of een de Braay ontdekt. Er zijn wel eenige honderden goede oude meesters, zoodat er tenslotte misschien wel meer dan één speld in den hooiberg is! Het zou dit voegen wij er als troost bij! niet de eerste keer zijn. dat op die manier nog een verloren meester ontdekt werd. Men kan de bezigheid als een tijdverdrijf opvat ten. Wij puzzlen immers ook wel, zelfs al is er geen prijs mee te verdienen! Misschien staan er op den rommelzolder nog wel oude schilderstukken die men niet mooi genoeg meer vond om de kamers te sieren. Zelfs een Rembrandt met een gat er in kan nog een flinken prijs opbrengen, want de schalderijenreslaurateurs zijn in hun vak minstens even knap als de diames van de stoppage-inrichting, die de brandgaten in uw Zondagsche pak onzichtbaar repareeren. Dus maar zoeken. En veel succes! Als er een Rembrandt, Frans Halfs of Van Dijck gevonden wordt, zal onze redactie het gaarne hoo- ren. Dat is dan meteen een mooi nieuwtje voor de courant! De steller van de advertentie heeft misschien ook hoop gehad, eet de directeur van het Frans Hals museum zijn advertentie las. De gemeente heeft, als ik het goed heb, zeven Halsen. een of twee daarvan zouden zooveel opbrengen dat zij het te kort op de Haarlemsche gemeentebegrooting groo- tendeels zouden dekken. Wij vernemen intusschen dat de steller der ad vertentie een aanbieding ontvangen beeft van iemand die zei een Rembrandt te hebben. Maar dat was een.litho, zooals men er voor enkele dub beltjes een in eiken boekwinkel koopt. VAN T. Tn arcliiefkelder van postcheque- en girogebouw woedde brand. Vuur spoedig bedwongen. Woensdagavond omstreeks zeven uur ont dekte de portier van het centrale girokantoor aan het Spaarneplein te 's Gravenhage op zijn ronde, dat in den kelder van den uit zeven verdiepingen bestaanden vleugel waarin de archieven van den postchèque- en girodienst zijn ondergebracht, brand was uitgebroken. Hij waarschuwde onmid dellijk de brandweer, die enkele minuten later met groot materiaal reeds in actie kwam. De papiermassa in den kelder waarin de minst waardevolle bescheiden gedurende zekeren tijd worden bewaard ontwikkelde zooveel rook, dat deze in vrywel alle afdeelingen van het groote gebouw doordrong. Van buiten af maakte dit veel indruk, doch in wezen bleek de brand weinig omvangrijk te zijn en hij kon door de brandweer met eenige groote stralen tot het ge noemde keldergedeelte worden beperkt. De schade is niet groot. LANGS DE STRAAT. IN DE TRAM. „Morge, heeren, frischjes van morgen". Gemompel. „Maar je kunt het -nu mooi aan de dagen zien". „Hm". „Naar je werk gaan bij nacht en ontij bevalt ook niet". „Nee. „Vindt u wel?" „Toch niet". „Verschrikkelijke dingen mee beleefd". „Toch waar?" „Ik kom op een Januarimorgen om acht uur hier den hoek om, meneer. Komt er iets uit het duister op me af en vraagt: „Ben jij dat, Hein?" Ik héét Hein, meneer en antwoord dus: Ja, wat de zuivere waarheid is. Meteen krijg ik een morgenzoen. Ik bleek de verkeerde Hein te zijn en even later ver nam ik, dat ik een monster was en een stieke merd. Juist toen ik wat terug wilde zeggen ver scheen Hein nummer twee. Gelukkig was de tram in de buurt en ik kon er dus op een bedekte ma nier tusschen uit te knijpen". „Ja, in 't donker zijn alle katjes grauw". ,,'t Was een kat, meneer". „Meneer?" „Station, conducteur. Zette uw buurman zijn vuilnisemmer óók op 't trottoir, meneer?" „Dat geloof ik niet". „De mijne wel. Ik ben drie jaar middenvoor geweest, maar 'k heb nog nooit zoo'n opstopper tegen mijn schenen gehad". „Dat spijt me voor u". „Twee dagen thuis gezeten meneer en herrie met mijn baas op den koop toe". „Treurig". „Jawel. Maar ik heb van me afgebeten, me neer. Ik heb hem gezegd, dat hij die paar dagen dan maar zijn smerige zaken alleen moest doen". „Dat gaat nogal". „En dat hij op zijn tijd zijn vet zou krijgen". „En nam uw patroon dat?" „Iemand die in zijn zaken geen daglicht kan velen! Zoudt u willen gelooven, meneer, dat hij van verduistering rijk is geworden?" „Ongelooflijk! Is 't onbescheiden, te vragen...." „Mijn patroon is vethandelaar en kaarsenmaker, meneer. „Station, heerenl" D. Uitspraken Haarlemsche Rechtbank Het dienstmeisje uit Wijk aan Zee, dat veertien dagen geleden voor de Arr. rechtbank te Haarlem terecht stond omdat ze van haar mevrouw een portemonnaie met bankbiljetten gestolen had. werd hedenmorgen bij uitspraak van de Arr. recht bank veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf met aftrek. Twee inwoners van Zaandam die verdacht wor den van inbraak in een gebouw van den Distri- butiedienst aldaar, waaruit 15 blikken werden werden ontvreemd werden hedenmorgen veroor deeld tot 10 maanden gevangenisstraf met aftrek. Een vrouw uit Imuiden, die terecht had gestaan wegens heling van potlooden, doosjes sigaretten, een pijp en soortgelijke artikelen, welke gestolen werden door drie jongetjes van ongeveer 12 jaar, werd veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf met aftrek. De zoon. die een handdynamo verkocht had ter wijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was, werd veroordeeld tot een boete van f 15 subs 9 d. van de Winterhulp Nederland Winterhulp Nederland, den Haag. No. 5553. Als banlc der Winterhulp Nederland ic aangewezen de Kas ▼es- een i ging N.V. Amsterdam No. 877a Stort op 5553 of 877 H. D. Louwes: „Het betrachten van naastenliefde fs aan geen tijd van oorlog of vrede, doch aan den heerschenden staats- of maat- schappijvorm gebonden. Zij rust tn een der meest elementaire menschenplichten: de verantwoordelijkheid van den een voor den ander, steunt daarom de Winter hulp".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5