C
Op Ontdekkingsreis
HET PRINSENHOF TE HAARLEM
FLITSEN
3t
Chineesche hoffelijkheid
Hoe het 300 jaar geleden was
V}ie heeft een
POSTGIRO No's
DONDERDAG 6 MAART 1941'
BASREE M'S DAGEEA
in de arbeidssfeer van...
[ET is met de boekbinderij als met vele an
dere bedrijven: iedereen weet van haar be
staan af, maar weinigen zijn ervan op de
hoogte wat haar beteekenis is en welk aandeel zij
precies heeft bij de totstandkoming van een on-
nisbaar product in de samenleving. Men denkt bij
iet begrip „boek" veelal uitsluitend aan den man
die het schreef, den man die het drukte, den man
die het uitgaf, den man die het verkocht, maar één
wordt dikwijls vergeten: de man die het boek
lichaam en kleedij schonk, de boekbinder. En elk
een zal toch moeten toegeven dat dit twee factoren
zijn van het hoogste gewicht. Wat zou het boek zijn
zonder de stevige body, waarvan de boekbinder
jet voorziet? Een boek is geen eendagsvlieg, het
moet de jaren kunnen trotseeren en niet op jeug
digen leeftijd ouderdomsgebreken gaan vertconen.
Daartegen waakt de boekbinder en ieder rechtge
aard boekenliefhebber zal hem daar dankbaar voor
zijn, want zoo er één ding is dat er recht op heeft
ten „vreugde voor altijd" genoemd te worden, dan
ia dat zeker wel het boek.
En is het uiterlijk van het boek niet evenzeer
ten punt van belang? Een welverzorgd voorkomen
ij niet alleen een sieraad voor den mensch, ook het
boek stijgt erdoor in waarde. Het zal met u wel
niet anders gesteld zijn dan met mij: de fraai ge
bonden boeken hebben een eereplaats in mijn kast
en graag mag ik ze een oogenblik ter hand nemen,
slleen maar om hun statig, elegant of uitbundig
uiterlijk te bezien. Ook dat is het werk van den
boekbinder. En nu vraag ik u op den man af: ls het
liet rechtvaardig dat dit beroep een wijle .uit zijn
mbekendheid voor het voetlicht gehaald wordt?
Stelt u zich de arbeidssfeer van den boekbinder
vooral hiet voor als een werkruimte, waar een
groepje menschen zich in alle gemoedelijkheid met
jehulp van de lijmkwast en gezeten aan de naai
bank met dit bedrijf bezighoudt. Zoo was het eens
en zoo is het wellicht nog in het een of andere
primitieve boekbinderij tje op een verscholen plek
in de maatschappij. Echter, in de moderne boek
binderij klopt de geest van de twintigste eeuw. De
machine heeft haar intrede' gedaan en voert er
den boventoon. Wie zich even rekenschap geeft
van het feit, in welke groote oplagen het boek
heden ten dage verspreid wordt, kan zich gemakke
lijk voorstellen dat het tempo van den handenarbeid
bij een dergelijke omvangrijke fabricage tekort
moet schieten. Vandaar dan ook dat de arbeidssfeer
van den boekbinder alle kenmerken draagt van een
moderne industrie in optima forma. In de ruime
lokalen heerscht de bedrijvige, roezemoezige atmos
feer van de fabriek en de bezoeker bekijkt met
respect en met de beduusdheid van den leek de
talrijke machines, wonderen van ingewikkeldheid
en vernuft, die elk haar bijdrage leveren aan de
geboorte en den levensloop van het boek. Snel en
punctueel doen de mechanische arbeidskrachten,
door een enkele menschenhand bediend, haar werk;
van machine tot machine ziet de bezoeker het pro
duct groeien, tot het van het losse blad uitgedijd
ls tot het gebonden boek.
De ontdekkingsreis door het rijk van den boek
binder begint bij het eerste blad van het boek, het
schutblad, dat ook al machinale bewerkingen heeft
te ondergaan, want het wordt met aparte machines
zoowel gevouwen als opgeplakt. Van het schutblad
leidt de tocht naar de vouwmachine, een indruk
wekkend apparaat dat de eigenlijke boekbladen, die
in groote vellen van den drukker komen, eenige
malen vouwt, zoodat ten slotte het bladzijae-for-
maat wordt verkregen. Regelmatig levert deze
machine zoo'n stapel gevouwen papier, dat een
klein deel van het boek uitmaakt, af en elk van die
stapels krijgt een plaats op een lange tafel, waar
zich de volgende phase van het „proces" voltrekt,
n.l. het z.g. vergaren of verzamelen. De gelijke sta
pels worden daar op elkaar gezet, de aansluiten/ie
telkens een plaats verder, zoodat over de lengte
van de tafels de geheele inhoud van het boek ten
langen leste uitgespreid ligt. Men behoeft slechts
5 de tafel te loopen en van elk hoopje een vel
te nemen om het volledige boek bijeen te krijgen.
Menig boekbezitter zal zich hebben afgevraagd
welke beteekenis de cijfertjes hebben, die om de
zestien of twee en dertig bladzijden onderaan de
pagina staan, dikwijls gevolgd door den naam
van het boek of van den schrijver. Ziethier de op
lossing van dit kleine mysterie: het is de numme
ring der bundeltjes ten gerieve van de vergaarders
ter boekbinderij.
Op het vergaren, dat met de hand geschiedt, volgt
respectievelijk het machinaal naaien, het lijmen
van den rug en het snijden op den z.g. driesnijder.
Deze laatste machine snijdt den bovenkant van
het nog omslaglooze boek den „kop", zegt de
vakman den voorkant en den onderkant den
..staart" met vlijmscherpe messen loodrecht af.
Na deze bewerking komt het kleuren van den „kop"
en vervolgens het rondzetten, dat het boek den
fraaien ronden rug geeft. Het rondzetten heeft
ïulomatisch tot gevolg dat de voorkant eveneens
een ronden vorm krijgt, doch ditmaal naar binnen
toe. Om de noodige stevigheid aan den rug rvan
het boek te verleenen wordt de bewerking van het
afpersen toegepast. Dit geschiedt met de kneep-
machlne, die den rug over de lengte inknijpt. Het
resultaat hiervan is te zien wanneer men den
«kop" van een boek bekijkt: het papier vertoont
op den rug een duidelijke, buitenwaarts gerichte
kromming.
Een onmisbare versiering wordt nu nog op den
rug aangebracht: het is de kapitaalband, de be
scheiden decoratie in de kleur der bandbedekking,
waarmede elk gebonden boek aan „kop" en „staart"
is opgevroolijkt.
Heeft het boek dit stadium bereikt, dan kan het
Inbangen in den band van den omslag geschieden.
Waarna het thans complete boek verhuist naar de
pietpers. een uit verscheidene verdiepingen be
staand apparaat, dat een flink aantal boeken kan
herbergen en waaruit het weer te voorschijn komt
als het drogingsproces ten einde is en bock en
band een onafscheidelijk geheel vormen. De laatste
bewerking, die het boek heeft te ondergaan voor
het ingepakt en aldus reisvaardig gemaakt wordt
voor den tocht naar den uitgever is het inbranden
van den „kneep" op den band, waardoor de lange
sleuf langs den rug ontstaat. Ook deze behandeling
heeft tot doel grooter stevigheid aan het geheel
te geven.
Bij de vervaardiging van den band neemt de
machine eveneens het leeuwenaandeel voor haar
rekening. De cirkelschaar zorgt voor het snijden-
op-maat van de kartons, de aanlijmmachine plakt
den linnen of uit ander materiaal samengestelden
band tegen de kartons aan; slechts enkele bijkom
stige bewerkingen geschieden nog met de hand. De
boekbinder begeeft zich bij de fabricage van den
omslag een oogenblik op het pad der typografie,
want de fraaie gouden letters soms zijn het
andere kleuren en ornamenten worden doo»
hem op de voorzijde en den rug van het boek aan
gebracht.
Men ziet uit dit alles dat het boek een flinken
ontwikkelingsgang heeft door te maken, voordat
het de gedaante heeft welke ons allen zoo ver
trouwd is. Soms is de af te leggen weg korter dan
hiervoor is geschetst, omdat een goed uitgerust
boekbindersbedrijf zooals dat van de firma W
Knoop en Zonen te Haarlem, waaraan schrijver
dezes een bezoek bracht over machines beschikt,
die verscheidene van de genoemde bewerkingen in
zich vereenigen en die een grooter productie moge
lijk maken. Niet altijd echter kan van deze ma
chines gebruik gemaakt worden. Over een soortge
lijk karakter beschikt de brocheermachine, die een
belangrijk aandeel heeft in de fabricage van het
ingenaaide boek. Zij lijmt het boek en hangt er
den omslag omheen, waarna de driesnijder voor
de laatste bewerking zorgt.
In tegenstelling met de zoojuist genoemde machi
nes is zij de vaste en onontbeerlijke medewerkster
bij de vervaardiging van het „boek-met-slappe-
kaft".
Wien het gegund is een middag rond te snuffelen
in de arbeidssfeer van den boekbinder zal nog met
vele andere interessante onderdeelen van het be
drijf kennismaken. Hij zal er kunnen zien hoe
jaargangen van tijdschriften of couranten worden
gebundeld, hij zal kennismaken met de machine
die „folders" van elke denkbare gestalte aflevert,
hij zal zich kunnen verbazen over het enorm
snelle tempo waarin een andere machine hechtjes
in brochures slaat en een derde de touwtjes knoopt
in cahier en de schilden van kalenders. Maar uit
den aard der zaak blijven deze dingen tot de bij
komstigheden behooren, want bovenal zal in de
herinnering van den bezoeker blijven voortleven
de groote taak welke voor den boekbindef is weg
gelegd bij de schepping van een belangwekkend
cultuurproduct: het boek.
J. H. V.
De uitvoer van bloemen.
Naar het A.N.P. verneemt is het kwantum rozen,
seringen en anjers, dat naar Duitschland mag
worden uitgevoerd met 75 pet. verhoogd. Deze
regeling geldt tot 15 Maart.
et is uw eigen voordeel en daar
om de moeite waard, om u gere
geld af te vragen of u niet reden
hebt, een GROENTJE in HAAR
LEM'S DAGBLAD te plaatsen.
Doe dat dus en profiteer ervan.
DAT de Chineezen een hoffelijk volk zijn mag
als genoegzaam bekend worden veronder
steld. Maar van het feit dat zij er 3720 be-
leefdheidsregels op na houden zal, naar alle waar
schijnlijkheid, niet iedereen op de hoogte zijn. Deze
wetenswaardigheid wordt ons onthuld door het Ne-
derlandsche Perskantoor te Berlijn dat eraan toe
voegt dat de bewoners van het Gele Rijk al die
regels ook prompt uit het hoofd kennen. Een staaltje
geheugenwerk, waarvoor ik gaarne den hoed af
neem, maar dat anderzijds ook weer begrijpelijk
is, omdat het natuurlijk een pooveren indruk zou
maken, wanneer je. Chinees zijnde, genoopt zou
zijn in een situatie het beleefdheidsboek
je voor den dag te halen om daarin he passende
antwoord, mitsgaders gebaar, op te zoeken. Zoo
zouden de Chineezen nooit of te nimmer hun repu
tatie, het hoffelijkste volk ter wereld te zijn, kun
nen handhaven.
Aan de kwestie der hersengymnastiek, hoe be
langwekkend zij den Westerling ook móge toe
schijnen, wil ik dus verder zwijgend voorbijgaan,
maar de geschiedenis, waarvan het genoemde pers
bureau in hetzelfde bericht melding maakt, zal ik
u niet onthouden. Het betreft het avontuur dat den
bekenden Duitschen ontdekkingsreiziger Filchner
in China overkwam.
Een Chineesche generaal had den Duitscher voor
een bezoek uitgenoodigd. Filchner aanvaardde de
invitatie en begaf zich op weg, doch vlak bij 't huis
van den generaal geschiedde het onverwachte: het
wagentje dat hem vervoerde kantelde en Filchner,
die zich voor deze gelegenheid in een extra blank
pak gestoken had, kwam in de modder terecht. De
generaal schoot met zijn gasten onmiddellijk te
hulp en met vereende krachten werd vervolgens ge
poogd het pak van den ontdekkingsreiziger schoon
te krijgen. Toen dit echter zonder resultaat bleef,
trad een der 3720 beleefdheidsregels in werking:
het geheele gezelschap sprong zonder blikken of
blozen in de modder en wentelde er zich net zoo
lang in totdat niemand in ontoonbaarheid bij Filch
ner ten achter stond.,
Ik moet u bekennen dat deze gebeurtenis mij
even tot nadenken gebracht heeft. Zou mogelijk
zijn de nobele gedachte die daaraan ten grondslag
ligt ook "bij ons ingang te doen vinden? Niet dat ik
tot een klakkeloos navolgen van dit Chineesche
gebruik wil adviseeren.
De tijden laten een roekeloos omspringen met
geld en kleeding niet toe en bovendien zou zoo'n
voorval meteen het doodvonnis over uw textielkaart
beteekenen. Neen, wij zouden het op een schaal van
geringer afmetingen kunnen probeeren.
Er zijn in het leven van die kleine verdrietig
heden, welke, met de hierboven geschetste Chinee
sche wijsheid voor oogen, gemakkelijk uit de wereld
geholpen kunnen worden. Ik bedoel de pijnlijke
situaties, waarin ge somtijds, geheel buiten uw wil
dus, in gezelschap wordt gebracht. Neem bijvoor
beeld het geval met het nougatgebakje dat ge ver
plicht zijt van de schaal te nemen, omdat er nog
maar één taartje naast ligt, dat ge beleefdheidshalve
aan de gastvrouw overlaat. Ik behoef niet uit te
weiden over de onmenschelijke taak het recalci
trante ding met behulp van het beruchte te kleine
bordje en het volkomen onmachtige vorkje te deci-
meeren, terwijl ge in uw overspannen gemoedstoe
stand de oogen van het geheele gezelschap op u ge
richt voelt. Waarom de Chineesche hoffelijkheid
niet als spiegel voorgehouden? Waarom, als ge de
rol van gastheer of gastvrouw vervult, niet uitslui
tend van zulke gedrochten rondgediend en gemeen
schappelijk het leed gedragen, zooals in het geval
van Filchner? Het zal u hoogstens een enkel ver
bogen taartvorkje meer kosten, maar de onderlinge
verstandhouding kan met deze oplossing slechts
gebaat zijn.
Ik noemde u slechts één voorbeeld van mensche-
lijke perikelen, er zijn vele, velg andere. Ge zult ze
gemakkelijk zelf aan het dagelijksche leven kunnen
ontleenen en waarem zou de Chineesche filosofie
ook daar niet een antwoord op weten?
J. H. V.
DE BOMAANVAL VAN ZONDAG J.L. IN
DEN HAAG.
De wnd. burgemeester van Den Haag heeft
aan de nabestaanden van de slachtoffers van den
bomaanval van Zondag j.l. een brief van roüw-
beklag gezonden.
Daarbij heeft hij ook de deelneming overge
bracht van den gevolmachtigde voor de provincie
Zuid-Holland van den Rijkscommissaris voor hel
bezette Nederlandsche gebied, die zulks had ver
zocht.
Reproductie van een koperets van Romeyn de Hooghe.
Wij hebbo» in ons vorig nummer een foto op
genomen van het prieel in den tuin van het
Prinsenhof. Dit prieel is een overblijfsel uit den
glorietijd van het Prinsenhof, dien Romeijn de
Hooghe gekend heeft toen hij daarvan een ko
perets maakte, die hierboven gereproduceerd
is.
Reeds dadelijk zien wij dat het prieel toen door
een dak gedekt was, waardoor een grootscher
aanblik verkregen werd.
Het Prinsenhof was een overblijfsel van het
voormalige klooster der Preekheer en, dat ach
ter het Stadhuis (vroeger Grafelijk Paleis)
gevestigd was. De kloostergangen in het Pand
herinneren daaraan nog. Nadat het gebouwen
complex niet meer door de monniken gebruikt
werd, diende het voor het plechtstatig ontvan
gen en huisvesten van stadswege der Stadhou
ders en hooge burgerlijke en militaire beamb
ten.
Het gebouw aan den linkerkant was het eigen
lijke Prinsenhof. Nu vindt men daar de raads
zaal en de Openbare Leeszaal en Bibliotheek.
De vroegere kloostertuin was blijkens deze af
beelding een ware lusthof.
H^t prieel diende om de h'ooge gasten een ge
noeglijk zitje te geven met een uitzicht op de
lusthof.
Aan den achterkant ziet men de huizen der
Jacob ij nestraat.
De ets toont a'an dat de tuin grooter is ge
weest dan hij nu is. Ongetwijfeld is bij den bouw
van het Gymnasium een stuk van den tuin op
geofferd. Op den grond waar nu de nieuwe
vleugel van het Gymnasium staat werd vroeger
een huis gevonden dat bewoond werd door ds.
Bon tan.
In 1720 werd besloten de tuin van het Prin
senhof te bestemmen tot Hortus Medicus (tuin
om geneeskrachtige planten te kweelaen).
No. 246
Eetvisite
\\o-v,
k
1/ i
1. Voor het eerst
is hem toegestaan
mee te eten. terwijl
er een gast is; be
sluit zich keurig te
gedragen.
2. Eet gedwee zijn
kom leeg en houdt
hem ondersteboven
om te zien of alles
echt op is; ontdekt
dat het niet het
geval is.
3. Moeder haalt
kom weg; staart ge
ïnteresseerd naar
gast-
4. Besluit den
maaltijd wat op tc
vroolijken en roffelt
met zijn lepel op
het stoelblad.
5. Moeder verwij
dert lepel; staart
naar gast, die wat
ongedurig wordt.
6. Besluit haar te
laten zien hoe groot
hij al wordt, door in
zijn stoel te gaan
staan.
7. Gast vreest dat
hij zal vallen en
steekt haar arm
uit, daarbij haar
glas water omver
gooiend.
8. Begrijpt niet
waarom hij nu op
eens naar bed moet;
hij heeft zich goed
gedragen.
De steller van de advertentie in onze courant
van Zaterdag heeft ongetwijfeld gedacht: „Je kunt
het niet weten". Daarom stelde hij de vraag: „Wie
heeft te koop een Rembrandt, van Dijck of Frans
Hals?"
Laten alle Haarlemmers eens hun schilderijen
bestudeeren. Als de naam van den schilder er onder
staat is gauw te constateeren of die overeenstemt
met een van de drie gevraagde. Moeilijker wordt
het als en dat is met veel schilderijen die de
huiskamers sieren het geval er geen naam te
ontdekken is. Dan komt het onzekere. Je kunt niet
weten.
Natuurlijk komen alleen oude schilderijen in
aanmerking. Hoe ouder hoe beter. De beste kam6
maken de stukken die zoo smoezelig en bruin ge
worden zijn, dat 'het moeilijk is uit te maken of het
een interieur of een landschap is. Men moet even
wel beüenken dat stukken die jaren lang in een
vertrek gehangen hebben waar veel gerookt en ge
smookt is niet alleen onze voorvaderen rookten,
maar ook him haarden en kachels allicht iets van
het „Rembrandtieke licht" kregen waaraan de
grootmeester onzer schilderkunst absoluut onschul
dig is
Wie een spoortrein of een auto op zijn schilderij
ziet, kan het zoeken wel staken, want daarvan heb
ben geen van de drie matadors van het palet zelfs
gedroomd.
Wie reden heeft om te twijfelen moet een paar
kwartjes bestefdien om een vergrootglas te koopen.
Dan kan hij zijn ledige avond-uren vullen met
jacht op avonturen, door in dien avond te turen of
hij ergens in een donker hoekje den naam van den
sohilder kan ontdekken. Natuurlijk staat dit gelijk
wij zeggen het meteen om ontnuchtering te voor
komen! met het zoeken naar een speld in een
hooiberg, met het spelen in de Staatsloterij met
het oogmerk de 100.000 te winnen. De kans dat
men na Tang zoeken op een oud schilHierij als nog
een naam vindt, is met uitgesloten, maar of het
dan één van de drie is, is juist de groote vraag.
Maar de moeite van het zoeken kan al beloond
worden als men „maar" een Jan Steen, een Van
der Vinne of een de Braay ontdekt. Er zijn wel
eenige honderden goede oude meesters, zoodat er
tenslotte misschien wel meer dan één speld in den
hooiberg is! Het zou dit voegen wij er als troost
bij! niet de eerste keer zijn. dat op die manier
nog een verloren meester ontdekt werd.
Men kan de bezigheid als een tijdverdrijf opvat
ten. Wij puzzlen immers ook wel, zelfs al is er
geen prijs mee te verdienen!
Misschien staan er op den rommelzolder nog wel
oude schilderstukken die men niet mooi genoeg
meer vond om de kamers te sieren. Zelfs een
Rembrandt met een gat er in kan nog een flinken
prijs opbrengen, want de schalderijenreslaurateurs
zijn in hun vak minstens even knap als de diames
van de stoppage-inrichting, die de brandgaten in
uw Zondagsche pak onzichtbaar repareeren.
Dus maar zoeken.
En veel succes!
Als er een Rembrandt, Frans Halfs of Van Dijck
gevonden wordt, zal onze redactie het gaarne hoo-
ren. Dat is dan meteen een mooi nieuwtje voor de
courant!
De steller van de advertentie heeft misschien ook
hoop gehad, eet de directeur van het Frans Hals
museum zijn advertentie las. De gemeente heeft,
als ik het goed heb, zeven Halsen. een of twee
daarvan zouden zooveel opbrengen dat zij het te
kort op de Haarlemsche gemeentebegrooting groo-
tendeels zouden dekken.
Wij vernemen intusschen dat de steller der ad
vertentie een aanbieding ontvangen beeft van
iemand die zei een Rembrandt te hebben. Maar dat
was een.litho, zooals men er voor enkele dub
beltjes een in eiken boekwinkel koopt.
VAN T.
Tn arcliiefkelder van postcheque- en
girogebouw woedde brand.
Vuur spoedig bedwongen.
Woensdagavond omstreeks zeven uur ont
dekte de portier van het centrale girokantoor aan
het Spaarneplein te 's Gravenhage op zijn ronde,
dat in den kelder van den uit zeven verdiepingen
bestaanden vleugel waarin de archieven van den
postchèque- en girodienst zijn ondergebracht,
brand was uitgebroken. Hij waarschuwde onmid
dellijk de brandweer, die enkele minuten later
met groot materiaal reeds in actie kwam.
De papiermassa in den kelder waarin de
minst waardevolle bescheiden gedurende zekeren
tijd worden bewaard ontwikkelde zooveel rook,
dat deze in vrywel alle afdeelingen van het
groote gebouw doordrong. Van buiten af maakte
dit veel indruk, doch in wezen bleek de brand
weinig omvangrijk te zijn en hij kon door de
brandweer met eenige groote stralen tot het ge
noemde keldergedeelte worden beperkt.
De schade is niet groot.
LANGS DE STRAAT.
IN DE TRAM.
„Morge, heeren, frischjes van morgen".
Gemompel.
„Maar je kunt het -nu mooi aan de dagen
zien".
„Hm".
„Naar je werk gaan bij nacht en ontij bevalt ook
niet".
„Nee.
„Vindt u wel?"
„Toch niet".
„Verschrikkelijke dingen mee beleefd".
„Toch waar?"
„Ik kom op een Januarimorgen om acht uur hier
den hoek om, meneer. Komt er iets uit het duister
op me af en vraagt: „Ben jij dat, Hein?" Ik héét
Hein, meneer en antwoord dus: Ja, wat de zuivere
waarheid is. Meteen krijg ik een morgenzoen. Ik
bleek de verkeerde Hein te zijn en even later ver
nam ik, dat ik een monster was en een stieke
merd. Juist toen ik wat terug wilde zeggen ver
scheen Hein nummer twee. Gelukkig was de tram
in de buurt en ik kon er dus op een bedekte ma
nier tusschen uit te knijpen".
„Ja, in 't donker zijn alle katjes grauw".
,,'t Was een kat, meneer".
„Meneer?"
„Station, conducteur. Zette uw buurman zijn
vuilnisemmer óók op 't trottoir, meneer?"
„Dat geloof ik niet".
„De mijne wel. Ik ben drie jaar middenvoor
geweest, maar 'k heb nog nooit zoo'n opstopper
tegen mijn schenen gehad".
„Dat spijt me voor u".
„Twee dagen thuis gezeten meneer en herrie
met mijn baas op den koop toe".
„Treurig".
„Jawel. Maar ik heb van me afgebeten, me
neer. Ik heb hem gezegd, dat hij die paar dagen
dan maar zijn smerige zaken alleen moest doen".
„Dat gaat nogal".
„En dat hij op zijn tijd zijn vet zou krijgen".
„En nam uw patroon dat?"
„Iemand die in zijn zaken geen daglicht kan
velen! Zoudt u willen gelooven, meneer, dat hij
van verduistering rijk is geworden?"
„Ongelooflijk! Is 't onbescheiden, te vragen...."
„Mijn patroon is vethandelaar en kaarsenmaker,
meneer.
„Station, heerenl"
D.
Uitspraken Haarlemsche Rechtbank
Het dienstmeisje uit Wijk aan Zee, dat veertien
dagen geleden voor de Arr. rechtbank te Haarlem
terecht stond omdat ze van haar mevrouw een
portemonnaie met bankbiljetten gestolen had. werd
hedenmorgen bij uitspraak van de Arr. recht
bank veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf
met aftrek.
Twee inwoners van Zaandam die verdacht wor
den van inbraak in een gebouw van den Distri-
butiedienst aldaar, waaruit 15 blikken werden
werden ontvreemd werden hedenmorgen veroor
deeld tot 10 maanden gevangenisstraf met aftrek.
Een vrouw uit Imuiden, die terecht had gestaan
wegens heling van potlooden, doosjes sigaretten,
een pijp en soortgelijke artikelen, welke gestolen
werden door drie jongetjes van ongeveer 12 jaar,
werd veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf
met aftrek.
De zoon. die een handdynamo verkocht had ter
wijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig was,
werd veroordeeld tot een boete van f 15 subs 9 d.
van de Winterhulp Nederland
Winterhulp Nederland, den Haag.
No. 5553. Als banlc der Winterhulp
Nederland ic aangewezen de Kas ▼es-
een i ging N.V. Amsterdam No. 877a
Stort op 5553 of 877
H. D. Louwes:
„Het betrachten van naastenliefde fs
aan geen tijd van oorlog of vrede, doch
aan den heerschenden staats- of maat-
schappijvorm gebonden. Zij rust tn een
der meest elementaire menschenplichten:
de verantwoordelijkheid van den een voor
den ander, steunt daarom de Winter
hulp".