Vertrouwen op
de toekomst leeft
Jiutistr
Eigenaardigheden in Haarlem en Omgeving
FLITSEN
Hun laatste sigaret
OENSDAG 12 MAART 1941
HSAREEM'S DAG BE AD
Indrukken van de Jaarbeurs
Raad van Beheer
verwacht
nog verdere
uitbreiding der
expositieruimte
Van gesloten tot open stand
Hokjesgeest ter beurze grondig verdwenen
De Jaarbeurs te Utrecht heeft Dinsdagmorgen haar poorten weer geopend. Een
overzicht van de drukte voor de loketten bij den ingang van het Jaarbeurs
gebouw.
(Foto Pax Holland)
HET zal binnenkort vijf en twintig jaar
geleden zijn, op 29 Mei a.s., dat in de
burgemeesterkamer ,te Utrecht de Ne-
derlandsche Jaarbeurs werd ten doop
houden. De wereldoorlog woedde al bijna twee
ar, maar toch waren er mannen die durf en
oed hadden, maar vooral inzicht in wat ons
drijfsleven noodig had, die zich niet lieten ter-
er slaan door moeilijkheden, doch naar de toe-
imst zagen. Zij 'begrepen, dat er door onzen
r.del nieuwe wegen moesten worden ingesla-
a, en meenden die nieuwe wegen te kunnen
iden door het stichten van een instelling die
a zakenmensohen gelegenheid zou bieden in
a centraal punt kennis te nemen van wat er in
n branche te koop was. Daar het mannen van
daad waren, duurde het niet lang dat de eer-
ibeurs, in 1917, werd gehoudenv Zij bezat be-
jpelijkerwijze niet de volmaaktheid welke zij
bezit, nu zij reeds tot de vier-en-veertigste is
vorderd. Er was nog geen enkel vast gebouw,
handel wist nog niet goed wat zij aan de
euwe instelling had, het publiek beschouwde
meer als een groote tentoonstelling en
omde samen rond de houten hokjes op het
eeburg, het Janskerkhof, aan de Kanaalstraat
overal waar de stands waren neergezet. Maar
Raad van Beheer hield het doel voor oogen en
eft, in nog geen 25 jaar het instituut uitge-
luwd tot wat het nu is: het onmisbare interme-
air voor den handel. Daarom kan de zakenman
in nu de oprichters van 1916 niet genoeg prij-
n.
De thans aan den gang zijnde' beurs is, zooals
en weet, Dinsdag geopend en ook nu weer is de
:rs op den eersten beursdag door den Raad van
sheer ontvangen. Tijdens het noenmaal dat den
ertegenwoordigers der pers werd aangeboden
eeft de voorzitter van dien Raad, dr. F. H. Fen-
tier van Vlissingen. een korte welkomstrede ge-
ouden, waarin hij erop wees, dat er dit jaar vele
randeringen op de beurs te constateeren waren
er dat vele trouwe deelnemers aan vroegere
'urzen ontbreken. Eén der redenen hiervoor is
örek aan grondstoffen. Daarnaast hoort men
erhaaldelijk de mening verkondigen, dat voor
En verkoop geen Jaarbeurs-intermediair noo-
g is, doch dat het integendeel van meer belang
verkoopers naar de Jaarbeurs te brengen. Een
i ander heeft niet kunnen verhinderen, dat de
nor deze oorzaken opengekomen ruimten zeer
loedig waren ingenomen doordat verscheidene
posanten meer expositieruimte noodig hadden
doordat er nieuwe exposanten zijn bijgekomen,
aardoor kan dr. Fentener van Vlissingen met
ots vermelden, dat de Jaarbeurs weer een uit-
erkocht huis had.
De voorzitter van den Raad van Beheer wees
izijn rede nog op een kenmerkende ontwikkeling
sn het Jaarbeursinstituut. Toen de eerste beur-
En werden gehouden, moest iedere deelnemer een
een stand hebben en in ziin omeevin? mocht een
incurrent geen expositieruimte krijeen. De leden
Bn dezelfde branche ontvluchtten elkaar zooveel
togelijk, bang dat een cliënt zou zien. dat hij
bk ergens anders zou kunnen koopen: de hokjes-
pest.
Deze geest werd echter al sooedig teruegedron-
en: de groep ontstond. De Jaarb°ur*deelnemers
een bepaalde branche gincen zich vereeni?en.
!en was niet meer zoo bevreesd dat de detaillist
ennis zou nemen van wat concurreerende firma's
adden aan te bieden, en daardoor werd een be-
ingriike stap vooruit gedaan. De beursbezoekers
ehoefden niet meer hun heele catalogus door te
luffelen om te zien of ergens een stand was,
■aar misschien nog wel iets voor hen kon ziin.
n behoefden ook niet meer van h°t eene eind
in de beurs naar het andere te hollen voor het
Koeken van de hen interesseerende firma's Zii
onden alle firma's uit één bedrijfstak hu elkaar
ii konden op hun eemak zak mi doen Maar....
Ie stand bleef vriiwel steeds gesloten.
Thans begint ook hierin echter wijziging te ko
len. De gesloten stands verdwiinen meer en
leer en worden tot, open expositieruimte. De
eelnemers gaan zelfs over tot gezamenlijke de-
nonstraties.
Deze ontwikkeling verschaft, dr Fentener van
Ussingen een geruststellend cevoel voor de toe-
omst van de Nederland?che Jaarbeurs. Er zal
komende jaren vermoedeliik meer ruimte
torden aangevraagd dan tot nu toe.
De uit dit welkomstwoord sorekende geest,
'elk welkomstwoord in kort bestek verleden,
leden en toekomst behandelde, is kenmerkend
foor de leiders van de Jaarbeurs. In oor'ogst^d
ijn zij met hun werk begonnen, in oorlogstijd
etten zij het door en vin-den teven? gelegenheid
ie toekomst met optimisme tegemoet te gaan. Zij
ien in, dat men niet bij de pakken mag gaan
Neerzitten en houden het. oog od de toekomst ge-
'*tlgd. Zii reaHceeren z-'^h. dat on elk oocen-
blik een stukje toekomst heden wordt »n een
tukje heden verleden. Daarom kan niet bii het
leden geleefd worden, maar alleen bij de toe
komst. Vandaag moet gezorgd worden, dat men
voor den komenden dag van morgen gereed is,
want alleen hij die zoo handelt kan kans hebben
tot het heden van morgen te behooren. Wordt
dat niet bereikt, dan zal men morgen wel beleven,
maar tot den verleden tijd, tot dat wat afgedaan
heeft gerekend worden.
Het aantal optimisten ter Jaarbeurze beperkt
zich evenwel geenszins tot de leden van den Raad
iederen standhouder bijtellen. Had hij geen hoop
meer op de toekomst, hij zou geen geld voor ex
positieruimte hebben uitgegeven en het op an
dere wijze hebben besteed. Door zijn deelneming
aan de'beurs heeft hij nog eens duidelijk zijn
vertrouwen uitgesproken, dat de moeilijkheden
van thans eens (hij hoopt: zeer spoedig- achter
den rug zullen zijn. Dan zal hij deel hebben aan
een beteren tijd en meer kans hebben op succes
dan degenen die tijdelijk in den schuilkelder zijn
gekropen en daardoor het contact met den tijd
zijn kwijtgeraakt. Als ze weer te voorschijn komen,
zullen ze ontdekken, dat de wereld niet heeft stil
gezeten. dat er veranderingen zijn gekomen,
welke zij eerst nog moeten verwerken, en nieuwe
producten die zij niet kennen. Daarom stelt de
verstandige zakenman zich niet aan dit gevaar
bloot. Hij weet, dat hij door met de handen over
elkaar te gaan zitten, door zijn reclame te staken,
door zich niet meer daar- te vertoonen. waar hij
verwacht wordt niets kan winnen, doch alles
verliezen en wil dit risico niet loopen. Hij werkt
rustig voort, zonder zich ter neer te laten slaan
en houdt het oog gericht op de toekomst.
Nieuwe inspecteur der registratie te
Haarlem.
De heer J. C. Bus uit Dordrecht benoemd.
De inspecteur der registratie en domeinen, de
heer J. C. Bus is verplaatst van de inspectie der
registratie te Dordrecht naar de inspectie der
registratie te Haarlem.
De heer Bus is 11 Augustus 1899 te Velsen
geboren; hij genoot onderwijs aan de H. B. S. te
Alkmaar. Na in Amersfoort gestudeerd te heb
ben, slaagde hij in 1921 te 's-Gravenhage voor
het examen als surnumerair. ALs zoodanig werd
hij in dat jaar werkzaam gesteld te Haarlem:
hier bleef hij tot 1924. Toen werd hij benoemd
tot ontvanger bij de registratie te Harderwijk;
als zoodanig werd hij reeds een jaar later over
geplaatst naar Den Helder. Hier bleef hij tot
1929. In dat jaar werd hij benoemd tot inspec
teur te Sneek en in 1936 als zoodanig te
Dordrecht, waar hij tot dusver werkzaam is ge-
geweest.
I
ZEEP AAN INVENTARISATIE ONTTROKKEN
Een 24-jarige drogist te Haarlem had aan de ver
dichte inventarisatie van distributiegoederen een
hoeveelheid zeep onttrokken. Bij hem werden fn
beslag genomen 251 stukken zeep. een hoeveelheid
ootten en een fust met vloeibare zeep. Bovendien
kreeg hij een proces-verbaal.
In dit atelier is de vroegere schuilkerk aan de Bakenessergracht te Haarlem
moeilijk te herkennen.
(Foto De Haas)
Een schildersatelier in
een oude schuilkerk
Eenige jaren geleden heeft de Oud-Katholieke
kerk te Haarlem aan den Kinderhuissingel een
nieuwe kerk laten bouwen omdat haar oude kerk
aan ae Bakenessergracht niet meer aan de eischeii
voldeed. Dat oude kerkgebouw had evenwel een
belangrijke historie, het is in vroeger eeuwen
een R.K. schuilkerk eeweest.
Het interieur der oude schuilkerk.
(Foto archief)
Hierdoor worden wij verplaatst naar den tijd
dat het aan de Roomsch-Katholieken verboden
was kerkdiensten te houden. Er werd toen ge
bruik gemaakt van verborgen kerken, waarvan
het bestaan alleen bekend was aan de kerkbe
zoekers. De kerk aan de Bakenessergracht —as
gelegen boven een bierbrouwerij, die een ingang
had in de Koksteeg. Indertijd toonde Pastoor
Nieuwenhuyzen van de Oud-Katholieke kerk ons
nog verschillende aanwijzingen in het gebouw
die er duidelijk op wezen langs welken weg de
priester kon ontvluchten als soms een overval
werd gedaan om vast te stellen dat tegen het ge
bod der overheid toch kerk gehouden werd.
Het was een aardig vriendelijk kerkgebouw-
tje met een tongewelf.
Wij geven hieronder nog
.een afbeelding hoe vroe
ger het interieur was.
Het oude kerkje kostte
aan de Oud-Katholieke kerk
op den duur te veel aan on
derhoud, daarom werd
tenslotte tot het zetten van
een nieuw gebouw overge
gaan..
Het oude kerkje aan de
Bakenessergracht had geen
bijzondere historische waar
de. Reden om het voor 1 et
nageslacht te bewaren *as
er niet omdat reeds te Am
sterdam een schuilkerk be
houden is (aan den Singel
waar nu het museum Am-
stelkring is ondergebracht)
Het gebouw is nu in ge
bruik genomen door den
schilder-decorateur Jan
Kraakman, die er zijn ate
lier gevestigd heeft. D<
vorm van het gebouw her
innert natuurlijk nog wel
aan de vroegere bestem
ming als kerk. maar het in
terieur heeft veel veran
dering ondergaan.
No. 251
Tactiek
1. ieder zuigeling
heel goed, dat
2. hoe zeurderig hü ook
3. en hoe hard hij
schreeuwt om zijn speel
goed
4. en hoe hardnekkig hij
het weer weggooit als hü
het heeft
5. en weigert zijn melk
zoet op te drinken
6. kortom, hoe hinderlijk
en vervelend hü ook doet
7. hü zoo gauw moeder's
geduld ten einde is
8. in een oogwenk alles
weer goed kan maken
9. door alleen maar zün
armen uit tc steken en te
lachen
in Haarlem
-• en daarbuiten.
Avontuur met schilderijen.
Eens in mijn leven, was ik op reis met Matthijs
Maris. Hij zat in mijn koffer. Zijn zelfportret be
doel ik, het bekende, thans in het Rijksmuseum
KröllerMüller op de Veluwe opgeborgen. Een
reproductie ervan vergezelt dit verhaal. Hij schil
derde het op achttien jarigen leeftijd, wonderlijk
knap en vroeg-rijk als hij als schilder geweest is.
In de eerste jaren van deze eeuw was dat zelf
portret, een klein paneeltje, niet veel grooter
dan een foto van 18 x 24, het eigendom van een
Amsterdamschen kunsthandel, in wiens dienst ik
was. Onder de cliënten der firma bevond zich een
Zwitser, een oud-Deliaan, die in een prachtige
behuizinge boven het meer van Zürich woonde,
en ieder jaar voor de groote Amsterdamsche
tabaksinschrijvingen naar Holland kwam en er
plezier in gekregen had, dan telkens mooie wer
ken van de Haagsche school mee naar huis te
nemen. Het was niet uitsluitend uit sympathie
voor het land, in welks koloniën hij zoo gelukkig
gewerkt had, dat hij Hollandsche kunst in zijn
woning wenschte te zien: hij had voor die kunst
een oprechte bewondering. Van alle c|rie de Ma-
rissen bezat hij verschillende zeer mooie werken
van Thijs zelfs een paar belangrijke, groote fi
guurstukken. Derhalve was het van mijn chef nog
zoo gek niet bekeken, toen hij mij opdroeg het
zelfportret, dat zeven duizend gulden moest op
brengen, mede naar Zwitserland te nemen en dien
heer den aankoop er van in zijn eigen omgeving
voor te stellen. Want als hij naar Amsterdam
kwam werd hij uit den aard der zaak van links
en rechts door de concurrenten met aanbiedingen
in zijn hotel overladen.
Het paneeltje was niet groot, en al zat er een
kostbare, breede palissanderhouten museumlijst
omheen, het kon gemakkelijk in mijn handkof
fer.... dus daar gingen we dan. Het reizen met
kunstwerken was toen minder bezwaarlijk dan
later. Meer bagage dan het noodzakelijkste voor
een dag of vier, vijf, nam je niet mee; invoerrech
ten of andere soesah kenden we niet: kunst was
vrij. Je kocht je kaartje en nam wat geld mee,
voor die paar dagende rest kwam vanzelf.
's Morgens in de vroegte sjouw ik dus. in die
stemming van gemoedsrust van Iemand die niets
op zijn geweten heeft en ook niets kwaads in den
zin met mijn koffer van de Badische Bahnhof
gloor den doorgang waar de Zwitsersche douane
zetelt, om aan den anderen kant de Schweize-
rische Bahnhof, dat wil zeggen Zwitserland te
bereiken. Een oude, dikke, zwaarbebaarde doua
nier kijkt me van over zijn toonbank vies aan.
wijst op mijn koffer en zegt: „Nix zu verzolla?"
Ik knik welgemoed van neen. maar daar neemt
de baardman geen genoegen mee. wijst op z'n
toonbank en zegt:
„Machen Sle uf" wat ik natuurlijk onmiddellijk
en gemakkelijk ten uitvoer breng.
Tusschen wat nachtgoed en verschooning ligt
Thijs Maris, met den blik van hautaine minach
ting. Ik geloof dat die blik den baardman prik
kelt. hij geeft Thijs dien blik even hautain terug,
en dan. streng tot mij- ..Was ist dos?"
„Das ist ja 'n Jemalde" geet ik orompt ten ant
woord, probeerend zelfs, den man in een goed
humeur te brengen door naar mijn beste krach
ten dat gemoedelijk wollendeken-achtige van zijn
Schweizer-Duitsch te imlteeren. De baardman
kijkt weef vies, nu naar Thijs Maris, dien hij
vooizichtig van uit mijn lingerie opheft, voor zich
uit houdt, en aandachtig, maar zonder bewonde
ring bekijkt. Eindelijk schijnt hij het met zichzelf
en over Thijs eens te wezen, kiikt mij weer som
ber aan en zegt: „Zollpfllchtig", waarna hij met
mijn kunstwerk gaat wandelen.
Van mijn bovengeschetste gemoedsrust was geen
sikkepit meer over. Ik herinner mij alleen dat
bliksemsnel door mijn hoofd ging: „Invoerrecht?
Een nieuwtje misschien? Waarde aangeven? Wat
voor waarde? Zeven duizend is veertien duizend
franken! Al is het maar één procent, dan houd ik
niet genoeg over voor mijn reis. Maar wat zég
gen? Vijf honderd frankjes bijvoorbeeld? Ik weet
den inkoopprijs niet eens! En het is toch nog
niet verkocht. Riskeeren dat ze het achter hou
den? En dan? Reis voor niets. Onzin. De baas
woest. Ik heb toch vroeger heele ladingen kunst
door Europa gesleept! Onzin. Ik zweette bloed,
geloof ik, maar verloor Thijs niet uit het oog.
De baardman was ermee bij een hooge lessenaar
gaan staan en liet het aan een collega zien, een
mager, spichtig bergbeklimmerstype. peper-en-
zoutkleurig zijn geheele existentie Beiden bestu
deerden nu Thijs aangezicht, doch spraken niet.
Dachten beiden vermoedelijk dat een beetje van
hun berglucht dien man geen kwaad zou hebben
gedaan. Toen gebeurde hét nooit te vergeten mi
rakel. De baardman stapte met Thijs naar een
andere tafel, lei hem daar voorzichtig op een
bascule en keek nauwkeurig hoe de wijzer door
sloeg. Thijs Maris werd gewogen en per pond in
Helvetië ingevoerd.
Ik voel nu nog hoe alle zwaarte opeens van mij
afviel. Ik had den baardman de hand willen
schudden, toen hij, dood ernstig weer vóór mij
kwam te staan, met zijn „weloverwogen" oordeel:
.Dreizah franka fünfzik".
Te opgelucht om mijn vriend explicatie te vra
gen, heb ik zelden met zóóveel plezier 13 frank 50
uitgeteld gis daar in Basel bij de douaniers. Ik
wist nu tenminste wat een Thijs Maris waard
wasdoor de mooie zware lijst die eromheen
zat.
Drie uur later zat ik in Zürich bij Baur-aai-Lac
van een kleintje koffie te genieten, en was alle
verschrikking vergeten.
J. H. DE BOIS.
Neen. rooklustige lezer, hel gaal niet over d e
laatste sigaret. Zoover zyn wij blijkbaar nog lang
niet. Er zijn wel dagen geweest dat voor de winkels
bordjes hingen met het opschrift „geen sigaretten"
maar na enkele dagen verdwenen die weer, omdat
er nieuwe voorraad was aangekomen. Wij rooken
gelukkig nog en als de voorteekenen niet al te zeer
bedriegen, zal het wel zoo blijven. Wel moeten de
lookers genoegen nemen met nieuwe mélanges. Zoo
zijn den laatsten tijd hier sigaretten van Bulgaarsche
tabak aan de markt gekomen.
Maar nu over hun laatste sigaret.
De hierbij betrokkenen waren twee opgeschoten
jochies, die, daarvan ben ik overtuigd, nog niet ge
noeg jaren telden om klanten te zijn van den si
garenwinkelier. Hoe zij aan het doosje sigaretten
gekomen waren weet ik niet. Ik ben geen politie
man, zoodat ik geen neiging had hen bij de kraag te
pakken om te laten biechten hoe zij aan het rook
gerei gekomen waren. Ik vermoed trouwens dat de
grimmigste politieman het er niet zou hebben uit
gekregen.
De jochies liepen op de Oude Gracht te Haarlem.
Jan zei tegen Piet: „er zit er nog maar één in!"
Piet zuchtte en vroeg: „wat nou?"
Wat nu? zoo dacht ook ik. Zouden ze om hun
laatste sigaret een robbertje gaan vechten? Er zijn
in het jongenskamp om nietiger oorzaken halve
veldslagen geleverd.
Maar Jan wist een minder gewelddadige oplos
sing- Hij zei: „eerlijk deelen!" Meteen haalde hij
een mes uit den zak (hij zou geen Haarlemsche Jon
gen geweest zijn als hij dit attribuut niet bij de
hand had) en met een timmermansoog .zocht hij het
midden van de sigaret. Een raamkozijn diende als
snijtafel. Jan had zoo eerlijk gedaan, dat hij aan
Piet de keuze liet.
Een halve sigaret is niet voel, maar opgewekt
joegen de knapen den brand er in. Even voelden zij
zich den konging te rijk. Alsof er aan een halve si
garet geen einde komt liepen zij van den geur en
den smaak te genieten, totdat het vuur hen te na
aan de lippen kwam.
Toen verloor ik de knapen uit het oog, maar ik
ben er zeker van dat hun jonge hersenen beroerd
werden door het levensraadsel hoe zij aan andere
sigaretten zouden komen.
VAN T.
OVERTREDING PRIJZENBESCHIKKING
De Haarlemsche politie heeft Dinsdag een win
kelier bekeurd, die cacaopasta te duur verkocht
had. Zes potten met die pasta werden in beslag ge
nomen