Jitmscfiouw lüetteiifke widening) „3eu$d" Het Nederlandsche bioscoop wezen in nieuwe banen Schandaal om Veronika Een detectivefilm Litteraire Kantteekeningen. Uw Radio defect? Ledenconcert De boulevard te Zandvoort ZATERDAG 15 MAART 1941' HAARLEM'S DAGBLAD Hoe gaat het met de nationale industrie 's - GR A VENHAG E„Wanneer een groot deel van 'het Nederlandsche publiek een vooroordeel tegen film en bioscoop koestert, dan bewijst dit slechts, dat het Nederlandsche volk in deze aan gelegenheid blijk geeft van een gezond instinct. Jarenlang heeft de internationale filmproductie op onze markt de groote rommel en de minder waardige rolprenten gespuid, omdat er ten on zent praktisch alleen gemeten werd, of de jurken van de sterren wel lang genoeg waren. Dat was het criterium der toelaatbaarheid. Strekking, op voedkundige waarde, ook in volkschen zin, en wat dies meer zij, kwamen er minder of veelal heele- maal niet op aan." Zoo vernamen wij tijdens een onderhoud, dat wij op het departement van volksvoorlichting en kunsten hadden met de 'heeren H. M. van Triet, directeur van den Nederlandschen Bioscoopbond en Alb. J. Richel, hoofd van het bureau voor film zaken ten departemente. Zooals bekend is, zal de secretaris-generaal van volksvoorlichting en kun sten, Dr. Goedewaagen, Maandag a.s. het nieuwe gebouw van den Nederlandschen Bioscoopbond, die thans als bedrijfsorganisatie onder dit depar tement ressorteert, officieel openen. „Natuurlijk moet een van de allerbelangrijkste voorlichtingsmiddelen van het volk, de film, in dezen tijd van corporatieven opbouw van Europa, waaraan ons land zelfstandig zal moeten deelne men, binnen het bereik van de Nederlandsche staatszorg vallen. Aldus de heer van Triet. Dit was de oorzaak van een verordening in October 1940, uitgevaardigd door de toenmalige secretarissen- generaal der departementen van onderwijs, kun sten en wetenschappen en binnenlandse he zaken, waarbij film- en bioscoopwezen uit handen van particulieren in casu den bioscoopbond wer den overgedragen aan het departement van O.K.W. Dit bleek noodzakelijk, omdat de bioscoop bond in zijn toenmalige samenstelling bestemd was. om de materieele belangen van een bepaalde groep te behartigen, terwijl het algemeen volks belang secundair was, of geheel werd veronacht zaamd. Hoofdbestuur en ledenraad van dit ex ploitatie-instituut moesten dan ook op non-actief gesteld worden. By de splitsing van het ministerie van onder- Een belangrijk filmwerk Kristina SÖderbaum in de film „Jeugd". (Foto archief H.D.) Problemen van de jeugd hebben reeds op veler lei wijze tot onderwerp van films gediend. Dit valt niet te verwonderen, daar het hier een ge bied betreft waarop vele psychologen zich reeds begeven hebben en waarop haast even zoovele theorieën en visies verrezen zijn. Men kan zeg gen dat speciaal in deze eeuw dc studie en de belangstelling voor jeugdproblemen in hooge mate zijn toegenomen. In de Tobisfilm „Jeugd" nu is het de strijd van de jonge mensch tegen bepaalde maatschappelijke vooroordeelen welke tot thema hebben gediend. Het is hier een jong meisje dat met die vooroor deelen te kampen heeft en dat tenslotte aan de onverzoenlijke houding van wat men „de wereld" kan noemen te gronde gaat. Dit tragische con flict is in de film op ontroerende wijze^ uitgewerkt en het is vooral het contrast dat gelegd werd tus- schen de bloeiende jeugd van twee levenslustige menscbenkinderen eener zijds en het grimmige onverbiddelijke noodlot anderzijds, waaraan dc film haar sterk boeiend karakter onteent. Zonder het spel van Kristina Söderbaum zou de bedoeling van het gegeven waarschijnlijk nooit zoo kenmerkend tot uitdrukking gekomen zijn. Haar klein, hartstochtelijk figuurtje behcerscht het stuk tot het einde toe en dc intense tragiek die zij met haar natuurlijk spel in haar rol weet te leggen stempelt haar tot een waarliijk artiste. Overigens kan men ook van de beide manlijke hoofdpersonen, Eugen Klópfer en Hermann Braun zeggen dat zij voortreffelijk spel te zien geven in deze belangwekkende rolprent. In het voorprogramma trekken een geslaagd filmpje voor de "Winterhulp en een reportage van land en volk in Roemenië de aandacht. In het journaal is de installaticplechtigheid van den nieuwen commissaris der provincie en die van den nieuwen burgemeester van Haarlem opgeno- B&en. Rembrandt wijs, kunsten en wetenschappen kwam het bios coop- en filmwezen onder het departement van volksvoorlichting en kunsten. En thans zijn wij zoover, dat de arbeid in positieven, opbou wenden zin een aanvang ikan nemen. „Welke rol zal de bioscoopbond daarbij spelen?" „Het departement zal de algemeene richtlijnen aangeven, welke door den bond ten uitvoer moe ten worden gelegd. Daartoe hebben uiteraard een aantal wijzigingen in deze organisatie plaats moeten vinden. Op het oogenblik beteekent het aanvaarden van een functie in den bond dan ook, dat men bereid is, mede te werken aan den op bouw in het kader van de nieuwe ordening. Met het kapitalistisoh-monopolistische streven van den ouden bond is dan ook voorgoed gebroken. Wij zoeken thans naar een harmonische samenwer king met het corporatief georganiseerde geheel. De tijd, dat een kleine theater-exploitant, die in conflict kwam met den bond, eenvoudig gevon nist werd en op zijn faillissement kon gaan zit ten wachten, is hiermee voorbij. De hoogste in stantie bij toekomstige geschillen is thans de secretaris-generaal van het departement, die boven de partijen staat, zoodat een appellant niet meer zooals vroeger, zijn belangen „behartigd" ziet door eenige der grootste bioscoop-exploitan ten, die de meerderheid van alle commissies in den bond uitmaakten." „Meerit u, dat er veel te ordenen is in de Ne derlandsche film- en bioscoopwereld?" „Zeer veel zelfs. Hoewel de Bioscoopbond zelf stevig georganiseerd was, is er tengevolge van zijn eenzijdig streven in het filmwezen ten onzent, nog al eenige verwarring ontstaan, om niet te spreken van de reeds eerder genoemde vooroor deelen, daar ook een groot gedeelte van het pu bliek niet blind was. Een belangrijk punt zal bij voorbeeld de import van films zijn. Op dat gebied moet zeer zeker nog veel geregeld worden. Wij hebben hier in Nederland rond 350 bioscopen. Od zichzelf genomen, is dat in een dicht bevolkt land als het onze beslist te weinig, maar er komt nog dit nadeel bij. dat sommige gebieden over te veel bioscopen beschikken en andere deelen des lands misdeeld zijn. Op deze beperkte markt werkten niet minder dan vijftig filmverhuurkantoren, die per jaar gemiddeld 550 hoofdfilms importeerden. Dit aantal is veel te hoog. maar cr komt nog bij. dat het meerendeel van die films, zooals gezegd, cultureel waardeloos, om niet te zeggen demora- liseerend was. De onderlinge concurrentie van dit absurd groote aantak verhuurkantoren had allerlei wanorde tengevolge. Zoo kon het bii voor beeld gebeuren, dat de Nederlandsche filmver huurders met z'n allen naar Parijs togen, daar tegen elkaar zaten op te bieden bii voorkeur voor die films, welke in een land als het onze zeker nooit hadden mogen worden vertoond, als men bii de filmkeuring eenige aandacht voor de waar lijk opvoedende en verwilderende elementen, die de film beide in zich .kan bergen, Ihad gehad," Er was in ons land zelfs een aantal filmverhuur kantoren, die bij voorkeur de twijfelachtige pro ducten der bui tenia ndsche filmindustrie opkoch ten en op grond van hun reputatie, nog kans zagen dergelijke ..pikante" films toch door de keuring heen te sieepen. „Een ander punt, waaraan wij nog veel aan dacht zullen besteden", aldus de heer v'an Triet, „zal het verburen van films zelf zijn. Er zal in de toekomst van wege dën bond nauwlettend toe zicht gehouden worden op de verhuurcontracten. Er heeft op dit punt namelijk zoowel aan de zijde der verhuurkantoren als bij de theaterexploitan ten een groote willekeur geheerscht, welke in economisch opzicht dikwijls zéér onaangename verwarrende gevolgen heeft gehad voor beide partijen. Vooral de kleine exploitanten waren dikwijls slachtoffer". „En hoe staat het met de mogelijkheden van een eigen Nederlandsche productie?" zoo luidde onze laatste vraag. ..Er worden op het oogenblik besprekingen over de mogelijkheden, die er op dit punt be staan, gevoerd, maar zoolang deze hangende zijn, kunnen wij daarover nog geen inlich tingen verstrekken. In elk geval heeft de mo gelijkheid van een eigen, nationale productie de volle aandacht van hét departement en den bond. bond. (A.N.P.) Frans Hals Het opvallende van „Schandaal om Veronica" is, dat, hoewel de toeschouwer al vrijwel bij het be gin weet, hoe de geheele geschiedenis zich zal ontwikkelen en hoe de afloop zal zijn, men toch van den eersten tot den laatsten meter van de film. in een prettige spanning en geamuseerd het verloop volgt. Wie van de vier hoofdrolspelers dat ln de eerste plaats op z'n credit heeft, is maar niet zoo één, twee drie te zeggen èn Gusti Huber èn Ralph Arthur Roberts èn Grethe Weiser èn "Wolf Albach Retty, 2e doen alle vier ln hun eigen rol en in hun samenspel even veel goed. Grethe Wei ser, hoewel eigenlijk niet direct een hoofdrol, weet door haar goed doorvoeid spel een sterke suggestie van een gees tige, trouwe vriendin te geven, van wie zoo'n hartelijke sfeer uit gaat. dat je wel van haar houden moet. R. A. Roberts van wien we den laatsten tijd zoo veel rollen gezien hebben, heeft z'n eigen plaats al lang veroverd, en 't is altijd weer een genoegen om zijn creaties te zien. Gusti Huber en Wolf Albach Retty zijn voor ons ook goede bekenden, wier spel we van harte waar- deeren. Het heeft geen zin om den geheelen inhoud van de film weer te geven. In het kort komt de ge schiedenis hierop neeer. dat Dr. Junker (Albach Retty) en Veronica (Gusti Huber) op elkaar ver liefd zijn, zonder dat Junker weet dat Veronica de dochter is van den directeur van de Bank (Roberts). Hij denkt dat ze een onvermogend meisje is. Wanneer ze hem vraagt haar te trou wen, aarzelt hij en zegt, dat, waar hij op de grens van een failliet staat, hij, als hij trouwt, dat alleen met een vrouw met geld kan dóen. Veronica is diep teleurgesteld en geschokt door dat antwoord. Jun ker is van z'n voetstuk gevallen en ze weigert absoluut met hem te trouwen, al doen hij en haar vader er nog zoo hun best voor. De les is voor Dr. Junker heel goed geweest, hij wordt van een zorgeloozen nietsnut een flinke harde werker, die z'n eigen brood kan verdienen en ten slotte door Veronica in genade wordt aan genomen. Het is een film, die op een prettige vlotte ma nier u een anderhalf uur gezellig bezighoudt. In het voorprogramma is een interessante cul tuurfilm, „Insecten in de wei". „Onverbrcekbare banden". Zarah Leander. (Foto archief H.D.) In Luxor wordt een reprise gegeven van de film „Onverbreekbare banden", waarin Zarah Leander de hoofdrol T vervult en ons zoowel LUXOr qua spel alsook uit muzikaal oogpunt veel genot verschaft. Deze rolprent werd vervaardigd naar het boek „Heimat" van Hermann Audermann. Ook de overige medespelenden: Georg Alexander, Paul Hörbiger en Heinrich George geven allen gaaf spel te zien. WEEK- 4 BONNEMENTEIN dienen uiterlijk Woensdags avendf betaald te zijn, daar de bezorgers op Donderdag moeten afrekenen. Detective films hebben altijd veel aantrekkings kracht voor het bioscoopbezoekend publiek. En deze detective-geschiedenis zit zoo uitstekend in elkaar dat zij ons tot het laatst toe in spanning houdt wie de dader is van den moord op den violist Fabreani, een Don Juan wiens levenswandel niet al te onberispelijk is. Als de film begint, bevinden we ons op een artistenbal waar Eveline Tiedemann (Karin Hardt) veel aanbidders telt. Haar moeder, Eva Tiedemann (Dorothea Wieck) staat op het punt om in het huwelijk te treden met professor Vedia (Ivan Petrovïch) en zij zullen daarna naar Zuid-Amerika gaan. Maar Cinema Phot. Ufa-Hawmerer Karin Hardt dit vertrek wordt door den dood van Joachim Fabreani, die aan boord van een plezierjacht sterft, uitgesteld. Er worden tal van personen ver dacht en tenslotte komt er een ontknooping, die men allerminst verwacht. Een spannende rolprent, vol afwisseling, waarin veel personen voorkomen, die de zaak des te ingewikkelder maken en met goed spel van de hoofdpersonen. De film werd geregisseerd door Johannes Mever. In het voorprogramma behalve eenige journaals een filmpje getiteld: „Kristal of porcelein?", met Hans Brausewetter. „Het kind en de wereld" in liet Rembrandt Theater. A.s. Zondagmorgen wordt in het Rembrandt- Theater te Haarlem de film „Het kind en de wereld" vertoond. Het is een psychologische kin derfilm, waarin men het leven van het kind van de geboorte tot het achtste jaar kan gadeslaan. Het kinderleven is bespied en met de filmcamera vastgelegd. Het zijn geen geënsceneerde opnemin gen, geen lieve en mooie kinderbeeldjes; de appa raten voor het opnemen waren verborgen en be spiedden het doodgewone kind in zijn alledaag- sohe omgeving. Daardoor ontstond een juist en zuiver beeld, hoe het kind, zich, met stukjes en beetjes, doch volgens vaste wetten, de wereld verovert. „Hoe ziet het kind om zich heen?" Zie daar een vraag, die moeilijk beantwoord kan worden. Prof. Dr. Kurt Lewin, die de wetenschap pelijke leiding bij het vervaardigen van deze film had, heeft geprobeerd iets van dat geheim te ont sluieren. Hij fotografeerde de kamer en de din gen in de nabijheid van den gezichtshoek uit en evenwijdig met het gezichtsveld van den kleuter. Als hij ouder wordt verwijdt zich de kring, ver wijdt zich het ruim waarin het kind is. Eerst al leen de wieg en de moederarmen, dan de box en den de heele kamer en later het geheele huis. Ontdekking volgt op ontdekking. Zoo bemerkt het op een goeien dag, dat er nog meer kinderen pp de wereld zijn en tracht de juiste verhouding tus schen zichzelf en al die andere, grootere en klei nere wezens, menschen, kinderen en dieren te be palen. Wat al problemen heeft het kind op te lossen! Zoo zien wij in deze film een kleuter, die de trap opklautert met een grooten bal in zijn arm. Nog is het kind niet op de bovenste trede, of de bal ontglipt hem en huppelt naar beneden. De kleine gaat den bal achterna en vangt z'n tocht opnieuw aan, maar wéér ontglipt de bal als hij halverwege is en wéér, met onkreukbaren ernst, steunend van Kinderjaren en Jeued van R. N. Roland Holst. Door Henriëtte Roland Holst-van der Schalk. Zeist-Uitgeverij Ploegsma. Ver over den dood heen reikt de genegenheid der dichteres voor den „nobelen mensch. die drie en veertig jaar lang haar dagen heeft verwarmd met zijn zonnige persoonlijkheid". En zeer zeker zou geen ander zóó over de jeugd van den kunstenaar. d;e haar man was, hebben kunnen spreken als zij 'net doet in dit beminnelijke gedenkschrift, dat zij opdroeg aan hen. die in de jaren 1926 tot '33 leer lingen van de afdeeling monumentale schilder kunst aan de Rijksacademie waren. Het zijn daar door, als het ware, vertrouwelijke en vriendschap pelijke gesprekken geworden tusschen haar met wie de kunstenaar innigst verbonden is geweest en hen die de jeugd vormden, waarop Prof. Roland Holst zijn hoop bouwde en die harerzijds den ar tist als mentor en mensch vereerde. Door het zoo hartelijke geschrift op die wijze te bezien, het als een intimiteit tusschen hen, die den gestorven meester persoonlijk hebben gekend, te beschou wen, zal de lezer de wellicht opkomende vraag on beantwoord kunnen laten of vooral de kinderjaren van Roland Holst van zoo uitzonderlijk belang ge weest zijn, dat ze een zoo uitvoerige beschouwing wettigden. Voor hem zullen veel dingen van ge ringe beteekenis zijn, die voor de intimi van den schilder aantrekkelijkheid hebben. En zijn belati- gelooze aandacht zal misschien eerst geboeid wor den, waar mevrouw Holst gaat vertellen van de moeilijke aanvangsjaren van haar man als kunste naar. van den strijd, dien hij met zichzelf en an deren te voeren had om zich „durch zu setzen" zijn aanleg en neigingen harmonieus op tc voeren naar wat in hem langzamerhand als een bereikbaar ideaal had post gevat. Zijn vriend schapsverhoudin gen tot Derkinderen en Jan Veth, beiden enkele iaren ouder dan hij, worden op een wijze getee- kend zooals alleen diegene toepassen kon, die in die vriendschappen mee werd opgenomen. Wat in niet mindere mate geldt voor die met Herman Gorter, waarvan mevr. Holst trouwens reeds vroe ger. in haar boekje over dien dichter, zoo hartelijk getuigd heeft. Wanneer de lezer zich bescheiden van de persoon lijke herinneringen aan familie en kennissen heeft afgewend, blijft voor hem nog een aanzienlijk deel van dit boekje over, dat van kunsthistorisch be lang is en dat met het hoofdstuk „Kentering" be gint. Hoe zich in ons land langzaam aan een af weer tegen het impressionisme in de schilderkunst kon vormen, daarvan zijn in leven en werk van Prof. Roland Holst, van 1890 af, duidelijke aanwij zingen te vinden. Het afscheid van dat impressio nisme moet hem niet moeilijk gevallen zijn omdat het hem nimmer geheel bevredigd had. Zijn groote vereering van Breitner bleef bestaan maar daar naast groeide ruimer gerichte eerbied voor een meer geestelijken inhoud in de schilderij, voor een versierende en monumentale kunst in het alge meen. Vincent en Thiis waren van het eerste de exponenten. William Morris. Crane en een verblijf Ln Londen konden als inleiding tot nieuw inzioht en streven leiden. Over dat en nog veel meer. er mee Verband houdend, valt uit dit boekje veel op te steken, waardoor het tot een kostelijk bezit kan worden ook voor hen, die het niet reeds om den toon van innige erkentelijkheid voor doorleefd ge luk waardeerden. Als de meeningen over André Jolles en Tideman wat minder scherp gesteld wa ren geworden zou de beminnelijkheid dezer her inneringen er niet door geleden hebben. Ze hadden in dit kader zelfs zonder schade gemist kunnen worden Elfstedentocht. Door Jef Last. Amsterdam. Arbeiderspers. Met de sdhaatsenrijderij beeft het jongste werk van Jef Last minder te maken dan de titel zou doen vermoeden, al viel de verschijning er van juist in de ijsperiode van dit jaar, waarin Ale en Sjoerdie van den kortstondigen roem eener sport prestatie konden genieten. Maar de schrijver heeft op zijne manier de steden van Friesland bekeken en de bewoners er van naar den geest beschouwd. Het interessant resultaat daarvan werd dit boek. dat niet direct den gebonden romanvorm heeft, doch een samenhang bereikt door enkele familie groepen in verscheidene oorden te verspreiden en er hunne belevenissen te volgen en te verhalen Zoodoende bereikte Jef Last een prettige afwisse ling in milieu en karakterschildering waardoor de lezer geboeid blijft, de verbindende draden telkens weer opneemt en tenslotte van het geheel den in druk behoudt van een knap stuk schrijfkunst, waarin Land und heute met groote behendigheid in een aangenaam mozaiek zijn saamgevoegd. Elf- sedentocht laat zich vlot lezen, is zonder onzetfe- 'iikp d-'eozinn'sheid zeer onderhoudend en verraad' voortdurend de bekende schrïjfkundigheid, de mé tierkennis van Jef Last, die met dit boek de Hol- landsche belangstelling voor de mooie, Noordelijke provincie, die Friesland is, zeer zeker gaande maakte. Kleine man verliest. Roman door Mogens Klitgaard. Uit het Deensch vertaald door Dr. Louise E. van Wijk. Amsterdam, Nederl. Keurboe. kerij. Mogens Klitgaard is een Deensch pendant van den Hollandschen auteur Jan Mens. Tenminste voor zoover beiden door werkloosheid tot schrijven zijn gekomen. Overigens zou men slechts eenige over eenkomst in beider werk kunnen vinden in de aanwezigheid van een zachten humor. daar. waar door anderen de misère van het dagelijkscbe kleine leven gaarne gedramatiseerd wordt. Zoo schijnt dan het aan den lijve gevoeld hebben van 9e ar moede het gevoel voor den humor niet noodzake lijkerwijs te dooden en het werkloos-zijn tot schrij ven te inspireeren. De qualiteit van den humor zoo wel als van het geschrevene is daarmee echter niet bepaald en zal geheel van de innerlijke struc tuur van den werkloozen schrijver afhangen. Mogens Klitgaard nu behoort klaarblijkelijk wel tot die bevoorrechte naturen, wier innerlijk be leven van de gebeurtenissen niet alledaagsch is. Ook in het op zich zelf trieste relaas van den klei nen gezeten burger, die ondanks zijn ijver en zijn trots en door het leven, dat sterker is dan hij, af zakt naar het pauperisme, behoudt de schrijver die boven alle materie verheven gemoedstoestand waarin hij ook voor den humor oog kan hebben, zelfs waar die zich in pijnlijke oogenblikken onver- ziens openbaart. Ook in het eerste boek van Jan Mens kon men dat- opmerken, al zal men van een nuance in den humor beider schrijvers kunnen spreken, die door hun 'landaard bepaald wordt, kan men bij Mens van een Amsterdamsehe nuance spreken, d!ie van Mogens heeft wel dat typische, zachtzinnige, vrien delijk Deensche karakter, waardoor tusschen tra nen door een glimlach zich om de lippen plooien kan en de verdrietelijkheid der gebeurtenissen verzacht. Dat dit boek in Denemarken een geweldig suc ces is geworden is wel aan te nemen. Den achter uitgang van mijnheer Lundegaard en zijn zoo goed bedoelden maar hopeloozen strijd daartegen leeft men mee, het zoo ongemerkt afzakken naar een ander levensplan wordt omzichtig en gevoelig ver teld zonder zweem van sentimentaliteit en juist daardoor stil aangriiperd. De Hollandsche verta lm® cchiinl m ieder geval is dp juiste sfeer bewaard. Het is een mooi en vooral een men- schelijk boek. J. H. DE BOIS. Bel op 14609 uADlO MOORS N.V. KRUISSTRAAT 38 VAN OUDS BEKEND de el inspanning, gaat het kind de trappen af en pro au beert het opnieuw. En dan nog eens en nog eer. ióc Deze scène doet denken aan de bekende grap va n 1 den circusclown, die een arm vol borden heeft, m een laat vallen en bij het. oprapen het volgend ve: t liest en zoo voort. De clown en het kind beelde rzc het menschenleven uit; vallen en opstaan, poseer!-: en falen en wéér probeeren en nóg eens. Maa bij 'het kind werkt zulk een scène niet als eef- parodie; de heilige ernst van het kind en zij ias1 onverwoestbaar geloof heffen het boven het klein no; gestumper uit. ach rb< De Haarlemsche Orkest-Vereeniging w In het middelpunt der belangstelling stond Vrijrr dagavond wel het Celloconcert van Schumann, teing« deele misschien om het werk, dat men betrekkelij «le zelden te hooren krijgt, voor een grooter deel voor zeker om den solist, die het ter vertolking gekozei had. Toch vermoeden we dat het voor velen dit t t( maal op een kleine teleurstelling uitgeloopen is c 01 als dit zoo is, lag het minder aan den speler dainc,: aan het gespeelde stuk. Niet zonder reden word!^- dat Celloconcert van Schumann door de virtuoze ^P' ondanks de beperktheid van hun repertoire zoerlc zelden ten gehoore gebracht: de solopartij er va oci is wel zeer moeilijk, maar het overwinnen van di moeilijkheid is volstrekt geen dankbare taak. O enkele werkelijk- mooie lyrische episodes n „klinkt" het stuk nit. De orkestratie mist verschei denheid van kleur en dekt de solopartij vaak torr l de finale heeft de hardnekkige motiefherhalingei die in 't bijzonder de werken uit Schumann's laat ste periode kenmerken en die den hoorder spoedl irriteeren. Vergelijk daarmee nu eens de wijj waarop b.v. Saint-Saëns en Dvorak het probleen een goed celloconcert te schrijven, hebben opge lost! Om kort te gaan: we hebben alle respect voo Krol's toewijding en niet minder voor de prachtige zekere techniek, die hij ook nu weer toonde, ma; daarmee is dan voor ditmaal ook zoowat alles gefk zegd. ue De ,.Fre!schütz"-Ouverture ging aan het Cello concert vooraf. De schittering en de onverwelk 'j' bare frischheid van Weber's muziek, nog verhoog ge] door Marinus Adam's oordeelkundige, tot fraai J, hoogtepunten leidende keuze der tempo's, dede gj: dc mistige grauwheid van Schumann's Concert no t n sterker gevoelen, dan anders het geval gewecj zou zijn. Na de pauze kregen we een voorproefje van de j)g in uitzicht gestelden Beethoven-Cyclus der H.O.V en wel in de gedaante der Tweede Symphonie. He lijkt ons nu wel zonderling, wanneer we lezen da die Symphonie bij de eerste uitvoeringen te Wee nen velen critici zóó sobrik aanjoeg, dat ze allee ast maar stamelen of mopperen konden over het vel fck nieuwe, opvallende en moeilijke, dat B^ethovei daarin ongestapeld had, maar over 't algemeen haa ze ver beneden de een paar jaren oudere Eerste stel B den. Weer een paar jaren later zouden ze van dila; „Eroïca" nog veel erger schrikken. Zóó revolution q j nair op elk gebied als.deze is de Tweede bij langi)a na niet, maar er komen toch dingen in voor, waarrk aan men omstreeks 1803 niet gewend was en di ;gc sommigen dus onbehoorlijk vonden. Als voorbed ne den willen we noemen de breede uitspinning deieei coda's van het eerste en van het laatste hoofddeel|en de heftige sforzato's in het Scherzo, de onverwacht;ihe en schijnbaar ongemotiveerde intrede van de K maten lang rondspokende fis ln het 2de deel v het Trio, de zwiepende aanhef van het slotrondo ro; De merkwaardige praedicties voor de Negende ree gegeven in het dalende d mineur-accoord in die; Adagio-inleiding en in het thema van het Trio. koün men toen natuurlijk nog niet bevroeden. Doch dl re welluidendheid van het Larghetto heeft ook toeiDit reeds de hoorders bekoord, zooals ze het ook than; nog doet. De kwistige overvloed van schoone the-en ma's veroorzaakt hier noch verwarring, noch ver h moeien is. In de vertolking van het Scherzo kwamen kleini or oneffenheden voor: die der andere deelen was zoo-eft danig, dat we ons volgaarne aansluiten bij de 'hul idc debetooging, die de hoorders aan dirigent en or end kest brachten. K. DE JONG. kh rie Een verbreeding e/ijjj een verbetering. De boulevard die de verbinding vormt tussche: n Zandvoort en Bloemendaal-aan-Zee is voor ee: |n. deel aangepast aan de eischen van het modern t verkeer. De weg is breed en geasphalteerd. terwij at er bovendien rijwiel- en wandelpaden zijn. Met de Zandvoortsche bebouwing eindigt than ht( ook het moderne karakter van den weg. daar hi Bu dan overgaat in een 6 meter breeden straatwe? met aan één kant een fietspad. ar Het Zandvoortsche gemeentebestuur, dat zic-aar in den laatsten tijd veel uitgaven getroost om dig| toegangswegen naar de gemeente te verbeterenl heeft ook besloten dezen weg langs de zee te ver- breeden en te verbeteren. De rijweg wordt op meter gebracht. Aanvankelijk was het de bedoe ling ook dit deel van den weg te aspbalteeren maar daartegen bleken in deze bijzondere tijds - omstandigheden bezwaren te bestaan wat de ma terialen betreft. Daarom zal nu worden overge gaan tot het leggen van een klinkerbestrating o[ een onderbed. In de praktijk blijken zulke we-gei niet onder te doen voor asphaltwegen. Aan -beide zijden van den rijweg komt nu een fietspad dat afwisselend een breedte heeft van:, 2V2 b 3 Meter. Daar tonnen dus heel wat fietsen' rijden, temeer omdat het verkeer in één rldhtln! gaat. Bovendien wordt een wandelpad aangelegd. Op,. enkele plaatsen waar de beschikbare breedte val,' den grond het riiet toelaat dit wandelpad op heU,"1 zelfde niveau naast het fietspad te maken, wordi het doorgetrokken over het aansluitende duinter rein. Hier en daar loopt het wandelpad dus öcliit mend en dalend, maar dit zal voor de wandelaar!,°r juist een bekoring hebben. Er wordt reeds druk gewerkt aan deze verkeers- verbetering. Men hoopt voor den aanvang var het seizoen het voornaamste gedeelte van hei werk reeds achter den rug te hebben. De hof-., veelheid steenen die de gemeente Zandvoort ir ali voorraad heeft is evenwel niet voldoende. Als he niet mogelijk zou blijken nieuwen aanvoer in dï eerstkomende maanden te verkrijgen, zal een ge- deelte van het bestratingswerk nog wat uitgesteld^ moeten worden. De verbinding ZandvoortBloemendaal-aan- Zee zn! dus gemoderniseerd worden. Een feit varl beteekenis ook voor de Haarlemmers die er dan n gemakkelijker toe zullen komen via den mooi*» s Zeeweg naar Zandvoort te trekken. Vo

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 10