ten 'mtewieia met Jxtet Eigenaardigheden De êaccel uecstagen. Het klachtenboek. FLITSEN De werkloozen in Haarlem. LANGS DEN WEG. VRIJDAG 21 MAART 1941 HAARLEM'S DAGECA B 3 De Soester boer, die het tot burgemeester bracht. De naam is voor Soest, het stille, dorp met zijn slanke kerktorens, zijn stuifduinen en roode villa- laken tot een begrip geworden, tot een soort Soes- ersch symbool. Want Peter is de meest populaire toer hier in den omtrek en u kunt zijn markante ;op-met-pijp zien- boven de tapkast van menig ;afé en zelfs als een soort reclame in sigaren winkels. Peter wordt dit jaar tachtig, maar hij zal er weinig prijs op stellen, dat men hem komt eeren net een serenade of andere zaken. Want hij is een lenvoudig man en al ligt er dan ook dicht bij zijn suis een weg, die zijn naam draagt en dus Peter •an den Breemerweg heet, hij loopt allerminst met iet hoofd in den nek. Nou ja.en dat hij destijds fier maanden zelfs burgemeester van Soest was? jaar kan Peter de schouders over ophalen en chalks zeggen: „Ze namen wij, omdat ik de oud- te was, maar niet omdat ik de wijste was...." Laatst stond hij hoofdschuddend voor een siga- enwinkel te Soest „zichzelf" aan te staren en nopperde: „Wel, wel.nou hang ik hier ook al." In een oude, laag-neergehurkte boerderij met ka llende kippen en verdwaald staande boerenkar en met hooge wielen, is Peter nog dagelijks aan iet werk. Het oude slagwoord uit den gemeente- aad: „We moesten Peter maar nemen" is destijds teenszins ten onrechte gedaan, want hij houdt niet Jan half werk. Hij melkt zelf nog de koeien en [rekt ook dikwijls met een gaffel over de schouder iet land in. „Er komt nog heel wat kijken," zegt 'eter. 0 Zijn boerderij met het. laag-rieten dak, de loods jes met de zware steunbalken, de schemerdonkere jroote stal met de vele koeien en het imponee- ende karnrad, is overigens een „juweel". Alles is lud en karakteristiek. doch niet vervallen, zoo- ils trdüwens geheel op Peter zelf van .toepassing is. Peter zet de bezem in den hoek en zegt: „Kom naar effe binnen." Eerst gaan zijn stroo-gevulde klompen voor den drempel uitwant in de .goeie kamer" mag je volgens jarenlange gewoonte illeen maar op je sokken loopen. Bij de oude löard met de smeedijzeren deur steekt Peter zijn lijpje nog eens aan. „We moste eerst maar eens een bakkie nemen." ..Ook een balletje?" vraagt Peter en houdt ons >en blikken trommeltje voor, want bij hem is ;offie-met-suiker sedert tientallen van jaren een mgekend iets. Je houdt dat boterballetje in je mond en als je zuinig aandoet, kun je er twee ;opjes mee „halen".... „Mijn pijp smaakt mij weer bestlaatst was jat niet zoo bijzonder. Ik was toen wat ziek door ic kou. Maar dat is alweer over". Peter had toen een beetje griep en lag in zijn [ewone werkjasje en broek in de bedstee. Hij vond iet niet erg, omdat hij wel wist, dat het „over" ;ing, maar je verveelde je zoo. Wanneer men hem zoo op een stoel ziet zitten lij de haard met de verfomfaaide broek en het tijden petje, zou men moeilijk kunnen gissen, dat laar eigenlijk een humorist zit van groot formaat. Tenminste, wanneer hij loskomt Peter was in den raad, waarvan hij veertig jaar id was, als het ware befaamd om zijn merkwaar dige oorspronkelijke uitlatingen. Hij was niet emand, die ellenlange betogen afstak, maar die if en toe zoo'n raken kwinkslag lanceerde, die den eelen raad met B. en W. incluis uit een zwartgallige lui over de gemeentebegrooting of dergelijke zaken phief. „Och ja.... hoe ik destijds in den raad kwam? tegenwoordig gaat dat als kemphanen, de veer en in Haarlem en omgeving DE GASTHUIS-HUISJES AAN nET HEILIGLAND TE HAARLEM. (Foto De Haas) Het is voor een slank persoon niet aangenaam de vaste passagier te zijn van den eigenaar-be stuurder van een kleine 2 persoons-auto als die (de eigenaar) geregeld in lichaamsomvang toe neemt, want hij moet immers genoegen nemen met een steeds inkrimpend plaatsje. In die posi tie bevinden zich de Gasthuis-huisjes aan het Heiligland, omdat zij bedend worden door het St. Elisabeths Gasthuis, dat op steeds meer levensruimte beslag moet leggen. Dit geschiedt dan ten koste van de naaste buren. Vroeger stonden er 18 van de mooie huisjes op een rij, nu zijn er nog 12 overgebleven. Er werden huisjes afgebroken op welken grond thans het Joles-ziekenhuis staat. In den ouden tijd zijn het woonhuizen geweest. Wij herinneren ons dat zij hog een jaar of 8 geleden bewoond werden. Er wordt wel eens beweerd, dat eenvormigheid in de bouwkunst geen verdienste is, maar deze Easthuishuisjes, met hun mooie 17e eeuwsche frapgeveltjes, weerspreken die bewering. Een voor waarde is evenwel dat die eenvormigheid een her haling van goede en mooie dingen is. Nu is er van de 12 oude huisjes alleen de voor gevel behouden gebleven. Dc geheele achterbouw der huisjes Is opgenomen in het ziekenhuis-com plex. Gelukkig is daarvan aan den buitenkant niet •■•eel te bemerken. Het huisje op den hoek van ce Gasthuisvest heeft zijn ouden zijgevel behou den. vliegen zoomaar in het rond. Maar toen was 't doodeenvoudig: We moste Peter maar nemen". En iedere keer bij de verkiezingen herhaalde zich het beproefde recept: „We moesten Peter maar nemen". Veertig jaren lang bleef hij Edelachtbare heer Peter van den Breemer en hij maakte den groei van Soest van een kleine gemeente met veel modderwegen en een enkelen veldwachter, „die het niet af kon" mee tot het moderne villadorp van thans. Hij zag het aantal scholen groeien van 2 tot het respectabele aantal 18. „Toen hadden wij maar 3500 inwoners met pom pen en zonder licht't was echt ouderwetsch. Als je toen een beetje mensch wilde wezen, moest l'e in Soestdijk wonen. Nu gaat alles naar Soest-Zyid en Soestduinen. De eigenlijke gemeentekom heeft afgedaan". Tcter van den Brccmcr. (Foto A. Ph. Keyzer) Peter kan heel wat verhalen over „hoe het eens was". Al die 3500 inwoners heeft hij bij name gekend. Thans is het hem over het hoofd gegroeid, In 1914, na burgemeester Lothe van Doelen Grothe, zat de raad ineens met een leegen voorzït- terszetel. Men keek toen eens weifelend naar den oudsten wethouder Peter,' die toen alweer 4 jaar in functie was en eindelijk viel het verlossende woord: „We moesten Peter maar nemen". Vier maanden „regeerde" boer Peter Sopst. Hij zegt Van die periode: „Ik kon de hulp van anderen best gebruiken. Ik wilde heusch wel weten, dat ik er niks van wist!" Toen eindelijk het „afscheidsuur" van Peter toch gekomen was („vroeg of laat komt aan alles een eind", zegt onze gastheer), wilde men hem toch niet zoo zonder meer laten vertrekken. Daar voor had Peter teveel voor de gemeente betee- kend. Na lang gedebatteer wist men eindelijk, Wat men doen zou: men zou eln weg naar hem noe men. „Dat moet de straat worden, waar hij zelf woont", riep een raadslid. Maar toen bleek, dat deze „Olijkeweg" heette, stapte men dadelijk van het plan af. „Dat is al te aardigte toepasselijk", zei een stem. Dus werd besloten den vroegeren Zwarteweg, die heelemaal tot Amersfoort doorloopt, om te doopen. Peter wandelt thans dikwijls met een vork over zijn schouder langs zijn eigen naambordje, maar hij kijkt er niet meer naar. Zoo tusschen het interview door drinken we nog een „bakkie" en biedt Peter royaal nog een balletje aan. Ons oog valt op die fraaie staande Friesche klok, diie in den hoek staat „Ja, een mooi ding. Daar zit van alles aan. Dat rad van den watermolen draait en je ziet de maan op de schijf opkomenmaar er moet nou eerst dertig gulden aan verdiend worden, voordat hij loopt. Ik kan net zoo goed op 'n wekker zien, hoe laat heit is. Dan verhaalt Peter nog een aardige episode uit zijn bijzonder leven. Toen namelijk op een warmen zomerdag het Soester natuurbad met eenig cere monieel officieel werd opengesteld, heeft hij zich een „aardigheidje" gepermitteerd. Als goed Soeste- naar was hij namelijk ook onder de gasten en keek geïnteresseerd naar de nieuwe aanwinst.het rustig kabbelende water. Ineens sloeg hij den gemeentegeneesheer, dien hij kende als een voortvarend man, hevig op den schouder: ..Zullen we eens wedden, dokter - wie het eerst in het water is?" Nou, die grap rfioest de dokter hebben.... hij zou allicht gauwer zijn dan die oude boer. Wacht maar eens even naar het kleedhuisje. Maar Peter begon zich in een koortsig tempo te midden van de gasten uit te kleeden. Sommige dames werden rood en andere wit zoo'n „rare boer". Maar'Peter wist, wat hij deed: hij bleek namelijk zijn zwempakje reeds aan te hebben en dook als nummer één in het zilte nat. Of hij ook nu nog sportief is? Vast en zeker. Er gaat geen winter voorbij, of Peter bindt de schaat sen onder. Had hij zelf niet destijds een belangrijk aandeel in de oprichting van de ijsbaan „Soest Vooruit"? En u moet Peter met een charmante Deem over de vlakte zien zwieren. Hij kent het mysterie van de eeuwige jeugd.Want Peter, de oolijkerdj heeft een goed recept, dat beter is dan drankjes en pillen. Het heet: Humor. J. S. JONG LEVEN. Bij een landbouwer in Zuid- Drente loopt reeds het eerste veulen in de wei. (Foto Pax Holland) Het „glaasje" heeft dezer dagen de gemoederen in het overigens zoo vreedzame Zwitserland danig in opwinding gebracht. Dat kan, zult u misschien opmerken, want de inhoud ervan is in staat den bezadigste onder ons tot een wildeman en den zwijgzaamsten mensch tot een tweeden Demos thenes te maken. Maar zoo staan de zaken niet. Er is geen sprake van dat het vriendelijke berg volk zich plotseling aan een overmatig gebruik van het befaamde vocht te buiten had gegaan. Veeleer kan men zeggen dat de bevolking in meer derheid juist een offensief tegen den borrel had ingezet. Dat zit namelijk zoo: De Zwitsers hielden zich al geruimen tijd bezig met de vraag of de oude alcoholwet in eere dien de te worden hersteld of dat men het bestaans recht van de nieuwe wet dateerend van 1930 moest handhaven en reapecteeren. Laatstge noemde wet sohrijft een beperking van het sto ken van sterken drank voor ten gunste van een grooter gebruik van fruit, bij de oude wet was het stoken vrijgesteld en werd geen belasting geheven op de producten der stokerijen. Ieder die iets af weet van de vasthoudendheid van den borrelaar zal begrijpen dat het gilde der stamtafelgasten zich moeilijk in den nieuwen toestand kon schik ken en dat zij al lang op middelen zon om het glaasje die plaats te geven welke het naar haar stellige overtuiging behoorde te hebben. Het schijnt dat het plan de campagne der borrelaars reeds aanzienlijke afmetingen had aangenomen en dat zij vol goede hoop waren omtrent het wel slagen van hun actie. Maar als zij gemeend moch ten hebben dat de zaak nu al beklonken was of althans „beklonken" kon worden, dan hadden zij toch leelijk buiten den waard gerekend. Het duurde niet lang of de tegenstanders, die het „Eet meer fruit" devies in het blazoen voerden, kwamen in het veld. Het ging hard tegen hard, Nu eens schenen de fruitridders aan de winnende hand, dan weer leek het dat 'het drankleger met de eer zou gaan strijken. Dat dit steekspel een doorn was in het oog van de Zwitsersche overheid ligt voor de hand. Er moest iets op gevonden worden, en zij vond er iets op. Zij eischte van beide partijen het zwaard in de schede te steken en liet vervolgens een volksstemming over de brandende kwestie uit schrijven. Een daad, waarvan de wijsheid wel door niemand betwist zal worden. Het slot Is spoedig verteld. Het volk trok ter stembus om een antwoord te geven op de vraag „borrel of fruit". Het werd een donkere dag voor de pimpelaars, want zij leden een zware nederlaag tegen de ooftpioniers. En met hun aftocht werd tevens een streep gezet onder een rumoerige bladzijde Zwitsersche geschiedenis. J. H. V. STADSBIBLIOTHEEK. Thans is in druk verschenen de katalogus van werken, behoorende tot de exacte en technische wetenschappen in de Staatsbibliotheek te Haar lem. Het werkje toont welk een rijke verzameling vakliteratuur onze gemeentelijke bibliotheek be vat en zal daarom voor velen een kostelijke hand leiding zijn. Het geeft gemengde gevoelens als je hoort dat iets is opgeheven waarvan je het bestaan niet kende! Soms aangename, bijvoorbeeld als blijkt dat de balken onder den vloer van je huiskamer zóó ver gaan waren, dat je zeker met huisraad en al in bet ondergrondsche was afgezakt, indien de timmer man, die een defecte deurknop kwam herstellen, het gevaar niet toevallig ontdekt had. Dan prijst iemand de zalige onwetendheid. Soms ook onaangename, bijvoorbeeld als je, hoe wel je „flauw" bent, een vleeschloos-menu moet verwerken, terwijl je buurman komt vertellen, dat hij gaat smullen, daar hij in den winkel van X. heerlijke gebakken schol heeft kunnen koopen. Hij had juist de laatste. Hm! denk je dan, dien winkel ben ik even voor mijn gelukkigen buurman gepasseerd, maar ik heb bij uitzondering geen aan dacht aan zijn etalage geschonken. Hoe moeten wij mt de mededeeling, dat de Ne- derlandsche Spoorwegen het klachtenboek voor reizigers, dat al sinds 1839 bestond, hebben afge schaft, opvatten? Hebt u, lezer, in het verleden geweten dat dit klachtenbodk bestond? Ik niet! En ik ben overtuigd, dat ook de meeste stations chefs even onwetend \yaren als u en ik. Hoe is het anders te verklaren, dat zij nooit met het klachten boek zijn komen aandragen als reizigers mopper den over een gemiste aansluiting, over het achter blijven van een fiets en honderd andere verdrie telijkheden? De dragers der roode petten hébben óns alleen aangehoord en zich, als onze klachten gegrond waren, uitgeput in excuses uit naam der directie, maar het bewuste boek is nooit voor den dag gekomen. Wij weten niet of het rood, groen of blauw was en evenmin of het verguld op snee was. Wij hebben ook nooit ontdekt dat de con ducteur het klachtenboek bij zich droeg als wij het niet met hem en de andere reizigers eens waren over de open raam-polïtiek. Het eenige boekje dat hij had, was bestemd om „bonnen" te geven aan •passagiers die zoo ondeugend waren in een nlet- rookcoupé te dampen. Klachtenboeken in hotels hebben iets aantrek kelijks. Niet alleen omdat je overkropt gemoed ont laden wordt doordat je in de gelegenheid bent het nu eens precies te zeggen zonder tegengesproken te worden, maar omdat het ook leerzaam" is het boek door te bladeren en te ervaren dat anderen het ook wel eens slecht getroffen hebben. Alleen is er wel eens twijfel gerezen of alle hoteldirecties voldoende aandacht aan de jeremiades geschonken hebben. Hoe zou de Spoorwegdirectie het met de klach tenboeken hebben moeten stellen als alle reizigers er zijn er in een jaar niet minder dan 90 millioen elke gelegenheid om hun ontstemming daarin vast te leggen, hadden kunnen aangrijpen. En zijn verschillende directeuren bij de Spoorwegen die zich elk in het bijzonder bezighouden met hun eigen afdeeling, economische leiding, administratie en techniek maar dan had men er zeker nog eenige moeten aanstellen om zich alleen aan het lezen der klachtenboeken te wijden! Het is jammer dat juist nu de directie het klach tenboek heeft afgeschaft. Een jaar geleden was het een beter oogenblik geweest. Toen was ieder vol lof over het doen en laten van dit hooge college. De tarieven gingen geregeld naar beneden, er wer den goedkoope retours verkrijgbaar gesteld en het kopje koffie op de stations werd in prijs verlaagd tot 15 cent. Maar nu is aan veel van die heerlijk heden door de wreede tijdsomstandigheden een on tijdig einde gekomen. De tarieven werden ver hoogd, de treindiensten niet minder ingekrompen dan de goedkoope reisgelegenheden. Alleen het kopje koffie van 15 cent is blijven bestaan -maar het wordt nu surrogaat. Als nu nog het klachtenboek bestond zouden on getwijfeld velen het vragen. Het is een ondeugende veronderstelling, maar de gedachte rijst, dat juist daarom de directie bekend heeft laten maken, dat het is afgeschaft. Laten wij hopen dat de tijden spoedig verande ren. dat de directie een nieuw boek heeft inge steld. een wenschenboek. waarin de spoorwegklan- ten hun liederen van verlangen kunnen schrijven. Met kans op vervulling. VAN T. No. 259 Tandenpoetsen 1. Smeert wat tandpasta op den borstel en wil dopje weer op tube draaien 2. Laat dopje val len. 3. Vindt het terug, maar stoot zijn hoofd tegen wasch- bak. 4. Beseft dat de tube nu spoorloos verdwenen is. 5. Herinnert zich hem op de waschbak gelegd te hebben en hij moet dus in het water gegleden zijn. 6. Vindt hem, maar dopje glibbert in de bak en blijft in de afvoerpijp hangen. 7. Haalt ijzer- draad en redt na veel moeite het dopje 8. Ziet dat nu de tandenborstel op den grond is geval len en loopt kwaad weg zonder er zelfs naar om te kijken. Het aantal werkloozen is sinds 1936 met 43 gedaald. Bijna geen werklooze bouwvakarbeiders en metaalbewerkers meer. De werkloosheid en de jeugd. Wij hebben dezer dagen uit de Statistische Gege vens reeds eenige cijfers ontleend over het verloop der werkloosheid te Haarlem. Het is interessant nog nader op deze publicatie in te gaan. Eind 1940 was het aantal werkloozen te Haarlem gedaald tot 3721. Dit cijfer was eind 1938 5239 en eind 1936 6554. In die 4 jaar werd dus een ver mindering verkregen van 2833, of ruim 43 Een deel van deze vermindering is een gevolg van het feit dat er werkloozen in Duitschland gingen wer ken. Het aantal werklooze bouwvakarbeiders, dat even voor den oorlog in Mei 1212 bedroeg, is nu gedaald tot 97. Dat wil dus zeggen dat er in die groep practisch geen werkloozen meer zijn. Het zelfde verschijnsel doet zich voor bij de metaal-, bewerkers, waaronder het aantal werkloozen daal de tot 30. Vóór den oorlog waren er 836 metaal bewerkers zonder werk. Er zijn nu 1046 fabriek?- en transportarbeiders werkloos tegen 1593 een half jaar geleden. Het volledige lijstje van de werkloosheid, ver deeld over verschillende vakken, ziet er als volgt uit: 1936 1938 1940 Handels- en kantoorbedienden 343 320 522 Metaalbewerkers 962 734 30 Bouwvakarbeiders 2033 1211 97 Grafische vakken 148 96 59 Fabrieks- en transportarbeiders 1528 1735 1046 Land- en tuinbouw 166 183 87 Andere beroepen 1374 960 580 Het jaar 1936 was wat de werkloosheid te Haarlem betreft het ongunstigste van de geheele 'reeks crisisjaren. Bij het beoordeelen van bovenstaande statistiek moet in aanmerking genomen worden, dat in 1936 de werkloozen die bij een werkverschaffing wer den aangenomen als werkloozen bleven inge schreven omdat zij tooh in feite nog naar normaal werk bleven zoeken. Daarin is in den loop der jaren een wijziging gekomen, zij worden nu van 'de lijst afgevoerd. Dit is wel van beteekenis voor de statistiek, want aan het einde van 1940 waren 983 Haarlemmers bij de verschillende werkver schaffingen geplaatst. Voorts waren aan het einde van 1940 614 arbei ders te werkgesteld aan verschillende werken die voor gemeenterekening werden uitgevoerd. (O.a. de aanleg van het haven- en industriegebied aan het Noorder Buiten Spaarne en de riolcering, voor zoover die niet onder de werkverschaffing vallen. De eenige groep die thans meer werkloozen telt dan In 1936 Is die van dc handels- en kan toorbedienden. De stijging is sinds 1936 zelfs niet minder dan 50 Dit is de groep die bovendien het minst voor plaat sing in werkverschaffing in aanmerking komt. Tenslotte is het interessant na te gaan welken leeftijd de werkloozen hadden die weer aan den arbeid zijn gegaan. De ingeschreven werkloozen te Haarlem waren naar den leeftijd alsvolgt verdeeld: 14-17 jr. 18-30 jr 31-65 jr. bov. 65 jr. Eind 1936 445 1875 4111 123 Eind 1938 137 1390 3612 100 Eind 1940 220 891 2459 151 De groep werklooze jongens van 14 tot 17 jaar. die in 1936 445 was, liep in 1938 terug tot 137. In het voorjaar van 1940 waren er nog slechts 76. Sinds dien is het aantal weer opgeloopen. In April 1940 was er zelfs geen enkele jongen van 14 tot 17 jaar als werkloos ingeschreven in de groep fabrieks- en transportarbeiders. Nu zijn er weer 23 De groep 18-30 jaar is het sterkst verminderd, namelijk van 1875 in 1936 tot 891 in 1940. Ook de daling in de groep 31-65 jaar is aanzien lijk, namelijk van 4111 tot 2459. De groep werkloozen boven de 65 jaar bleef vrij wel stationnair. Er zijn thans 247 werklooze vrouwen Ingeschre ven, alsvolgt verdeeld: handels- en kantoorbedien den 123, huiselijke diensten 88 en andere beroe pen 36. Naar leeftijd is de verdceling: 14-17 jaar: 74, 18-30 jaar: 89, 31-65 jaar: 83, boven de 65 j^ar: 1. MIDDERNACHTELIJK INTERMEZZO Het was tien voor twaalf - 's nachts wel te ver staan. Het oudachtige heertje liep snel in de rich ting van de Markt, althans hij trachtte zulks te doen, want kennelijk belemmerden overvloedige offeranden op de altaren van Bacchus en Cam- brintis hem in zijn loffelijk streven om vóór „be zetten tijd" "binnen te zijn. Kortom, dit bedaagde heertje negeerde alle wetten omtrent rechte lij- len als kortste verbindingen en laveerde er lustig op los, hetgeen zijn snelheid van voortbeweging niet te stade kwam. Niettemin bevond de mehtwandelaar zich eeni ge minuten later in de buurt van L. Janszoon Coster. Daar aangekomen stond hij plotseling met een schok stil, als ware de handrem aangehaald, sloeg zich met de hand tegen het blanke voorhoofd en mompelde eenige onverstaanbare woorden. Daarop sloeg hij zich ten tweeden male tegen het voorhoofd en ving aan luide niet geheel gekuischte taal uit te slaan, waarbij hij als een door den wind bewogen rietstengel heen en weer wiegelde. Zijn sprake was, ondanks de nabijheid van Lourens Janszoon Coster, niet geschikt om hier in druk te verschijnen, doch er viel uit op te maken dat het bedaagde, boemelende heertje niet in deze stad thuis hoorde en ergens logeerde, maar dat de ne vels, die zijn grijze hersenmassa omsluierden, der mate ondoordringbaar waren, dat zijn tijdelijk adres als een wazig mysterie daarachter verborgen lag Nadat het vergrijsde heertje nog luide te kennen had gegeven, dat hij vast nTet ton politiebureele wenschte te overnachten, .verviel hij in een diep gepeins, waarin het geheim van zijn tijdelijk adres ongetwijfeld de voornaamste, zoo niet eenige rol speelde. Inmiddels was het twee minton voor 12 gewor den en nog steeds speelde het peinzende heertje naast Coster voor een ietwat beweeglijk stand beeld, waarbij hij Rodin voor een modernere uit gave van Le Penseur had kunnen inspireeren. Toen naderde in het heldere maanlicht een po litiedienaar, die het heertje op den schouder tikte. Een ontwaken uit diep gepeins volgde en op nieuw het met luider stemme en met gebaren ge geven relaas over het vergeten adres en het onge- wenschte van overnachten op politiebureaux. Toen het op slag van 12 uur was rltep het be daagde boemelaartje eensklaps juichend uit: ,.Tk heb 't, ik moet aan de Zandvoortschelaan zijn!!" „En het nummer?" ondervroeg de agent. „Dat kan 'k me nog niet herinneren", bekende het heertje nederig. Het sloeg 12 uur. „Zoudt u dan maar niet mee gaan?" adviscerd» de agent. En het heertje ging gedwee mee, zij *t ie wat zwaaiend. J. VAN Z.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5