ten 'mtewieia met Jxtet
Eigenaardigheden
De êaccel uecstagen.
Het klachtenboek.
FLITSEN
De werkloozen in
Haarlem.
LANGS DEN WEG.
VRIJDAG 21 MAART 1941
HAARLEM'S DAGECA
B
3
De Soester boer, die het
tot burgemeester bracht.
De naam is voor Soest, het stille, dorp met zijn
slanke kerktorens, zijn stuifduinen en roode villa-
laken tot een begrip geworden, tot een soort Soes-
ersch symbool. Want Peter is de meest populaire
toer hier in den omtrek en u kunt zijn markante
;op-met-pijp zien- boven de tapkast van menig
;afé en zelfs als een soort reclame in sigaren
winkels.
Peter wordt dit jaar tachtig, maar hij zal er
weinig prijs op stellen, dat men hem komt eeren
net een serenade of andere zaken. Want hij is een
lenvoudig man en al ligt er dan ook dicht bij zijn
suis een weg, die zijn naam draagt en dus Peter
•an den Breemerweg heet, hij loopt allerminst met
iet hoofd in den nek. Nou ja.en dat hij destijds
fier maanden zelfs burgemeester van Soest was?
jaar kan Peter de schouders over ophalen en
chalks zeggen: „Ze namen wij, omdat ik de oud-
te was, maar niet omdat ik de wijste was...."
Laatst stond hij hoofdschuddend voor een siga-
enwinkel te Soest „zichzelf" aan te staren en
nopperde: „Wel, wel.nou hang ik hier ook al."
In een oude, laag-neergehurkte boerderij met ka
llende kippen en verdwaald staande boerenkar
en met hooge wielen, is Peter nog dagelijks aan
iet werk. Het oude slagwoord uit den gemeente-
aad: „We moesten Peter maar nemen" is destijds
teenszins ten onrechte gedaan, want hij houdt niet
Jan half werk. Hij melkt zelf nog de koeien en
[rekt ook dikwijls met een gaffel over de schouder
iet land in. „Er komt nog heel wat kijken," zegt
'eter. 0
Zijn boerderij met het. laag-rieten dak, de loods
jes met de zware steunbalken, de schemerdonkere
jroote stal met de vele koeien en het imponee-
ende karnrad, is overigens een „juweel". Alles is
lud en karakteristiek. doch niet vervallen, zoo-
ils trdüwens geheel op Peter zelf van .toepassing is.
Peter zet de bezem in den hoek en zegt: „Kom
naar effe binnen." Eerst gaan zijn stroo-gevulde
klompen voor den drempel uitwant in de
.goeie kamer" mag je volgens jarenlange gewoonte
illeen maar op je sokken loopen. Bij de oude
löard met de smeedijzeren deur steekt Peter zijn
lijpje nog eens aan.
„We moste eerst maar eens een bakkie nemen."
..Ook een balletje?" vraagt Peter en houdt ons
>en blikken trommeltje voor, want bij hem is
;offie-met-suiker sedert tientallen van jaren een
mgekend iets. Je houdt dat boterballetje in je
mond en als je zuinig aandoet, kun je er twee
;opjes mee „halen"....
„Mijn pijp smaakt mij weer bestlaatst was
jat niet zoo bijzonder. Ik was toen wat ziek door
ic kou. Maar dat is alweer over".
Peter had toen een beetje griep en lag in zijn
[ewone werkjasje en broek in de bedstee. Hij vond
iet niet erg, omdat hij wel wist, dat het „over"
;ing, maar je verveelde je zoo.
Wanneer men hem zoo op een stoel ziet zitten
lij de haard met de verfomfaaide broek en het
tijden petje, zou men moeilijk kunnen gissen, dat
laar eigenlijk een humorist zit van groot formaat.
Tenminste, wanneer hij loskomt
Peter was in den raad, waarvan hij veertig jaar
id was, als het ware befaamd om zijn merkwaar
dige oorspronkelijke uitlatingen. Hij was niet
emand, die ellenlange betogen afstak, maar die
if en toe zoo'n raken kwinkslag lanceerde, die den
eelen raad met B. en W. incluis uit een zwartgallige
lui over de gemeentebegrooting of dergelijke zaken
phief.
„Och ja.... hoe ik destijds in den raad kwam?
tegenwoordig gaat dat als kemphanen, de veer en
in Haarlem en omgeving
DE GASTHUIS-HUISJES AAN nET
HEILIGLAND TE HAARLEM.
(Foto De Haas)
Het is voor een slank persoon niet aangenaam
de vaste passagier te zijn van den eigenaar-be
stuurder van een kleine 2 persoons-auto als die
(de eigenaar) geregeld in lichaamsomvang toe
neemt, want hij moet immers genoegen nemen
met een steeds inkrimpend plaatsje. In die posi
tie bevinden zich de Gasthuis-huisjes aan het
Heiligland, omdat zij bedend worden door
het St. Elisabeths Gasthuis, dat op steeds meer
levensruimte beslag moet leggen. Dit geschiedt
dan ten koste van de naaste buren.
Vroeger stonden er 18 van de mooie huisjes op
een rij, nu zijn er nog 12 overgebleven. Er werden
huisjes afgebroken op welken grond thans het
Joles-ziekenhuis staat. In den ouden tijd zijn het
woonhuizen geweest. Wij herinneren ons dat zij
hog een jaar of 8 geleden bewoond werden.
Er wordt wel eens beweerd, dat eenvormigheid
in de bouwkunst geen verdienste is, maar deze
Easthuishuisjes, met hun mooie 17e eeuwsche
frapgeveltjes, weerspreken die bewering. Een voor
waarde is evenwel dat die eenvormigheid een her
haling van goede en mooie dingen is.
Nu is er van de 12 oude huisjes alleen de voor
gevel behouden gebleven. Dc geheele achterbouw
der huisjes Is opgenomen in het ziekenhuis-com
plex. Gelukkig is daarvan aan den buitenkant niet
•■•eel te bemerken. Het huisje op den hoek van
ce Gasthuisvest heeft zijn ouden zijgevel behou
den.
vliegen zoomaar in het rond. Maar toen was 't
doodeenvoudig: We moste Peter maar nemen".
En iedere keer bij de verkiezingen herhaalde zich
het beproefde recept: „We moesten Peter maar
nemen". Veertig jaren lang bleef hij Edelachtbare
heer Peter van den Breemer en hij maakte den
groei van Soest van een kleine gemeente met veel
modderwegen en een enkelen veldwachter, „die het
niet af kon" mee tot het moderne villadorp van
thans. Hij zag het aantal scholen groeien van 2 tot
het respectabele aantal 18.
„Toen hadden wij maar 3500 inwoners met pom
pen en zonder licht't was echt ouderwetsch.
Als je toen een beetje mensch wilde wezen, moest
l'e in Soestdijk wonen. Nu gaat alles naar Soest-Zyid
en Soestduinen. De eigenlijke gemeentekom heeft
afgedaan".
Tcter van den Brccmcr.
(Foto A. Ph. Keyzer)
Peter kan heel wat verhalen over „hoe het eens
was". Al die 3500 inwoners heeft hij bij name gekend.
Thans is het hem over het hoofd gegroeid,
In 1914, na burgemeester Lothe van Doelen
Grothe, zat de raad ineens met een leegen voorzït-
terszetel. Men keek toen eens weifelend naar den
oudsten wethouder Peter,' die toen alweer 4 jaar
in functie was en eindelijk viel het verlossende
woord: „We moesten Peter maar nemen".
Vier maanden „regeerde" boer Peter Sopst. Hij
zegt Van die periode: „Ik kon de hulp van anderen
best gebruiken. Ik wilde heusch wel weten, dat ik
er niks van wist!"
Toen eindelijk het „afscheidsuur" van Peter
toch gekomen was („vroeg of laat komt aan alles
een eind", zegt onze gastheer), wilde men hem
toch niet zoo zonder meer laten vertrekken. Daar
voor had Peter teveel voor de gemeente betee-
kend. Na lang gedebatteer wist men eindelijk, Wat
men doen zou: men zou eln weg naar hem noe
men. „Dat moet de straat worden, waar hij zelf
woont", riep een raadslid. Maar toen bleek, dat
deze „Olijkeweg" heette, stapte men dadelijk van
het plan af.
„Dat is al te aardigte toepasselijk", zei een
stem.
Dus werd besloten den vroegeren Zwarteweg, die
heelemaal tot Amersfoort doorloopt, om te doopen.
Peter wandelt thans dikwijls met een vork over
zijn schouder langs zijn eigen naambordje, maar
hij kijkt er niet meer naar.
Zoo tusschen het interview door drinken we
nog een „bakkie" en biedt Peter royaal nog een
balletje aan. Ons oog valt op die fraaie staande
Friesche klok, diie in den hoek staat
„Ja, een mooi ding. Daar zit van alles aan. Dat
rad van den watermolen draait en je ziet de maan
op de schijf opkomenmaar er moet nou eerst
dertig gulden aan verdiend worden, voordat hij
loopt. Ik kan net zoo goed op 'n wekker zien, hoe
laat heit is.
Dan verhaalt Peter nog een aardige episode uit
zijn bijzonder leven. Toen namelijk op een warmen
zomerdag het Soester natuurbad met eenig cere
monieel officieel werd opengesteld, heeft hij zich
een „aardigheidje" gepermitteerd. Als goed Soeste-
naar was hij namelijk ook onder de gasten en keek
geïnteresseerd naar de nieuwe aanwinst.het
rustig kabbelende water.
Ineens sloeg hij den gemeentegeneesheer, dien
hij kende als een voortvarend man, hevig op den
schouder: ..Zullen we eens wedden, dokter - wie
het eerst in het water is?" Nou, die grap rfioest de
dokter hebben.... hij zou allicht gauwer zijn dan
die oude boer. Wacht maar eens even naar het
kleedhuisje.
Maar Peter begon zich in een koortsig tempo te
midden van de gasten uit te kleeden.
Sommige dames werden rood en andere wit
zoo'n „rare boer". Maar'Peter wist, wat hij deed:
hij bleek namelijk zijn zwempakje reeds aan te
hebben en dook als nummer één in het zilte nat.
Of hij ook nu nog sportief is? Vast en zeker. Er
gaat geen winter voorbij, of Peter bindt de schaat
sen onder. Had hij zelf niet destijds een belangrijk
aandeel in de oprichting van de ijsbaan „Soest
Vooruit"? En u moet Peter met een charmante
Deem over de vlakte zien zwieren. Hij kent het
mysterie van de eeuwige jeugd.Want Peter, de
oolijkerdj heeft een goed recept, dat beter is dan
drankjes en pillen.
Het heet: Humor.
J. S.
JONG LEVEN. Bij een landbouwer in Zuid-
Drente loopt reeds het eerste veulen in de wei.
(Foto Pax Holland)
Het „glaasje" heeft dezer dagen de gemoederen
in het overigens zoo vreedzame Zwitserland danig
in opwinding gebracht. Dat kan, zult u misschien
opmerken, want de inhoud ervan is in staat den
bezadigste onder ons tot een wildeman en den
zwijgzaamsten mensch tot een tweeden Demos
thenes te maken. Maar zoo staan de zaken niet.
Er is geen sprake van dat het vriendelijke berg
volk zich plotseling aan een overmatig gebruik
van het befaamde vocht te buiten had gegaan.
Veeleer kan men zeggen dat de bevolking in meer
derheid juist een offensief tegen den borrel had
ingezet. Dat zit namelijk zoo:
De Zwitsers hielden zich al geruimen tijd bezig
met de vraag of de oude alcoholwet in eere dien
de te worden hersteld of dat men het bestaans
recht van de nieuwe wet dateerend van 1930
moest handhaven en reapecteeren. Laatstge
noemde wet sohrijft een beperking van het sto
ken van sterken drank voor ten gunste van een
grooter gebruik van fruit, bij de oude wet was het
stoken vrijgesteld en werd geen belasting geheven
op de producten der stokerijen. Ieder die iets af
weet van de vasthoudendheid van den borrelaar
zal begrijpen dat het gilde der stamtafelgasten
zich moeilijk in den nieuwen toestand kon schik
ken en dat zij al lang op middelen zon om het
glaasje die plaats te geven welke het naar haar
stellige overtuiging behoorde te hebben. Het
schijnt dat het plan de campagne der borrelaars
reeds aanzienlijke afmetingen had aangenomen
en dat zij vol goede hoop waren omtrent het wel
slagen van hun actie. Maar als zij gemeend moch
ten hebben dat de zaak nu al beklonken was of
althans „beklonken" kon worden, dan hadden zij
toch leelijk buiten den waard gerekend. Het
duurde niet lang of de tegenstanders, die het
„Eet meer fruit" devies in het blazoen voerden,
kwamen in het veld. Het ging hard tegen hard,
Nu eens schenen de fruitridders aan de winnende
hand, dan weer leek het dat 'het drankleger met
de eer zou gaan strijken.
Dat dit steekspel een doorn was in het oog
van de Zwitsersche overheid ligt voor de hand. Er
moest iets op gevonden worden, en zij vond er
iets op. Zij eischte van beide partijen het zwaard
in de schede te steken en liet vervolgens een
volksstemming over de brandende kwestie uit
schrijven. Een daad, waarvan de wijsheid wel
door niemand betwist zal worden.
Het slot Is spoedig verteld. Het volk trok ter
stembus om een antwoord te geven op de vraag
„borrel of fruit". Het werd een donkere dag voor
de pimpelaars, want zij leden een zware nederlaag
tegen de ooftpioniers. En met hun aftocht werd
tevens een streep gezet onder een rumoerige
bladzijde Zwitsersche geschiedenis.
J. H. V.
STADSBIBLIOTHEEK.
Thans is in druk verschenen de katalogus van
werken, behoorende tot de exacte en technische
wetenschappen in de Staatsbibliotheek te Haar
lem. Het werkje toont welk een rijke verzameling
vakliteratuur onze gemeentelijke bibliotheek be
vat en zal daarom voor velen een kostelijke hand
leiding zijn.
Het geeft gemengde gevoelens als je hoort dat
iets is opgeheven waarvan je het bestaan niet
kende!
Soms aangename, bijvoorbeeld als blijkt dat de
balken onder den vloer van je huiskamer zóó ver
gaan waren, dat je zeker met huisraad en al in bet
ondergrondsche was afgezakt, indien de timmer
man, die een defecte deurknop kwam herstellen,
het gevaar niet toevallig ontdekt had. Dan prijst
iemand de zalige onwetendheid.
Soms ook onaangename, bijvoorbeeld als je, hoe
wel je „flauw" bent, een vleeschloos-menu moet
verwerken, terwijl je buurman komt vertellen, dat
hij gaat smullen, daar hij in den winkel van X.
heerlijke gebakken schol heeft kunnen koopen.
Hij had juist de laatste. Hm! denk je dan, dien
winkel ben ik even voor mijn gelukkigen buurman
gepasseerd, maar ik heb bij uitzondering geen aan
dacht aan zijn etalage geschonken.
Hoe moeten wij mt de mededeeling, dat de Ne-
derlandsche Spoorwegen het klachtenboek voor
reizigers, dat al sinds 1839 bestond, hebben afge
schaft, opvatten?
Hebt u, lezer, in het verleden geweten dat dit
klachtenbodk bestond?
Ik niet!
En ik ben overtuigd, dat ook de meeste stations
chefs even onwetend \yaren als u en ik. Hoe is het
anders te verklaren, dat zij nooit met het klachten
boek zijn komen aandragen als reizigers mopper
den over een gemiste aansluiting, over het achter
blijven van een fiets en honderd andere verdrie
telijkheden? De dragers der roode petten hébben
óns alleen aangehoord en zich, als onze klachten
gegrond waren, uitgeput in excuses uit naam der
directie, maar het bewuste boek is nooit voor den
dag gekomen. Wij weten niet of het rood, groen
of blauw was en evenmin of het verguld op snee
was. Wij hebben ook nooit ontdekt dat de con
ducteur het klachtenboek bij zich droeg als wij het
niet met hem en de andere reizigers eens waren
over de open raam-polïtiek. Het eenige boekje dat
hij had, was bestemd om „bonnen" te geven aan
•passagiers die zoo ondeugend waren in een nlet-
rookcoupé te dampen.
Klachtenboeken in hotels hebben iets aantrek
kelijks. Niet alleen omdat je overkropt gemoed ont
laden wordt doordat je in de gelegenheid bent het
nu eens precies te zeggen zonder tegengesproken te
worden, maar omdat het ook leerzaam" is het boek
door te bladeren en te ervaren dat anderen het
ook wel eens slecht getroffen hebben.
Alleen is er wel eens twijfel gerezen of alle
hoteldirecties voldoende aandacht aan de jeremiades
geschonken hebben.
Hoe zou de Spoorwegdirectie het met de klach
tenboeken hebben moeten stellen als alle reizigers
er zijn er in een jaar niet minder dan 90 millioen
elke gelegenheid om hun ontstemming daarin
vast te leggen, hadden kunnen aangrijpen. En zijn
verschillende directeuren bij de Spoorwegen die
zich elk in het bijzonder bezighouden met hun eigen
afdeeling, economische leiding, administratie en
techniek maar dan had men er zeker nog eenige
moeten aanstellen om zich alleen aan het lezen der
klachtenboeken te wijden!
Het is jammer dat juist nu de directie het klach
tenboek heeft afgeschaft. Een jaar geleden was
het een beter oogenblik geweest. Toen was ieder
vol lof over het doen en laten van dit hooge college.
De tarieven gingen geregeld naar beneden, er wer
den goedkoope retours verkrijgbaar gesteld en het
kopje koffie op de stations werd in prijs verlaagd
tot 15 cent. Maar nu is aan veel van die heerlijk
heden door de wreede tijdsomstandigheden een on
tijdig einde gekomen. De tarieven werden ver
hoogd, de treindiensten niet minder ingekrompen
dan de goedkoope reisgelegenheden. Alleen het
kopje koffie van 15 cent is blijven bestaan -maar
het wordt nu surrogaat.
Als nu nog het klachtenboek bestond zouden on
getwijfeld velen het vragen.
Het is een ondeugende veronderstelling, maar de
gedachte rijst, dat juist daarom de directie bekend
heeft laten maken, dat het is afgeschaft.
Laten wij hopen dat de tijden spoedig verande
ren. dat de directie een nieuw boek heeft inge
steld. een wenschenboek. waarin de spoorwegklan-
ten hun liederen van verlangen kunnen schrijven.
Met kans op vervulling.
VAN T.
No. 259
Tandenpoetsen
1. Smeert wat
tandpasta op den
borstel en wil dopje
weer op tube draaien
2. Laat dopje val
len.
3. Vindt het terug,
maar stoot zijn
hoofd tegen wasch-
bak.
4. Beseft dat de
tube nu spoorloos
verdwenen is.
5. Herinnert zich
hem op de waschbak
gelegd te hebben en
hij moet dus in het
water gegleden zijn.
6. Vindt hem,
maar dopje glibbert
in de bak en blijft
in de afvoerpijp
hangen.
7. Haalt ijzer-
draad en redt na
veel moeite het dopje
8. Ziet dat nu de
tandenborstel op
den grond is geval
len en loopt kwaad
weg zonder er zelfs
naar om te kijken.
Het aantal werkloozen is sinds 1936 met
43 gedaald. Bijna geen werklooze
bouwvakarbeiders en metaalbewerkers
meer. De werkloosheid en de jeugd.
Wij hebben dezer dagen uit de Statistische Gege
vens reeds eenige cijfers ontleend over het verloop
der werkloosheid te Haarlem. Het is interessant
nog nader op deze publicatie in te gaan.
Eind 1940 was het aantal werkloozen te Haarlem
gedaald tot 3721. Dit cijfer was eind 1938 5239 en
eind 1936 6554. In die 4 jaar werd dus een ver
mindering verkregen van 2833, of ruim 43 Een
deel van deze vermindering is een gevolg van het
feit dat er werkloozen in Duitschland gingen wer
ken.
Het aantal werklooze bouwvakarbeiders, dat
even voor den oorlog in Mei 1212 bedroeg, is nu
gedaald tot 97. Dat wil dus zeggen dat er in die
groep practisch geen werkloozen meer zijn. Het
zelfde verschijnsel doet zich voor bij de metaal-,
bewerkers, waaronder het aantal werkloozen daal
de tot 30. Vóór den oorlog waren er 836 metaal
bewerkers zonder werk.
Er zijn nu 1046 fabriek?- en transportarbeiders
werkloos tegen 1593 een half jaar geleden.
Het volledige lijstje van de werkloosheid, ver
deeld over verschillende vakken, ziet er als volgt
uit:
1936 1938 1940
Handels- en kantoorbedienden 343 320 522
Metaalbewerkers 962 734 30
Bouwvakarbeiders 2033 1211 97
Grafische vakken 148 96 59
Fabrieks- en transportarbeiders 1528 1735 1046
Land- en tuinbouw 166 183 87
Andere beroepen 1374 960 580
Het jaar 1936 was wat de werkloosheid te
Haarlem betreft het ongunstigste van de geheele
'reeks crisisjaren.
Bij het beoordeelen van bovenstaande statistiek
moet in aanmerking genomen worden, dat in 1936
de werkloozen die bij een werkverschaffing wer
den aangenomen als werkloozen bleven inge
schreven omdat zij tooh in feite nog naar normaal
werk bleven zoeken. Daarin is in den loop der
jaren een wijziging gekomen, zij worden nu van
'de lijst afgevoerd. Dit is wel van beteekenis voor
de statistiek, want aan het einde van 1940 waren
983 Haarlemmers bij de verschillende werkver
schaffingen geplaatst.
Voorts waren aan het einde van 1940 614 arbei
ders te werkgesteld aan verschillende werken die
voor gemeenterekening werden uitgevoerd. (O.a.
de aanleg van het haven- en industriegebied aan
het Noorder Buiten Spaarne en de riolcering, voor
zoover die niet onder de werkverschaffing vallen.
De eenige groep die thans meer werkloozen
telt dan In 1936 Is die van dc handels- en kan
toorbedienden. De stijging is sinds 1936 zelfs
niet minder dan 50
Dit is de groep die bovendien het minst voor plaat
sing in werkverschaffing in aanmerking komt.
Tenslotte is het interessant na te gaan welken
leeftijd de werkloozen hadden die weer aan den
arbeid zijn gegaan.
De ingeschreven werkloozen te Haarlem waren
naar den leeftijd alsvolgt verdeeld:
14-17 jr. 18-30 jr 31-65 jr. bov. 65 jr.
Eind 1936 445 1875 4111 123
Eind 1938 137 1390 3612 100
Eind 1940 220 891 2459 151
De groep werklooze jongens van 14 tot 17 jaar. die
in 1936 445 was, liep in 1938 terug tot 137. In het
voorjaar van 1940 waren er nog slechts 76. Sinds
dien is het aantal weer opgeloopen.
In April 1940 was er zelfs geen enkele jongen
van 14 tot 17 jaar als werkloos ingeschreven in de
groep fabrieks- en transportarbeiders. Nu zijn er
weer 23
De groep 18-30 jaar is het sterkst verminderd,
namelijk van 1875 in 1936 tot 891 in 1940.
Ook de daling in de groep 31-65 jaar is aanzien
lijk, namelijk van 4111 tot 2459.
De groep werkloozen boven de 65 jaar bleef vrij
wel stationnair.
Er zijn thans 247 werklooze vrouwen Ingeschre
ven, alsvolgt verdeeld: handels- en kantoorbedien
den 123, huiselijke diensten 88 en andere beroe
pen 36.
Naar leeftijd is de verdceling: 14-17 jaar: 74,
18-30 jaar: 89, 31-65 jaar: 83, boven de 65 j^ar: 1.
MIDDERNACHTELIJK INTERMEZZO
Het was tien voor twaalf - 's nachts wel te ver
staan. Het oudachtige heertje liep snel in de rich
ting van de Markt, althans hij trachtte zulks te
doen, want kennelijk belemmerden overvloedige
offeranden op de altaren van Bacchus en Cam-
brintis hem in zijn loffelijk streven om vóór „be
zetten tijd" "binnen te zijn. Kortom, dit bedaagde
heertje negeerde alle wetten omtrent rechte lij-
len als kortste verbindingen en laveerde er lustig
op los, hetgeen zijn snelheid van voortbeweging
niet te stade kwam.
Niettemin bevond de mehtwandelaar zich eeni
ge minuten later in de buurt van L. Janszoon
Coster. Daar aangekomen stond hij plotseling met
een schok stil, als ware de handrem aangehaald,
sloeg zich met de hand tegen het blanke voorhoofd
en mompelde eenige onverstaanbare woorden.
Daarop sloeg hij zich ten tweeden male tegen het
voorhoofd en ving aan luide niet geheel gekuischte
taal uit te slaan, waarbij hij als een door den wind
bewogen rietstengel heen en weer wiegelde. Zijn
sprake was, ondanks de nabijheid van Lourens
Janszoon Coster, niet geschikt om hier in druk te
verschijnen, doch er viel uit op te maken dat het
bedaagde, boemelende heertje niet in deze stad
thuis hoorde en ergens logeerde, maar dat de ne
vels, die zijn grijze hersenmassa omsluierden, der
mate ondoordringbaar waren, dat zijn tijdelijk
adres als een wazig mysterie daarachter verborgen
lag
Nadat het vergrijsde heertje nog luide te kennen
had gegeven, dat hij vast nTet ton politiebureele
wenschte te overnachten, .verviel hij in een diep
gepeins, waarin het geheim van zijn tijdelijk adres
ongetwijfeld de voornaamste, zoo niet eenige rol
speelde.
Inmiddels was het twee minton voor 12 gewor
den en nog steeds speelde het peinzende heertje
naast Coster voor een ietwat beweeglijk stand
beeld, waarbij hij Rodin voor een modernere uit
gave van Le Penseur had kunnen inspireeren.
Toen naderde in het heldere maanlicht een po
litiedienaar, die het heertje op den schouder tikte.
Een ontwaken uit diep gepeins volgde en op
nieuw het met luider stemme en met gebaren ge
geven relaas over het vergeten adres en het onge-
wenschte van overnachten op politiebureaux.
Toen het op slag van 12 uur was rltep het be
daagde boemelaartje eensklaps juichend uit: ,.Tk
heb 't, ik moet aan de Zandvoortschelaan zijn!!"
„En het nummer?" ondervroeg de agent. „Dat kan
'k me nog niet herinneren", bekende het heertje
nederig.
Het sloeg 12 uur.
„Zoudt u dan maar niet mee gaan?" adviscerd»
de agent.
En het heertje ging gedwee mee, zij *t ie wat
zwaaiend.
J. VAN Z.