„VI
Op Ontdekkingsreis
LANGS DE STRAAT.
N.V. Holster
FLITSEN
BERICHT
DE VISCHTIJD VERLENGD
De helpers.
1
■A TF.RD A G 22 M A A R" T 1941
HAAREEM'S DA'GBEAD
3
in de arbeidssfeer van...
OOR morgen graag een arbeidssfeer".
Dit was de inJhoud van een briefje
van den chef-redacteur, dat plotse-
ling, door wien die briefjes worden
éêrgelegd weet je nooit, ze zijn er altijd, op mijn
ireau lag.
„Goeie morrege", zei ik tegen een collega,
éér een arbeidssfeer, moet vandaag nog af, weet
i een onderwerp? Nou zijn journalisten over het
gemeen uitstekende collega's, maar ze houden
speciale hebbelijkheidjes op na en een daarvan
.het angstvallig bewaren van een onderwerp,
ant niet het schrijven is voor den journalist de
oeilij'kste taak doch het kiezen van zijn onder-
erp Ofschoon ik graag toegeef, dat dit een regel
die niet altijd opgaat. Welke regel doet dat
ouwens wel?
Enfin de collega in kwestie is nogal een ge
ldelijk man, die een ander graag een pleizier
f^'wat denk je van een aapjeskoetsier, opper-
•-ie.
Een wat?
Een aapjeskoetsier, die heb je tegenwoordig
tch weer?"
Als jé dan koetsier er af laat, zal je jezelf
.doelen, antwoordde ilk sarcastisch doch nu was
koffie figuurlijk kan men ze altijd nog foon-
„os gebruiken eerst recht bruin want het mik-
unt mijner'onschuldige plagerij bleek eenigszins
d zijn teentjes te zijn getrapt en dat had ik kun-
en weten want journalisten zijn net tooneel-
peiers: ze hebben teenen van ongewone afme-
tradhtte handig de situatie nog te redden
oor hem tc vragen of hij wist van wien dat
ardige stukje was dat vandaag m de krant stond
lij had al weken van te voren tegenover iedereen
ezeurd, dat hij over dat onderwerp zou sohrij-
en) doch helaas, hij liep er niet in.
Je hoeft me niet te lijmen, zei hij korzelig en
wil je wel zeggen dat ik de volgende weken
ver bepaalde onderwerpen schrijf en hij noemde
enige „sferen" waarbij me het water in den
lond kwam. en dat jij daar dus afblijft. De hoofd-
•dacteur weet er al van!
Ik ben zelf wel mans genoeg om wat te vin-
en. zei ik ten langen leste want ik begreep dat
lijn kansen om bij hem hulp te vinden tot onder
et nulpunt van Prof. Keesom waren gedaald,
[èt redmiddel in dergelijke gevallen is het tele-
oonboek. Naarstig speurend vond ik waarlijk een
eroep, dat geschikt leek.
Een telefoontje.
„Schikt het u. dat ik vanmiddag even bij u kom
raten over uw beroep?
zeker, dat is aardig maar vanmiddag kan
iet werkelijk niet, ik ben net aan het verhuizen
n u weet verhuizen in dezen tijd
Is een hoofdstuk apart!
Zegt u gerust maar een boek, vindt u het
oed als we het op de volgende week houden?
Natuurlijk graag.
Oef, dat is mis. De volgende „speurtocht m
Ie telefoongids", is dat geen origineele titel voor
en nieuwe serie artikelen, ik zal er 'ns met den
joofdredacjeur over praten leidde weer tot een
elefoontje dat echter al even droevig, van jour-
alistisch standpunt bekeken, afliep. Ditmaal was
iet de verhuizer doch de griepbacil de schul-
ige. Dat is trouwens wel verwonderlijk want ik
acht dat die hoofdzakelijk in de wintermaanden
oorkwamen. Niet de verhuizers, maar de bacil-
in natuurlijk.
Met dat al was ik nog geen stap nader gekomen
it de sfeer van welk beroep dan ook. In derge-
jke gevallen is het taak te zorgen, dat de op-
racht wordt teruggenomen en aan een ander
ordt gegeven, terwijl men zelf over iets anders
aat schrijven.
De eerste, die dan bewerkt moet worden is de
hef van dc redactie. Dat gaat meestal telefonisch,
Ik had u het volgende even willen vragen. Ik
noet voor morgen een Arbeidssfeer schrijven
naar nou ben ik juist bezig aan iets anders
len noeme bij voorkeur iets waarvoor de betrok-
ene zich zeer interesseert b.v. een statistiek
n dat zou ik zoo graag willen afmaken. Is het
liet mogelijk dat (de naam van den aapjeskoet-
iercollega) een arbeidssfeer schrijft? Hij heeft
och nog veel onderwerpen.
De reactie is zeer verschillend, doch ditmaal
pas ze beslist ongunstig.
Nee, schrijf nou eerst maar die „Arbeids-
feer" want de teekenaar moet er nog een teeke-
ling bij maken!
Nou Ja, maar
Zorg maar dat het in orde komt.
In zoo'n geval sta je, in zoo'n geval stond ik!
Nu heeft iedere journalist een beroepseer, die
lem voorschrijft, dat een opdracht in ieder geval
litgevoerd moet worden. Hoe moeilijk de omstan-
igneden ook mogen zijn: plicht blijft plicht.
Er moét dus een Arbeidssfeer komen! Ik ver-
eker u ze komt er.
Het gemakkelijkst is nu den collega, die zooveel
mderwerpen heeft te bewegen er een af te staan.
Weliswaar is de gemakkelijkste weg meestal niet
le juiste, maar enfin, het is al laat geworden en
reel keus is er niet meer.
Zeg, Herman, nog even over die onderwerpen
an jou voor die Arbeidssferen
Je krijgt er niet een. viel hij me bits in de
ede. De aapjeskoetsier zat hem blijkbaar nog
loog.
Kom nou, ik moet er voor morgen een heb-
len en je weet hoeveel we al gehad hebben. Nou
al ik dan den fotograaf maar nemen, vroeg ik
loopvol want ik moest toch nog pasfoto's laten
naken voor mijn persoonsbewijs.
Van den fotograaf blijf je af. zei hij vinnig,
rrobeer het maar liever bij een putjesschepper.
Gebeurt dat nog, vroeg ik argeloos en daar'
ïad hij op gewacht, want hij antwoordde valsch
achend:
Natuurlijk, dan hoef je niet naar iemand toe
e gaan!
Dit flauwe antwoord vond hij zelf zoo leuk dat
üj het iedereen ging vertellen, hetgeen zeer 011-
lillijk was want van den aapjeskoetsier had hij
liemand iets gezegd.
Erg vlot ging het ditmaal dus niet.
Eenigszins mistroostig fietste ik naar huis.
In den Hout zag Lk een man papiertjes aan een
stokje prikken. Zou dat geen goed beroep zijn?
ïoe noem je zoo'n beroep eigenlijk?
Nee, dat gaat niet, als ik niet eens weet, hoe het
leroep heet?
De volgende „tegenligger" was een melkhande
laar. Ook nog niet gehad, geloof ik. Dat is op het
oogenbliik ook zoo'n prettig beroep niet. Weer
tfgek etst dus. Groentenhandelaren, slagers, bak
kers, kruideniersjongens het zijn allemaal be
roepen waar veel over te schrijven is, maar ik
kwam er niet toe er een aan te schieten.
Met een hangend hoofd gebeurt een journa-
1st niet vaalk kwam ik thuis.
Ik moet-een Arbeidssfeer schrijven, zei ik tegen
mijn huisgenooten.
Zoo, antwoordden ze. want niet iedereen is
even geïnteresseerd in den arbeid van een ander,
nou, dan schrijf je er maar een.
Of het zoo eenvoudig was!
En toch bleef het door mijn hoofd spelen: nou,
dan schrijf je er maar een.
Wel ja, waarom eigenlijk niet? Je maakt het
je eigenlijk veel te ingewikkeld, dacht ik. En zoo
begon ik te schrijven
B. K.
Voor mekaar!
De Amsterdamsche tram verlaat haar eindpunt,
dat nu meteen het beginpunt van een nieuwen
tocht door de stad is geworden. Juist op dat
oogenblik komt een passagier aanrennen, springt
op de treeplank en werkt zich, geholpen door een
„armsteun" van den conducteur, het achterbalkon
op. Met belangstelling en zichtbaar medeleven
heeft de conducteur, wiens vroolijk, rood gezicht
versierd wordt dooi' een bril. die zoowat op de
punt van zijn neus rust, omdat hij dat optisch
instrument- alleen noodig heeft bij het controlee
ren, knippen en afscheuren van kaartjes, deze
evolutiën gadegeslagen. Als de behendige passa
gier goed en wel op het balkon staat, zegt de con
ducteur met voldoening: „Voor mekaar!"
Deze uitdrukking blijkt zijn stopwoord te zijn
Want als hij het pasje van een oude juffrouw,
die niet erg zeker van haar zaak is en hem aller
lei inlichtingen met betrekking tot haar tramreis
vraagt, gecontroleerd en teruggegeven en haar
overigens gerustgesteld heeft, vraagt hij„Heppu
begrepe? Voor mekaar!"
Dan loopt hij den wagen door naar voren en
tikt nadrukkelijk en forsch tegen het ruitje, dat
hij daarna opent om'de geldzaken te regelen, die
tot zijn taak hooren. Bij den afloop van elke
korte transactie zegt hij wel eens een enkelen
keer „In orde", maar meestal klinkt het, opge
wekt en tevreden: „Voor mekaar!"
Tot de passagiers behooren ook een missschien
driejarig meisje en haar moeder. Het kind speelt
met een pop, u weet wel: zoo'n slappe, zonder
kleeren aan. die nog slechts vaag aan mensche-
lijke lichaamsvormen herinnert en die wij, groote-
menschen, ongetwijfeld geschikt zouden vinden
voor den vuilnisemmer, maar waarvoor kinderen
vaak zoo'n ontroerende genegenheid aan den dag
kunnen leggen.
„Wacht", zegt de conducteur, „die zullen we
eens laten schommelen. Mag ik 'm effe hebbe?"
Met groote oogen vol verwachting kijkt de kleine
den „man van de tram" aan en knikt. De conduc
teur haalt een been van de pop door een der lus
sen. waaraan de tramreizigers, als de wagen vol
is, plegen te hangen en legt een knoop in de
slappe poppebeenen, zoodat de arme pop weldra
met het hoofd naar benéden aan de lus hangt te
bengelen.
„Hij schommelt!" rlept het kind opgetogen.
„Zie je wel?" zegt de conducteur. „Voor mekaar,
hoor!"
Een koopman, bepakt en beladen, bestijgt moei
zaam, gehinderd door een vrij groote koffer en
een zak op zijn rug, het voorbalkon. De conduc
teur is weer vol belangstelling. „Voor mekaar!!'
luidt zijn commentaar alweer, als de man zich
goed en wel binnengeloodst heeft en hij belt af.
Bij een halte passeert een chef en groet den
blijkbaar populairen tramgeleider joviaal. „Voor
mekaar, chef!" klinkt de vroolij'ke wedergroet van
den conducteur, terwijl hij naar het voorjaars
zonnetje wijst, dat de gevels van de hooge Am
sterdamsche huizen zoo gul en weldoend bestraalt.
Op het achterbalkon staan een jonge man en
een meisje in vroolijk en vertrouwelijk gesprek. Zij
hebben slechts oogen voor elkaar. Dat kan deze
conducteur maar niet zoo onopgemerkt voorbij
laten gaan. Hij geeft een anderen achterbalkon-
reiziger een geweldigen knipoog. wrijft zich in de
handen en merkt op: „Voor mekaar!"
Als de tram haar laatste halte bereikt heeft,
roept hij ter waarschuwing de tram in: „Eind
punt. 't Is weer voor mekaar!"
Een gelukkig mensch, die in zulk een uitmun
tende stemming zijn dagelijksc-h wenk verrichten
kan.
De Amsterdamsche tram telt vele van die ou
bollige, kaartjes-uitdcelende trambeambten, zoo
als men ze, geloof ik, in geen enkele andere stad
vindt. Onze hoofdstad mag er mee gelukge-
wenscht worden!
J. C. E.
Centrale Verwarming
AÜTOIVL OLIE - KOLENSTOOKINR.
SANITAIRE INSTALLATIES.
(Adv. Ingez. Med.)
No. 260
Een moment
Juist als de trein vertrekt roept je vrouw door
het raampje nog iets onverstaanbaars dat van
alles kan betcekenen en waarvan je je nog uren
afvraagt of het iets belangrijks kan zijn geweest.
Tegen den winkelier A. M. te Nieuwleusen is
proces-verbaal opgemaakt wegens den verkoop van
300 pond koffie tegen te hoogen prijs.
ZIJ, dlo zich met ingang van 1 April per
kwartaal abonneeren, ontvangen de in
Maart nog te verschijnen nummers gratis.
DE ADMINISTRATIE.
door P. v. d. HEM.
of de gestoorde bruiloft.
E schillenkar was wankel en op een leef
tijd, die de menschen meestal noopt hun
werk neer te leggen. Tenzij dat werk na
tuurlijk erg belangrijk en Tjuttig is. Dat
was de arbeid van de schillenkar óók, want ze
torste kreunend een groote hoeveelheid aardappel
schillen, die nu en dan de neiging vertoonde hun
comfortabele plaats op de kar te verruilen voor
een minder veilige op straatsteenen.
Achter de kar liep de schillenboer en hij was er
nog.een van den ouden stempel: een ruige figuur
in een blauwen kiel, die meer van varkens dan
van mwhpn weet.
De kar zuchtte en piepte, de schillenboer kauwde
onverschillig op een pruimpje tabak cn het geheel
zou nauwelijks de aandacht getrokken hebben als
er niet de brug was geweest, die kar en boer voor
een schier onoplosbaar probleem stelde. Want hoe
ze beiden ook hun best deden, hoe dapper de wie
len van het karretje ook probeerden te draaien en
hoe forsch de aanzet van den schillenboer ook was:
de brug kwamen ze niet op. Tot be- en verwonde
ring van de slagersjongens en andere toeschou
wers, die zich allengs hadden verzameld om de
worsteling van den mensch tegen de techniek te
aanschouwen, vroeg de schillenman geen hulp. In
tegendeel. Telleens klemde hij met nieuwen moed
en energie zijn kaken op elkaar, zette zich weer
schrap en probeerde het nog eens, en nog eens.
zonder eenige resultaat echter. Iedere keer als het
scheen, dat de *kar de brug zou overmeesteren
schoot op het laatste oogenblik de kracht van den
zwoegenden kardrijver te kort en gleed het heele
geval kar en man weer terug. Zoo had dit
spelletje tot vermaak en leering van ieder, die het
zag nog eenigein tijd kunnen doorgaan als de red
ding niet nabij was geweest.
Twee heeren van gemiddelden leeftijd, met de
forschheid dit die tijdperk des levens (bloeitijdperk
zeggen sommigen) met zich meebrengt stapten met
flinke pas over het trottoir en zouden wellicht
noch de schillenkar noch de sjouwende schillen
man gezien hebben als met een van beiden bijna
pver een fiets van een slagersjongen was gestrui
keld. Deze, de slagersjongen, Charivarius. niet de
heer of de fiets, staarde met groote oogen naar de
voor hem welkome afwisseling die het schouwspel
dat u nu wel kent, hem bood. Dc bijna gevallen
heer wilde juist een minder vriendelijke opmerking
aan het adres van meergenoemden slager richten
toen ook zijn aandacht op den met de brug worste
lenden schillenman werd gevestigd. Lang overleg
was niet noodig en aleer de verbaasde omstanders
van hun verrassing waren bekomen duwde hij al
met volle overgave tegen de schillenkar, die ech
ter nog steeds niet voldoende vaart kreeg om de brug
te nemen. Nauwelijks had de tweede heer dit ech
ter gezien of ook hij haastte zich om zijn metgezel
en den schillenman te helpen. En zoowaar, na eeni
ge hevige duwen gelukte het met vereenigde krach
ten de kar boven op de brug te brengen.
Eenigszins buiten adem doch met een diepe vol
doening namen de beide helpers den dank van den
schillenman in ontvangst.
Het innig tevreden gevoel: een goede daad te
hebben verricht was hun van het gezicht te lezen.
Een van hen echter, die blijkbaar onder sport al
leen dammen en schaken rekent, was wat erg rood
aangeloopen doch gelukkig voor hem waren d®
slagersjongens tc zeer door de kranige prestatie
verbluft om er iets van te zeggen.
Met de borst vooruit cn een gelukkige glimlach
van: dat lapten we 'm toch nog, al zijn we bij de
vijftig, liepen de helpers door.
De schillenman en zijn kar werden weer aan de
vergetelheid a oh ter gelaten.
B. K.
Toewijzing van tliec.
Naar het A.N.P. van 't secretariaat der Vereeniging
van Thecimporteurs verneemt werjden in de Don
derdag gehouden theetoewijzing, waarvoor de prij
zen door de regeering werden vastgesteld, de aan
geboden 13119 kisten Java-thee en 4243 kisten Su-
matra-thee geheel verkocht.
anvaard de diensten van een
GROENTJE In HAARLEMS DAG
BLAD. Daar zijn ze voor en niets
anders doet het zoo goed.