Zaagzaad en
Op Ontdekkingsreis
DONDERDAG 27 MAART 1941'
HXAREEM'S DAGBEAD
3
„Schipper ahoi"!
Een uitweiding over dichtaders en
schorre stemmen, de levende leer
plaat en het geheim van de honderd,
knoopen.
„Het leesplankje voor het knoopenalphabct"
Waar In 't groen-geel Lindenhout
Gerritje steeds zingt
Over de breede IJselstroom
De fluit van booten klinkt
Waar men 't geklots der golven lioorb
Langs des IJsels boord
Daar ligt ons IJsselstein
Ons zeemansoord.
In gezwinde pas marcheeren de schippersjon-
gens het weggetje op van IJsselstein naar den
dijk, die breed-uit langs de rivier armend elke
poging van den IJsel om buiten zijn oevers te
treden wil bezweren. Maar de IJsel heeft op dezen
voorjaarsmiddag heelemaal geen lust om zich
buitensporig in te spannen, en koestert zich als
een breede waterslang in het zonnetje, en het
eenige beweeg is een rimpeling van welbehagen
zoo nu en dan over het watervlak. Willempje
sjouwt op zijn korte beentjes de met flinke stap
pen vooruitkomende troep getruide knapen ach
terna. niet verder dan tot den grooten weg op
den dijk, want dan bezwijken de beentjes, en joe-
pen het buikje en de borst om beurten vanwege
de inspanning. Maar Willempje weet dat ze weer
om komen. Zij zijn alleen maar even zwemmen
in Zwolle, in het groote moderne bad, want ze
moeten den zwemslag goed leeren om niet te ver
drinken als ze eens tegen wil en dank in 't water
terecht komen. Langzaam wordt.de groep op den
dijk kleiner en kleiner, en klinkt het gezang uit
de kelen al vager.
Zingen doen ze hard en met goeden wil, vindt
de commandsint, maar mooi is anders. En dat is
jammer, maar op 't oogenblik kan dat niet beter.
Want er is heel wat voor noodig om uit de kelen
van jongens, die van huis uit nou eenmaal geen
Caruso's zijn, wat behoorlijk geluid te halen. En
een zangonderwijzer is er niet op IJsselstein. Zal
hij er eens komen? Je zou toch zoo zéggen dat
er voor een volwassen schipper niet veel mooiers
bestaat dan om zijn stem eens op te zetten zoo
dat zijn binnenste zich ontspant in een lied. dat
over het wijde water galmt. Dat kun je als stede
ling midden op straat en ook in het park niet
doen, maar op het water ban dat zoo fijn klin
ken.
Ik zie commandant Zwart al glimlachen wan
neer ie dit toevallig leest, want hij denkt bij zich
zelf. die heeft teveel films gezien, of romannetjes
gelezen, daarin zingen de schippers zoo mooi,
maar dan zijn 't ook geen schippers maar zangers
met een trui aan en een pet op. In groote trek
ken: toegegeven. Maar ik heb toch wel eens een
schipper op zijn schip hoor en galmen met een
stem, die er zijn mocht. En dan dacht ik alleen
maar: wat jammer dat die man niet een be
hoorlijk lied heeft geleerd, want'een galm zonder
woorden is als een lichaam zonder ruggegraat.
Daarom, zangonderwijzers, op IJsselstein is voor
u een taak. Wat. schor is hoeft nog niet schor te
blijven! En dichtaderen vloeien er op IJsselstein
bepaald weelderig.
„De jongens dragen petten
En weten ze on te zetten
Zoodat een ieder daarnaar kijken moet
Verder dragen ze een jekker
Bij kou is die heel lekker
Een gouden anker daarop staat zoo goed.
Maar allen dragen in hun 'hart hetzelfde
ideaal
En zingen daarom eens van zin en luide
door de zaal
Schipper, hoe vaart ge?
Des avonds is nog lang geen rust geblazen in
het witte huls. Wanneer de lichamen moe ge
zwommen zijn is de geest in topvorm om de ge
heimen van het binnenvaartreglement aan te
kunnen, den invloed van het magnetische Noor
den op de koersuitzetting te ontsluieren en de
capriolen van het peillood in cijfers te bedwingen.
„Je lading heb je aan boord. Hoe ga je je nu
zeilklaar maken?" informeert de heer Zeylemaker,
die naast het bord voor de klas staat en zich 'be
zint op een keuze uit de blozende koppen, die
in vijf ri.jen boven de blauwe truien uitsteken.
En de gelukkige, die de beurt heeft, vertelt dat
de luiken dan eerst dicht moeten worden ge
maakt, de presennings gaan erover, en dan wordt
alles wat aan boord is vast gemaakt, want als de
boel los zit kun je niet sturen.
„En hoe haal je de schuit aan den kant?"
„Met vier trossen, meneer, twee om het schip
stevig vast te houden met het oog op 't getij".
„En hoe kun je voorkomen dat de trossen
breken als 't getij keert, zonder dat je ze be
hoeft te vieren".
„Dan gaan we op lange trossen liggen".
De loef wal is natuurlijk het gunstigst om aan
te leggen, dat wil zeggen wanneer je even goed
door redeneert. Want als je aankomt is ie juist
niet gunstig; de wind komt er vandaan en die
heb je tegen. Maar eens moet je weer wegva
ren. en dan heb je geen vaart in de schuit en
wordt de wind je tot vriend. Zoo leert de schip
per een les, die hem ook in andere opzichten van
pas kan komen, namelijk eerst den moeilijken
weg te zoeken opdat het je later beter gaat.
„Wat versta je onder den linker en wat onder
den rechter oever van een rivier?"
Even blijft het antwoord uit.
I ©an zwaait meneer Zeylemaker met zijn
(Foto Heukels)
arm en wijst door het venster naar buiten.
„Kijk maar daar! Wat is nou de rechter, en
wat de linker kant van den IJsel?"
En buiten, in het raam gevat als een levend
schilderij, glimmert de IJsel onder den donke
renden hemel, die zich horizontwaarts in ijle
lïchtschakeeringen rondom buigt om aan den
einder zelf te versluimeren in een zachtblauwe
kraag van wolkendons.
En de schipper in zijn bank gaat in zijn ge
dachten met den rug staan naar den kant waar
de IJsel vandaan komt. constateert waar zijn
rechterhand zit. en legt den heer Zeylemaker
uit dat die kant ook de rechter kant van de«
IJsel is! En meneer Zeylemaker is tevreden.
Dat is nog" eens aanschouwelijk onderwijs!
Geen plaat aan den muur, maar de natuur buiten
is de levende illustratie
En verder verdiepen zich de jongens in de pro
blemen van de binnenvaart; het schutten in de
sluis, het verrichten van een kruispeiling, het
onderkennen van roode en groene lichtjes, drie
hoeken met de punt naar beneden, en drie
hoeken met de punt naar boven, die de kribben
aangeven, bollen zus en bollen zoo, en wat voor
teekens de mensch al niet meer heeft uitgevon
den om de rivier 't best te kunnen bevaren.
Buiten voltooit zich het donker van den avond
en worden de lichtjes ontstoken op de booten.
Op IJselstein gaan de luiken toe. en wit en roer
loos staat daar het huis in den sterrenglans.
wanneer een late gast zich boven op den dijk
huiswaarts spoedt, naar het pittoreske Hattem,
dat een eindje verderop ligt, of Zwolle, dat aan
den overkant in het duister gedoken is.
Wat van touw al niet te maken is.
Splitsen en knoopen. dat zijn voor het schip
persvak belangrijke dingen, die de jongens op
IJselstein ook leeren. Dat is een werkje, dat je
't best kunt doen wanneer je pas uit de veeren
bent en nog honderd procent over je energie be
schikt, ondersteund door een flinke hoeveelheid
karnemelkschepap in de maag. Want de Oos-
tersche toovenaar, die een touw in de lucht kan
gooien om er langs omhoog te klimmen, kan
eigenlijk niet tippen aan de kunstgrepen, die de
Hollandsche schipper met het touw verricht. Er
staan zoo een zeventiental „steken" op het pro
gramma, elf knoopen, drie takelingen,
en dan nog plattings, splitsen, grom-
mers en bindsels. Wanneer ik u moest
beschrijven hoe zoo'n halve schildknoop, een
heele sjouwerman en Spaansche takeling, een
dubbele hielingsteek of een koopvaardij oogsplits
precies in elkaar zit, ik bezweer u, ik zou met
de zinnen zelf in een knoop komen, zoo stevig,
dat ik er nooit meer uitkwam! En ik beperk me
dan ook graag tot het uiten van mijn respect
voor dit onderwijs. De onderwijzer beweert dat
er in totaal meer dan honderd zijn! En 't is
gelukkig dat de leerling, die zich het hoofd
breekt over één ervan, dat niet beseft. En met den
tong uit den mond gaan ze stuk voor stuk voort
met het touw in allerlei bochten en lussen te
wringen.
„Ja" vindt de commandant. „We moeten jon
gens hebben, die werken willen. Ze krijgen hier
de kost en een best huis, maar witte kousen
werken hier als roode lappen op een stier!"
En dat blijkt. Op IJselstein wordt de tijd wel
besteed. Hier worden jongens tot schippers, die
letterlijk en figuur-lijk stevig op hun beenen lee
ren staan.
Waar de breede IJselstroom
Statig meerwaarts vloeit
Op wiens golven ik roeien kan
En ik wrikken moet
Waar ik knoopen, splitsen leer
En nog zoo veel meer
Daar ligt ons LJselstein
Ons zeemansoord
En 't is te hopen dat Willempje nog veel
ploegen van jongens mag zien komen en als
schippers mag zien gaan. Totdat Willempje eens
Willem is en dan heusch zelf roeiriemen mag
afkrabben, in schriften kan schrijven, knoopen
leert leggen en zingend mee mag marcheeren in
de rijen van het schipperslegioen van LJselstein-
Merkwaardige verordeningen.
HET bericht omtrent de dertigduizend merk
waardige wetten en verordeningen, door den
Amerikaan Lyman E. Cook verzameld,
heeft niet nagelaten eenigen indruk te maken öp de
leden onzer redactie. Want hoe wonderlijk de ge
citeerde bepalingen er op het oog ook uitzien, nie
mand zal toch kunnen ontkennen, dat er eenige bij
waren die het volste recht van bestaan verdienen
Zoo is het alleszins begrijpelijk dat de overheid van
Clinton het gevaar heeft ingezien van het wandelen
met een tijger aan de lijn en daarom deze riskante
gewoonte radicaal den kop heeft ingedrukt. Even
zeer kan het verstandig heeten dat de vroede va
deren van Barre indachtig het „mens sana in
corpore sano" destijds besloten hebben het Za-
terdagsche bad verplicht te stellen, want P. Gasus
zal wel gelijk hebben gehad toen hij opmerkte dat
het daar vroeger vermoedelijk bar is geweest.
De enkele bijzonderheden uit Mr. Lyman's boek
waren voldoende om de journalistieke nieuwsgie
righeid ten top te drijven. Wij wilden meer van
die interessante bepalingen kennen. En inderdaad
gelukte het ons de hand te leggen op èen aantal
curiosa, welke wij belangwekkend genoeg vonden
om er een plaatsje in de courant voor in te ruimen.
Hier hebt u ze.
In de restaurants van Omaha (Nebraska) is het
den gasten vex-boden bij het soepeten het geluid
van het stx-ïjkje te overstemmen.
Te Dayton (Ohio) mogen de kappers onder geen
enkele omstandigheid de weersgesteldheid ter
sprake brengen.
In den staat Pennsylvanië moet elke stad van
meer dan 75000 inwoners in het bezit zijn van een
sintelbaan.
Te Memphis (Tennessee) is het in schouwburgen
ten strengste verboden met zakjes snoepgoed te
ritselen. Zwaar gestraft wordt bovendien het over
luid snurken tijdens voordrachten.
Te Jefferson (Missouri) mogen de schepen in
het nachtelijk uur niet van den scheepstoeter ge
bruik maken.
In St. Paul (Wisconsin) hebben winkelende da
mes zich strikt te houden aan het voorschrift het
welk verbiedt dat de pakjes die de echtgenooten
moeten dragen hooger dan de kin worden opge
stapeld.
Te Springfield (Illinois) mogen jeugdige personen
zich geen grapjes veroorloven ten koste van men-
schen van middelbaren leeftijd die blijk geven van
een juist sociaal besef, bijv. het assisteeren van
schillenboeren bij het duwen van de kar tegen een
steile brug.
De huismoeders van Little Rock (Arkansas)
moeten bij den schoonmaak de schrijftafel en kasten
van den heer des huizes onaangex-oerd laten.
In Montgomery (Alabama) dient elke burger
zich aan te sluiten bij een sportvereeniging dam-,
schaak- en hengelaarsclubs buiten beschouwing
gelaten.
Te Topeka (Kansas) is het op kantoren en fa
brieken verboden zich des Maandagsmorgens zicht
baar en/of hoorbaar uit te rekken en/of opmerkin
gen te maken welke een tegenzin in den arbeid
verraden.
Te Carson (Nevada) dienen huisvi-ouwen zich,
met het oog op den geregelden gang van zaken in
het gezin, van vei-gadcren in de middaguren te
onthouden.
In Denver (Colorado) is het rangeei-en op drukke
overwegen vei-boden.
Te Houston (Texas) mag het korte openingswoord
op bijeenkomsten niet langer, dan een kwartier
duren en is het gebruik van de uitdrukking „partir
c'est mourir un peu" bij afscheidsplechtigheden ten
strengste vei-boden.
In Minneapolis (Minnesota) bestaat de bepa
ling, volgens welke de heer des huizes zijn sigaren-
of sigarettenasch slechts op het aschbakje mag
deponeeren, en niet op theeschoteltjes, vaasjes,
bloempotten e.d.
Te Silver City (Arizona) is het niet geoorloofd
aan een en dezelfde persoon een en dezelfde grap
meer dan één keer te vertellen.
Dit is nog maar een bescheiden bloemlezing uit
Mr. Lyman's collectie, die, zooals reeds gezegd, in
totaal dertigduizend van die wettelijke wijsheden
omvat. Mochten wij nog op andere beslag weten
te leggen, dan zullen we ze u natuurlijk niet ont
houden.
J. H. V.
AMSTERDAMSCHE BALLAST MIJ. N.V.
Naar het A.NJ?. verneemt ligt het in de be
doeling van bovengenoemde maatschappij om aan
de algemeene vei-gadering van aandeelhouders voor
te stellen, over het boekjaar 1940 een dividend
van 12 pet. uit te keeren.
G. V. BATO.
Dinsdag 1 en Donderdag 3 April a.s. zal Bato In haar
oefcnzaal aan de Kleine Houtweg, onderlinge gym-
nastiekwedstrijden houden voor respectievelijk dames en
heeren. Deze wedstrijden staan onder leiding van den
heer C. Th. Smal. Bij de dames zal mej. C. W. Swart voor
de derde maal de wisselbeker verdedigen, terwijl bij de
heeren F. W. Guis dit zal doen.
Mr. M. M. Rost van Tonningen is benoemd tot
president van de Nederlandsche Bank.
(Foto Pax Holland)
in de arbeidssfeer van...
Ergens weggedrukt tusschen tuintjes en krom-
gezakte boerderijtjes staat aan een smal acheraf
zandstraatje een proper, grocn-glimmende huiske.
Klimop rankt warrelig rond blinkende ramen en
als wij aanbellen verschijnt ccn forsch-gezonde
vrouwengestalte. Klaarblijkelijk een dochter ot
schoondochter, want baas van 't Land, vertelde men
ons op het gemeenehuis van Barneveld, is al een
man-op-leeftijd. Maar toch nog in de kracht van
zijn jaren, dat zien we, als hij ons in de huiskamer
verwelkomt. Zijn kop is ruig, gehard en gelijnd
door veertig jaren werk in de open lucht en storm
en wind hebben er als een beeldhouwer op gehakt
en gebeukt: Willem van 't Land, honingzeemer en
wassmelter, een der allerlaatsten van een oeroud
bedrijf, dat nog slechts enkele beoefenaren telt
in het zuiden des lands, in Brabant, waar nog heide
is en boekweit, waar de bijen nog peuren naar
honing.
„Je komt nou net in een slappen tijd, meneer",
zegt van 't Land spijtig. „Je had eerder moeten
komen of later, want nou slapen te bijen. Maar
ja, „bedenkt hij zich, „dan had je me misschien
niet thuis getroffen. Hard kans, dat ik dan in
de Betuwe of in Drente of in Brabant had ge
zeten". En daarmee is hij verzoend met de idee,
dat we niets kunnen zien van de bijen. We vragen
eerst eens naar de beteekenis of liever: den oor
sprong van den naam honingzeemer. Maar dan
zijn we aan een verkeerd adres; dat weet hij ook
niet. Al veertig jaar lang noemt hij zich honing
zeemer en de vorige eigenaar van het bedrijfje,
van wie hij de heele bedoening overnam was ook
een honingzeemer en die deed het ook
al meer dan vijftig jaar. En z'n zoon wordt ook
honingzeemer, dus.... We snappen het: honing
zeemer, zonder meer.
„Je boft, want ik ben in ccn goeie bui. Vanmorgen
kreeg ik bericht uit Den Haag dat ik weer honing
verkoopen mag. Sinds Januari was er een verbod",
vertrouwt hij ons toe, en zijn vrouw met het
onvervalschte Veluwsche mutsje op het grijze haar,
krasse verschijning en trouwe metgezellin op den
levensweg van haar man, draagt het hare bij tot
de vreugde over deze Haagsche vriendelijkheid: de
kopjes rammelen en de koekjestrommel maakt een
vertrouwd geluid Het kost niet veel moeite om den
ouden baas aan het praten te krijgen: de liefde
voor zijn vak zit hem tot in elke vezel van zijn ziel
en de wetenschap, dat wellicht binnenkort de laat
ste zeemerij zal zijn gevallen, omdat de heide en
ook de boekweit langzaam maar zeker verdwijnen
is voor hem slechts een groote stimulans tot
vertellen.
DE IIEIDE VERDWIJNT....
„Vroeger", zegt hij, „een jaar of 35 geleden,
waren er op de Veluwe nog een stuk of vijf zeeme-
rijen, maar nu heb ik de laatste Toen was er hier
volop boekweitbouw, zoodat ik niet naar Drente
hoefde, en de heide stond hier ook prachtig. Als er
niet ingegrepen wordt, verdwijnt de heide heele
maalMaar al gauw laat hij zijn sombere ge
dachten varen, want de blijdschap over de ophef
fing van het verkoopverbod zit hem hoog.
„Je moest- eens weten, hoeveel ik in normale
tijden afreis. Zelf heb ik 400 korven, maar je be
grijpt. dat dat lang niet voldoende is. Daarom
koop ik overal in het land, maar voornamelijk
in Drente en Brabant, de honing bij de boeren op.
Toch minstens 1000 korven per jaar. Minstens! En
dan ga ik met de auto het land af om de velden
te keuren, ook weer meest in Brabant, Limburg en
Drente. Want je kunt niet op ieder willekeurig
heideveld je korven neerzetten. Je moet wel ter
dege nagaan hoe de heide er bij staat. Trouwens,
ze kennen me overal, want ik ben de eenige zeemer,
die honing opkoopt. De paar, die er nog zijn, doen
het met eigen korven, en dat is niet zoo veel. In
het voorjaar, wanneer de' boomgaarden in bloei
staan, ga ik met mijn korven naar de Betuwe om
de bijen te ontwikkelen. Dus als "je alles eens bij
elkaar optelt!.... Mijn eigen korven staan over
het heele land verspreid, 100 hier, 100 daar, enzoo-
voort. Als de korven leeggehaald zijn maak ik van
twee volken één, m.a.w. ik voeg twee volken die
natuurlijk gedund zijn, bij elkaar. Met de 200 korven
POSTGIRO Ne»
uan de Winterhulp Nederland
Winteitwlp Neerland, des Haag.
No. 5553. Als bank der Winterhulp
Nederland m aaogewezen de Kasrer-
eeniging N.V. Amsterdam No. 877s
Stort op 5553 of 877
Mr. dr. W. G. A. van Sonsbeeck:
„Er is geen doel, waarvoor men liever
alle hens aan dek roept, dan voor ouder
lingen bijstand wanneer gevaren den
landgenootbedreigen. Nauwelijks geeft
iets meer voldoe7iing dan verlichting van
anderer zorgen."
Wanneer de ploeg, door de paarden getrokken, door den akker gaat, volgen de
meeuwen het gespan, om in de versche aarde voedsel te zoeken.
(Foto Pax Holland)
die ik dan overhoud, ga ik den winter ln, en na
den winterslaap trek ik naar de Betuwe om ze weer
te ontwikkelen. In den vorigen winter had ik veel
sterfte, maar in dezen is het erg meegevallen. De
bijen moeten namelijk eike maand een z.g. reini
gingsvlucht maken, want wanneer ze eeuwig in de
korf blijven, gaan ze dood. Als er echter sneeuw
ligt, moeten de korven dicht gestopt worden, omdat
de bijen in de sneeuw onherroepelijk sterven. Ge
lukkig heeft dit laatste niet zoo'n vaart geloopen".
Van 't Land heeft ook te maken met distributiemoei
lijkheden, maar' niet op de wijze, waarop wij er
reeds aan gewoon zijn. Wanneer de honingzeemer
de honing uit de raten gehaald heeft geslingerd,
heet dat kan hij niet zoo maar alles verkoopen:
een gedeelte moet hij bewaren voor de bijen ge
durende hun winterslaap. Hij heeft nu drie slechte
honingjaren achter den rug, zoodat hij bijna zijn
geheelen voorraad aan byenvoeding kwijt raakt.
ALS VOOR HONDERD JAAR
Het is natuurlijk aardig om te weten, of er in
den loop der jaren nog verandering is gekomen in
de wijze van bereiding, maar dat is toch niet het
geval. De tijd schijnt voor den honingzeemer en
wassmelter in dit opzicht stil gestaan te hebben.
De toestand in het donkere gebouwtje achter zijn
woning is nog precies dezelfde als voor honderd
jaar terug. Er hangt een doordringende geur van
heide en dennen en wanneer men de oogen sluif;
zou men zich op een uitgestrekt heideveld ergens in
het hartje van Drente of Brabant, wanenIn
een hoek ligt een stapel raten en in weer een an
deren hoek staan eenige tientallen.... kazen, ?ou
men zeggen, netjes op elkaar. Maar het zijn geep
kazen: het is echte, zuivere was, iedere „kaas" mei
een gewicht van 15 pond. En een hoop stug riet i*
er het bewijs van, dat van 'f Land zelf zijn korvet*
vlecht
CONCURRENTIEMOEÏLÏJK-
HEDEN.
„Duur?" vragen we. Met deze simpele vraag be
reiken we een maximum aan effect, want het blijk!
een punt, waar baas van 't Land graag over praat
De Japansohe concurrentie
„Vroeger, een jaar of tien geleden, deed de was
f 2.per kilo, maar de prijs daalde tot 80 cent.
Dat kwam door den invoer van Japansche was.
3035 cent per kilo. meneer! Vecht daar maar
eens tegen! Die Japanners leverden dc was in
stukken van 100 K.G., tegen een gewicht van 10
a 15 pond van mij. Daar was niet tegen te concur-
reeren. Toen in '39 de mobilisatie kwam en daar
mee een beperkte invoer, steeg de prijs van mijn
was tot f 2.Of ik ook blij was! Nu is het nog
beter: f 3.per kilo. Maar dat mag je ook wel heb
ben, meneer. Als je nagaat, wat een onkosten je al
gehad hebt, voor je aan de leverantie toe bent, dan
ril je! Dat is ook de reden, dat zooveel beunhazen,
in gpede honingjaren ook met honing en was be
gonnen, bfj het eerstvolgende slechte honingjaar
stuk voor stuk afvallen. Het lijkt zoo gemakkelijk
verdiendMeneer!" zegt van 't Land met vuur,
Je moet het kénnen. En anders kom je er niet.
In '98 heb ik eens een cursus gevolgd van een
schoolmeester. En na afloop dacht ik. dat ik er alles
van af wist.Meneer! ïk wist er niet dat van,
toen ik op eigen beenen stond. Natuurlijk, „vergoe
lijkt hij, „zoo'n cursus is een goeie basis, maar de
practijk stelt toch heel andere eischen". En baas
van 't Land praat nog even door.
DE BEREIDING.
Dan komen we aan het onderwerp: de bereiding
van de honing en de was. „Voor dat ik de korven
opkocht, waren de boeren gewoon, de honing en de
raten zelf te stampen, maar daar heb ik een eind
aan gemaakt. Je kreeg soms een ratjetoe in han
den, waar je met den besten wil van de wereld
niets mee beginnen kon. Nu koop ik de korven hee
lemaal en hier breek ik er de raten zelf uit. Van
slechte honing maak ik was, en van goede honing
wanneer je de raten door de groote hoeveelheid
honing niet meer zien kunt maak ik honing.
Makkelijk, niet?" Maar we willen weten, hoé het
gaat en dat laat hij ons dan zien aan de hand van
de verschillende instrumenten, die er in bonte
wanorde verspreid staan en in goede tijden door
den baas en zijn zoon. bijgestaan door een tweetal
arbeiders, gehanteerd worden. Wanneer het ho
ningjaar niet zoo bijster goed is, doen de baas en zijn
zoon het zonder hulp van derden. De raten worden
gedurende een uur in een grooten ketel met water
gekookt, waarna ze kokend in de pers, een zwaar
gietijzeren apparaat gaan. Zijn ze flink uitgeperst,
hetgeen met de hand gebeurt, dan wordt de massa
in de vormen de z.g. bodems gegoten. En
wanneer de was afgekoeld is. komen er de mooie
„kazen" uit, die in heel Nederland hun afnemers
vinden. Ook het zuiveren doet de honingzeemer
zelf, en die gezuiverde was is meestal bestemd voor
chemische fabrieken, waarvan er eveneens een
groot aantal onder de klanten van van 't Land ge
rekend wordt. Van drie pond ruwe was houdt hij
één pond zuivere was over; doch de overige twee
pond vinden hun weg ook wel. De bereiding der
honing moet precieser gebeuren. De honing wordt
uit de raten „geslingerd". „Vandaar de naam slin
gerhoning", verklaart de zeemer. „Een veertig jaar
terug noemden we het taphoning, toen kwam de
naam lekhoning en nu is het slingerhoning. Waar
om? Dat weet ik niet". Geslingerd wordt er anders
met de honing niet, want heel voorzichtig worden
de raten in een pan lauw water gedaan: precies
warm genoeg om de honing er uit te doen zakken.
Meer wordt er eigenlijk niet mee gedaan, behalve
het vullen der potjes of vaten. Voornamelijk de
zuivere heidehoning, die erg zoet is, wordt veel
gevraagd. Hij levert zoowel aan particulieren als
aan groote fabrieken. De laatsten krijgen de honing
in vaten van 300 K.G. Het is dus wel duidelijk,
dat door de bijen hard gezwoegd moet worden, om
al deze hoeveelheden bij elkaar te krijgen. Daarom
is bet begrijpelijk, dat de bijen van tijd tot tijd
„zweeten". Op, onze verwonderde vraag verklaar!
van 't I-and, dat de bijen honing uitzweeten. Na
tuurlijk gebruikt hij dat, en hij maakt er was van.
Hij heeft ook nog een „geheim'1. Dat is de „mee",
een hoestdrank, die zeer velen uit Barneveld en
omgeving bij hem komen halen bij verkoudheid en
zoo. Het smaakt erg lekker, een beetje naar alco
hol. en de eerste gang is steevast naar baas van
't Land.En toen werd het hem zeker een beetje
al te benauwd, want hij moest gauw wat gaan
smelten.
J. G. H.
Verduistering is onze plicht,
Weer daarom uitstraling van
't licht.
VAN 27 OP 28 MAART 1241
van 20.04 tot 7.24
Maan op 28 Maart op7.44
Maan op 28 Maart ondor20.55