Op Ontdekkingsreis Reizen. EEN GEZONDE GEEST IN EEN GEZOND LICHAAM ONZE STADSTUINDERS. Over gratie. Z ATERD A G 29 M A ART 1941 HAARLEM'S DAGBLAD 3 in de arbeidssfeer van... Dit was wel een heel bijzondere ontdekkingsreis. En daarom is de ondertitel ook ongewoon. Die duidt immers na alle andere reizen een fnan met zijn beroep aan: den dokter of den schrijnwerker, den kuiper of den houtdraaier, of wien dan ook. Maar nu staat er een naam. Dat komt doordat Herman Heuff een unicum is. Hij was een bekend kunst schilder en etser, hij werd acht jaar geleden vol komen blind en moest dus zijn werk opgeven.... maar hij werkt nóg, kunstenaar als immer. Hij boetseert in klei. En zijn werk wordt gebakken in den oven, soms geglazuurd bovendien en veelvuldig gekocht. (Foto De Haas) Dat is wel eens eerder in dit blad verteld. Velen van u zullen zich deze aangrijpende feiten uit het leven van een man, die als kunstenaar naam had gemaakt en uitgeblonken door buitengewone veel zijdigheid, herinneren. Maar slechts weinigen ken nen hem in zijn latere arbeidssfeer. En daarvan wil ik u vertellen als van een heel bijzondere, ja eigen lijk van een wonder. Want het is niets minder dan dat. Het is bekend genoeg dat als iemand het gebruik van een van zijn zintuigen verliest, de andere in scherpte en gevoeligheid toenemen. Dat is ook een wonder, onverklaard door de wetenschap, maar de menschen denken er al niet meer als zoodanig aan, omdat zij er zoo vaak van gehoord hebben. Zoo gaat het immers met tallooze wonderen om pns heen. Het geval van Heuff is evenwel nog anders. Want de Voorzienigheid heeft hem in zijn groot gemis een groote vergoeding geschonken. Zij heeft hem veroorloofd vele van zijn herinneringen, aan levende wezens en aan voorwerpen die hij vroeger gezien heeft, te herscheppen met zijn han den. Hij ziet, of moet ik zeggen-: hij herziet, met zijn vingers. Want het Vreemde, het schier boven natuurlijke is, dal als hij bijvoorbeeld een vogel of een paard, een schildpad of krokodil of welk dier dan ook uit zijn herinnering herschept meestal zijn het dieren hij niet alleen vormen creëert, die men kan aanvoelen, maar ook uitdrukking, ook beweging, ook houding en gebaar,... Het zijn geen „poppen" die hij maakt, maar weergaven van levende wezens, zooals hij ze gekend heeft en waargenomen met het oog van den artist. Dat oog heeft meer waargenomen dan het uwe en het mijne. Maar het heeft ook meer geborgen in die geheim zinnige'schatkamer der herinnering: visueele af- deeling. Het Wonder, met een hoofdletter, is dat via Heuff's snelle, behendig-werkende vingers het er weer uit komt. Zoo is zijn levensgroote forel, opspringend tegen een rots. geen dood model, maar een krachtige, levende visch, gespannen in zijn sierlijken sprong, den bek gulzig opensperrend naar zijn prooi. Zijn ooievaar bezit de glimlachende deftigheid, ooievaars eigen, weshalve de wilde gan zen in „Nils Holgersson's Wonderbare Reis" hem zoo eerbiedig plachten aan te spreken als „Mijnheer Ermerik". Zijn schildpad, log als schildpadden zijn. heeft niettemin die eigendommelijke buiging van zijn korten hals en die gespannen houding van zijn zonderling stomp kopje waaruit ge meteen weet: hij luistert, is er onraad? En zijn gier is valsch, ver waten en nijdig, gereed om op roof uit te gaan, zooals gieren zijn. Dat is nog iets merkwaardigs: er zijn zooveel dieren bij die een Hollander alleen in dierentuinen kan waarnemen. Een olifant, een beer. een krokodil, een adelaar.En Heuff moet erkennen dat hij ze elk in vroeger jaren maar weinige malen gezien heeft en dat het al heel lang geleden is dat hii als teekenaar wel eens dierstudies gemaakt heeft. Daar heeft hij nooit een specialiteit van gemaakt. En toch zijn zelfs die dieren, die hij zoo zelden gezien heeft, hem visueel zoo nauwkeurig bijgebleven, in vorm en détail maar ook in actie en uitdrukking, dat ge hun herschepping in grauwe, Tegelenschp ijzTklei in bewondering beschouwt. Sinds vele jaren woont hij in dat oude. witge pleisterde huis' aan de Koediefslaan te Heemstede, dat nog in kleine lettertjes boven de deur den naam van zijn bestemming in het verleden draagt. Toen was het de herberg „De Dorstige Kuil". Bo ven, in Heuffs oude atelier, staan de schildersezels nu doelloos terzijde geschoven, maar aan zijn werk tafel zit de nijvere bewoner en werkt als immer. Zijn lenige, gevoelige vingers modelleeren snel de stugge grauwe klei, zijn gezicht en zijn conversa tie zijn levendig en beweeglijk als altijd. Stroomen- de vitaliteit, gespitste belangstelling in menschen en dingen en vooral in alle denkbare vormen van menschelijke activiteit gaan onverminderd van hem uit. En de fantastisch-rommelige omgeving in zijn atelier is hem even vertrouwd gebleven als vroe ger, al kan hij'haar niet meer zien. In dat scherpe schildersoog van zijn herinnering is zij blijven leven. Er staat een platenkast.... zelf indertijd ontwor pen, met een bovenbouw vol mooie oude boeken. Er prijkt een doodshoofd en een kleurige Japansche pop lacht ertegen yan den wand er tegenover. Daarboven een helm, daarnaast een Japansch zwaard. Volgt een kreeft, gespijkerd op een plankje. In een hoek hangt het pompeuse gewaad van een Grieksch-Katholieken prester, met breede banen van gouddraad. „Heb je daar indertijd een model mee uitgedost?'. „Nee, waarachtig niet! Ik heb er voor Sinterklaas mee gespeeld". Heuff schatert bij de herinnering. „Kijk 'es naar dat portret van een Volendamsche door Guinier. knappen Franschen schilder. En aan de deur hangt Tlog een echte wajangpop. kijk die nou 'es aan.... mooi hè?" Ernaast zie ik Heuff's portret een pittig ding in olieverf door Arntzenius. Boven zijn werktafel hangt een prent van Hoytema: een soort apenvergadering. Het is een wonderlijke verscheidenheid om hem heen. Od een groote tafel nriiken zijn jongste produc ten in klei: een fantastische aschhak. omringd door een slang die een salamander vangt, een doffer waarop hij erg trotsch is, een poes naast den neus hoorn uit Artis (trés étonnés de se trouver ensemble. zou de Fransehman zeggen) een wonderlijk-bewerk te maar aantrekkelijke kandelaar en zoo meer. Een menschelijk masker is er ook: de kop van een ouden boer met sterke, gegroefde trekken. „En tientallen dingen van me zijn naar Limburg om gebakken te worden", zegt Heuff. „Ik verwacht zc eerstdaags terug, 'k Heb heel wat gemaakt in de laatste maanden". In de sfeer van het artisten-beroep is hij ge bleven. Eiken Zaterdagavond zit hij trouwens te midden van de oude kameraden op de Waag. bij Kunst zij ons Doel. Hij wordt door één1-hunner af gehaald en weer thuisgebracht en hij geniet er altijd. Soms trekt hij naar Den Haag, naar Amster dam, naar Hilversum om er oude vrienden te be zoeken. Op vele plaatsen heeft hij oude vrienden en talloos zijn zijn herinneringen aan Italië,' Frank- i'ijk, België. aan al de landen waarin hij zijn zwerftochten heeft ondernomen, per fiets en te voet, telkens weer vèrrukt om mooie vondsten en onafgebroken werkend: in olieverf of aquarel, of etsend of teekenend. Het meerendeel van zijn schilderijen is nu verkocht. Van de etsen en vooral de teekeningen resten er nog veel. Maar ook de verkochte zijn hem alle bijgebleven, tot in détails. Ik geloof dat hij ze allemaal nog kan beschrijven, dikwijls met een verhaal erbij wat hem overkwam en wie hij ineens ontmoette toen hij dat schilderde en dat teekende. Veertien jaar geleden zijn wij er eens samen voor de krant op uitgetrokken in oud- Amsterdam: hij herinnert mij aan een interieurtje, een incidentje dat ik glad vergeten was en lacht erbij op die blijde manier die mij zegt, dat hij het weer voor zich jiet. De kunstschilder die blind wordt.... het lijkt ons een van de zwaarste beproevingen, die in een menschenleven kunnen voorkomen. En dat is het ook zeker. Heuff is een zwaar beproefd man, maar een moedig man, vol levenskracht en jeugd al is hij in de zestig, vol nooit verflauwende belangstelling in de wereld om hem heen. Zijn vrouw en dochter die hem zoo onvermoeid en opgewekt bijstaan, zijn andere kinderen en kleinkinderen die hem vaak bezoeken, zijn reizen naar vrienden en herhaalde verblijfsperioden in zijn buitenhuisje op het stille eiland Schouwen, in de natuur die hem lief is dat alles verrijkt zijn leven zooals ook zijn werk het doet. Zoo is niet alleen de arbeids- maar ook de huiselijke sfeer goed en hartelijk en de bezoeker voelt er zich welkom en wél en kan de tol van zijn bewondering niet onthouden aan dezen stoeren. moedigen Hollander. R. P. Met Paschen er op uit! Onder dit devies wekt „Reizen en Trekken", het orgaan der Nederland- sche Reisvereeniging de leden die met Paschen een aantal vacantiedagen kunnen bemachtigen op aan de uitgeschreven reizen deel te nemen. Na die opwekking volgt een overzicht van het toeris tisch menu dat de immer actieve vereeniging aan haar breede ledenschare verzet en het is met één oogopslag te zien dat de schotels elkaar in smake lijkheid aardig naar de kroon steken. Ge leest er van wandelingen over de Veluwe, van bezoeken aan vriendelijke stedekes aan de IJselmeerkust, van klimtochten in het Zuid-Limburgsche heuvel land en het moet een hopelooze Jan Salie zijn die bij het lezen daarover niet den reiskriebel in de kuiten voelt opstijgen. Feitelijk is dit alles nog niet eens een diner, maar een hors d'oevre voor den grootep maaltijd die de genoemde vereeniging voor den komenden zomer bereid heeft en waarop de Hollandsche kost in nog ruimer mate zal wor den opgediend. Natuurlijk zullen er zijn die zich blijven be klagen over het feit dat de buitenlandsche gerech ten op de spijskaart ontbreken. Die volhouden dat je in Nederland „zóó uitgekeken" bent, dat de lucht boven de RRivièra blauwer is dan die boven het vaderlandsche strand, dat de Limburgsche heuvels molshoopen zijn vergeleken bij de Alpen en het Kagermeer een regenplasje tegenover het. Bodenmeer. Kortom, dat je pas van reizen kunt spreken, wanneer je de gren2en van het eigen land achter je hebt gelaten. Dergelijke opmerkingen hebben u en ik al ette lijke malen moeten slikken, maar ze zijn nog altijd niet uit de wereld. Alsof een land door zulke ar gumenten tot ongeschikt voor toerisme kan worden verklaard! Wie zoo redeneert die kent niet de bekoring van een tocht door het prachtige Hol landsche polderland; die weet niet wat een dag po 't water de mensch aa verkwikking kan schen ken; die heeft het stille, boeiende schouwspel van de heide al of niet in bloei nooit voldoende op zich laten inwerken; die is onbekend met het genot van een stevige wandeling in onze eigen omgeving of waar ook in het land. Ofwil hij dat alles niet kennen, omdat hij als Bereisde Roel in optima forma het eigen land beneden zijn waardigheid acht? Laat hij dit jaar, nu de berg schoenen en de hutkoffer nog op non-actief zijh, eens de proef nemen, zijn vooroordeelen opzij zet ten en de schoonheid in de nabijheid zoeken. Daar na spreken wij elkaar nog wel eens.. Is de mensch het slachtoffer van de omstandigheden Wie veel loopt, verslijt zijn schoenzolen. Wie veel op bloote voeten loopt, krijgt eelt onder de voeten, waardoor zijn voetzool hoe langer hoe beter be stand wordt tegen alle soorten ruwheden en on effenheden op zijn weg. Het levende, gezonde organisme groeit tegen de verdrukking in en wordt weerstandskrachtiger, taaier, sterker, naarmate het aan meer ongunstige omstandigheden went en daaraan het hoofd leert te bieden. Dit in tegenstelling met levenlooze stof, die onder dezelfde omstandigheden zwakker wordt en verslijt. Een gezond organisme is dus niet een volkomen passief slachtoffer van de omstandig heden: het is in staat weerstand te bieden, zich te verweren en dat wel op zulk een wijze, dat het daarna weerstandskrachtiger wordt dan tevoren. In plaats van ten ónder te gaan door het onder gaan van schadelijkheden cn gevaren, wordt het erdoor geprikkeld tot grooter activiteit, waardoor het niet alleen zichzelf weet te handhaven, maar boven de moeilijkheden uit groe\t, die het voortaan makkelijker aan kan. Wie altijd zich verschuilt achter de warme kachel en ieder tochtje angstvallig vermijdt, wordt hoe langer hoe vatbaarder. Wie eraan gewend is wind en weer te trotseeren wordt hoe langer hoe minder vatbaar. Wie alle moeilijkheden en gevaren ont wijkt. verweekelijkt: wie moeilijkheden en gevaren aandurft, wordt gehard daartegen en kan steeds m%er aan. De mensch is dus geenszins de slaaf van de om standigheden! Zoolang hij aog levenskrachtig is en weerstandsvermogen bezit en herstelvermogen, kan hij gevaren overwinnen en aanvankelijk verlies omzetten in blijvende winst. Het is de vraag hoe men de zaak aanpakt. Er zijn talrijke ziektekiemen, die men lang niet altijd ontloopen kan. Zoo zullen er maar weinigen zijn die nooit mazelen gehad hebben. Maar heeft' men ze eenmaal gehad, dan is men ook vrijwel zeker voor zijn heele verdere leven ervan gevrijwaard, omdat men er onvatbaar voor geworden is. Het ondergaan van een infectieziekte in lichten graad kan iemand de beschikking geven over zooveel afweerstoffen, dat hij niet alleen deze eene infectie overwint en geneest, maar over een dusdanige overmaat van afweerstoffen beschikt, dat hij onge voelig wordt voor veel ernstiger infecties en boven dien nog daarvan kan afstaan om andere zieken te helpen, die anders aan een soortgelijke infectie En wat de N.R.V. betreft, men behoeft geen misschien te gronde zouden gaan. profeet te zijn om haar ook dit jaar met haar bin- nenlandsch program een voorspoedig jaar te voor spellen! Het gezonde org^iisme reageert op ongunstige om standigheden in overmaat. Dat wil zeggen dat het verstoorde evenwicht niet alleen weer goedgemaakt gecompenseerd wordt, maar dat zooveel afweer middelen geproduceerd worden, dat er een over- door P. v. d HEM. compensatie dus een winst uit voortkomt. Wordt van de spieren meer inspanning geëischt, dan ontwikkelen ze zich juist krachtiger: bij iedere training maakt men hiervan gebruik, door geleide lijk aan de eischen op te %'oeren, waardoor men suc cessievelijk telkens meer aan kan. Hiertegenover staat dat teveel rust verslappend werkt. De spieren van iemand, die een te uitsluitend zittend leven leidt, worden slap en krachteloos. Er bestaat een algemeen geldende wet, zoowel voor het lichamelijk als het geestelijk welzijn, die in houdt dat voor een gezonde ontwikkeling en voor het op peil houden van die gezondheid een behoor lijke mate van werkzaamheid eerste voorwaarde is. Het overwinnen van moeilijkheden verhoogt de kracht, het weerstandsvermogen en het herstel vermogen. Wie alle moeilijkheden ontloopt, wordt hoe langer hoe slapper en minder bestand ertegen. Wie moeilijkheden het hoofd biedt of zelfs opzoekt, om ze te overwinnen, wordt hoe langer hoe krach tiger, taaier, gezonder, terwijl hij zoo snel zijn evenwicht weet te herwinnen, dat hij hoe langer hoe meer verdragen kan, zonder zijn everwicht te verliezen. Moeilijkheden, tegenwerking, tegenvallers stimu- leeren iemand die gezond is naar lichaam en geest tot grooter krachtsontwikkeling: zij zijn een on misbare voorwaarde om een hooger peil van ont wikkeling te bereiken. Degene echter, die het al gauw opgeeft en twijfelt aan zichzelf (d.w.z. aan zijn weerstandsvermogen en zijn herstelvermogen) komt er niet meer onderuit; wie niet begint, kan ook niets bereiken. Het besef, dat men over vele reserves beschikt, dat men heel wat verdragen cn weer teboven ko men kan, werkt aanmoedigend, aanzettend, wekt. een hoopvolle stemming van vertrouwen en geloof, waarmee men bergen verzetten kan. De gedachte daarentegen dat men. uitgeput is, geen reserve heeft, niets meer verdragen kan werkt ontmoedigend, verslappend, verlammend, wekt een hopelooze stemming van ongeloof in een betere toekomst, waardoor men uit den aard der zaak weinig geschikt is om inderdaad iets te bereiken. Het antwoord op de vraag: is de mensch de slaaf van de omstandigheden? kan dus luiden: dat hangt in hooge mate van hemzelf af, van de wijze waarop hij de situatie aanpakt, van de houding, die hij daartegenover aanneemt. Gezondheid is een kostelijk goed. Buiten ons om weet de natuur veel, zeer veel weer in orde te bren gen. Wanneer men er eenmaal oog voor krijgt hoe veel „vanzelf", dus buiten ons eigen toedoen, door de natuur wordt hersteld, dan beseft men pas hoe gedachteloos (en feitelijk ondankbaar) de gewone mensch er als regel op los leeft, niet beseffend hoevele wonderen zich dagelijks in hem en aan hem voltrekken. Maar men moet met zijn gezondheid ook ver standig leeren omspringen, omdat men eenerzijds er heel wat aan bederven kan, terwijl men ander zijds vaak in de verste verte geen oordeelkundig gebruik maakt van de vele mogelijkheden, welke .(ongeweten en onbewust) in den mensch sluime ren. Juist in tijden waarin meer van den mensch ge vergd wordt, waarin hij voor geheel nieuwe moei lijkheden geplaatst wordt en zich moet aanpassen aan nieuwe omstandigheden, komt het er meer dan ooit op aan te beseffen, welk een kostelijke schat hem gegeven is in zijn gezondheid, die hem in hooge mate de middelen verschaft om niet als slachtoffer onder te gaan, maar als overwinnaar uit het strijd-, perk te treden, boven de moeilijkheden uit te groeien, waarlijk mensch te zijn en veel van zijn sluimerende mogelijkheden tot ontplooiing te bren gen, waarvan men tevoren het bestaan misschien niet eens vermoedde. Geweldig zijn de stille reser? ves, die den mensch zijn geschonken. Het komt er maar op aan wat hij ervan maken zal. J. M. ROMBOUTS. J. VAN SCHOONHOVEN Accountant en Belastingadviseur. RECHTHUISSTRAAT 17, TELEF. 22792 HAARLEM. (Adv. Ingez. Med.) Wie het kleine niet eert, is het groote niet weerd. Gracieus is een woord dat alleen bij de vrouw past. Het is de kunst juist eenvoudige dingen zoo te doen of te dragen dat de toeschouwer door de schoonheid verrukt wordt. Waardoor dit effect bereikt wordt, is soms heel moeilijk precies aan te geven, maar het feit is toch onloochenbaar. Je voelt dat het zoo en niet anders moet, want dat alleen op die manier de harmonie verkregen kan worden. Als twee hetzelfde doen, dan is het nog niet het zelfde, althans de verkiygen resultaten verschillen soms sterk. Het behoeft niet altijd te zitten in schoonheid, hoewel die het natuurlijk gemakkelijker maakt om het gewenschte effect te bereiken. Maar ook minder ryk bedeelde vrouwen kunnen zich toch zoo bewegen, kleeden en handelen, dat een volko men eenheid verkregen wordt. Ook zit het niet in den maatschappelijken welstand. Er zijn immers ook dochteren van het land die in haar eenvoudigste kleedij een en al gratie zijn. Er zijn Volendammer meiskes die haar dozijn rokken en witte klompjes even gracieus dragen als de prima donna der opera haar schoone gewaden. Deze ontboezeming dankt haar ontstaan aan het gadelsaan van eenige vrouwen die zich getooid had den met den hoofddoek. De hoofddoek is vermoedelijk, uitgevonden door een vijand van den hoedenfabriknnt, want hij heeft nu heel wat minder te doen Welke statistiekver eerder wil berekenen, hoeveel dameshoeden er op de wereld thans minder gemaakt worden dan voor heen? Niet door de crisis, die tot bezuiniging dwingt, noch door den oorlog, die spaarzaamheid met ma terialen wenschelijk maakt, maar uitsluitend door den wil van de mode-koningin. Het is niet bekend welke vrouw zich 't eerst met een hoofddoek heeft getooid, maar het vermoeden ligt voor de hand dat er een geweest is die nood gedwongen lot de creatie is overgegaan. Namelijk op den dag dat een windvlaag haar hoedje mee nam, zóó ver dat het niet te achterhalen was. Om haar kapsel niet te doen lijden zij moest uit en kon toch niet verschijnen met verwarde haren! heeft zij toen haar sjaal van haar schouders geno men en die om het hoofd gewikkeld. Haar vrien den, ook zelfs haar vriendinnen vonden het „eenig" en de mode was er. Er zijn anderen die beweren dat de Turksche hoofddoek mode-ontwerpers geïnspireerd heeft, om den hoofddoek te lanceercn. In elk geval: de hoofddoek is er. Maar nu is het jammer dat vrijwel alle trouwen zich verstouten zoo'n doek to dragen. Alleen 7\) die het gracieus kunnen bereiken het succes. Het is de kunst de juiste kleur te kiezen, niet alleen bij de overige kleedij. maar ook bij het haar. Mis schien speelt zelfs de kleur der oogen een rol. En dan de manier van <>mknoopen. Ja, die vooral. Er zijn dames die met een hoofddoek verschijnen, die den indruk maken dat zijhoofdpijn hebben. Ook zijn er die doen denken aan de werkvrouw die een doek om het hoofd gebonden heeft omdat zij een stoffigen zolder gaat srhoonmaken. Zij allen maken deze mode impopulair. Zij kunnen met een hoedje minder onheil stich ten!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5