Een eigenaardige aanbieding
Reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen
VRIJDAG 11 APRIL 1941
HAARLEM'S DAGBLAD
4
De liefdadigheid in Nederland.
Winterhulp dringt aan op samenwerking.
's-GRAVENHAGE, 10 April. In den tegen-
woordigen tijd, nu door allerlei oorzaken en om
standigheden zeer veel nood geleden wordt, is on
getwijfeld het vraagstuk van de liefdadigheid in
ons land een der belangrijkste problemen gewor
den. en dit was voor een verslaggever van het
A.N.P. aanleiding zich te wenden tot den heer
Eekhof. chef van de hoofdafdeeling propaganda
van Winterhulp Nederland met het verzoek deze
brandende kwestie eenigszins nader te belichten.
Door het collecte-verbod en de oprichting van
Winterhulp Nederland, aldus de 'heer Eekhof. is
het probleem van de liefdadigheid in Nederland
opnieuw in het middelpunt der belangstelling ge
komen. Bij de oprichting van de stichting Winter
hulp Nederland had de leiding zeer zeker voor
oogen het toekomstbeeld van een coördinatie op
het gebied der weldadigheidsinstellingen. Coördi
natie beteekent samenwerking, doch gedurende
het korte bestaan van Winterhulp Nederland is
reeds gebleken, dat samenwerking op dit gebied
als zeer problematisch moet worden beschouwd,
want duidelijk heeft men kunnen vaststellen, dat
verschillende groepeeringen in onze samenleving
het sectarisme in het weldadigheidswerk niet
willen loslaten. Dit standpunt is gedurende de
wintermaanden ten opzichte van Winterhulp Ne
derland zelfs geconsolideerd, zoodat helaas op het
oogenblik vastgesteld moet worden, dat op het
gebied van het weldadigheidswezen een bewust
streven voorhanden is om het niet tot een natio
nale samenwerking te laten komen. Dat dit stre
ven speciaal tegen Winterhuln Nederland is ge
richt. is volgens den heer Eekihof duidelijk, om
dat Winterhulp juist op het nationale element den
nadruk heeft gelegd.
In dit verband gaf de heer Eekhof een korte
beschouwing van het ontwikkelingsproces van het
weldadigheidswezen, waarna hij o.m. zeide: Het
wezen van de armenzorg is niet in gelijke mate
gewijzigd met de noodtoestanden. Aan den eenen
kant moet de staatstaak veel ruimer en ingrijpen
der worden gezien, maar daarnaast moet de
volksgemeenschap een taak op zich nemen ten
opzichte van de behoeftige landgenooten. welke
tot doelstelling moet hebben het verschaffen van
hulp boven de minimum-levensbehoefte uit. Dit
Is ten slotte de grondgedachte van Winterhulp
Nederland. Het probleem van den nood kan men
slechts sociaal zien en niet sectarisch, omdat de
oorzaken ook niet van een beoaalde levenshouding
afhankelijk zijn. Elk sectarisch streven is thans
uit den tijd en gaat tegen de belangen van de
geheele volksgemeenschap in.
Negentig procent van alle weldenkende Neder
landers heeft belang bij een nationale samenwer
king op dit gebied. En dit overgroote deel van het
Nederlandsche volk zal dan ook op den duur met
vol begrijpen en met warmte achter een zoodanig
nationaal werk weten te staan en zal des te meer
overtuigd zij.n, naarmate de positieve resultaten
duidelijker aan den dag zullen treden. De weini
gen. die deze nieuwe taak niet begrijpen of zelfs
bewust willen tegengaan, laden een groote ver
antwoordelijkheid ten opzichte van ons geheele
volk op zich.
Wii leven, zoo ging de heer Eekhof voort, in een
omwentelingsperiode, waarin geheele volken zich
In hooge mate van hun gemeenschapsbelangen
en gemeenschapsolichten bewust zuilen worden.
Dit nieuwe volksbewustzijn zal een sectarisch
streven als hierboven bedoeld, duidelijk onder
kennen en een scherpe veroordeeling er over uit
spreken. Wanneer in Nederland door het ibestaan
van Winterhulp dit probleem oo deze wijze is ge
steld. dan is zij een der middelen geweest, welke
het Nederlandsche volk tot een nieuw sociaal
oordeel heeft geholpen. Zoo gezien is de pole
miek over a] of niet samenwerken op het gebied
der weldadigheid een grondslag voor het bepa
len van de nieuwe sociale houding en de prakti
sche maatregelen, welke daaruit moeten voort-
Vloeien.
Op grond van al het voorgaande ziet de leiding
van Winterhulp Nederland zich dan ook genood
zaakt voor het Nederlandsche volk te treden met
de vraag, of het de belangen van een alles om
vattende samenwerking inziet en de consequen
ties daaruit wil trekken, en aan de besturen van
sociale instellingen wordt hiermede de directe
vraag gesteld, of zii hun standpunt ten deze dui
delijk willen bepalen.
De directeur-generaal van Winterhulp Neder
land. die zijn taak ziet in nationalen zin. acht zich
als eerste geroepen deze samenwerking oo de
krachtigste wiize te ondersteunen en praktisch
mogelijk te maken. Te allen tijde is hij volkomen
bereid het zijne te doen om tot samenwerking te
komen. Dit veronderstelt echter ook een gelijke
bereidwilligheid bij alle instellingen, welke zeggen
het sociale belang van het Nederlandsche volk
voor oogen te hebben.
In de komende weken zal Winterhulp Nederland
haar ervaringen op het gebied der nooden aan
het Nederlandsche publiek bekend maken, zoo
dat iedere landgenoot in staat is zich een oordeel
te vormen over het werk, dat verzet moet worden
en dat slechts door gezamenlijke inspanning van
allen tot een goed einde gebracht kan worden.
WEDSTRIJD IN LATIJNSCHE POëZIE.
In de buitengewone vergadering vna de afdeeling let
terkunde der Ned. Akademie van Wetenschappen welke
op 7 April j.l. In het Trippenhuis te Amsterdam Is ge
houden. Is de uitslag bekend gemaakt, van den jaarlljk-
schen wedstrijd in Latijnsche poëzie, welke vanwege het
Hoeuff-fonds wordt gehouden. Bekroond werd het ge
dicht „Templum divini spiritus", hetwelk na opening van
het naambriefje bleek te zijn geschreven door prof. dr.
H. Weller te Tübingen (Duitschland).
Het onderwijs 111 den komenden
Nederïandschen Staat.
's-GRaVENHAGE, 9 April. Het opvoeders-
gilde, dat, geleid door mr. dr. R. van Genech-
ten, zich o.a. ten doel stelt de herziening van de
opvoeding en het onderwijs in volkschen geest,
organiseerde hedenavond een vergadering in
het gebouw „Amicitia" te dezer stede, waar
dr. W. F. de Groot, directeur van de Dalton-
H.B.S. te 's-Gravenhage, een uiteenzetting gaf
van de organisatie van het onderwijs in den
nieuwen en Nederïandschen staat.
Spreker toonde een schematische voorstel
ling van en opbouw van het onderwijs. Hierin
zijn de kinderen van drie- tot zesjarigen leeftijd
op de kleuterschool, die van zes- tot elfjarigen
leeftijd bij het lager onderwijs ingedeeld,
Daarop volgen voor 80 tot 90 pet. van 11-14-ja-
rigen leeftijd de volkskopschool en voor de ove
rigen van dien leeftijd MULO en ULO (dit laat
ste tot 13 jaar) en dan sluiten lager vakonder
wijs, land- en tuinbouwonderwijs, winkelbedien
den-, huishoudonderwijs, enz. op de volkskop
school aan, verder M.T.S., kweekschool, zee
vaartschool. machinistensehool e.d. op het
MULO en tenslotte een gedeelte voor het voor
bereidend hooger onderwijs tot het 18e jaar
wanneer allen een jaar deelnemen aan den Ar
beidsdienst, vervolgens voor de mannelijke jeugd
ten jaar militaire dienst en daarna komen dan
vakgezellen en vrije beroepen voor anderen eind
opleiding aan universiteiten en hooge scholen.
Wat het Middelbaar en Voorbereidend Hooger
Onderwijs betreft, hier is een scheiding tus-
schen jongens- en meisjesscholen gewenscht.
Voor de jeugdbeweging dient veel tijd over te
blijven, om te zorgen voor een goede stijlvor-
ming in de gedragingen. Binnen een zeker
groepsverband blijkt de jeugd voldoende gevoel
voor discipline te bezitten, dat gevoel moet wor
den uitgewerkt tot elk persoonlijk optreden van
de jeugd. (A.N.P.)
VERDERE BEPERKING VAN DE AFLEVERING
VAN IJZER EN STAAL.
's-GRAVENHAGE, 10 April. Tot nu toe be
stond voor aflevering van walserijproducten in de
gewone handelskwaliteit de regel, dat een han
delaar zonder vergunning van het rijksbureau
voor ijzer en staal aan den verbruiker per maand
van de hoeveelheid mocht afleveren, welke hij
in 1939 uit den voorraad aan dien verbruiker ihad
afgeleverd tot een maximum van 500 kg.
in verband met de voorraadpositie van dit ma
teriaal is genoemd percentage van 1 April 1941 af
verlaagd tot 2% en het maximum tot 100 kg.
Commissie van advies voor den
woningbouw ingesteld.
De secretarissen-generaal van binnenlandsche
zaken en financiën en de algemeen gemachtigde
voor de wederopbouw en de bouwnijverheid hebben
een commissie van advies voor den woningbouw
ingesteld. Aan deze commissie is opgedragen ge
noemden secretarissen-generaal en den algemeen
gemachtigde desgevragd, dan wel eingener beweging
van advies te dienen omtrent vraagstukken van
algemeenen aard, betreffende de woningvoorzie
ning; voorts van advies te dienen op alle aanvragen
zoowel van publiekrechtelijke lichamen als van
particulieren, tot verkrijging van geldelijken steun
in eenigerlei vorm, ten dienste van de woningvoor
ziening, met uitzondering van de gevallen van her
bouw in de door oorlogsgeweld geteisterde ge
bieden.
In deze commissie zijn benoemd: tot lid, tevens
voorzitter, mr. P. M. van der Drift, administrateur,
hoofd der afdeeling volkshuisvesting van het depar
tement van binnenlandsche zaken; tot leden: ir. H.
van der Kaa, hoofdinspecteur van de volkshuis
vesting; dr. ir. Z. IJ. van der Meer, algemeen
secretaris van den algemeen gemachtigde voor den
wederopbouw en de bouwnijverheid, en J. Bakker,
administrateur bij het departement van financiën,
aan deze commissie is als secretaris toegevoegd J.
M. Hardman, referendaris bij het departement van
binnenlandsche zaken.
DE VERKOOP VAN ZOETWATERVISCH.
's-GRAVENHAGE. 10 April. In verband met
de vastgestelde maximumprijzen voor zoetwater-
visch wordt er de aandacht van het publiek op
gevestigd, dat baars, snoek en snoekbaars, voor
welke vischsoorten de gesloten tijd inmiddels is
ingegaan, tot 1 Juni a.s. niet mogen worden ver
kocht.
Barbeel, blankvoorn, brasem, karper, kolblei,
meun, ruischvoorn, serpeling, sneep en winde,
waarvoor de gesloten tijd 21 dezer ingaat, mogen
gedurende het tijdvak van 27 April tot en met 31
Mei eveneens niet worden verkocht.
UNIEK JUBILEUM BIJ DE NEDERLANDSCHE
SPOORWEGEN.
UTRECHT. 10 April. Op 15 April a.s. hoopt
de heer J. F. Mulders, inspecteur bij de Nederland
sche Spoorwegen, een wel zeer uniek jubileum te
herdenken. Op dien dag zal het namelijk vijftig
jaar geleden zijn, dat hij zijn werk bij de Neder
landsche Spoorwegen begon.
HAARLEM GAAT ZIJN GRACHTEN SCHOONMAKEN. In de Haarlemsche
grachten vaart dezer dagen een vlet, waarin drie mannen zitten. Twee ervan zijn
gewapend met stokken met maten er op, de eene stok heeft een plankje aan de
onderzijde, daarmede peilt men de diepte van de gracht met inbegrip van
modder, de andere stok is stomp. Hiermede peilt men den bodem van de gracht.
De derde man noteert het verschil, d.w.z. de dikte van de modderlaag. Zoo
berekent men de totale hoeveelheid modder, die uitgebaggerd moet worden.
(Foto Stevens)
Zwendelgemchten in Zeeland.
s-GRAVENHAGE, 10 April. Van bevoegde
zijde wordt men er opmerkzaam op gemaakt, dat
het dwaas is om op zwendelgeruchten in te gaan.
Zoo loopen er bijvoorbeeld in Zeeland opkoopers
rond, die den Zeeuwsdhen boerinnen wijs maken,
dat haar gouden sieraden door de overheid opge
vorderd zullen worden, met als gevolg dat deze
sieraden voor een appel en een ei van de hand
worden gedaan. Deze geruchten missen eiken
grond. Naar de herkomst wordt een politieonder
zoek ingesteld.
(A.N.P.)
VOOR DE KINDEREN
Noor I A Cnuvrmtur
n fn aronlurtn uan Ml/nhitr PnHubttn
Ttihntnf uon Aorl uon Ewljb.
Betaling der luisterbijdragen niet
bij banken.
Houders van radio-ontvangtoestellen hebben
in sommige gevallen hun luisterbijdrage betaald
door tusschenkomst van bankinstellingen, gemeente
lijke ophaaldiensten enz. Bij deze wijze van betaling
kwamen belanghebbenden echter niet in het bezit
van een geldig bewijs, dat de luisterbijdrage is be
taald. De op deze wijze gestorte bedragen zullen
daarom worden terugbetaald. Betrokkenen wordt
verzocht ten spoedigste aan hun verplichtingen te
voldoen door storting of overschrijving van de ver
schuldigde bedragen op postrekening no. 400200
van het staatsbedrijf der P.T.T.
Voor distributieluisteraars heeft het bovenstaande
eveneens belang, doch alleen voor de over het eer
ste kwartaal 1941 te verichten betalingen. Na dit
eerste kwartaal zijn de distributieluisteraars zelf
van alle zorgen in dit opzicht ontlast: hun luister
bijdrage wordt nadien door de distributiecentrale,
waarbij zij zijn aangesloten, tegelijk met de kosten
van het distributieabonnement geïnd.
Als Zuster Ursula ontwaakt,
Ontdekt zij. wat haar razend maakt:
Haar lieve broeder Is verdwenen,
Hij neemt voortdurend maar de beenen!
„Wacht, ik sta op en zoek hem snel.
Misschien vind ik hem dan nog wel."
Maar zuster Ursula heeft pech,
Want Prikkebeen is heusch weer weg.
Zij gaat voor de patrijspoort kijken
En, 't moet haar wel een wonder
lijken
Daar ginds drijft onze Prikkebeen
Naar onbekende streken heen.
Technische Hoogeschool heropent
15 April.
De rector magnificus van de Technische Hooge
school te Delft maakt bekend, dat de hoogeschool
op Dinsdag 15 dezer voor studenten zal worden
heropend, met dien verstande, dat op dienzelfden
dag de practica, teekenzalen e.d. toegankelijk
zullen zijn, en dat de colleges op den volgenden
dag. dus Woensdag 16 dezer, zullen aanvangen.
Alsdan zal gewerkt worden volgens den rooster,
zooals die zou gelden „na de Kerstvacantie".
Zij, die bij hunne inschrijving slechts dé helft
van het volle collegegeld hebben gestort, zullen
slechts kunnen worden toegelaten, nadat zij ook
den tweeden termijn hebben voldaan door stor
ting van f 162.50 op postrekening no. 44248, ten
name van de Technische Hoogeschool, en daarvan'
op het Bureau van de administratie der hooge
school aanteekening hebben doen maken op hun
inschrij vin gsbewij s.
Vordering van mijnhout.
De productiecommissaris voor den boschibouw
en de houtteelt deelt mede, dat de vrijwillig aan
geboden hoeveelheden mijnhout niet voldoende
zijn om de behoefte der mijnen te dekken. In
verband daarmede is het noodzakelijk, thans op
grond van de bodemproductiewet 1939 mijnhout
aan te wijzen. Deze aflevering zal uitsluitend mo
gen geschieden door erkende mijnhouthandelaren.
De aandacht wordt in het bijzonder gevestigd op
den voor mijnhout vastgestelden maximumprijs
van f 11.50 per M3. op stam. Er zal streng op wor
den toegezien, dat deze maximumprijs niet wordt
overschreden.
NOG GEEN BLOESEM IN DE BETUWE.
's-GRAVENHAGE, 10 April. In de Betuwe
heeft de gure Oostenwind de ontplooiing van de
knoppen ernstig tegen gehouden. Daar staat
tegenover, dat twee dagen zacht voorjaarsweer de
krozen en pruimen zullen doen opbloeien.
Ten opzichte van de Paaschdagen kan zoo
meldt de A.N.W.B. nog niets definitiefs gezegd
worden.
Een ding staat vast: kersen, peren en pruimen-
boomen zitten vol knop.
door MABEL-GRUNDY.
Vertaald door
E. GRIESE-KETS DE VRIES.
22)
„Toch", zei Quinton een tikje hardnekkig, „her
haal ik, dat ik van meening ben, dat zij op zijn
minst nog een dag of twee in bed behoort te blijven.
De schok door de koudwater-douche, de karaf was
heelemaal vol, moet nogal ernstig zijn. Ze kan er een
kou uit overhouden, die zich kan ontwikkelen in
longontsteking of iets dergelijks". Quinton was
zich niet bewust van zijn opgewekten toon, toen hij
de mogelijkheid van een dergelijk verloop onder
het oog zag. „Ze is sterk, abnormaal sterk, maar
zelfs zij moet na zoo'n tooneel van streek zijn.
Het meerendeel der vrouwen zou op haar leeftijd
een dokter noodig hebben".
„Een dokter! En waarom niet?" Whiff legde het
mes neer, waarmee zij marmelade op haar brood
smeerde en boter en haar gezicht straalde. „Waarom
niet? U hebt gezinspeeld op de oplossing van onze
moeilijkheden. Een dokter!" Zij klapte zachtjes in
de handen. „Zij heeft last van zenuwen in een
heel ergon vorm. Hij zal haar broom of een ander
zenuwstillend middel voorschrijven en haar zeg
gen, dat zij zichzelf moet aansporen en opstaan.
Geweldig, mijnheer Quinton! Dit kan er een eind
aan maken. Liever dan mij weer onder haar oogen
te krijgen en al mijn gezwam aan te hooren, zal
zij het huis ontvluchten, ze zal weggaan en u zult
gered zijn".
Quinton werd aangestoken door haar geestdrift
en lachte.
„Zij zou geen dokter willen zien, als ik er een
zou halen. Zij haat dit beroep, zegt, dat het het
eenige is, waardoor men ongestraft kan dooden".
„We zullen haar bij verrassing moeten nemen,
hem de kamer laten binnenstappen. Zij kan de deur
niet op slot doen".
„Van hetgeen ik van tante Sophia weet, zal zij
wél een ander middel vinden, om ons er uit te
houden. Zij zal een barricade opwerpen van meu
bels, stoelen en kleerkasten, en geen dokter zal er
over heen willen kruipen...."
„Dan" zei Whiff, terwijl zij vlug opsprong, „moe
ten wij er direct een halen, vóór zij aan haar bar
ricade begint. De vesting moet onmiddellijk be
stórmd worden, voordat haar volgende zet ze on
neembaar maakt. We zullen net op tijd zijn, als
we ons haasten. Eerst moet ze haar natte plunje
verwisselen, dan haar ontbijt gebruiken, dan
tegen dien tijd kunt u hier zijn met een dokter, een
dokter met een kalmeerend drankje. Ga, mijnheer
Quinton! Ga vlug alsjeblieft".
Een oogenblik stond hij besluiteloos, keek om
laag in haar oogen, die nü zoo hoopvol tot hem
opgeheven werden en zij wonnen het pleit.
„Er woont 'n dokter aan 't eind van den weg" zei
hij, „Felspar heet hij".
„Ik mag dien naam wel", zei Whiff.
„Ik geloof niet, dat hij erg knap is".
„Des te beter", zei Whiff.
„Bij de eenige gelegenheid, dat ik hem raad
pleegde, kwam ik tot de gevolgtrekking, dat hij
eigenlijk een dwaas was".
„Als maar beter", zei Whiff. „Een dwaas is pre
cies wat we noodig hebben; dat is er één uit de
duizend, een dwaas, een makkelijk te bewerken
dwaas. Een man, die zal doen en zeggen, wat wij
van hem verlangen. Ga alstublieft direct mijnheer
Quinton, voor hij zijn visites gaat maken".
Quinton ging.
HOOFDSTUK XVI.
Dokter Felspar was jong met een rond, glim
lachend gezicht, met ronde, glimlachende oogen en
ronde, goudomrande brilleglazen, die ook schenen
te glimlachen. Inderdaad, hij was één groote glim
lach: zijn schoenen, die de neiging vertoonden aan
de neuzen op te wippen, gaven iemand het gevoel
alsof ze vreugdestuipjes hadden en zijn gele wild-
leeren handschoenen bleken aan de naden van het
lachen gescheurd te zijn. Niemand wist, zelfs zijn
moeder niet, hoe hij door zijn medisch examen ge
komen was, sommigen beweerden, dat hij er zich
doorheen gelachen had. Hoe dan ook, tot nu toe
had hij weinig schade gedaan aan zijn patiënten, en
over het algemeen genazen zij sneller van hun
ziekten dan men zou gedacht hebben; vermoedelijk
omdat hij ze meestal alleen liet of hun toestond
zichzelf te behandelen en hij ze opvroolijkte met zijn
stralend gezicht. Na één visite was hun stemming
onveranderlijk gestegen en hun temperatuur ge
daald. Geen enkele dokter, voelde Quinton, toen hij
vlug langs den weg naar diens huis liep, in heel
Londen, de voorsteden incluis, zou een juistere
diagnose van het geval van mevrouw Dimsdale
kunnen stellen dan hij, want wat Quinton aan
nam, dat de patiënte mankeerde, zou Felspar na
onderzoek volkomen bevestigen.
Toen Quinton hem eens geconsulteerd had hij
had zijn advies noodig gphad voor een zwerenden
vinger, dien hjj had opgeloopen na een leelijke
snede had dokter Felspar, na ge-hm en ge-ha
en vroolijk geglimlach gezegd: „Schoonhouden,
schoonhouden", en toen Quinton gevraagd had
waarmee, had hij geantwoord, als maar glimlachend
„O, met alles!"
„Carbol'"
„Prachtig!"
„Boorwater?"
„Evengoed"-
„Feitelijk elke antiseptische wassching".
„Elke antiseptische wassching", gaf dokter Fel
spar toe en wreef zich in de handen.
De vinger werd beter en de rekening was be
scheiden. Mevrouw Dimsdale had hem nog niet
ontmoet, hij had zich sinds kort in de buurt ge
vestigd. Zij raadpleegde nooit een dokter. Haar ge
zondheid was altijd schitterend geweest en even
als vele sterke menschen werd zij alleen al door
de gedachte aan een arts, die bij haar geroepen
zou worden, verlaagd tot een toestand, grenzend
aan paniek. Derhalve geloofde en hoopte Quinton
nu, dat alleen al het zien van dokter Felspar in
haar kamer de zaak zou bespoedigen en tot een
crisis brengen, den gang van zaken zou regelen,
zou helpen omHij kon het rangschikken van
zijn verwachtingen in categorische volgorde niet
beëindigen, want hij stond voor het huis van den
cjokter en ving hem gelukkig op, juist toen hij
op weg was om gehoor te geven aan den oproep
van een anderen patiënt.
„Ik kom", zei hij, greep Quinton's hand en drukte
deze hartelijk.
„Spring in mijn wagen en u kunt onderweg ver
tellen. wat er aan de hand is".
„Ah", merkte hij op, toen Quinton uitgesproken
was en ernstig trachtte te kijken, „overspanning op
gevorderden leeftijd zooals bij mevrouw Dimsdale
zal moeilijk te behandelen zijn. Welke vorm heeft
het aangenomen?"
„Een zeer eigenaardige. Een hevige afkeer van
een zeer bekoorlijk miesje, dat op bezoek bij ons
Tante Sophia blijft in haar bed en weigert op te
staan, ofschoon ze blijkbaar haar normale gezond
heid geniet, en vanmorgen ging dit alles over in
verschrikkelijke gilbuien, toen haar ontbijt ge
bracht» werd".
„Wie bracht het?
„Juffrouw Woffran".
„Uw gast?"
„Ja".
„Ah!" zei dokter Felspar weer. Hij knikte wijs-
geerig met zijn hoofd. „Dat verklaart de buien. Een
antipathie, een onverklaarbare antipathie tegen
iemand, of iets, het een of andere eten of drinken
of tegen een gewoon alledaagsch voorwerp is een
uitgesproken verschijnsel bij enkele vormen van
zenuwen. Ik heb een overspannen vrouw gekend,
die plotseling een hevigen afkeer opvatte tegen
kanaries, een kanarie in een kooi zou haar gek
maken, en een man ,dien ik eens behandeld heb
werd wild als hij havermoutpap in de gaten kreeg
De behandeling van het geval van uw tante zal
tenslotte gemakkelijker zijn dan ik verwachtte. Hij
knipoogde achter zijn brillenglazen.
„Werkelijk! Wat stelt u zich voor te doen?"
„De oorzaak wegnemen. Uw gast moet onmiddel
lijk het huis verlaten".
„Maar...." Quinton voelde zich van binnen
en buiten verbleeken.
„Vervelend! Erg vervelend! Je vindt het nu een
maal niet prettig een gast te vertellen heen te
gaan. Lastig, erg lastig! Maar als de jonge dame
even verstandig is u zegt, dat ze bekoorlijk is.
zal zij de moeilijkheid van de situatie inzien en
tactvol vertrekken". Dokter Felspar zat volop te
stralen bij het vooruitzicht van dit vertrek en wreel
zijn twee gebarsten, wildleeren handschoenen in
zijn uitgelaten stemming tegen elkaar, hetgeen
bij Quinton het verlangen deed opkomen hem U
schoppen.
„Ik ben bang, dat dit onmogelijk zal zijn".
„Waarom, als ik vragen mag?"
„Het is afgesproken, dat juffrouw Woffran zr
maanden bij ons zal blijven, feitelijk is ze min
ol' meer gekomen, om mijn tante gezelschaD te
houden".
„Dan", zei dokter Felspar, „vrees ik, dat ik niet
veel voor uw patiënte kan doen. Het spijt mij,
mijnheer Quinton, maar tenzij de storende oorzaak
van de moeilijkheid verwijderd wordt, is het nutte
loos voor mij, om verder te gaan, verspilling van
mijn tijd en van uw geld eh!" Hij lachte vroolijk,
nam zijn bril af en maakte de glazen vlug schoon.
„Ik zal mijn chauffeur zeggen u er uit te laten, want
de patiënt, die ik op het punt stond te gaan bezoe
ken,, toen u kwam, woont een anderen kant uit"
Hij leunde naar voren, om tegen zijn chauffeur te
spreken, toen Quinton hem bij zijn arm greep en
riep: „Wacht. Is er niets anders, wat u kunt
voorstellen? Geen anderen vorm van behandeling?
Geen kalmeerend geneesmiddelbroom?"
„Broom beteekent daar niets voor".
„Phenacetine?"
„Slechter" zei dokter Felspar op vasten toon.
„Maar we zijn er al", de wagen stopte bij Laven
der Lodge, „kom toch binnen, al is het maar een
minuut. Ik bid u. Alleen uw tegenwoordigheid al
kan wonderen doen. O, hier is juffrouw Woffran.
Zoudt uneen, kunt u zich nu voorstellen, dat
juffrouw Woffran een prikkelende uitwerking op
iemand heeft?"
„Whiff stond op de stoep in haar blauwe jas
met een vlekkeloos wit, platliggend kraagje, dat
haar mooien, ronden hals vrij liet.
Haar lichte haar glansde in de ochtendzon. Quin
ton, die elke uitdrukking van den beweeglijken
mond en gewoonlijk ondoorgrondelijke oogen begon
te leeren kennen, wist, dat er niet veel noodig was,
om een lach te voorschijn te roepen en dat deze
slechts met moeite ondedrukt werd.
Dokter Felspar, die ongehuwd was, zei, na het
nietige figuurtje en het opgeheven gezicht vlug,
maar zeer grondig opgenomen te hebben, nadruk
kelijk: „Zeker niet. Heel beslist niet!" Hij sprong
:onder eenige verdere opmerking uit zijn wagen,
terwijl Quinton, alsof hij bevreesd was, dat de dok
ter van gedachten zou veranderen, hem in het huis
drong. Na hem aan Whiff te hebben voorgesteld,
drong hij er op aan. dat zij direct naar de patiënte
zouden gaan.
„Hoe is zij nu?" vroeg Quinton op zachten toon
•an Whiff. toen zij samen dokter Felspar voorgingen
ïaar boven.
(Wordt vervolgd)