Een eigenaardige aanbieding Reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen VRIJDAG 11 APRIL 1941 HAARLEM'S DAGBLAD 4 De liefdadigheid in Nederland. Winterhulp dringt aan op samenwerking. 's-GRAVENHAGE, 10 April. In den tegen- woordigen tijd, nu door allerlei oorzaken en om standigheden zeer veel nood geleden wordt, is on getwijfeld het vraagstuk van de liefdadigheid in ons land een der belangrijkste problemen gewor den. en dit was voor een verslaggever van het A.N.P. aanleiding zich te wenden tot den heer Eekhof. chef van de hoofdafdeeling propaganda van Winterhulp Nederland met het verzoek deze brandende kwestie eenigszins nader te belichten. Door het collecte-verbod en de oprichting van Winterhulp Nederland, aldus de 'heer Eekhof. is het probleem van de liefdadigheid in Nederland opnieuw in het middelpunt der belangstelling ge komen. Bij de oprichting van de stichting Winter hulp Nederland had de leiding zeer zeker voor oogen het toekomstbeeld van een coördinatie op het gebied der weldadigheidsinstellingen. Coördi natie beteekent samenwerking, doch gedurende het korte bestaan van Winterhulp Nederland is reeds gebleken, dat samenwerking op dit gebied als zeer problematisch moet worden beschouwd, want duidelijk heeft men kunnen vaststellen, dat verschillende groepeeringen in onze samenleving het sectarisme in het weldadigheidswerk niet willen loslaten. Dit standpunt is gedurende de wintermaanden ten opzichte van Winterhulp Ne derland zelfs geconsolideerd, zoodat helaas op het oogenblik vastgesteld moet worden, dat op het gebied van het weldadigheidswezen een bewust streven voorhanden is om het niet tot een natio nale samenwerking te laten komen. Dat dit stre ven speciaal tegen Winterhuln Nederland is ge richt. is volgens den heer Eekihof duidelijk, om dat Winterhulp juist op het nationale element den nadruk heeft gelegd. In dit verband gaf de heer Eekhof een korte beschouwing van het ontwikkelingsproces van het weldadigheidswezen, waarna hij o.m. zeide: Het wezen van de armenzorg is niet in gelijke mate gewijzigd met de noodtoestanden. Aan den eenen kant moet de staatstaak veel ruimer en ingrijpen der worden gezien, maar daarnaast moet de volksgemeenschap een taak op zich nemen ten opzichte van de behoeftige landgenooten. welke tot doelstelling moet hebben het verschaffen van hulp boven de minimum-levensbehoefte uit. Dit Is ten slotte de grondgedachte van Winterhulp Nederland. Het probleem van den nood kan men slechts sociaal zien en niet sectarisch, omdat de oorzaken ook niet van een beoaalde levenshouding afhankelijk zijn. Elk sectarisch streven is thans uit den tijd en gaat tegen de belangen van de geheele volksgemeenschap in. Negentig procent van alle weldenkende Neder landers heeft belang bij een nationale samenwer king op dit gebied. En dit overgroote deel van het Nederlandsche volk zal dan ook op den duur met vol begrijpen en met warmte achter een zoodanig nationaal werk weten te staan en zal des te meer overtuigd zij.n, naarmate de positieve resultaten duidelijker aan den dag zullen treden. De weini gen. die deze nieuwe taak niet begrijpen of zelfs bewust willen tegengaan, laden een groote ver antwoordelijkheid ten opzichte van ons geheele volk op zich. Wii leven, zoo ging de heer Eekhof voort, in een omwentelingsperiode, waarin geheele volken zich In hooge mate van hun gemeenschapsbelangen en gemeenschapsolichten bewust zuilen worden. Dit nieuwe volksbewustzijn zal een sectarisch streven als hierboven bedoeld, duidelijk onder kennen en een scherpe veroordeeling er over uit spreken. Wanneer in Nederland door het ibestaan van Winterhulp dit probleem oo deze wijze is ge steld. dan is zij een der middelen geweest, welke het Nederlandsche volk tot een nieuw sociaal oordeel heeft geholpen. Zoo gezien is de pole miek over a] of niet samenwerken op het gebied der weldadigheid een grondslag voor het bepa len van de nieuwe sociale houding en de prakti sche maatregelen, welke daaruit moeten voort- Vloeien. Op grond van al het voorgaande ziet de leiding van Winterhulp Nederland zich dan ook genood zaakt voor het Nederlandsche volk te treden met de vraag, of het de belangen van een alles om vattende samenwerking inziet en de consequen ties daaruit wil trekken, en aan de besturen van sociale instellingen wordt hiermede de directe vraag gesteld, of zii hun standpunt ten deze dui delijk willen bepalen. De directeur-generaal van Winterhulp Neder land. die zijn taak ziet in nationalen zin. acht zich als eerste geroepen deze samenwerking oo de krachtigste wiize te ondersteunen en praktisch mogelijk te maken. Te allen tijde is hij volkomen bereid het zijne te doen om tot samenwerking te komen. Dit veronderstelt echter ook een gelijke bereidwilligheid bij alle instellingen, welke zeggen het sociale belang van het Nederlandsche volk voor oogen te hebben. In de komende weken zal Winterhulp Nederland haar ervaringen op het gebied der nooden aan het Nederlandsche publiek bekend maken, zoo dat iedere landgenoot in staat is zich een oordeel te vormen over het werk, dat verzet moet worden en dat slechts door gezamenlijke inspanning van allen tot een goed einde gebracht kan worden. WEDSTRIJD IN LATIJNSCHE POëZIE. In de buitengewone vergadering vna de afdeeling let terkunde der Ned. Akademie van Wetenschappen welke op 7 April j.l. In het Trippenhuis te Amsterdam Is ge houden. Is de uitslag bekend gemaakt, van den jaarlljk- schen wedstrijd in Latijnsche poëzie, welke vanwege het Hoeuff-fonds wordt gehouden. Bekroond werd het ge dicht „Templum divini spiritus", hetwelk na opening van het naambriefje bleek te zijn geschreven door prof. dr. H. Weller te Tübingen (Duitschland). Het onderwijs 111 den komenden Nederïandschen Staat. 's-GRaVENHAGE, 9 April. Het opvoeders- gilde, dat, geleid door mr. dr. R. van Genech- ten, zich o.a. ten doel stelt de herziening van de opvoeding en het onderwijs in volkschen geest, organiseerde hedenavond een vergadering in het gebouw „Amicitia" te dezer stede, waar dr. W. F. de Groot, directeur van de Dalton- H.B.S. te 's-Gravenhage, een uiteenzetting gaf van de organisatie van het onderwijs in den nieuwen en Nederïandschen staat. Spreker toonde een schematische voorstel ling van en opbouw van het onderwijs. Hierin zijn de kinderen van drie- tot zesjarigen leeftijd op de kleuterschool, die van zes- tot elfjarigen leeftijd bij het lager onderwijs ingedeeld, Daarop volgen voor 80 tot 90 pet. van 11-14-ja- rigen leeftijd de volkskopschool en voor de ove rigen van dien leeftijd MULO en ULO (dit laat ste tot 13 jaar) en dan sluiten lager vakonder wijs, land- en tuinbouwonderwijs, winkelbedien den-, huishoudonderwijs, enz. op de volkskop school aan, verder M.T.S., kweekschool, zee vaartschool. machinistensehool e.d. op het MULO en tenslotte een gedeelte voor het voor bereidend hooger onderwijs tot het 18e jaar wanneer allen een jaar deelnemen aan den Ar beidsdienst, vervolgens voor de mannelijke jeugd ten jaar militaire dienst en daarna komen dan vakgezellen en vrije beroepen voor anderen eind opleiding aan universiteiten en hooge scholen. Wat het Middelbaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs betreft, hier is een scheiding tus- schen jongens- en meisjesscholen gewenscht. Voor de jeugdbeweging dient veel tijd over te blijven, om te zorgen voor een goede stijlvor- ming in de gedragingen. Binnen een zeker groepsverband blijkt de jeugd voldoende gevoel voor discipline te bezitten, dat gevoel moet wor den uitgewerkt tot elk persoonlijk optreden van de jeugd. (A.N.P.) VERDERE BEPERKING VAN DE AFLEVERING VAN IJZER EN STAAL. 's-GRAVENHAGE, 10 April. Tot nu toe be stond voor aflevering van walserijproducten in de gewone handelskwaliteit de regel, dat een han delaar zonder vergunning van het rijksbureau voor ijzer en staal aan den verbruiker per maand van de hoeveelheid mocht afleveren, welke hij in 1939 uit den voorraad aan dien verbruiker ihad afgeleverd tot een maximum van 500 kg. in verband met de voorraadpositie van dit ma teriaal is genoemd percentage van 1 April 1941 af verlaagd tot 2% en het maximum tot 100 kg. Commissie van advies voor den woningbouw ingesteld. De secretarissen-generaal van binnenlandsche zaken en financiën en de algemeen gemachtigde voor de wederopbouw en de bouwnijverheid hebben een commissie van advies voor den woningbouw ingesteld. Aan deze commissie is opgedragen ge noemden secretarissen-generaal en den algemeen gemachtigde desgevragd, dan wel eingener beweging van advies te dienen omtrent vraagstukken van algemeenen aard, betreffende de woningvoorzie ning; voorts van advies te dienen op alle aanvragen zoowel van publiekrechtelijke lichamen als van particulieren, tot verkrijging van geldelijken steun in eenigerlei vorm, ten dienste van de woningvoor ziening, met uitzondering van de gevallen van her bouw in de door oorlogsgeweld geteisterde ge bieden. In deze commissie zijn benoemd: tot lid, tevens voorzitter, mr. P. M. van der Drift, administrateur, hoofd der afdeeling volkshuisvesting van het depar tement van binnenlandsche zaken; tot leden: ir. H. van der Kaa, hoofdinspecteur van de volkshuis vesting; dr. ir. Z. IJ. van der Meer, algemeen secretaris van den algemeen gemachtigde voor den wederopbouw en de bouwnijverheid, en J. Bakker, administrateur bij het departement van financiën, aan deze commissie is als secretaris toegevoegd J. M. Hardman, referendaris bij het departement van binnenlandsche zaken. DE VERKOOP VAN ZOETWATERVISCH. 's-GRAVENHAGE. 10 April. In verband met de vastgestelde maximumprijzen voor zoetwater- visch wordt er de aandacht van het publiek op gevestigd, dat baars, snoek en snoekbaars, voor welke vischsoorten de gesloten tijd inmiddels is ingegaan, tot 1 Juni a.s. niet mogen worden ver kocht. Barbeel, blankvoorn, brasem, karper, kolblei, meun, ruischvoorn, serpeling, sneep en winde, waarvoor de gesloten tijd 21 dezer ingaat, mogen gedurende het tijdvak van 27 April tot en met 31 Mei eveneens niet worden verkocht. UNIEK JUBILEUM BIJ DE NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN. UTRECHT. 10 April. Op 15 April a.s. hoopt de heer J. F. Mulders, inspecteur bij de Nederland sche Spoorwegen, een wel zeer uniek jubileum te herdenken. Op dien dag zal het namelijk vijftig jaar geleden zijn, dat hij zijn werk bij de Neder landsche Spoorwegen begon. HAARLEM GAAT ZIJN GRACHTEN SCHOONMAKEN. In de Haarlemsche grachten vaart dezer dagen een vlet, waarin drie mannen zitten. Twee ervan zijn gewapend met stokken met maten er op, de eene stok heeft een plankje aan de onderzijde, daarmede peilt men de diepte van de gracht met inbegrip van modder, de andere stok is stomp. Hiermede peilt men den bodem van de gracht. De derde man noteert het verschil, d.w.z. de dikte van de modderlaag. Zoo berekent men de totale hoeveelheid modder, die uitgebaggerd moet worden. (Foto Stevens) Zwendelgemchten in Zeeland. s-GRAVENHAGE, 10 April. Van bevoegde zijde wordt men er opmerkzaam op gemaakt, dat het dwaas is om op zwendelgeruchten in te gaan. Zoo loopen er bijvoorbeeld in Zeeland opkoopers rond, die den Zeeuwsdhen boerinnen wijs maken, dat haar gouden sieraden door de overheid opge vorderd zullen worden, met als gevolg dat deze sieraden voor een appel en een ei van de hand worden gedaan. Deze geruchten missen eiken grond. Naar de herkomst wordt een politieonder zoek ingesteld. (A.N.P.) VOOR DE KINDEREN Noor I A Cnuvrmtur n fn aronlurtn uan Ml/nhitr PnHubttn Ttihntnf uon Aorl uon Ewljb. Betaling der luisterbijdragen niet bij banken. Houders van radio-ontvangtoestellen hebben in sommige gevallen hun luisterbijdrage betaald door tusschenkomst van bankinstellingen, gemeente lijke ophaaldiensten enz. Bij deze wijze van betaling kwamen belanghebbenden echter niet in het bezit van een geldig bewijs, dat de luisterbijdrage is be taald. De op deze wijze gestorte bedragen zullen daarom worden terugbetaald. Betrokkenen wordt verzocht ten spoedigste aan hun verplichtingen te voldoen door storting of overschrijving van de ver schuldigde bedragen op postrekening no. 400200 van het staatsbedrijf der P.T.T. Voor distributieluisteraars heeft het bovenstaande eveneens belang, doch alleen voor de over het eer ste kwartaal 1941 te verichten betalingen. Na dit eerste kwartaal zijn de distributieluisteraars zelf van alle zorgen in dit opzicht ontlast: hun luister bijdrage wordt nadien door de distributiecentrale, waarbij zij zijn aangesloten, tegelijk met de kosten van het distributieabonnement geïnd. Als Zuster Ursula ontwaakt, Ontdekt zij. wat haar razend maakt: Haar lieve broeder Is verdwenen, Hij neemt voortdurend maar de beenen! „Wacht, ik sta op en zoek hem snel. Misschien vind ik hem dan nog wel." Maar zuster Ursula heeft pech, Want Prikkebeen is heusch weer weg. Zij gaat voor de patrijspoort kijken En, 't moet haar wel een wonder lijken Daar ginds drijft onze Prikkebeen Naar onbekende streken heen. Technische Hoogeschool heropent 15 April. De rector magnificus van de Technische Hooge school te Delft maakt bekend, dat de hoogeschool op Dinsdag 15 dezer voor studenten zal worden heropend, met dien verstande, dat op dienzelfden dag de practica, teekenzalen e.d. toegankelijk zullen zijn, en dat de colleges op den volgenden dag. dus Woensdag 16 dezer, zullen aanvangen. Alsdan zal gewerkt worden volgens den rooster, zooals die zou gelden „na de Kerstvacantie". Zij, die bij hunne inschrijving slechts dé helft van het volle collegegeld hebben gestort, zullen slechts kunnen worden toegelaten, nadat zij ook den tweeden termijn hebben voldaan door stor ting van f 162.50 op postrekening no. 44248, ten name van de Technische Hoogeschool, en daarvan' op het Bureau van de administratie der hooge school aanteekening hebben doen maken op hun inschrij vin gsbewij s. Vordering van mijnhout. De productiecommissaris voor den boschibouw en de houtteelt deelt mede, dat de vrijwillig aan geboden hoeveelheden mijnhout niet voldoende zijn om de behoefte der mijnen te dekken. In verband daarmede is het noodzakelijk, thans op grond van de bodemproductiewet 1939 mijnhout aan te wijzen. Deze aflevering zal uitsluitend mo gen geschieden door erkende mijnhouthandelaren. De aandacht wordt in het bijzonder gevestigd op den voor mijnhout vastgestelden maximumprijs van f 11.50 per M3. op stam. Er zal streng op wor den toegezien, dat deze maximumprijs niet wordt overschreden. NOG GEEN BLOESEM IN DE BETUWE. 's-GRAVENHAGE, 10 April. In de Betuwe heeft de gure Oostenwind de ontplooiing van de knoppen ernstig tegen gehouden. Daar staat tegenover, dat twee dagen zacht voorjaarsweer de krozen en pruimen zullen doen opbloeien. Ten opzichte van de Paaschdagen kan zoo meldt de A.N.W.B. nog niets definitiefs gezegd worden. Een ding staat vast: kersen, peren en pruimen- boomen zitten vol knop. door MABEL-GRUNDY. Vertaald door E. GRIESE-KETS DE VRIES. 22) „Toch", zei Quinton een tikje hardnekkig, „her haal ik, dat ik van meening ben, dat zij op zijn minst nog een dag of twee in bed behoort te blijven. De schok door de koudwater-douche, de karaf was heelemaal vol, moet nogal ernstig zijn. Ze kan er een kou uit overhouden, die zich kan ontwikkelen in longontsteking of iets dergelijks". Quinton was zich niet bewust van zijn opgewekten toon, toen hij de mogelijkheid van een dergelijk verloop onder het oog zag. „Ze is sterk, abnormaal sterk, maar zelfs zij moet na zoo'n tooneel van streek zijn. Het meerendeel der vrouwen zou op haar leeftijd een dokter noodig hebben". „Een dokter! En waarom niet?" Whiff legde het mes neer, waarmee zij marmelade op haar brood smeerde en boter en haar gezicht straalde. „Waarom niet? U hebt gezinspeeld op de oplossing van onze moeilijkheden. Een dokter!" Zij klapte zachtjes in de handen. „Zij heeft last van zenuwen in een heel ergon vorm. Hij zal haar broom of een ander zenuwstillend middel voorschrijven en haar zeg gen, dat zij zichzelf moet aansporen en opstaan. Geweldig, mijnheer Quinton! Dit kan er een eind aan maken. Liever dan mij weer onder haar oogen te krijgen en al mijn gezwam aan te hooren, zal zij het huis ontvluchten, ze zal weggaan en u zult gered zijn". Quinton werd aangestoken door haar geestdrift en lachte. „Zij zou geen dokter willen zien, als ik er een zou halen. Zij haat dit beroep, zegt, dat het het eenige is, waardoor men ongestraft kan dooden". „We zullen haar bij verrassing moeten nemen, hem de kamer laten binnenstappen. Zij kan de deur niet op slot doen". „Van hetgeen ik van tante Sophia weet, zal zij wél een ander middel vinden, om ons er uit te houden. Zij zal een barricade opwerpen van meu bels, stoelen en kleerkasten, en geen dokter zal er over heen willen kruipen...." „Dan" zei Whiff, terwijl zij vlug opsprong, „moe ten wij er direct een halen, vóór zij aan haar bar ricade begint. De vesting moet onmiddellijk be stórmd worden, voordat haar volgende zet ze on neembaar maakt. We zullen net op tijd zijn, als we ons haasten. Eerst moet ze haar natte plunje verwisselen, dan haar ontbijt gebruiken, dan tegen dien tijd kunt u hier zijn met een dokter, een dokter met een kalmeerend drankje. Ga, mijnheer Quinton! Ga vlug alsjeblieft". Een oogenblik stond hij besluiteloos, keek om laag in haar oogen, die nü zoo hoopvol tot hem opgeheven werden en zij wonnen het pleit. „Er woont 'n dokter aan 't eind van den weg" zei hij, „Felspar heet hij". „Ik mag dien naam wel", zei Whiff. „Ik geloof niet, dat hij erg knap is". „Des te beter", zei Whiff. „Bij de eenige gelegenheid, dat ik hem raad pleegde, kwam ik tot de gevolgtrekking, dat hij eigenlijk een dwaas was". „Als maar beter", zei Whiff. „Een dwaas is pre cies wat we noodig hebben; dat is er één uit de duizend, een dwaas, een makkelijk te bewerken dwaas. Een man, die zal doen en zeggen, wat wij van hem verlangen. Ga alstublieft direct mijnheer Quinton, voor hij zijn visites gaat maken". Quinton ging. HOOFDSTUK XVI. Dokter Felspar was jong met een rond, glim lachend gezicht, met ronde, glimlachende oogen en ronde, goudomrande brilleglazen, die ook schenen te glimlachen. Inderdaad, hij was één groote glim lach: zijn schoenen, die de neiging vertoonden aan de neuzen op te wippen, gaven iemand het gevoel alsof ze vreugdestuipjes hadden en zijn gele wild- leeren handschoenen bleken aan de naden van het lachen gescheurd te zijn. Niemand wist, zelfs zijn moeder niet, hoe hij door zijn medisch examen ge komen was, sommigen beweerden, dat hij er zich doorheen gelachen had. Hoe dan ook, tot nu toe had hij weinig schade gedaan aan zijn patiënten, en over het algemeen genazen zij sneller van hun ziekten dan men zou gedacht hebben; vermoedelijk omdat hij ze meestal alleen liet of hun toestond zichzelf te behandelen en hij ze opvroolijkte met zijn stralend gezicht. Na één visite was hun stemming onveranderlijk gestegen en hun temperatuur ge daald. Geen enkele dokter, voelde Quinton, toen hij vlug langs den weg naar diens huis liep, in heel Londen, de voorsteden incluis, zou een juistere diagnose van het geval van mevrouw Dimsdale kunnen stellen dan hij, want wat Quinton aan nam, dat de patiënte mankeerde, zou Felspar na onderzoek volkomen bevestigen. Toen Quinton hem eens geconsulteerd had hij had zijn advies noodig gphad voor een zwerenden vinger, dien hjj had opgeloopen na een leelijke snede had dokter Felspar, na ge-hm en ge-ha en vroolijk geglimlach gezegd: „Schoonhouden, schoonhouden", en toen Quinton gevraagd had waarmee, had hij geantwoord, als maar glimlachend „O, met alles!" „Carbol'" „Prachtig!" „Boorwater?" „Evengoed"- „Feitelijk elke antiseptische wassching". „Elke antiseptische wassching", gaf dokter Fel spar toe en wreef zich in de handen. De vinger werd beter en de rekening was be scheiden. Mevrouw Dimsdale had hem nog niet ontmoet, hij had zich sinds kort in de buurt ge vestigd. Zij raadpleegde nooit een dokter. Haar ge zondheid was altijd schitterend geweest en even als vele sterke menschen werd zij alleen al door de gedachte aan een arts, die bij haar geroepen zou worden, verlaagd tot een toestand, grenzend aan paniek. Derhalve geloofde en hoopte Quinton nu, dat alleen al het zien van dokter Felspar in haar kamer de zaak zou bespoedigen en tot een crisis brengen, den gang van zaken zou regelen, zou helpen omHij kon het rangschikken van zijn verwachtingen in categorische volgorde niet beëindigen, want hij stond voor het huis van den cjokter en ving hem gelukkig op, juist toen hij op weg was om gehoor te geven aan den oproep van een anderen patiënt. „Ik kom", zei hij, greep Quinton's hand en drukte deze hartelijk. „Spring in mijn wagen en u kunt onderweg ver tellen. wat er aan de hand is". „Ah", merkte hij op, toen Quinton uitgesproken was en ernstig trachtte te kijken, „overspanning op gevorderden leeftijd zooals bij mevrouw Dimsdale zal moeilijk te behandelen zijn. Welke vorm heeft het aangenomen?" „Een zeer eigenaardige. Een hevige afkeer van een zeer bekoorlijk miesje, dat op bezoek bij ons Tante Sophia blijft in haar bed en weigert op te staan, ofschoon ze blijkbaar haar normale gezond heid geniet, en vanmorgen ging dit alles over in verschrikkelijke gilbuien, toen haar ontbijt ge bracht» werd". „Wie bracht het? „Juffrouw Woffran". „Uw gast?" „Ja". „Ah!" zei dokter Felspar weer. Hij knikte wijs- geerig met zijn hoofd. „Dat verklaart de buien. Een antipathie, een onverklaarbare antipathie tegen iemand, of iets, het een of andere eten of drinken of tegen een gewoon alledaagsch voorwerp is een uitgesproken verschijnsel bij enkele vormen van zenuwen. Ik heb een overspannen vrouw gekend, die plotseling een hevigen afkeer opvatte tegen kanaries, een kanarie in een kooi zou haar gek maken, en een man ,dien ik eens behandeld heb werd wild als hij havermoutpap in de gaten kreeg De behandeling van het geval van uw tante zal tenslotte gemakkelijker zijn dan ik verwachtte. Hij knipoogde achter zijn brillenglazen. „Werkelijk! Wat stelt u zich voor te doen?" „De oorzaak wegnemen. Uw gast moet onmiddel lijk het huis verlaten". „Maar...." Quinton voelde zich van binnen en buiten verbleeken. „Vervelend! Erg vervelend! Je vindt het nu een maal niet prettig een gast te vertellen heen te gaan. Lastig, erg lastig! Maar als de jonge dame even verstandig is u zegt, dat ze bekoorlijk is. zal zij de moeilijkheid van de situatie inzien en tactvol vertrekken". Dokter Felspar zat volop te stralen bij het vooruitzicht van dit vertrek en wreel zijn twee gebarsten, wildleeren handschoenen in zijn uitgelaten stemming tegen elkaar, hetgeen bij Quinton het verlangen deed opkomen hem U schoppen. „Ik ben bang, dat dit onmogelijk zal zijn". „Waarom, als ik vragen mag?" „Het is afgesproken, dat juffrouw Woffran zr maanden bij ons zal blijven, feitelijk is ze min ol' meer gekomen, om mijn tante gezelschaD te houden". „Dan", zei dokter Felspar, „vrees ik, dat ik niet veel voor uw patiënte kan doen. Het spijt mij, mijnheer Quinton, maar tenzij de storende oorzaak van de moeilijkheid verwijderd wordt, is het nutte loos voor mij, om verder te gaan, verspilling van mijn tijd en van uw geld eh!" Hij lachte vroolijk, nam zijn bril af en maakte de glazen vlug schoon. „Ik zal mijn chauffeur zeggen u er uit te laten, want de patiënt, die ik op het punt stond te gaan bezoe ken,, toen u kwam, woont een anderen kant uit" Hij leunde naar voren, om tegen zijn chauffeur te spreken, toen Quinton hem bij zijn arm greep en riep: „Wacht. Is er niets anders, wat u kunt voorstellen? Geen anderen vorm van behandeling? Geen kalmeerend geneesmiddelbroom?" „Broom beteekent daar niets voor". „Phenacetine?" „Slechter" zei dokter Felspar op vasten toon. „Maar we zijn er al", de wagen stopte bij Laven der Lodge, „kom toch binnen, al is het maar een minuut. Ik bid u. Alleen uw tegenwoordigheid al kan wonderen doen. O, hier is juffrouw Woffran. Zoudt uneen, kunt u zich nu voorstellen, dat juffrouw Woffran een prikkelende uitwerking op iemand heeft?" „Whiff stond op de stoep in haar blauwe jas met een vlekkeloos wit, platliggend kraagje, dat haar mooien, ronden hals vrij liet. Haar lichte haar glansde in de ochtendzon. Quin ton, die elke uitdrukking van den beweeglijken mond en gewoonlijk ondoorgrondelijke oogen begon te leeren kennen, wist, dat er niet veel noodig was, om een lach te voorschijn te roepen en dat deze slechts met moeite ondedrukt werd. Dokter Felspar, die ongehuwd was, zei, na het nietige figuurtje en het opgeheven gezicht vlug, maar zeer grondig opgenomen te hebben, nadruk kelijk: „Zeker niet. Heel beslist niet!" Hij sprong :onder eenige verdere opmerking uit zijn wagen, terwijl Quinton, alsof hij bevreesd was, dat de dok ter van gedachten zou veranderen, hem in het huis drong. Na hem aan Whiff te hebben voorgesteld, drong hij er op aan. dat zij direct naar de patiënte zouden gaan. „Hoe is zij nu?" vroeg Quinton op zachten toon •an Whiff. toen zij samen dokter Felspar voorgingen ïaar boven. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 6