lUmschaum
Puntenvrij Naaigaren
„tBismwuk"
Maitin-
Discretie verzekerd.
N.V. Holster 35
Litteraire Kantteekeningen.
üKnlfln «ONJéSTRAAT 45
ZATERDAG 12 A P R I IJ 194T
HÏSREE M'S DAGBEAD
'6
Bismarck in gesprek met een gezant.
een stijlvolle film over een groot
sche episode in de Duitsche
geschiedenis.
Aan de film ,3ismarck", geregisseerd door Wolf
gang Liebeneiner, iheb ik reeds een voorbespre
king gewijd, en u weet dat dit op deze plaats
Bledhts gewoonte is wanneer werkelijk sprake is
van een zeer bijzonder filmwerk. Bij de vertoo
ning in Haarlem van deze film willen we nog een
korte, en naar we hopen: krachtige, aanbeveling
tot filmliefhebbers, en in het algemeen menschen,
die een belangrijke vertooning kunnen waardee-
ren, richten om deze filmische verbeelding van
Bismarck's leven en den opbouw van het tweede
Duitsche rijk te gaan zien. Want, waarlijk, zij is
de moeite waard! Wolfgang Liebeneiner be-
iheerscht zijn opgave om in een tijdsbestek van
ongeveer anderhalf uur ons 'het wezenlijke van
Bismarck's verschijning
in de historie bij te
brengen, volkomen. Ik
wijs U in verband hier
mee op het begin van
de film. Daarin wordt veel gesproken. Bismarck's
gesprekken met Koning Wilhelm zijn er vele,
Bismarck's toespraken in den Rijksdag eischen
de aandacht voor zich op, en men zou kunnen
vreezen dat het woord in de film de dramatische
actie belemmert, of om het gewoontjes te zeggen
men zou er bang voor kunnen zijn te moeten zeg
gen: „Kom film schiet eens op." Maar niets daar
van is het geval! Wolfgang Liebeneiner doet zich
als een voortreffelijk regisseur kennen die rustig
en met kracht zijn film bouwt, woord na woord,
beeld na beeld, tot het resultaat is verkregen: een
hecht kunstwerk, dat een constructieve episode
in de Duitsche geschiedenis tot uitdrukking
brengt. Ik heb bij het aanschouwen van deze
film soms moeten denken aan een andere film,
van den regisseur Hans Steinhoff: „Robert Koch",
(Foto Tobis)
Luxor
jT.oZt.s.ar
WILLY FORSi'
als Franz Jauner in zijn
nieuwe Tobis-film
„Operette"
LEO SLEZAK
als Franz van Suppé ir
Willy Forst's nieuwe
Tobis-film „Operette"
Met de camera in de
Braziliaansche rimboe.
In Frans Hals Theater draait deze week een
zeer interessante historische film en wel in 't bij
zonder interessant voor hen, die belangstelling
voor de cultures hebben. Een belangrijke episode
uit de rubbercultuur wordt hier in 'beeld gebracht.
Tot 1876 had Brazilië de autonomie van de
(beste) Braziliaansche rubber, de Hevea Brasilien-
sls. Brazilië wilde het monopolie houden en geen
toestemming geven om de zaden naar andere lan
den uit te voeren.
Een Engelschman, Wickham, heeft toen op
eigen verantwoording en op eigen risico het op
zich genomen, om een
voldoende hoeveelheid
zaden van deze Hevea
Brasiliensls naar Enge
land te brengen.
Frans Hals
Onder het mom van biologisch geleerde, die een
bepaalde vlinder, de krohodilvlinder zocht, kreeg
hij met veel moeite toestemming om het oerwoud
in te trekken
Welke gevaren en welke moeilijkheden hij te
verduren en te overwinnen heeft, wordt ons op
zeer suggestieve wijze getoond. Een paar keer ont
snapt hij op het randje aan den dood. Maar hij
overwint alles.
Het staat historisch vast, dat hij 70.000 zaden
naar Londen heeft weten over te brengen. Uit
deze 70.000 zaden groeiden 7000 planten op.
Twee van deze planten werden naar Buiten
zorg in Nederlandsch-Indië gebracht. Nu is het
zeker niet oninteressant om té weten, dat de bijna
60.000 HA. ondernemingsrubber en de bijna
evenveel produceerende bevolkingsaanplant vrij
wel geheel is voortgekomen uit het zaad, dat
Wickham in 1876 uit Brazilië naar Londen
bracht.
Direct aan de hoofdfilm gaat een film vooraf,
die u het leven van de dièpzeedieren en mon
sters toont, een film, die zeer zeker ieders belang-
§tellin£ verdient.
en al mag deze vergelijking op het eerste gezicht
wat vreemd zijn, bij nader inzien zult ge in belde
films den eenzamen weg van een geloovend, recht
op de verwezenlijking van zijn ideaal afgaand
mensch beleven tegen dén bruisenden, kolkenden
stroom van de critiseerende, deze steeds ver
anderende menschenmassa in. Wolfgang Lie
beneiner slaagt er treffend in -het stabiele van de
persoonlijkheid tegen het wisselvallige karakter
van het onpersoonlijke, het massale uit te beelden.
En daarmee raakt hij de kern van Bismark's
leven. Hij heeft in den voornamen Paul Hartman
een acteur gevonden, die zich met volkomen over
gave in het historische leven van den „IJzeren
kanselier" heeft ingeleefd, en dit in de filmruimte,
met haar eigen mogelijkheden, tot een indruk
wekkende herleving gebracht.
v. H.
Een komische historie.
In Palace wordt deze week een reprise gegeven
van de zeer komische Nederlandsche film „Malle
Gevallen", naar het bekende boek van Hans Mar
tin. Het is een film waarmee u zich kostelijk zult
amuseeren, vol jeugd
en fleur en dwaasheid.
Een en ander speelt
zich af in een studen
tenmilieu. Tal van be
kende acteurs en actrices vertolken de hoofdrol
len, waarvan we vooral Johan Kaart Jr. als Bram
van Booven willen noemen, die oer-komisch spel
te zien geeft. Verdere medespelenden zijn o.a.
Louis de Bree, Fie Carelsen, Jopie Koopman, Louis
Borel, Adri van Hees enz. De regie werd gevoerd
door Jaap Speyer, terwijl Max Tak het muzikale
gedeelte verzorgde.
Cinema
Rembrandt
In het Rembrandt Theater wordt deze week een
amusante geschiedenis op het witte doek vertoond,
waarin we Ralph Arthur Roberts als een fabrieks
directeur zien. Zijn dochter moet een Lord trou
wen en vertikt dat. Om van den Lord af te komen
zet ze een scène in elkaar: een beroepsbedrieger za!
haar compromitteeren en daardoor onmogelijk
maken in de oogen van den Lord. Zij loopt echter
den bestelden heer mis
en gaat met den ver
keerden mee. En die
verkeerde blijkt na tal
van zotte gebeurtenis
sen toch eigenlijk de goede te zijn. Wij zien Theo
Lingen in een fijn komisch rolletje; deze komiek
weet toch in alle situaties wat bijzonders te prestee-
ren. Ida Wüst is ook zeer op dreef, en het koppel
Hans HoltHeli Finkenzeller zal den bioscoopbe
zoekers ongetwijfeld bevallen. Het verhaal is zeer
amusant en op vlotte wijze verfilmd. Wij vermoeden
steeds wel waar de historie op uit zal draaien en
toch blijft elke meter film ons bezig houden. Dat
is te danken aan het goede spel der acteurs en
niet het minst aan de geroutineerde wijze, waarop
de film geregisseerd werd. In het voorprogramma
zien we o.m. een aardig filmpje van een Hongaarsch
orkest.
Dansacademie
Het slotbal op 19 April
kan gehouden worden
(Adv. Ingez. Med.)
Dc Rijksfinanciën in 1940,
Statistiek geeft verschillende cijfers.
's GRAVENHAGE, 11 April. De gewone
staatsuitgaven bedroegen in 1938 f 704 millioen; de
oorspronkelijke raming voor 1939 en 1940 beliep
respectievelijk f 745 en f 741 millioen. Dat is dus
heel wat meer dan in 1900, toen er nog slechts
f 149 millioen werd uitgegeven. De inkomsten heb
ben deze geweldige stijging in den uitgavenlast
niet altijd bij kunnen houden. Vooral in de depres
siejaren sinds 1931 bleken er regelmatig groole
tekorten te zijn. Door verbetering in den econo-
mischen toestand liepen de belastingopbrengsten
echter dusdanig op, dat de boekjaren 1937 en 1939
met een overschot konden worden afgesloten. In
1938 bedroeg dit f 32 millioen. Voor 1939 werd een
tekort van f 28 millioen geraamd en voor 1940 een
voordeelig slot van f 549.000.
De belastingen brachten in 1938 f 600 millioen
op, een record, dat alleen in het tijdvak 1920
1924 door de heffing der oorlogswinstbelasting is
overtroffen. Per hoofd der bevolking was de. op
brengst in dit tijdvak f 86 en in 1938 f 69. Voor
1940 werd zelfs een belastingopbrengst van f 630
millioen geraamd.
De gevestigde schuld had op 1 Januari 1941 de
ongekende hoogte van f 3600 millioen bereikt. De
vlottende schuld is in één jaar tijd met f 664 mil
lioen gestegen tot het record van f 1742 millioen
op 1 Januari 1941.
Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan de
zoo juist verschenen statistiek der rijksfinanciën
1940. Deze door het Centraal Bureau voor de
statistiek verzorgde publicatie geeft een uitvoerig
overzicht van de inkomsten en uitgaven van den
staat, die zoowel volgens de rijksrekeningen inge
deeld is, als naar de doeleinden van uitgaaf, (deze
laatste tabel is dit jaar voor het eerst opgenomen)
van elk der rijksbelastingen en van enkele der
overige inkomstenbronnen van het rijk. Daaren
boven verstrekt deze statistiek gegevens over de
gevestigde en vlottende schuld en over elk der
fondsen en bedrijven van den staat.
Centrale Verwarming
AUTOM. OLIE KOLENSTOOKINR.
SANITAIRE INSTALLATIES.
(Adv. Ingez. Med.)
„Een gezonde geest
in een gezond lichaam"
Haarlemsche aannemers willen
verwaarloosde huizen
opknappen.
en op zijn beurt
„ten qeiand ticfiaam
in een q-eiand huis".
Na ruim zes jaar aan het hootd der
gemeente te hebben gestaan, heeft
mr J. de Blleck afscheid genomen als
burgemeester van De Wijk in verband
met zijn benoeming tot directeur van
den Stadsschouwburg te Utrecht De
burgemeester tijdens zijn afscheidsrede
(Foto Pax-Holland)
,De materialen zijn er
r A, dat is een mooie waarheid: „Een
gezonde geest in een gezond lichaam",
maar.... eigenlijk is deze zin nog
niet af. Daar hoort achter: „En ,een
gezond lichaam in een gezond huis!"
Gymnastiekleeraren kunnen een lichaam, dat
niet meer fit is, heel goed bespijkeren door flin
ke oefeningen, kniebuigingen, armzwaaien en
wat dies meer zij, en men is al hard bezig om
den achterstand, dien we met gymnastiek-onder-
wijs op de scholen hebben, in te halen, en ook
vele ouderen rekken eens de ledematen uit, en
wanneer ze dat krachtig doen en regelmatig,
bruist het bloed weer in de aderen en voelt' men
zich zoo frisch als een hoentje. En nou hebben
huizen eigenlijk ook een soort gymnastiek noo-
dig om boven Jan te blijven, want een huis kan
ook léven. Natuurlijk, een huis kan eveneens
vervallen, verwaarloosd worden, en wanneer \:e
eens een wandeling maken door het centrum van
Haarlem liggen daarvan de voorbeelden helaas
voor het grijpen. Dat mag zoo niet blijven! Gym
nastiekleeraren kunnen hier niet helpen, want
bij huizen komt men er niet met diepe kniebui
gingen en rompwendingen. De aannemers en
de bouwvakarbeiders zijn voor de huizen wat de
gymnastiekleeraren voor de menschen zijn. En
die aannemers in Haarlem hebben de koppen bij
elkaar gestoken en willen den Haarlemmers toe
roepen: „Een gezond lichaam in een gezond
huis". En dat kan den Haarlemmers niet anders
dan tot eigen voordeel strekken. Menschen, die
in goed onderhouden huizen wonen, voelen zich
veel beter, veel sterker en prettiger dan zij, die
hun have verwaarloozen. Immers: Zoo 1 is,
zoo bewoner!" „Maar" brengen sommigen hier
reeds dadelijk in het midden: „Er zijn immers
geen materialen voor onderhoud!" Welnu, het
bestuur van de samenwerkende patroonsver-
eeniging in het bouwbedrijf voor Haarlem en om
streken dat de hoop koestert dat het onder
houdswerk, dat het te verrichten krijgt even
omvangrijk zal zijn als den naam van de ver-
eeniging! heeft ons met nadruk gezegd dat
die materialen er wel zijn, en dat onderhouds
werken aan uw huizen heel goed uitgevoerd
kunnen worden, en wanneer u bijvoorbeeld op
bescheiden schaal wat nieuws wil bouwen, een
serre aan uw huis om het geheel gezelliger te
maken, dan kan dat ook dik in orde komen.
Veel verval in onze stad.
En dat bestuur heeft ons veel meer verteld en
laten zien ook. We hebben een wandeling door
Haarlem gemaakt, en niet alleen naar de be
nedengedeelten van de huizen gekeken, naar de
mooie etalagers en zoo, maar ook eens naar bo
ven, naar de gevels, daklijsten en daken, Ja, het
is merkwaardig, maar dat doen wij in onze eigen
stad niet alle dagen, naar de gevels kijken. Als
we met vacantie in een vreemde stad zijn ra
ken we eenvoudig niet uitgekeken op de gevels!
En toch, Haarlemmer, zorg er eerst voor dat uw
eigen stad in orde is, en geniet dan van andere
steden. Kijk eens hooger dan ge gewoon zijt!
En ge zult tot uw schrik zien dat er veel, heel
veel in de binnenstad in verval verkeert. Dak
lijsten zijn verzakt, fraaie gevels zijn verweerd
en staan scheef, de daken zelf zijn niet meer in
orde, het hout rot achter een laagje verf weg. Dat
kan anders. En als het anders kan, waarom n
niet anders gedaan? We weten het wel, men
heeft de gewoonte met onderhoud te wachten
tot dat het water de slaapkamer binnenstroomt
en men verliest uit het oog dat als men eerder
tot reparatie was overgegaan het veel minder
gekost zou hebben. We denken even aan den
tandarts; de menschen gaan er pas naar toe
wanneer het dikwijls te laat is, en het kost hen
dan veel meer dan wanneer ze er vroeger bij
waren geweest. De angst voor pijn weerho
hen. Een dwaze angst overigens, maar toch geen
onbegrijpelijke. Maar waarom draalt men met
het onderhoud van zijn huis dikwijls ook zoo
lang? Ook vrees voor pijn, pijn in de beurs na
melijk? Dan is dat een dwaze en óók een onbe
grijpelijke angst. Want die pijn in de beurs
wordt, hoe langer men wacht, hoe erger! Daarom,
wacht er niet mee, maar doe het nu! Omdat,
het u goedkooper uitkomt, en verder: U zelf en
de stadgenooten zullen wel varen in goed onder
houden huizen. Wie immers woont graag tegen
over een verwaarloosd huis? Wie kijkt graag
naar een verbrokkelde muur? Niemand. En ver
waarloosde huizen en verbrokkelde muren zijn
Wankele Waarheid. Door Eva Raedt
de Canter, Utredht, A. W Bruna's Uitg.
Mij. A. J. D. van Oosten. De dubbel
toren. Amsterdam, Uitg. Mij. Hol
land.
De waarheid wil niet gehoord wezen. Er zit na
tuurlijk de noodige overdrijving in die bekende
mokkende verzuchting. Die zou er ook zijn als ik
schreef: Eva Raedt de Canter's Wankele Waarheid
wil niet gelezen wezen. Maar laat ik zeggen: tot
op de helft van haar boek kwam die gevarieerde
verzuchting telkens bij mij boven. Toen kwam er
zoo langzamerhand een beetje gang in het verhaal
en een einde aan de alledaagsohe waarheden, die de
schrijfster op de meest verrassende plaatsen en tij
den en, vooral, zeer uitgemeten en gewiahtig, haar
figuren doet zeggen. Zonder iets bijzonders te ver
tellen praat jong en oud hier over de dingen van
leven en maatschappij met de langdradigheid van
een tafelredenaar, die niet aan zijn eind kan ko
men en al maar meent dat er nog een schepje op
kan. Het is ontstellend zooals een schrijfster, die
toch een aantal goede boeken in haar credit heeft
staan, hier laat doorleuteren om een schijn van
diepzinnigheid aan haar personen te geven en hun
lotgevallen interessant te maken.
Oneoht en tot tegenspraak prikkelend zijn reeds
de eerste bladzijden van dit boek. Op de leskamer
in het Groote Huis zitten twee meisjes. De een „niet
veel meer dan een kind", de ander „ongetwijfeld
volwassener, zoo niet ouder". Een gesprek tus-
schen de twee vangt aan: De één: „Het lijkt me
leuk iets te baren". De ander: „Iets te baren? Ver
klaar je nader. Lijkt het baren je leuk of het iets?"
Na deze inleiding komt de één, Liesbet, die de
voornaamste personage van den roman zal blijken,
ons reeds voorgesteld als niet veel meer dan een
kind, er toe een geheele dissertatie af te steken
over het baren van een vreemd wezen, waar je niets
van afweet, dat je vijandig kan zijn, hetgeen de
ouders zich pas te laat zullen bekennen enz. „Een
kind, neen.een hond dat zou gaan"De ver
menging in deze halve pagina proza van groote-
menschen-praat en kinderlijkheid mislukt jammer
lijk en ontstemt. Ook de manier waarop Liesbet
haar nichtje forceert een poging tot definitie van,...
een publieke vrouw aan te hooren er een q-uasi-diep-
zinnig nemen en geven bij voordragend, is om Lies-
bet's eigen woord te gebruiken „worstklets", maar
dan niet van het kind, doch van mevrouw Raedt-
de Canter. En hoewel zoowel zin als klank en ety
mologie van het woord worstklets mij vreemd aan
doen, heb ik toch zoo het vermoeden dat de ge
heele teekening van het meisje Liesbet worstklets
van mevr. De Canter is.
Het geheele tafelgesprek beneden bij de familie,
iets later, als Liesbet pagina's lang aan het woord
is en niemand der groote menschen een mond open
doet, tot zij, quasi onschuldig, een erg onfatsoen
lijk woord gebruikt en dan maar ook dan pas
linea recta naar bed gestuurd wordt, is een pas
kwil. Lies-bet mag dan een nest van een meid zijn,
niet veel meer dan een kind, noemde schrijfster
haar eerst maar- daarom behoeft haar omgeving
nog niet als een stel zwakzinnigen te worden voor
gesteld, zou men zoo zeggen. Mevrouw Raedt-de
Canter heeft misschien veel op het hart, maar in
de keus van een woordvoerster is zij in dit ge
val ongelukkig geweest. We némen -het niet van
Liesbet en voelen dat alles als onecht maakwerk.
Al zou het uit een anderen mond aanvaard kunnen
worden, althans ernstig opgenomen.
Liesbet zal verder opgevoed worden door tante
Emilie, een „moderne" vrouw die behalve voor
paarden en honden ook veel voor het buitenleven
voelt en daarenboven nog de kunst beoefent, de
mannen te behagen en als ze het noodig vindt te
gen elkaar uit te spelen. Over haar was, in het
Groote H-uis en in een door Liesbet afgeluisterd
gesprek, het groote woord gevallen, waarvan het
kind tegenover haar nichtje een wijsgeerig be
schouwende definitie ten beste gegeven had. Voor
het te vroeg rijpe kind een uitgezocht milieu om
haar reeds ver gevorderde opvoeding te voltooien.
Dat belooft wat.denkt de lezer. Maar het loopt
alles nog al zonder kleerscheuren af en Liesbet
zal met den jongen man met het goedige honden
gezicht nog wel gelukkig worden. Of als dat
voor deze sferen te ouderwetsch klinkt het met
hem op den duur wel kunnen vinden. Maar om het
zoover te brengen had de schrijfster met minder
sohijnvertoon van diepzinnigheid wel kunnen vol
staan, naar het mii lijkt.
Eva Raedtde Canter behoorde tot nu toe to*
de schrijfsters, die men tot de artis-ten in het vak
hocht rekenen. Met haar Wankele Waarheid is ook
liaar beteekenis als auteur lichtelijk wankel ge
worden. Moge een volgend werk een stevige
stut beduiden.
In „De Dubbeltoren" heeft de dichter A. J. D.
van Oosten een geestig prozaverhaal geleverd
waarin met allerlei actueele dingen de draak ge
stoken wordt, zonder dat dit zonderlinge beest
nu direct overal bovenop gezet is, zoodat een goed
moedig lezer van het verhaal zou kunnen genieten
zonder zelfs het puntje van de staart des draaks
te hebben aanschouwd. Zonderen wij het een
beetje te flauwe grapje van Ir. Langerok met de
heeren Korterok uit, dan kan men de meeste stil-
monkelende grapjes die van Oosten over archeo
logie, journalistiek enzoovoorts ten beste geeft uit
stekend genieten. En zooals gezegd: is men in die
regionen niet genoeg thuis om Van Oosten's
humor ten volle te waardeeren, dan blijft de fan
tasie op zich zelf nog aardig genoeg om gelezen
te worden.
Twee jongelui uit Delft, die niet aan den slag
kunnen komen, krijgen van Staatswege een op
dracht om de ruïne van een oud klooster, ergens
in Nederland, te onderzoeken. Het is werkverschaf
fing aan intellectueelen. Wat de twee bouwkun
dige ingenieurs, vrienden bovendien, daar zullen
gaan doen en hoe ze dat zullen gaan doen ver
klap ik nu liever niet. Evenmin hoe zij te schip
peren hebben tusschen hun superieuren, rijk en
gemeente en de publieke belangstelling, pers en
particulier belang. Van Oosten weet daar blijkbaar
wel het een en ander van en vertelt er zoo langs
den neus weg alleraardigst over. Er komt zelfs een
historisch belangrijk document over den bouw van
het klooster, oorspronkelijk een Romeinsche leger
plaats, aan te pas en ook voor een amourans in
termezzo is gezorgd, dat op practisch zakelijke
wijze wordt opgelost zonder dat er één diepzinnig
woord a la Raedtde Canter aan verspild wordt.
De fantasie van Van Oosten is rijk genoeg om
het zonder geleuter te kunnen stellen. Hij heeft
aan het schrijven blijkbaar zelf plezier beleefd en
iets geleverd dat bij al zijn parodistische grappig
heid, al zijn steekjes onder water, al zijn humo
ristische teekeningetjes nergens onbenullig wordt.
Wat in de hoogere schrijfkunst een dreigend
teeken van verval beduidt is hier omzeild.
De Dubbeltoren is, zonder litteraire pretenties
naar voren te schuiven, een leesbaar, geestig ver
haal geworden zooals er helaas slechts zoo nu dan
eens eentje op mijn tafel terecht komt.
H. DE BOIS.
er vele in Haarlem. Zij stooten de menschen
af, de bewoners trekken weg en de binnenstad
wordt vervallen en verlaten. U zult misschien
denken dat het logisch is dat de menschen uit
de binnenstad wegtrekken en zich buiten vesti
gen en de stad zich daardoor steeds uitbreidt.
Een goed voorbeeld.
Ik zou zeggen, neem in dit opzicht een voor
beeld aan moeder natuur, een voorbeeld, waar
van we veel, héél veel kunnen leeren. Uw
lichaam is ook van klein tot groot geworden. U
heeft zich ook uitgebreid. Maar dacht u nu dat,
naarmate u naar buiten toe groeide, het bij u
van binnen meer en meer verwaarloosd werd?
Weineen, gelukkig wil moeder natuur het an
ders en zorgt er voor dat het bij u van binnen
goed onderhouden blijft. En wanneer dit soms
niet gelukt komen er ziekten en worden drank
jes besteld of komt het mes er aan te pas. La
ten wij voor ons huis zorgen gelijk voor ms
lichaam wordt gezorgd.
Wij Nederlanders worden proper genoemd,
en het is één van onze nationale deugden dat wij
zorg besteden aan onze huizen. Laten we deze
deugden niet verwaarloozen! Haarlemmers, laat
het devies: „Een gezond lichaam in een gezond
huis" uw devies worden. Laat niet alleen de
voorkanten van de huizen opknappen, maar ook
de achterzijden! Want aan de achterzijden wordt
zelden wat gedaan en bij vele verbouwin
gen moeten dan ook juist de gevels daar ver
nieuwd worden.
SE wh ACHTSR,
Uw Huis-
Wanneer u eens op $en toren van de Groote
Kerk zoudt klimmen zoudt ge, het panorama
van Haarlem bekijkend, constateeren dat we op
vele plaatsen dakpannen missen, en we zien op
gewaaid zink. Goten zijn totaal verstopt en het
regenwater gaat inplaats van door de afvoeren
langs andere wegen naar beneden. De aanne
mers hebben ons verteld dat de zuinigheid van
particulieren, wanneer het woningonderhoud
betreft, soms aan het ongelooflijke grenst. Er
zijn huizen, waarvan de vloerbalken verrot zijn,
waar de deuren en ramen kieren vertoonen, zoo
dat de wind vrij spel heeft, en bovendien zijn
ze van binnen en buiten verveloos; plafonds zijn
gescheurd en vuil en het behang valt van de
muren. En in welken staat bevinden zich niet
de schuttingen, het kolenhok en 't schuurtje?
Hebben de particulieren geld en de
aannemers materiaal?
Wat de materialenvoox-raad betreft, daar willen
we nog wat van zeggen. Zooals reeds opgemerkt:
materialen zijn er, ook nü. Misschien geen ma
terialen, welke de leek kent, maar elke vakman
is er wèl van op de hoogte. Onze fabrieken voor
betonwaren zijn uitstekend geoutilleerd en ma
ken practisch alles wat voor onderhoud noodig
kan zijn, zooals heipalen, kozijnen, vloeren, go
ten, dakbedekkingen, schuttingen en dat alles
is van zeer sterke kwaliteit. Verder zijn er ver
scheidene soorten platen in den handel voor het
maken van kamerafscheidingen, kastbekleedin-
gen. En voor de afwerking van vloeren bestaan
verschillende soorten dekvloeren, waardoor het
leggen van linoleum, kleeden en parket overbo
dig wordt.
En op een tweede belangrijke vraag gaan
we nog even in. Is er wel geld voor onder
houdskosten? Daarop kunt u zelf het beste een
antwoord geven. Tal van zaken zitten immers
met een overvloed aan liquide middelen. Zou
het nu juist niet de tijd zijn om die middelen
te benutten voor een moderniseering van den
zaak of het bedrijf, en voor het opknappen der
woningen?
Ook Haarlem kent onbewoonbaar verklaarde
woningen. Wat gebeurt er met die woningen?
Niets. Zij vervallen langzaam en vormen doode
plekken in het lichaam var» de stad, dat reeds
op zoovele andere plaatsen wonden vertoont. En
wanneer we nu bij het begrip „stad" belanden
komen we natuurlijk dadelijk terecht bij het
gemeentebestuur. Voor dit bestuur is de taak
weggelegd om te zorgen dat Haarlem beziens
waardig is, niet alleen om het antieke gedeelte,
maar ook door vernieuwingen, die getuigen
van inzicht in de eischen, die aan een mo
derne stad gesteld mogen worden. De gemeente
kan de schoone waarheid waarmee dit artikel ge
opend werd. namelijk dat een gezonde geest in
een gezond lichaam hoort, nadat we er reeds aan
hebben toegevoegd dat het gezonde lichaam op
zijn beurt in een gezönd huis behoort, comple-
teeren met de woorden: „Een gezond huis in een
gezonde stad!"
voor Hand- en Machinegebruik
(kunstzijde), Fabrikaat Corp
Klossen 21 cent en 40 cent.
0 D N II h KLEINE HOUTSTRAAT 7
BLOEMEND. WEG 105
(Adv. Ingez, MeciJ