Op Ontdekkingsreis LANGS DE STRAAT. LAND IN ZICHT! EEN GEZONDE GEEST IN EEN GEZOND LICHAAM TOBIAS ONE HOUR CLEANING SERVICE Laatste wensch. ZATERDAG 26 APRIL 1941 HAAELE M'S DAGBLAD in de arbeidssfeer van... Om in iemands arbeidsfeer binnen te dringen is (jgenlijk niet dc beste weg aan zijn voordeur te Schellen en mijnheer te spreken te vragen. Het slachtoffer" moot veeleer op heeterdaad betrapt porden en stieki*i gadegeslagen. Dat is niet altijd nogelijk, maar soms is het lot den speurenden eporter gunstig. Zoo ook tijdens dc verkooping ■an de gemeentelijke bank van leening. Daar doet nen immers Mn greep midden in de arbeidssfeer ,-an.... den deurwaarder. Nu weet ik het wel: de leurwaarder is bij velen geen welkome gast, en vanneer 'k hier wat zou vertellen over dat deel Fan zijn werk, dat hij rechtens, maar nu eenmaal niet tot vermaak van het publiek, verrichten moet lan zouden niet velen mij verder op dezen ont- [ekkingstocht willen volgen. Weest u echter ge- ■ust, de deurwaarder laat zich bij een publieke perkooping niet van zijn onaardigste zijde kennen, k heb me zelfs laten vertellen dat er bij den drom nenschen, die zich in het verkooplokaaltje van ie bank van leening om hem verdringt velen zijn, iie niet zijn gekomen om wat te koopen, maar illeen om wat te gnuiven. Want bij zoo'n ver koping (het tragische en het komische grenzen zoo dikwijls dicht aan elkaar) wordt menige twinkslag 'ten beste gegeven en de deurwaarder is in dit opzicht lang niet de minste. Op de grens tusschcn het lokaal, waar de goe deren staan en de staf van de bank van leening lit, en de ruimte, waar het publiek bijeenkomt, zit hij, als een schakel tusschen het verleden en de toekomst, als de verbinding tusschen de her komst der goederen en het land, waar ze naar oe gaan, het niemandsland der opkoopers vanwaar ;e een nieuw persoonlijk lot; tegemoet gaan in ïuiskamers, kantoren, schuurtjes en in welke ruim en de mensch zich al niet meer ophoudt. „Een mooi jasje!", roept de deurwaarder en een lelper houdt een jaquel in de hoogte, opdat een eder het aanbod kan zien. „Wie zegt meer dan twee en een kwart, twee cn een half, wie zegt meer dan twee en een hall, hiemand niet?" i Er komt geen geluid meer uit de verzameling en een mooi trouwpakje, dat een gelukkiger tijd heeft iekend, en wie weet weer een gelukkiger tijd tege- noet gaat. wordt voor een riks van de hand ge daan. Veel geestdrift kan de deurwaarder niet constateeren voor de jassen, broeken en andere ileedingstukken. Die onlust zit 'm in de punten, ivant op een koopje is ieder belust, maar de be- noodigde textielpunten begrenzen de koopkracht van den meest kooplustigen mensch. In een pantalon, die zonder punten gaat, krijgt men meteen meer trek en de prijs daarvoor wordt zelfs opgedreven tot zeven guldens en een kwartje. De dekens doen het ook zeer goed. Een dame likt er één voor een tientje op den kop.. „Twee mooie tafellakens", de deurwaarder ver- left zijn stem, maar er komt protest uit de ver gadering; men beweert dat het geen tafellakens ajn, en mooi zijn de lappen evenmin.. De deur waarder glimlacht. „Je moet niet alles gelooven wat ie zegt"', fluistert iemand me toe. En de deurwaarder is intusschen al aan „een ekker zacht wolletje bezig". Aan zijn magistrale leigingen paart hij inderdaad de allure van een winkelj uf f rouw. Na een winterjas, die niet meer haalt dan een lientje en een tapijt, komt de schoone kunst aan de beurt. Een ets van een bizarre vogel, of mis- ichien ook wel een bizarre ets van een gewone vogel. „Enfin, de lijst is al een gulden waard, wie biedt een gulden?", informeert de deurwaarder, meedoogenloos ten aanzien van de Muzen, die overhaast uit dit verkooplokaal vluchten. Het hoogste bod is zegge één gulden veertig, waaruit de rekenaar volgens Bartjes kan afleiden dat de ets op veertig cents gewaardeerd werd. Een mandoline, die als laatste redmiddel door wie- weet-welke-muziekliel'hebber ter bank van leening gedeponeerd werd, verkrijgt voor de somma van drie en een kwart gulden waarbij natuurlijk nog de rente komt een nieuwen eigenaar. „Weer een broodwinning!" roept de deurwaar der opgewekt en 't publiek gnuift; het is niet voor niets gekomen. Met die broodwinning wordt na melijk een viool bedoeld. „Vijftig gulden verdien je ermee in één week langs de straten", ver duidelijkt de deurwaarder, maar de waarde van deze broodwinning wordt door het publiek blijk baar niet juist geschat, want de viool brengt het niet verder dan twee gulden en een kwartje. De helper tilt een schilderij van formidabele af metingen de hoogte in, en aller oogen zijn erop ge richt. ïn daar hooren we op?" „Twee gulden!'", klinkt de stem uit den drom. En voor drie vijftig gaan ze met z'n tweeën weg. „Ja, jij hebt altijd last van muizengaten"', is het commentaar, dat de schilderijenkooper moet incasseeren. „Daar hang je ze maar boven op", wordt ten overvloede verduidelijkt. En iemand neemt zich stilletjes voor, voor geen goud ooit een schilderijtje naar den lommerd te brengen Met de schrijfmachine gaat het beter. Hier spitst de verslaggever natuurlijk zijn ooren. Dat instrument gaat hem aan het hart, en het vindt geluukig geen slecht onthaal. De inzet begint bij f 25 doch tenslotte moet er f 67 voor worden neergeteld. Twee groote schilderijen, die er pal op volgen, brengen het in weerwil van de herhaalde verzeke ring des deurwaarders dat ze aan lijst en glas ruim schoots 'de waarde van drie guldens vertegenwoor digen, niet veel verder dan drie guldens en een paar kwartjes. Dan begaat de helper de vergissing om een HET GRAPJE Een heerlijke dag, een van de weinige in deze koude Aprilmaand. Een helderblauwe lucht, zonder •en enkel grijs wolkje er in, koepelt zich boven Amsterdam. De zon kan nu haar volle kracht ont plooien en zendt haar stralen rechtstreeks naar de •arde, die hierop al lang gewacht heeft en deze eerste koesterende warmte gretig welkom heet met •He verschijnselen van nieuw, jong leven: ontbot- tende knoppen („je kimt het zien groeien!" zeggen de menschen verheugd tegen elkander), dartelende, spelende kinderen in de parken en luid kwinkelee- rende vogels in de boomen. Niet alleen de kinderen genieten in de parken, ook de eenden en enkele zwanen. Zij genieten zelfs dubbel: van het mooie weer en ook van het brood, dat de menschen, die in groepen by de vijvers slaan, hun toewerpen, Luid snaterend verlaten zij telkens het water, er niet op lettend dat zij, zoodra zij vasten grond on der de pooten hebben, heel wat van hun sierlijk heid inboeten, verdringen elkaar en pikken elkaar de lekkerste hapjes voor den neus weg. In het Sarphalipark, volkspark bij uitnemend heid, is het druk. Het speelterrein krioelt van stoeiende en veel leven makende jongens en meis jes. Bijna alle banken zijn bezet met moeders, die zich met haar babies in kinderwagens of vouwwa- gentjes naar het park gehaast hebben, om de klei nen daar frissche lucht te laten happen en de moe ders, die geen plaats hebben kunnen vinden op een bank, zijn met een boek of een handwerkje gaan zitten op de boomstammen om de groote „zandbak" heen, waar de jeugd zich naar hartelust vermaakt met zandvormpjes, schoppen en ballen. Een contrast met deze vroolijke jongeren vormt die bank verder op, die in beslag is genomen door een vijftal ouden van dagen, terwijl een zesde er bij staat. Niet, dat ze niet vroolijk zijn. O neen: het mooie weer heeft ook op hen invloed; goede stem ming spreekt uit hun lachende rimpelige gezichten, al missen deze oude mannetjes natuurlijk de uitbun digheid van de jeugd. Ik geloof eigenlijk, dat zij een beetje tegen elkaar zitten op te snijden over wat zij al zoo gepresteerd hebben, toen zij nog „mee deden" in de wereld. ..Toen ik in Indie was dat zal nou dus 'n jaar of veertig geleden zijn toen was dat heel an ders", hoor rk er een zeggen en hij doet een fermen schilderij op den kop te houden, hetgeen echter het publiek niet vermag te imponeeren of op het dwaalspoor van moderne kunst te brengen. Wanneer het onder hilariteit in den normalen stand is terug gebracht kan het den koopers tot niet meer dan twee vijf en zeventig vermurwen. „Een pracht lijst en wat een glas!", verzucht de deurwaarder, doch gelukkig slaat de plaat van een manspersoon naar men veronderstelt den zeeheld van Speyk zonder dat de waarde van glas en lijst ïn aanmerking wordt genomen, een beter figuur met vier en twintig guldens. Het best doen 't echter denaaimachines! De eerste wordt ingezet op twintig. „Wie biedt er meer dan twintig, één en twintig, wie biedt er meer dan één en twintig, twee en twintigen zoo vliegt de prijs pijlsnel omhoog tot wel drie cn veertig heele guldens. En de tweede naaimachine, die aan de beurt komt. slaat een record met de somma van f 80! Blijkbaar wordt verondersteld dat er tegenwoordig veel huismoe ders zoo'n apparaat kunnen gebruiken, omdat zij van. de oude kleeren zoo lang en zoo goed moge lijk moeten maken wat er van te maken is. De naaimachines zijn zichtbaar zeer in trek. En ook de fietsen verheugen zich in belangstelling. „Je koopt alleen maar de buitenbanden", roept de deurwaarder". De rest krijg je erbij cadeau!" En wanneer een dameskarretje voor f 32 van de hand is gegaan, is een eind gekomen aan de verkooping en tevens aan onze ondekkingsreis in de arbeidsfeer van den deurwaarder. Een niet van humor ontbloot deel van die arbeidssfeer. Er zijn ook deelen in de arbeidssfeer eens deurwaarders, die totaal van humor gespeend zijn. En u zult niet verlangend ernaar zijn uw ontdekkingstocht tot die deelen uit te breiden. Ik zal dat dan ook niet op papier doen, en ik hoop dat u er in werkelijk heid nooit toe genoodzaakt behoeft te worden! V. H. door P. v. d. HEM. Instincten en driften. diend wordt, anderzijds echter wordt het indi vidu door zijn sociale instinct uitgeheven boven zijn enge afzondering kan hij ..zichzeif verge ten". zichzelf „geven" in een spontane opwel ling. waarbij alleen het belang van het geheel meetelt en het offer van het uitsluitend-indlvi- dueele belang als iets natuurlijks wordt ge bracht. De verhevenste daden van gemeen schapszin, ridderlijkheid, vaderlandsliefde wor den slechts verricht wanneer het Individu zich geheel en al vereenzelvigt met de groep en met zyn geheele wezen daarin opgaat. De drift tot voortplanting van de soort reikt nog verder. Niet alleen tot de bestaande gene ratie, maar tot het komende geslacht, tot de toekomst. Werd het leven niet voortgeplant, dan zou de heele menschheid in één generatie uit sterven. Het eenvoudige instandhouden van de soort eischt dus het voortbrengen van nieuw le ven, van jonge menschen, die op hun beurt de taak der ouderen kunnen overnemen. Het is dus uitermate kortzichtig het ge slachtsleven te bezien als een individueele aan gelegenheid zonder meer. Dat menigeen zoo denkt, is verklaarbaar door het feit, dat iemand, die door een instinct of drift „gedreven wordt" daarbij meestal denkt dat hij volledig vrij en spontaan uitsluitend handelt volgens eigen wils besluit, terwijl hij in werkelijkheid zijn „inge ving volgt". Wanneer men zegt dat liefde blind is, dan wordt hiermee eveneens uitgedrukt dat iemand voortgestuwd wordt in een bepaalde richting zonder dat hij zich daarvan rekenschap geeft, vaak zelfs zonder dat hij zich daarvan re kenschap geven wil! Doof voor waarschuwin gen of raadgevingen, blind voor gevaren, dwars ingaande tegen alle belemmeringen in denkt hij precies te weten wat hij wil. om achteraf misschien zich af te vragen wat hem voortdreef. Is een drift uitgewerkt, dan eerst kan men er min of meer objectief tegenover staan, waarbij men er vaak „vreemd" tegenover staat, zich de oogen uitwrijvende en zich afvragende: heb „ik" zoo gedaan? Was „ik" dat? Zonder een juist besef van de driften die „in ons" werken, kan er van een werkelijke beheersching daar van natuurlijk geen sprake zijn. 4? v/S y-z i-i Nu het gemaal bij de Voorst in werking is gesteld, zakt' het water in den Noord oostpolder met 14 m.m. per dag. trek aan zijn pijp. „Dat was eigenlijk geen toestand, maar nou is het allemaal veel beter!" „Nou ja, jij was ook in de rimboe", antwoordt een ander. Maar i k heb in Batavia en Soerabaja gezeten. Jonge, jonge, wat 'n prachtige tijd was dat!" Eii hij staart droomerig voor zich uit. Wie zal zeggen wat zijn geestesoog ziet? „Hi, hi", plaagt een derde. „H ij hep natuurlijk weer 't neusie van de zalm gehad. Batavia en Soe rabaja! Nou, nou „O, soms niet?" zoo vat de eerste vuur. „Ik ken het je anders nog met de stukken laten zien!" „Zal wel, zal wel!" knikt en sust een vierde, die pas een versch sigaartje heeft opgestoken. Was dat nou 'n weertje, om herrie te gaan maken? De man voor wien geen plaats op de bank is. een oude knaap met een lange, grijze sik en een paar nog jolige oogen, schijnt zich meer speciaal tot taak gesteld te hebben, de anderen te vermaken. „Jullie zitten daar nou heel wijs te redeneeren'*, zegt hij. „Maar weet j ij nou wel" (dit tegen een beverig oud mannetje, dat aan het einde van de bank een peukje sigaar zit te beknabbelen), „weet jij nou wel eens, hoe oud je bent?" De andere vier buigen zich geïnteresseerd voor over, want als die sik begint, nou. „Hoe oud ik ben?" mummelt het oude baasje. „Wel wis en zeker weet ik dat. Kommende maand wor ik, effe kijke, drienee, wacht es, viel en tach „Zie je wel?" valt de sik hem triomfantelijk in de rede. „Hij wéét het niet eens! Nou, dan zal i k het je zegge. Jij bentjij bentnet zoo oud als je neus!" „Flauw", vindt de er tusschen genomene. „Echt flauw, hoor!" Maar de andere oudjes genieten van het flauwe mopje. „Hi, hi", klinkt het uit verschillende monden „Hoor je d i e! !Hij is net zoo oud als zijn neus! Hij is goe-oed!" Maar het oude mannetje blijft boos. „Ik zeg jullie goeie middag!" bromt hij. En hij sukkelt kwaad weg. De sik gaat op zijn plaats zitten. J. C. E. J. VAN SCHOONHOVEN Accountant en Belastingadviseur. RECHTHUISSTRAAT 17. TELEFOON 22792 HAARLEM (Adv. Ingez Med.) Instincten zijn typische gedragswijzen van de soort. Neemt men de eene mier of de an dere van dezelfde soort, de eene haas of de an dere. de eene leeuw of de andere steeds kan men verwachten dat ze alle in dezelfde omstan digheden zich vrijwel op dezelfde wijze zullen gedragen. Instincten zijn aangeboren. Nauwe lijks is een kuiken droog of het begint te pikken en zelf zijn voedsel te zoeken ook als er geen andere dieren in de buurt zijn. van wie het dit pikken zou kunnen afkijken en nabootsen. In stincten zijn vaak zeer gecompliceerd, maar daarbij zijn alle reacties blijkbaar op één doei gericht, terwijl de gedragingen doelmatig zijn. Maakt men een studie van de gedragingen van mieren, bijen, trekvogels, jagende visschen of zoogdieren (om maar enkele te noemen) aan kan men telkens opnieuw er verstomd van staan hoe schijnbaar aoellooze en zinlooze be wegingen en gedragingen op wonderbaarlijke wijze afgestemd zijn en gericht op de vervulling van doeleinden die zoowel van belang zijn voor het dier zelf, als voor de heele soort. Het is net alsof ze „weten" wat ze te doen hebben, terwijl er toch zeker geen sprake is van een „weten" in den zin van het menschelijke be wuste weten en begrijpen. Nog duidelijker komt dit naar voren, wanneer men let op de gedragingen die geheel „bij voorbaat" werken aan iets, dat nog lang niet aan bod schijnt te zijn. Lang voor de barre winter er is, zorgen vele dieren ervoor dat ze voorraden verzamelen, terwijl andere dieren dan al gaan trekken naar warmere streken: de nei ging daartoe wordt evengoed merkbaar bij die ren, die opgegroeid zijn zonder eenig con tact met soortgenooten, als bij andere die in de vrije natuur zich kunnen aansluiten bij oudere soortgenooten, die ze maar hoeven na te vol gen. Maar het meest sprekend is deze wijze „voor» zorg" van de natuur, waar het betreft het in standhouden van de soort. Nauwelijks is de lente in het land, of alle vogels beginnen voor de vol gende generatie te zorgen, voor het instandhou den van het geslacht, waarbij steeds een samen werking noodig is tusschen de beide geslachten. De paartijd is gebonden aan een bepaald jaar getijde, terwijl alles er op ingericht is dat de jongen geboren worden in een seizoen, dat daar voor het meest geschikt is. De nestbouw roept bepaalde instincten wakker terwijl daarna de zorg voor de jongen weer andere instincten doet ont waken. „Van nature" zyn dus allerlei instinc ten sluimerend aanwrezig. die alleen in be paalde levensfasen werkzaam worden. Men kan nu ook spreken van „driften" waarbij men vooral niet moet denken dat de uitingen daar van altijd heftig zijn, zbodat men van „driftig" zou kunnen spreken. Veeleer kan men hierbij het beeld gebruiken van een schip dat „op drift" is, dat voortgedreven wordt door een stroom zonder zelf te weten waarheen deze voert. Wordt de mensch nu ook geleid door in stincten, voortgedreven door driften? Stellig en zeker. Alleen krijgt men deze bij den mensch niet zoo onveranderd te zien. als in de dierenwereld het geval is. omdat de cultuur- mensch veel meer geleerd heeft zich niet te laten meedrijven door den stroom, maar van jongafaan leert zijn driften te beheerschen, ze te leiden te remmen, te onderdrukken. Maar dat natuurlijke driften en neigingen sluime rend of niet herkend bij hem voorkomen, kan men waarnemen zoodra de „natuur sterker is dan de leer, de natuur zijn rechten herneemt", d.w.z. in omstandigheden, waarin het leven van het individu of van de soort op het spel staan en de meest verfijnde cultuurmensch geneigd kan zijn zijn jasje uit te trekken en zich te toonen in al zijn naaktheid, in zijn meest primitieven vorm. Nu moet men vooral niet denken dat alle „natuurlijke" uitingen zonder meer minder waardig of verwerpelijk zouden zijn vaak is het eerder het tegendeel! Het heele „aangeboren karakter" berust op natuurlijke instincten en driften. Wil men deze in hun groote verscheidenheid overzien, dan moet men wel een indeeling ma ken, waarbij we in de eerste plaast naast elkaar kunnen stellen die instincten, die er alleen op gericht zijn om het bestaande in stand te hou den, en die, welke er op gericht zijn, om iets nieuws tot stand te brengen. Noemt men de eerste conservatief, behoudend, dan kan men de tweede categorie productief, scheppend noe men. Hiernaast echter moet men al direct reke ning houden met het tweeslachtig karakter van den mensch: als afzonderlijk wezen en als deel van een gemeenschap. Bij de drift tot zelfbehoud gaat het alleenlijk om het instandhouden van zichzelf. In doods gevaar is ieder mensch geneigd alles overboord te gooien van conventie, fatsoen, uiterlijken vorm is men bereid te vechten voor zijn le ven, verlegenheid, ijdelheid enz. als nuttelooze ballast overboord te werpen. Bij de drift tot zelfontwikkeling gaat het om de ontwikkeling, de ontplooiing, den groei en de rijping van zich zelf. iedere plant, ieder dier, ieder menschen- kind dat levenskrachtig is groeit niet alleen vanzelf (d.wz. door een kracht van binnenuit), maar streeft er naar zijn aanleg te verwerkelij ken. zijn mogelijkheden om te zetten in werke lijkheid. Deze drift werkt continu, dag en nacht onafgebroken door. Gezien de geweldige snelheid der ontwikkeling in de jeugd, laat het zich begrijpen dat deze drift het sterkste zal zijn in de jeugd. De neiging om allerlei na te bootsen, te onderzoeken, te probeeren, te onder nemen is dan het sterkst. Het vermogen om aan te leeren en zich aan te passen is dan ook het grootst. De drift tot behoud van de gemeenschap houdt de samenleving bij elkaar: van de eenvoudigste behoefte aan gezelligheid en aansluiting tot de bereidheid van het individu, zich op te offeren bij het verdedigen van gezin en volk. Eenerzijds verleent de aansluiting aan een gemeenschap voordeelen. zoodat het eigenbelang er door ge- Verjaarscadeau J. M. ROMBOUTS. TENTOONSTELLING „KUNST ZIJ ONS DOEL". Zaterdagmiddag 3 Mei wordt in het Frans Halsmuseum te Haarlem een tentoonstelling ge opend van werken der leden van het Genootschap „Kunst zij ons Doel". NIEUWE UITGAVEN. Hoe verzorgen wij onzen hond? Van dit boek, dat huisvesting, opvoeding, verzorging, voeding, fok ken en ziektebehandeling van den hond, beschrijft is de tweede druk verschenen. Schrijver is de dierenarts G. van Herwarden, uitgever N.V. Uit gevers Mij. „Kosmos", Amsterdam. Ret tante zijn kent van die zaken Als luiersdie los kunnen raken Zoo nat als een spons F'. De japon komt bij ons Om weer vlekvrij en.reukloos te i aken. Chemisch reinigen en persen Japonnen vanalI. 1.79 Manleis vanal1. 2.56 Regenjassen 1. 2.56 Chemisch reinigen voorkomt motschade I Haarlem - Plein 22 - Telefoon 16761 *20220 mlerdam - Leiden Oen H.»g Hil.erium Be..r»i|W (Adv. Ingez. Med.) (Dode, een dezer dagen tc Columbus (V. St.) overleden circuseigenaar gaf als laatsten wensch te kennen, dat aan zijn graf niet geweend of gefluis- terd zou worden, maar dat men zou lachen, luid spreken en zich ver maken.) Wanneer mijn tijd gekomen is, Dan zal ik niemand vragen, Wil u bij mijn begrafenis Slechts zus of zoo gedragen. Ik zal mij niet bemoeien met Het vraagstuk, hoe mijn resten Wel moeten worden bijgezet, Men kies maar zelf het beste. Wie ben ik dat ik tot in 't graf Zou willen decreteeren, Zoodat men, eindlijk van me af, Dat zuchtend zou waardeeren. Ik hoop niet en verwacht ook niet Dat als ik ben verdwenen In 't meer of minder ver verschiet, Er velen om mij weenen. Maar vast staat wel bij voorbaat al Dat elk er voor zal waken. Op 't kerkhof zich in geen geval Luid lachend te vermaken. Men brengt mij zeker stil er heen, Dien allerlaatsten haven, Al was het uit respect alleen Voor d'andren er begraven. Hoe vreemd zijn laatste wensch wel ia Wordt niet dien man verwelen. Maar 't schendt zijn nagedachten!i. Dat hij dat kon vergeten. P. GASUS, 4

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5