Op Ontdekkingsreis
LANGS DE STRAAT.
LAND IN ZICHT!
EEN GEZONDE GEEST IN EEN GEZOND LICHAAM
TOBIAS
ONE HOUR
CLEANING SERVICE
Laatste wensch.
ZATERDAG 26 APRIL 1941
HAAELE M'S DAGBLAD
in de arbeidssfeer van...
Om in iemands arbeidsfeer binnen te dringen is
(jgenlijk niet dc beste weg aan zijn voordeur te
Schellen en mijnheer te spreken te vragen. Het
slachtoffer" moot veeleer op heeterdaad betrapt
porden en stieki*i gadegeslagen. Dat is niet altijd
nogelijk, maar soms is het lot den speurenden
eporter gunstig. Zoo ook tijdens dc verkooping
■an de gemeentelijke bank van leening. Daar doet
nen immers Mn greep midden in de arbeidssfeer
,-an.... den deurwaarder. Nu weet ik het wel: de
leurwaarder is bij velen geen welkome gast, en
vanneer 'k hier wat zou vertellen over dat deel
Fan zijn werk, dat hij rechtens, maar nu eenmaal
niet tot vermaak van het publiek, verrichten moet
lan zouden niet velen mij verder op dezen ont-
[ekkingstocht willen volgen. Weest u echter ge-
■ust, de deurwaarder laat zich bij een publieke
perkooping niet van zijn onaardigste zijde kennen,
k heb me zelfs laten vertellen dat er bij den drom
nenschen, die zich in het verkooplokaaltje van
ie bank van leening om hem verdringt velen zijn,
iie niet zijn gekomen om wat te koopen, maar
illeen om wat te gnuiven. Want bij zoo'n ver
koping (het tragische en het komische grenzen
zoo dikwijls dicht aan elkaar) wordt menige
twinkslag 'ten beste gegeven en de deurwaarder
is in dit opzicht lang niet de minste.
Op de grens tusschcn het lokaal, waar de goe
deren staan en de staf van de bank van leening
lit, en de ruimte, waar het publiek bijeenkomt,
zit hij, als een schakel tusschen het verleden en
de toekomst, als de verbinding tusschen de her
komst der goederen en het land, waar ze naar
oe gaan, het niemandsland der opkoopers vanwaar
;e een nieuw persoonlijk lot; tegemoet gaan in
ïuiskamers, kantoren, schuurtjes en in welke ruim
en de mensch zich al niet meer ophoudt.
„Een mooi jasje!", roept de deurwaarder en een
lelper houdt een jaquel in de hoogte, opdat een
eder het aanbod kan zien.
„Wie zegt meer dan twee en een kwart, twee cn
een half, wie zegt meer dan twee en een hall,
hiemand niet?"
i Er komt geen geluid meer uit de verzameling en
een mooi trouwpakje, dat een gelukkiger tijd heeft
iekend, en wie weet weer een gelukkiger tijd tege-
noet gaat. wordt voor een riks van de hand ge
daan. Veel geestdrift kan de deurwaarder niet
constateeren voor de jassen, broeken en andere
ileedingstukken. Die onlust zit 'm in de punten,
ivant op een koopje is ieder belust, maar de be-
noodigde textielpunten begrenzen de koopkracht
van den meest kooplustigen mensch.
In een pantalon, die zonder punten gaat, krijgt
men meteen meer trek en de prijs daarvoor wordt
zelfs opgedreven tot zeven guldens en een
kwartje.
De dekens doen het ook zeer goed. Een dame
likt er één voor een tientje op den kop..
„Twee mooie tafellakens", de deurwaarder ver-
left zijn stem, maar er komt protest uit de ver
gadering; men beweert dat het geen tafellakens
ajn, en mooi zijn de lappen evenmin.. De deur
waarder glimlacht.
„Je moet niet alles gelooven wat ie zegt"',
fluistert iemand me toe.
En de deurwaarder is intusschen al aan „een
ekker zacht wolletje bezig". Aan zijn magistrale
leigingen paart hij inderdaad de allure van een
winkelj uf f rouw.
Na een winterjas, die niet meer haalt dan een
lientje en een tapijt, komt de schoone kunst aan
de beurt. Een ets van een bizarre vogel, of mis-
ichien ook wel een bizarre ets van een gewone
vogel.
„Enfin, de lijst is al een gulden waard, wie
biedt een gulden?", informeert de deurwaarder,
meedoogenloos ten aanzien van de Muzen, die
overhaast uit dit verkooplokaal vluchten. Het
hoogste bod is zegge één gulden veertig, waaruit
de rekenaar volgens Bartjes kan afleiden dat de
ets op veertig cents gewaardeerd werd.
Een mandoline, die als laatste redmiddel door wie-
weet-welke-muziekliel'hebber ter bank van leening
gedeponeerd werd, verkrijgt voor de somma van
drie en een kwart gulden waarbij natuurlijk
nog de rente komt een nieuwen eigenaar.
„Weer een broodwinning!" roept de deurwaar
der opgewekt en 't publiek gnuift; het is niet voor
niets gekomen. Met die broodwinning wordt na
melijk een viool bedoeld. „Vijftig gulden verdien
je ermee in één week langs de straten", ver
duidelijkt de deurwaarder, maar de waarde van
deze broodwinning wordt door het publiek blijk
baar niet juist geschat, want de viool brengt het
niet verder dan twee gulden en een kwartje.
De helper tilt een schilderij van formidabele af
metingen de hoogte in, en aller oogen zijn erop ge
richt.
ïn daar hooren we op?"
„Twee gulden!'", klinkt de stem uit den drom.
En voor drie vijftig gaan ze met z'n tweeën
weg.
„Ja, jij hebt altijd last van muizengaten"', is
het commentaar, dat de schilderijenkooper moet
incasseeren.
„Daar hang je ze maar boven op", wordt ten
overvloede verduidelijkt.
En iemand neemt zich stilletjes voor, voor geen
goud ooit een schilderijtje naar den lommerd te
brengen
Met de schrijfmachine gaat het beter. Hier
spitst de verslaggever natuurlijk zijn ooren. Dat
instrument gaat hem aan het hart, en het vindt
geluukig geen slecht onthaal. De inzet begint bij
f 25 doch tenslotte moet er f 67 voor worden
neergeteld.
Twee groote schilderijen, die er pal op volgen,
brengen het in weerwil van de herhaalde verzeke
ring des deurwaarders dat ze aan lijst en glas ruim
schoots 'de waarde van drie guldens vertegenwoor
digen, niet veel verder dan drie guldens en een
paar kwartjes.
Dan begaat de helper de vergissing om een
HET GRAPJE
Een heerlijke dag, een van de weinige in deze
koude Aprilmaand. Een helderblauwe lucht, zonder
•en enkel grijs wolkje er in, koepelt zich boven
Amsterdam. De zon kan nu haar volle kracht ont
plooien en zendt haar stralen rechtstreeks naar de
•arde, die hierop al lang gewacht heeft en deze
eerste koesterende warmte gretig welkom heet met
•He verschijnselen van nieuw, jong leven: ontbot-
tende knoppen („je kimt het zien groeien!" zeggen
de menschen verheugd tegen elkander), dartelende,
spelende kinderen in de parken en luid kwinkelee-
rende vogels in de boomen. Niet alleen de kinderen
genieten in de parken, ook de eenden en enkele
zwanen. Zij genieten zelfs dubbel: van het mooie
weer en ook van het brood, dat de menschen, die
in groepen by de vijvers slaan, hun toewerpen,
Luid snaterend verlaten zij telkens het water, er
niet op lettend dat zij, zoodra zij vasten grond on
der de pooten hebben, heel wat van hun sierlijk
heid inboeten, verdringen elkaar en pikken elkaar
de lekkerste hapjes voor den neus weg.
In het Sarphalipark, volkspark bij uitnemend
heid, is het druk. Het speelterrein krioelt van
stoeiende en veel leven makende jongens en meis
jes. Bijna alle banken zijn bezet met moeders, die
zich met haar babies in kinderwagens of vouwwa-
gentjes naar het park gehaast hebben, om de klei
nen daar frissche lucht te laten happen en de moe
ders, die geen plaats hebben kunnen vinden op een
bank, zijn met een boek of een handwerkje gaan
zitten op de boomstammen om de groote „zandbak"
heen, waar de jeugd zich naar hartelust vermaakt
met zandvormpjes, schoppen en ballen.
Een contrast met deze vroolijke jongeren vormt
die bank verder op, die in beslag is genomen door
een vijftal ouden van dagen, terwijl een zesde er
bij staat. Niet, dat ze niet vroolijk zijn. O neen: het
mooie weer heeft ook op hen invloed; goede stem
ming spreekt uit hun lachende rimpelige gezichten,
al missen deze oude mannetjes natuurlijk de uitbun
digheid van de jeugd. Ik geloof eigenlijk, dat zij
een beetje tegen elkaar zitten op te snijden over wat
zij al zoo gepresteerd hebben, toen zij nog „mee
deden" in de wereld.
..Toen ik in Indie was dat zal nou dus 'n jaar
of veertig geleden zijn toen was dat heel an
ders", hoor rk er een zeggen en hij doet een fermen
schilderij op den kop te houden, hetgeen echter
het publiek niet vermag te imponeeren of op het
dwaalspoor van moderne kunst te brengen. Wanneer
het onder hilariteit in den normalen stand is terug
gebracht kan het den koopers tot niet meer dan
twee vijf en zeventig vermurwen.
„Een pracht lijst en wat een glas!", verzucht de
deurwaarder, doch gelukkig slaat de plaat van
een manspersoon naar men veronderstelt den
zeeheld van Speyk zonder dat de waarde van
glas en lijst ïn aanmerking wordt genomen, een
beter figuur met vier en twintig guldens.
Het best doen 't echter denaaimachines!
De eerste wordt ingezet op twintig.
„Wie biedt er meer dan twintig, één en twintig,
wie biedt er meer dan één en twintig, twee en
twintigen zoo vliegt de prijs pijlsnel omhoog
tot wel drie cn veertig heele guldens. En de tweede
naaimachine, die aan de beurt komt. slaat een
record met de somma van f 80! Blijkbaar wordt
verondersteld dat er tegenwoordig veel huismoe
ders zoo'n apparaat kunnen gebruiken, omdat zij
van. de oude kleeren zoo lang en zoo goed moge
lijk moeten maken wat er van te maken is. De
naaimachines zijn zichtbaar zeer in trek. En ook
de fietsen verheugen zich in belangstelling.
„Je koopt alleen maar de buitenbanden", roept
de deurwaarder". De rest krijg je erbij cadeau!"
En wanneer een dameskarretje voor f 32 van de
hand is gegaan, is een eind gekomen aan de
verkooping en tevens aan onze ondekkingsreis in
de arbeidsfeer van den deurwaarder. Een niet van
humor ontbloot deel van die arbeidssfeer. Er zijn
ook deelen in de arbeidssfeer eens deurwaarders,
die totaal van humor gespeend zijn. En u zult niet
verlangend ernaar zijn uw ontdekkingstocht tot
die deelen uit te breiden. Ik zal dat dan ook niet
op papier doen, en ik hoop dat u er in werkelijk
heid nooit toe genoodzaakt behoeft te worden!
V. H.
door P. v. d. HEM.
Instincten en driften.
diend wordt, anderzijds echter wordt het indi
vidu door zijn sociale instinct uitgeheven boven
zijn enge afzondering kan hij ..zichzeif verge
ten". zichzelf „geven" in een spontane opwel
ling. waarbij alleen het belang van het geheel
meetelt en het offer van het uitsluitend-indlvi-
dueele belang als iets natuurlijks wordt ge
bracht. De verhevenste daden van gemeen
schapszin, ridderlijkheid, vaderlandsliefde wor
den slechts verricht wanneer het Individu zich
geheel en al vereenzelvigt met de groep en met
zyn geheele wezen daarin opgaat.
De drift tot voortplanting van de soort reikt
nog verder. Niet alleen tot de bestaande gene
ratie, maar tot het komende geslacht, tot de
toekomst. Werd het leven niet voortgeplant, dan
zou de heele menschheid in één generatie uit
sterven. Het eenvoudige instandhouden van de
soort eischt dus het voortbrengen van nieuw le
ven, van jonge menschen, die op hun beurt de
taak der ouderen kunnen overnemen.
Het is dus uitermate kortzichtig het ge
slachtsleven te bezien als een individueele aan
gelegenheid zonder meer. Dat menigeen zoo
denkt, is verklaarbaar door het feit, dat iemand,
die door een instinct of drift „gedreven wordt"
daarbij meestal denkt dat hij volledig vrij en
spontaan uitsluitend handelt volgens eigen wils
besluit, terwijl hij in werkelijkheid zijn „inge
ving volgt". Wanneer men zegt dat liefde blind
is, dan wordt hiermee eveneens uitgedrukt dat
iemand voortgestuwd wordt in een bepaalde
richting zonder dat hij zich daarvan rekenschap
geeft, vaak zelfs zonder dat hij zich daarvan re
kenschap geven wil! Doof voor waarschuwin
gen of raadgevingen, blind voor gevaren, dwars
ingaande tegen alle belemmeringen in denkt
hij precies te weten wat hij wil. om achteraf
misschien zich af te vragen wat hem voortdreef.
Is een drift uitgewerkt, dan eerst kan men er
min of meer objectief tegenover staan, waarbij
men er vaak „vreemd" tegenover staat, zich de
oogen uitwrijvende en zich afvragende: heb
„ik" zoo gedaan? Was „ik" dat? Zonder een
juist besef van de driften die „in ons" werken,
kan er van een werkelijke beheersching daar
van natuurlijk geen sprake zijn.
4? v/S y-z i-i
Nu het gemaal bij de Voorst in werking
is gesteld, zakt' het water in den Noord
oostpolder met 14 m.m. per dag.
trek aan zijn pijp. „Dat was eigenlijk geen toestand,
maar nou is het allemaal veel beter!"
„Nou ja, jij was ook in de rimboe", antwoordt
een ander. Maar i k heb in Batavia en Soerabaja
gezeten. Jonge, jonge, wat 'n prachtige tijd was
dat!" Eii hij staart droomerig voor zich uit. Wie zal
zeggen wat zijn geestesoog ziet?
„Hi, hi", plaagt een derde. „H ij hep natuurlijk
weer 't neusie van de zalm gehad. Batavia en Soe
rabaja! Nou, nou
„O, soms niet?" zoo vat de eerste vuur. „Ik ken
het je anders nog met de stukken laten zien!"
„Zal wel, zal wel!" knikt en sust een vierde, die
pas een versch sigaartje heeft opgestoken. Was dat
nou 'n weertje, om herrie te gaan maken?
De man voor wien geen plaats op de bank is.
een oude knaap met een lange, grijze sik en een
paar nog jolige oogen, schijnt zich meer speciaal
tot taak gesteld te hebben, de anderen te vermaken.
„Jullie zitten daar nou heel wijs te redeneeren'*,
zegt hij. „Maar weet j ij nou wel" (dit tegen een
beverig oud mannetje, dat aan het einde van de
bank een peukje sigaar zit te beknabbelen), „weet
jij nou wel eens, hoe oud je bent?"
De andere vier buigen zich geïnteresseerd voor
over, want als die sik begint, nou.
„Hoe oud ik ben?" mummelt het oude baasje.
„Wel wis en zeker weet ik dat. Kommende maand
wor ik, effe kijke, drienee, wacht es, viel
en tach
„Zie je wel?" valt de sik hem triomfantelijk in de
rede. „Hij wéét het niet eens! Nou, dan zal i k het
je zegge. Jij bentjij bentnet zoo oud als
je neus!"
„Flauw", vindt de er tusschen genomene. „Echt
flauw, hoor!"
Maar de andere oudjes genieten van het
flauwe mopje.
„Hi, hi", klinkt het uit verschillende monden
„Hoor je d i e! !Hij is net zoo oud als zijn neus!
Hij is goe-oed!"
Maar het oude mannetje blijft boos.
„Ik zeg jullie goeie middag!" bromt hij. En hij
sukkelt kwaad weg.
De sik gaat op zijn plaats zitten.
J. C. E.
J. VAN SCHOONHOVEN
Accountant en Belastingadviseur.
RECHTHUISSTRAAT 17.
TELEFOON 22792 HAARLEM
(Adv. Ingez Med.)
Instincten zijn typische gedragswijzen van
de soort. Neemt men de eene mier of de an
dere van dezelfde soort, de eene haas of de an
dere. de eene leeuw of de andere steeds kan
men verwachten dat ze alle in dezelfde omstan
digheden zich vrijwel op dezelfde wijze zullen
gedragen. Instincten zijn aangeboren. Nauwe
lijks is een kuiken droog of het begint te pikken
en zelf zijn voedsel te zoeken ook als er geen
andere dieren in de buurt zijn. van wie het dit
pikken zou kunnen afkijken en nabootsen. In
stincten zijn vaak zeer gecompliceerd, maar
daarbij zijn alle reacties blijkbaar op één doei
gericht, terwijl de gedragingen doelmatig zijn.
Maakt men een studie van de gedragingen van
mieren, bijen, trekvogels, jagende visschen
of zoogdieren (om maar enkele te noemen)
aan kan men telkens opnieuw er verstomd van
staan hoe schijnbaar aoellooze en zinlooze be
wegingen en gedragingen op wonderbaarlijke
wijze afgestemd zijn en gericht op de vervulling
van doeleinden die zoowel van belang zijn
voor het dier zelf, als voor de heele soort. Het is
net alsof ze „weten" wat ze te doen hebben,
terwijl er toch zeker geen sprake is van een
„weten" in den zin van het menschelijke be
wuste weten en begrijpen.
Nog duidelijker komt dit naar voren, wanneer
men let op de gedragingen die geheel „bij
voorbaat" werken aan iets, dat nog lang niet
aan bod schijnt te zijn. Lang voor de barre
winter er is, zorgen vele dieren ervoor dat ze
voorraden verzamelen, terwijl andere dieren dan
al gaan trekken naar warmere streken: de nei
ging daartoe wordt evengoed merkbaar bij die
ren, die opgegroeid zijn zonder eenig con
tact met soortgenooten, als bij andere die in
de vrije natuur zich kunnen aansluiten bij oudere
soortgenooten, die ze maar hoeven na te vol
gen.
Maar het meest sprekend is deze wijze „voor»
zorg" van de natuur, waar het betreft het in
standhouden van de soort. Nauwelijks is de lente
in het land, of alle vogels beginnen voor de vol
gende generatie te zorgen, voor het instandhou
den van het geslacht, waarbij steeds een samen
werking noodig is tusschen de beide geslachten.
De paartijd is gebonden aan een bepaald jaar
getijde, terwijl alles er op ingericht is dat de
jongen geboren worden in een seizoen, dat daar
voor het meest geschikt is. De nestbouw roept
bepaalde instincten wakker terwijl daarna de zorg
voor de jongen weer andere instincten doet ont
waken. „Van nature" zyn dus allerlei instinc
ten sluimerend aanwrezig. die alleen in be
paalde levensfasen werkzaam worden. Men kan
nu ook spreken van „driften" waarbij men
vooral niet moet denken dat de uitingen daar
van altijd heftig zijn, zbodat men van „driftig"
zou kunnen spreken. Veeleer kan men hierbij
het beeld gebruiken van een schip dat „op drift"
is, dat voortgedreven wordt door een stroom
zonder zelf te weten waarheen deze voert.
Wordt de mensch nu ook geleid door in
stincten, voortgedreven door driften?
Stellig en zeker. Alleen krijgt men deze bij den
mensch niet zoo onveranderd te zien. als in de
dierenwereld het geval is. omdat de cultuur-
mensch veel meer geleerd heeft zich niet te
laten meedrijven door den stroom, maar van
jongafaan leert zijn driften te beheerschen,
ze te leiden te remmen, te onderdrukken. Maar
dat natuurlijke driften en neigingen sluime
rend of niet herkend bij hem voorkomen, kan
men waarnemen zoodra de „natuur sterker is
dan de leer, de natuur zijn rechten herneemt",
d.w.z. in omstandigheden, waarin het leven van
het individu of van de soort op het spel staan en
de meest verfijnde cultuurmensch geneigd kan
zijn zijn jasje uit te trekken en zich te toonen
in al zijn naaktheid, in zijn meest primitieven
vorm.
Nu moet men vooral niet denken dat alle
„natuurlijke" uitingen zonder meer minder
waardig of verwerpelijk zouden zijn vaak
is het eerder het tegendeel!
Het heele „aangeboren karakter" berust op
natuurlijke instincten en driften.
Wil men deze in hun groote verscheidenheid
overzien, dan moet men wel een indeeling ma
ken, waarbij we in de eerste plaast naast elkaar
kunnen stellen die instincten, die er alleen op
gericht zijn om het bestaande in stand te hou
den, en die, welke er op gericht zijn, om iets
nieuws tot stand te brengen. Noemt men de
eerste conservatief, behoudend, dan kan men
de tweede categorie productief, scheppend noe
men. Hiernaast echter moet men al direct reke
ning houden met het tweeslachtig karakter van
den mensch: als afzonderlijk wezen en als deel
van een gemeenschap.
Bij de drift tot zelfbehoud gaat het alleenlijk
om het instandhouden van zichzelf. In doods
gevaar is ieder mensch geneigd alles overboord
te gooien van conventie, fatsoen, uiterlijken
vorm is men bereid te vechten voor zijn le
ven, verlegenheid, ijdelheid enz. als nuttelooze
ballast overboord te werpen. Bij de drift tot
zelfontwikkeling gaat het om de ontwikkeling,
de ontplooiing, den groei en de rijping van zich
zelf. iedere plant, ieder dier, ieder menschen-
kind dat levenskrachtig is groeit niet alleen
vanzelf (d.wz. door een kracht van binnenuit),
maar streeft er naar zijn aanleg te verwerkelij
ken. zijn mogelijkheden om te zetten in werke
lijkheid. Deze drift werkt continu, dag en
nacht onafgebroken door. Gezien de geweldige
snelheid der ontwikkeling in de jeugd, laat het
zich begrijpen dat deze drift het sterkste zal
zijn in de jeugd. De neiging om allerlei na te
bootsen, te onderzoeken, te probeeren, te onder
nemen is dan het sterkst. Het vermogen om aan
te leeren en zich aan te passen is dan ook het
grootst.
De drift tot behoud van de gemeenschap houdt
de samenleving bij elkaar: van de eenvoudigste
behoefte aan gezelligheid en aansluiting tot de
bereidheid van het individu, zich op te offeren
bij het verdedigen van gezin en volk. Eenerzijds
verleent de aansluiting aan een gemeenschap
voordeelen. zoodat het eigenbelang er door ge-
Verjaarscadeau
J. M. ROMBOUTS.
TENTOONSTELLING „KUNST ZIJ ONS DOEL".
Zaterdagmiddag 3 Mei wordt in het Frans
Halsmuseum te Haarlem een tentoonstelling ge
opend van werken der leden van het Genootschap
„Kunst zij ons Doel".
NIEUWE UITGAVEN.
Hoe verzorgen wij onzen hond? Van dit boek,
dat huisvesting, opvoeding, verzorging, voeding, fok
ken en ziektebehandeling van den hond, beschrijft
is de tweede druk verschenen. Schrijver is de
dierenarts G. van Herwarden, uitgever N.V. Uit
gevers Mij. „Kosmos", Amsterdam.
Ret tante zijn kent van die zaken
Als luiersdie los kunnen raken
Zoo nat als een spons F'.
De japon komt bij ons
Om weer vlekvrij en.reukloos te i
aken.
Chemisch reinigen en persen
Japonnen vanalI. 1.79
Manleis vanal1. 2.56
Regenjassen 1. 2.56
Chemisch reinigen voorkomt
motschade I
Haarlem - Plein 22 - Telefoon 16761 *20220
mlerdam - Leiden Oen H.»g Hil.erium Be..r»i|W
(Adv. Ingez. Med.)
(Dode, een dezer dagen tc Columbus
(V. St.) overleden circuseigenaar gaf
als laatsten wensch te kennen, dat
aan zijn graf niet geweend of gefluis-
terd zou worden, maar dat men zou
lachen, luid spreken en zich ver
maken.)
Wanneer mijn tijd gekomen is,
Dan zal ik niemand vragen,
Wil u bij mijn begrafenis
Slechts zus of zoo gedragen.
Ik zal mij niet bemoeien met
Het vraagstuk, hoe mijn resten
Wel moeten worden bijgezet,
Men kies maar zelf het beste.
Wie ben ik dat ik tot in 't graf
Zou willen decreteeren,
Zoodat men, eindlijk van me af,
Dat zuchtend zou waardeeren.
Ik hoop niet en verwacht ook niet
Dat als ik ben verdwenen
In 't meer of minder ver verschiet,
Er velen om mij weenen.
Maar vast staat wel bij voorbaat al
Dat elk er voor zal waken.
Op 't kerkhof zich in geen geval
Luid lachend te vermaken.
Men brengt mij zeker stil er heen,
Dien allerlaatsten haven,
Al was het uit respect alleen
Voor d'andren er begraven.
Hoe vreemd zijn laatste wensch wel ia
Wordt niet dien man verwelen.
Maar 't schendt zijn nagedachten!i.
Dat hij dat kon vergeten.
P. GASUS, 4