I
KOL's TEGELHANDEL
I
L
IN DEN BAN VAN AMOR.
MM0WUK
740.000.000
LANGS DE STRAAT.
Het werkelijke huis van Jan de Lapper
Litteraire Kantteekemngen.
INCASSO BANK N.V.
CREDIETEN
oolyende laak
ZXTERDÏ'G 3 MEI '1941
H A A" SEE M'S DAGEEAD
t
Vittoria Colonna en Michel Angelo
Buonarotti.
Geroemd om haar schoonheid werd ze niet, Vit
toria Colonna, al was de Renaissance-tijd dan ook
gul mei hooggestemde lofzangen op vrouwelijke
bekoorlijkheid. De enkele medailles waarop haar
beeltenis prijkt toonen ons het portret van een
voorname vrouwe met langen, spitsen neus en
hoog voorhoofd, koele, wat critische oogen, een
mond die een gestrenge hooghartigheid nauwelijks
weet te verbergen; maar eveneens rijkelijk de
teekenen dragend van meer dan gewone intelli
gentie.
Michelangelo Buonarroti.
(Zelfportret Uffiziën - Florence)
Ook al had de natuur vrouwe Vittoria begiftigd
met meer uiterlijke charme, het had niet om die
reden kunnen zijn dat Michelangelo's kunstenaars
hart zoo vurig ontvlamde voor deze markiezin van
Pescara: hij behoorde haar toe met alle hevige
innigheid die dezen immer strijdenden mensch den
roem der onsterfelijkheid verleende, nog voordat
zij hem onder de oogen was gekomen. Gehoord van
haar had hij waarschijnlijk evenmin. Michelangelo
leefde zeer in de verborgen wereld van zijn diep
ste Zelf, in droom en viSioen, hij verkeerde in af
getrokkenheid te veelvuldig met de gestalten van
zijn artistieke verbeelding in die wereld van
kinderen en dichters dan dat het ijdel gepraat
der wereld die Vittoria Colonna's naam vaak en
met ontzag noemde, binnen de vesting van zijn on
stuimig gemoedsleven had -kunnen doordringen.
N:efs meer wist hij van haar verleden dan Wat haar
sonnetten, die hem op het noodlotsuur zijns levens
in handen kwamen, verrieden. sonnetten gewijd
aan den gestorven echtgenoot Ferdinand Frarcois
d'Avalos, die na zoo menig krijgssucces aan de ver
wondingen, waarmee hij uit den slag bij Pavia te
rugkeerde, was bezweken. Liefdessonnetten waren
het, geschreven in den trant dier tijden, zegenend
eer de Liefde dan den geliefde, uit verlangen naar
het on vertroebeld beeld van een onstoffelij-ken
•Eros. die is ontstegen aan het aardsch-onvol-
rnaakte.
Arm aan jeugdig geluk, gekwetst te menig keer
door haar gemaal dan dat zij met verteederd hart
zou kunnen terugdenken aan de eerste en eemge
liefde van haar jonge jaren, had de deugdzame
Vittoria. 35 jaar oud toen, haar hartetroost ge
vonden in ingetogen rouw. godvruchtig leven en
de kunst van letteren en wijsbegeerte, in de dicht
kunst vooral, die haar vermocht te schenken wat
het leven haar onthouden had.
Zie. dat Was Michelangelo's noodlot: geen ge-
voelsschakcering dier verzen, geen verborgen ge
dachte. geen"rhythmïsche onthulling van geleden
maar nooit uitgesproken leed. of hij verstond ze.
dien in zijn gelijkgestemd hart verstond ze als
was al dit dichtwerk de vertolking van eigen strij
den en lijden, van eigen verlangen en tasten. Deze
beide zielen ze spraken te zeer een zelfde taal
om in wederzjjdsche aanvulling die wonderlijke
versmelting te kunnen beleven, die het menschdom
liefde noemt. Diep ontroerd door wat haar gedich
ten hem aan hartsvemikking hadden geschonken,
schreef hij haar een brief vol lof en dankbaarheid
hij, wien de woorden zoo moeilijk en zelden over
de lippen kwamen. Ze antwoordde, koel, to- g-
houdend, maar vol erkentelijkheid, naar men be
grijpen kan. voor de waardeerende woorden van
een zoo geëerd man als Michelangelo, wiens fres
co's in de Sixtijnsche Kapel, scheppingen van een
bijna bovenmenschelijk kunnen, van goddelijke in
fluistering. door gansch het land beroemd waren
en wien „Laatste Oordeel" geschilderd op den
grooten muur boven het altaar der Sixtina, waar
de schilderingen van meester Perug'mo met kalk
bestreken waren om ruim baan te maken voor de
scheppingen van Michelangelo door de booze
tongen der afgunstige mededingers van schaam
teloosheid werd beticht.
Michelangelo wenschte en verwachtte waarlijk
niet dat zij hem als vrouw zou toebehooren: wat
hij verlangde was een verbondenheid der harten,
een vereeniging des geestes, die niets gemeen had
met de bekoring voor het oog, met de streeling der
zinnen. Hoe had hij, man op leeftijd, somber van
uiterlijk met zijn doorgroefd gezicht dat al te on-
miskenbaare de sporen droeg van innerlijken strijd
hoe had hij kunnen hopen, zijn uitverkoren
Vrouwe met uiterlijk schoon te kunnen bekoren!
Hij wist te goed dat ihij een vereenzaamde, een ge-
bannene was uit het rijk van wereldsche geneug
ten. om andere verlangens te mogen koesteren dan
die naar een mystiek verbond, een platonische lief
de. Maar diè gevoelens vervulden hem dan ook
met dezelfde folterende heftigheid, die den meester
de onnavolgbare fresco's op de gewelven der Six
tina had doen tooveren.
Is er schrijnender tragiek denkbaar: hij die het
hardste marmer vormde naar de ingeving van zijn
scheppend genie, die het steenen materiaal geest en
leven en hartewarmte inblies,, hij die gekromd op
hooge stellages iij den koepel der Sixtina de muren
bevolkte met. de indrukwekkende gestalten van zijn
beeldende kracht hij was onmachtig om dit men-
scheli.ike vrouwenhart te bewegen, te ontroeren tot
meer dan vereerende vriendschap. Vittoria Colonna.
in de kloosterlijke teruggetrokkenheid van haar
vrome ziel, veroorloofde hem goedgunstig haar te
aanbidden, uit de verte, in gedichten, in gedachte.
Verschanst achter haar jeugdherinneringen als rou
wende weduwe, aan het aardsche gevoel ontste
gen in een verheven liefdesmystiek, laat zij hem
lijden, verlangen. Zeker vol ontzag voor zijn on
geëvenaarde kunstenaarsgaven, spoort zij hem aan
■tot arbeid, als goedmeenend vriendin in ge
sprekken discussieert zij met hem over de be tee
kenis en kunstwaarde der verschillende schilder
scholen. vol begrip, wijs, rijp. waardig: dankbaar
Is ze gestemd voor de teekeiv.ngen van zijn hand,
die Michelangelo haar schenkt: en. oprecht-vroom
sis zij is, weet zij vertroostend zijn godsdienstig
gemoedsleven te wekken en sterken Maar geen
druk van haar hand, geen zachtmoedige blik van
haar oog, geen verlossend woord van haar lippen
verraadt hem, dat zij hèm doet zooals hfj haar:
liefhebben met de innigste, heiligste gevoelens die
een mensch jegens een ander - vervullen kunnen.
Zoo blijft het, jaren lang. Soms is ze ver, beperkt
zich hun geestelijk contact tot vriendschappelijke
godsvruchtige, kunstzinnige briefwisseling; dan
weer is zij dicht in zijn nabijheid: in een naburig
klooster, binnen de muren van Rome ook wel. Maar
ver dan wel nabij, het blijft een foltering voor
Michelangelo, een hunkeren naar wat de hooge
geest meent te kunnen ontberen, maar wat de
mensch Buonarotti behoeft als een bloem de zon:
de nabijheid van een warmkloppend, liefhebbend
menschenhart. dat hem-levensgloed-kan schenken
binnen de kille eenzaamheid van zijn tot scheppen
gedoemd leven. Het is aan dat verlangen dat de
wereld de heerlijkste kunstschatten te danken heeft
maar zwaar was het levenspffer; laten we dat
niet vergeten.
In 1547 overleed zij, Vittoria Colonna, 57 jaren
oud. Aan haar sterfbed knielde, dicht aan het
hoofdeinde, een grijsaard één die sinds hij haar
geestelijk ontmoette, in gedachte den knie voor
haar gebogen had: Michelangelo Buonarotti. Pas
toen de laatste ademtocht over haar lippen was ge
gaan. verstoutte hij zich tot wat hij zooveel jaren
lang als edelste belooning voor zooveel beroering
des harten had begeerd. Hij drukte zijn lippen op
de hand van de doode een hand zoo koud als
het hart der levende hij deed het in een ver
voering, waarin zich al wat zich aan .koesterende
liefde had opgestapeld, ontladen wilde:'eerbied was
er in dien éénen kus, bewondering, ontzag, ver
eering en dankbaarheid voor een eindelijke, al te
late, vervulling. De doode schonk hem, wat. de le
vende hem had onthouden.
Vittoria Colonna leefde voort in haar sonnetten,
maar heerlijker nog, veredeld in het licht der smart
dat het noodlot haar gebood den mensch Buonarotti
aan te doen, in haar eeuwiglijk-verweven-zijn met
het leven van hem, die haar zegende met het ver-
hevenste wat in hem verborgen lag: zijn werk.
C. J. E DÏNAUX.
N.V. „WERKSPOOR".
Tn de Vrijdagmiddag gehouden algemeene verga
dering van aandeelhouders van de N.V. „Werk
spoor" zijn de balans en winst- verliesrekening,
alsmede het jaarverslag over 1940, goedgekeurd.
Het dividend werd bepaald op 8 procent. Tot com
missaris werd herbenoemd ir. A. H. Ingen Housz.
ONDERLINGE
VERZEKERING MAATSCHAPPIJ
CfvÉSTlGO IE 'SC-CAVtNHAGf
lEsruuR icfcvanh£lkntocker.
a A 6 BOCtE? M, 1 I MON1IJN
N i 1 GgQsBEN. F E EVERS
Tot deze week werd verzekerd ruim
in de volgende af deelingen:
AFD. A. Woningen, winkels, boerde
rijen, inboedels, inventarissen,
enz. tot ƒ50.000.—
AFD. B. Andere en grootere risico's,
ook bedrijfsverzekeringen bo
ven 10.000.
'per week.
AFD. C. Persoonlijke ongevallen.
AFD. D. Gevaarlijke risico's, inclusief
klasse III op vaartuigen.
AFD. E. Bedrijfsschade en Huurder-
ving.-
AFD. G. Geld. geldswaarden, preciosa.
AFD. H. Herverzekeringen.
HALFJAARLIJKSCHE SCHADEREGELING!
AFD. I. Inboedels tot7500.
DRIEMAANDELIJ KSC HE SCHADE
REGELING
Vraagt inlichtingen bij Uw
ASSURANTIE-BEZORGER
(Adv. lngez. Med.)
LEESBIBLIOTHEEK
van goede Boeken
Ruim 10.000 deelen
v. Wickevoort - Crommelinstraat 53zw.
Hoek Ambachtstraat, Haarlem-Noord
(Adv. lngez. Med.)
Verliessaldo der N.V. „De Schelde"
belangrijk gedaald.
Aan het verslag van ae N.V. Koninklijke
Maatschappij „De Schelde" ontleent het A.N.P.
het volgende:
De oorlogsschaden zijn hersteld op de vernielde
modelmakerij na. Hiervoor is evenwel een nood
oplossing gevonden. Afgezien van de tijdelijke
storing is het geheele jaar met volle kracht ge
arbeid. Er is ten slotte dan ook evenveel loon uit
betaald als in 1039.
In overeenstemming hiermede is het finan-
cieele resultaat gunstig geweest. Het verliessaldo
is verder verminderd en beloopt thans f 121.143.19.
Veilig is daarmede de toestand nog niet. Wel be
hoefden wij den laatsten tijd slechts bij uit
zondering een beroep op onzen bankier te doen,
doch bij den minsten tegenslag zal de onvol
doende liquiditeit moeilijkheden veroorzaken.
Reserve is er niet.
Onze hellingen zullen nog geruimen tijd bezet
zijn door een motormailschip voor den Rotter-
damschen Lloyd. een motorvrachtschip, de „Bor
neo", voor de Stoomvaart Maatschappij ..Ne
derland", een motorveerboot voor den Prov.
Stoombootdienst. terwijl wij hopen te beginnen
aan het motormailschip „Waingapoe" voor de
Kon. Paketvaart Maatschappij.
Blijkens de balans bedraagt het behaalde
winstsaldo over het afgeloopen boekjaar
f 681.160 (v.j. f 450.883) hetgeen bestemd
wordt tot vermindering van het verliessaldo over
vroegere jaren.
AMSTERDAMMERS.
Het is nu eenmaal schoonmaaktijd. Ook de
eigenaar van een bekenden kunsthandel te Am
sterdam werd aangetast door de schoonmaakwoede.
Misschien had zijn vrouw hem gezegd: „Hoor eens
man, die pui van de zaak moet eens een beurt
hebben, daar is in geen jaren iets aan gedaan!"
Hoe dit zij, aan een „schoonmaakfirma" was de
opdracht gegeven, de pui eens flink onder handen
te nemen en zoo stond er dan een ladder tegen het
gebouw. Voorloopig werd die nog niet gebruikt,
maar waren twee glazenwasschers, gewapend met
een spons, een doek, een puimsteen, een harden
borstel en een emmer water, op straat bezig aan
het ondergedeelte van de pui.
Het was een mooie, ornamentale gevel, voorzien
van beeldhouwwerk: takken met bloemen slinger
den zich langs de zijkanten van de étalageramen,
van onderen afgezet met groote, platte steenen,
die, het moet gezegd worden, in den loop van on
getwijfeld zeer vele jaren van grijs bijna zwart
geworden waren. Die steenen werden behandeld
met spons en puimsteen en inderdaad: de oude
kleur kwam weer voor den dag", al dadelijk na de
eerste beurt. Het steenen lofwerk werd daarna
vakkundig onder handen genomen, serieus en met
toewijding: eerst een oppervlakkige afspoeling met
de spons, daarna kwam de harde borstel er aan te
pas, om de verschillende holten goed onder han
den te nemen, waarna met de doek nog de laatste
resten verwijderd werden.
Zij hadden succes van hun werk, die twee schoon
makers. Met trots wees een van hen den baas. die
eens kwam kijken, er op welk een verschil de
eene helft van de pui nu met de andere vertoonde.
„Nou. 't knapt op, hè?" zei de patroon tevreden,
gaf nog een paar wenken en ging weer verder.
Inderdaad: het was opgeknapt: de kleur was
..opgehaald'' en de teekening van het ornament-
werk kwam nu veel beter uit.
Nu moet ik u nog zeggen, dat achter een der
étalageramen juist dat, waarbij de glazenwas
schers met zooveel beroepsijver hun nuttig werk
verrichtten een schilderij geëtaleerd stond,
voorstellende een romantisch tafereel met als mid
denpunt een oude burcht, knap werk van een
Meester met een klinkenden naam.
Voor het gebouw stonden tal van belangstellen
den van diverse pluimage: een slagersjongen met
fiets, verschillende winkelende dames, eenige hee-
ren, misschien wel op weg naar de beurs (het liep
tegen beurstijd) en vele anderen. Zelfs een politie
agent had zijn ronde afgebroken en bleef een
oogentolik staan.
Zij allen kekenneen, niet naar het kunst
werk dat overigens waarlijk de aandacht wel
waard was. Maar daarvoor had niemand oog. Al
hun intense belangstelling gold het werk der gla
zenwasschers, dat eenigen zelfs onderling bespra
ken.
Zoo zijn nu enmaal die Amsterdammers.
J. C. E.
Dc Burgwal bij de brug van de Anlhoniestraat.
(Teekening van H. J. Wesseling, naai' een
aquarel op het Gemeente-archief).
In ons nummer van 21 April namen wij, in de
rubriek Eigenaardigheden, een foto op van het huis
aan het Spaarne, op den hoek-van de Hoogstraat,
waar een gedenksteen is geplaatst van Jan de Lap
per.
Dr. M. G. de Boer te Heemstede heeft bezwaren
tegen de legende dat „de Zwarte hond" het woon
huis zou zijn geweest van Jan de Lapper. Hij
grondt dat op een uitgebreide studie en bewijs
materiaal
In afwachting van het boekje, dat hij weldra
voor de Vereeniging Haerlem hoopt samen te stel
len, was hij gaarne bereid eenige regelen te schrij
ven bij de afdeeling van het huis dat Jan de
Lapper werkelijk heeft bewoond; het is de repro
ductie van een penteekening naar de mooie aquarel
van Milatz in het Gemeente Archief, die hierboven
wordt afgedrukt.
Dr. de Boer schrijft:
„Want Jan de Lapper, of Jan Jansz. Lapper, zoo
als hij feitelijk heette, heeft nimmer in het huis
bij de Melkbrug gewoond, dat de legende, eerst zeer
laat, in 1798, opgeteekend, aan zijn naam heeft
verbonden. Reeds jaren geleden heeft een bekend
Haarlemmer, de heer A. van Damme, daarvoor de
bewijzen verzameld. T.oen ik, uit andere hoofde aan
de legende twijfelend, de zaak in onderzoek nam,
werd mij ten gemeente-archieve een lijvige bundel
van zijn hand over dit onderwerp voorgelegd. Bij
completeering daarvan bleek mij dat Lapper, die
op 6 Maart 1627, dus een kwart eeuw vóór den
eersten Engelschen oorlog, door Frederik Hendrik
tot Kapitein te water in dienst van den Lande
was aangesteld, reeds vijf jaar later een huis en
erve kocht op den Burgwal, één huis van de
Anthon'isstraat, voor een bedrag van 1125 Car. Gul
den, in vijf termijnen te betalen. Deinrichting van
dit pand kennen we precies uit de inventaris, welke
na zijn dood op 25 en 26 September 1659 door
notaris Swan is 'opgemaakt, toen hij het bedoelde
pand „metter dood" had ontruimd. Het is het huis
dat links op de teekening zichtbaar is.
Ik mag niet te veel van de gastvrijheid van
Haarlem's Dagblad vergen en wil mij daarom be
palen tot de opmerking, dat Lapper toen reeds een
bemiddeld man blijkt te zijn geweest; .enkele
weken later kocht hij namelijk een pand aan de St.
Anthonisstraat er bij, dat hij eveneens bewoond
heeft, waarna hij later in 1652, als geldbelegging
het hoekhuis, door zijn beide panden ingesloten, er
aan toevoegde. Bovendien heeft bij nog eerf huis in
de Coolstraat, door: zijn dochter bewoond en een
buitenhuis in het Rozenprieel aan de Lustenburger
laan, nu Rustenburgerlaan, bezeten. Voor een armen
WILT U DIE NARE. VOCHTIGE OF BE-
SCHADIGDE MUREN KWIJT ZIJN?
Neem dan TEGELS in Uw huis.
Wij hebben nog groote voorraad entegels
zijn niet duur, wel duurzaam.
Komt onze monsterkamer eens bezichtigen, dan
ziet U wat er van 'tegels te maken is.
KL. HOUTWEG 13, HAARLEM, TELEF. 16572
(Adv. lngez. Med.)
J. Gerhard Toonder. Vreemdeling in
Babyion. Amsterdam Uitg. Mij. Else-
In de donkere dagen die ook in ons land, aan
den oorlog voorafgingen komt een schip, na lange
reis, de haven van Rotterdam binnen. Een der of
ficieren, de tweede sfuurman van het koopvaardij
schip, zal door een lichte ingewandsziekte gedwon
gen zijn niet opnieuw aan te monsteren, maar voor
onbepaalden tijd landrot worden. Aanvankelijk
van plan buiten op het land rustig zijn herstel on
der goede doktersbehandeling af te wachten, blijft
hij in Rotterdam hangen, waar het drukke leven
hem aantrekt na zoovele maanden van stilte tus-
schen water en lucht. Hij huurt er een kamer en
geniet in den beginne van de veranderde sfeer
en het zoo verschillende leven. Maar de schrijver
van dit boek brengt hem op zeer aannemelijke
wijze in een milieu, waar hij zijns ondanks betrok
ken wordt in allerlei poljtieice en mondaine activi
teit, zooals die, zich in den tijd, die aan Mei 1940
voorafging, ook in ons land fn de groote centra
uitte. Met zijn nuchteren maar volstrekt niet. on-
verstandigen zeemanskop krijgt hij met proble
men en theorieën te doen, waarover hij op zijn
schip nooit diep nagedacht heeft. De werkloosheid,
de mobilisatie, de geestelijke en moreele herbewa
pening, de vrachtvaart met contrabande en niet in
het minst het politieke gescharrel uit die dagen.
het zijn alles quaesties, waarmee hij door de nieuwe
kennissen die hij krijgt overrompeld wordt. Op
hem zelf heeft dat niet veel andere uitwerking dan
dat hij een brandend verlangen naar een schip en
naar de wijde stilte der oceanen in zich voelt op
komen.
Maar intusschen beleeft hij veel en doorziet veel
spel van groote woorden en valsch gerucht. Het is
daardoor dat hij zch meer en meer Vreemdeling
in Babyion zal blijven gevoelen. Tegen het slot
zullen wij hetn, die zijn darmaandoening negeert,
naar een schip zien varen waarvoor hij aangemon
sterd heeft, al zou het een gevaarlijke reis worden.
Maar dan breekt juist dien avond het oorlogs
geweld boven Rotterdam los en hij denkt aan het
meisje en de anderen, die hij verlaten wil. Tus-
schen allen die daar bezig zijn zal vooral zij hem
noodig kunnen hebben en dan gooit hij het stuur
van het barkasje, dat hem naar zijn schip zou
brengen, om en keert terug naar de stad, den don
keren nacht in. Daar zal hij zijn taak vinden als
de angst en nood geluwd zullen zijn en aan den
herbouw begonnen wordt, door menschen met ge
zonde hersens en eerlijken levensmoed.
Het is, geen kleinigheid dit geestelijk avontuur
van den sympathieken stuurman tot een boeiend
verhaal van vierhonderd vijftig pagina's op te stu
wen. Maar deze schrijver beschikt ruimschoots
over de qualiteiten, die hem daarin deden slagen
zonder dat de veelheid van problemen, inzichten en
theorieën die hij bij zijn stuurman betrekt, ons ver
moeien of vervelen. Het tegendeel mag gezegd zijn.
Of hij nu den reeder Holmers aan het woord
laat of den idealistischen politicus Balter, of hij den
zonderlingen dominé Ingeborg laat oreeren of den
versteenden Ten Have laat wauwelen.... er zit
in dat alles geen woord directe nonsens. Geen van
vieren zijn nu bepaald typen van superieure men-
sebelijkheid, maar de schrijver zet het vóór en te
gen hunner redeneering zoo geestig tegenover
elkaar dal het niet verwonderlijk is dat onze stuur
man door hen nog al eens in de knoop geraakt en
slechts bij intuïtie voelt, dat niet alles in den haak
is. Geestig is deze J. Gerhard Toonder zeker. De
manier waarop hij menschen en ontmoetingen be
schrijft is daarvoor een bewijs evenals woordkeus
en toonaard, waarin zijn figuren elkaar van re
pliek dienen. Het is de wel wat ruwe, maar gulle
en niet venijnige geestigheid van den zeeman, te
zamen met de daaraan verwante, naar de havens
riekende Roterdamsche grollen, waar hij in uit
munt. Of hij daarin wel eens een beetje overdrijft
zou ik niet met absolute zekerheid durven tegen
spreken. Of het vocabularium van den reeder Hol-
mer nu werkeliik niet een beetje extra gepeperd is.
evenmin. Ook die nachtelijke conferentie tusschen
Hólmer en den stuurman, als de laatste Holmer's
stomdronken zoon met moeite hèeft thuis gebracht,
gaat misschien een beetje boven de waarschijnlijk
heid uit. Maar wat doet dat er per slot van reke
ning toe! De romanschrijver heeft niet alleen recht
op fantasie, ze is voor hem -zelfs noodig als brood.
Als afgesloten geheel is deze Vreemdeling in
Babyion volkomen aanvaardbaar en een paar klei
ne saltomortales hier en daar bederven dien in
druk niet. Het zijn slechts de goede gymnasten die
zich daaraan wagen kunnen. Tenslotte samenvat
tend; wij lazen hier een zeer goed geschreven boek,
dat vernuftig gecomponeerd en onderhoudend is en
nog geruimen tijd een spiegel kan zijn, waarin een
heel bijzondere, korte doch niet onbelangrijke pe
riode van Hollands bewogen leven weerspiegeld
wordt. Als dat ging, zou men desnoods van een
hoogst-ernstïgen lachspiegel kunnen spreken. Naar
zijn aanleg zal de lezer er den lach en den ernst uit
opdiepen
De dichter J. W. F. Werumeus Buning
wordt Zondag vijftig jaar.
Sinds Maria Lecina verscheen is Buning waar
schijnlijk voor het groote publiek de best gekende
onder de levende dichters. Door Maria Lecina zul
len velen pok naar ander, vroeger en later werk
gegrepen h.ebben en dat niet betreuren want Bu
ning kan trien tot de minst ingewikkelde, zuiver
ste dichters van zijn generatie rekenen.
Vijftig jaar te worden is op zich zelf niets bij
zonders. doch in een schrijversleven is het een ge
schikt moment om eens achterom te zien paar wat
volbracht werd. Dat moment heeft de uitgevers
firma Em. Querido aangegrepen om Buning's ver
zamelde gedichten, van het In Memoriam uit 1921
tot den bundel Dagelijksch Brood uit het vorige
iaar,' in een keurig verzorgd deel van ruim drie
honderd bladzijden bijeen te brengen. En hetzelf
de deed zij met wat Buning op geheel ander ge
bied presteerde: met de schetsen over streken en
steden fn ons vaderland die de schrijver, spiedend
naar bijzonderheden, doorreisde en bekeek om
daar in de bundels „Ik zie, ik zie. wat gij niet ziet"
verslag van te geven. Ook deze bundels hebben
een goed onthaal gevonden en zijn nu. nog ver
meerderd. tezamen gebracht ter eere van het feest.
Beide imoosante boekdeeien ziin een tastbare hul
de aan Buning's dichterlijke en journalistieke be
gaafdheden, waarmee zeer velen gaarne zullen
instemmen,
J. H. DE BOIS.
Ee
kele
mak<
manl
trek!
in ee
doch
zond
kan
een
even
met
buti(
gen.
ook
In d
wan
gezie
doke
gtraj
speu
tóch
lake
meu
buek
étag
een
vast;
schoenlapper wel een benijdenswaardig bezit! Blijk
baar heeft zijn naam, die in Haarlem en Zand
voort als familienaam meer voorkomt, in later jare
aanleiding tot het ontstaan der legende gegeven'
Tot zoover Dr. de Boer.
Ongetwijfeld zullen velen met belangstelling h(
nieuwe boekje van de vereeniging „Haerlem" tege
moet zien. Er lijkt ons veel voor te zeggen als
gedenksteen die nu in het huis aan het Spaan fle^
zit, wordt overgebracht naar den Burgwal.
gaai
dil! 1
T<
VTOU
waa
blijf
D:
Dist
KRUISWEG 59
HAARLEM
tegen zakelijke en per
soonlijke zekerheid of
in blanco.
(Adv. lngez. Med.)
Voortzetting der liancïelsbesprekingei
te Batavia.
Naar volgens Domei uit Batavia gemeld word
zal Kenkitsji Joszijawa, de handelsgedelegeerdi
van Japan in Nederlandsch-Indië, de volgende weel
een ondex-houd hebben met de heeren H. J. vai
Mook, directeur van de afdeeling economisch!
zaken en J. E. van Hoogstraten, hoofd van de at
deeling handelszaken, betreffende de handelsbe
sprekingen tusschen Japan en Nederlandsch-Indii
welke hier sinds eenigen tijd gevoerd worden.
PEDICURE-INRICHTING.
De firma B. Prijs, die een aantal kapsalon*
Haarlem en omgeving exploiteert, heeft thans aa:
haar filiaal in de Tempeliersstraat een nieuwe af
deeling ingericht. Aan dit „Maison des Dames"
nl. een gediplomeerd pedicure vei-bonden, zooda
men nu ook voor dit onderdeel der lichaamsver.
zorging terecht kan. De nieuwe afdeeling, die ooi
voor heeren bestemd is, is aardig en practisch in
gericht.
,4
deg<
waa
we
er n
wet-
der!
nog
op
sar<
diei
mei
ver!
voo
de
sch:
vol)
kon
lanj
Ind
ink
is 5
heil
ma;
kor
aar
in
uit
me
aar
de
I
mii
die
Va:
Deurwaarder,
Daar zat nou eens muziek in! Het zaaltje van
den politierechter was weliswaar nog niet her
schapen in een concertruimte, maar het scheelde
toch geen haartje of de accordeon met begelei
ding van het slagwerk had zich hier laten hoor en
wanneer de rechter de stukken van overtuiging
maar gewenscht had. De stukken kwamen niet
wel verschenen de bespelers, de accordeonist en
de slagwerker.
Ze hadden in een café „De aubade van Nina11
gespeeld, en ze zagen ernaar uit dat ze voor hun
taak berekend waren. Het stuk zal de cafébezoe
kers best bevallen zijn, op twéé na. Jawel, op twee
na, dat kan ik u pi-ecies vertellen. Ze zaten in het
café aan een tafeltje en waren speciaal voor de
muziek gekomen, en voor den politierechter ston
den zij voor het getuigenhekje en vertelden, na
plechtig gezworen te hebben de waarheid en
niets dan de waarheid te zullen zeggen, dat zij
„De aubade van Nina"- gehoord hadden. En dat
feit interesseerde den politierechter zeer. want
meer behoefden ze niet te vertellen. Zou de eer
biedwaardige rechter ertoe over zijn gegaan om
zich. ter onderbreking van het ambtelijke leven,
voor te laten lichten omtrent hetgeen de Muzen
van de lichte kunst in onze hoofdstad pres teer en?
zal de eenzame toeschouwer op de publieke tribu
ne zich hebben afgevraagd. De beantwoording
van deze vraag werd overbodig toen de twee
mannen, die gezworen hadden Nina's aubade te
hebben vernomen, zich ontpopten als twee con
troleurs van Buma. Neen, ik zeg niet boeman,
maar buma, hoewel de muzikant meer aan boe
man gedacht zal hebben. Ten onrechte! Want de
B.U.M.A. is de organisatie, die er voor zorgt dat
de componist auteursbaten krijgt van hetgeen de
muzikanten spelen. Doch hoe dikwijls schijnt de
gerechtigheid ons niet een boeman tóe? Ook hier.
De slagwerker was van slag en zei niet eens ge
weten te hebben „De aubade van Nina" te hebben
gespeeld.
„Ik ken geen noot, edelachtbare, ik hoor een
liedje, en dan sla ik maar op de wijs. Maar. of ik
nu een marsch. een wals of een foxtrot sla, edel
achtbare, u zal 'het verschil niet kunnen hooren!'"
Dit pleidooi des slagwerkers,
deed het nart van
den muziekminnaar achter de perstafel eenige
malen overslaan. En de accordeonist kende ook
geen noot! Hij hoorde ergens een wijs, door de
radio of zoo. en die speelde hij dan na.
Edoch de gezworenen hadden „De aubade van
Nina" herkend, en derhalve was er voor de mu
zikanten geen ontkomen aan.
Vijf gulden moeten zij ieder betalen, als boete
voor de muziekzonde.
Deurwaarder, volgende zaak!