oberder Leven.
ALARM IN HET BOSCH.
EEN GEZONDE GEEST IN EEN GEZOND LICHAAM
Onze Taal.
TOBIAS
Fietsverzo rging.
A T E R D A G 17 MEI 1941
HAAR L E M'S DAGBLAD
tijden als deze leert de mensch soberder le-
n, En tot zijn verwondering en ik mag wel zeg-
verrassing blijkt hij daarin in velerlei opzicht
zekere voldoening te vinden. Hij ontdekt dat
het heel goed kan. Hij ontdekt dat allerlei din-
i, welker bezit hem vroeger zoo noodig scheen
de gedachte, ze te moeten missen zeer erg ge
est zou zijn, zonder eenig hartzeer door hem
geofferd worden. Dat geldt voor de weelden des
ens zooals de eigen auto, die klaar stond om
jr eigenaars overal te brengen waar zij maar
en wilden, snel en behagelijk en in zachte kus-
is geleund. Maar het geldt ook voor veel be-
eidener geneugten, bijvoorbeeld hetgeen men a)s
toekomende portie aan feestjes en uitgangetjes
cht te beschouwen. Men blijkt met minder ook
it toe te kunnen. En de vervanging door wat an-
s heeft velen een gansche reeks nieuwe moge
heden geopenbaard, die tot een ware openba-
g en een levensverrijking is geworden. Gij ziet
alom de voorbeelden van. Zij toonen zich ook
algemeene verschijnselen: gestegen belangstel
voor de natuur, voor de schoonheid van onze
ie steden, voor ernstige kunst in al haar ver-
eïdene vormen, voor onze historie. Het is een
ge lijst. Er is een verdieping van het godsdien-
leven waarneembaar. Veel oppervlakkigheid
dwijnt, veel klatergoud wordt als zoodanig her-
id, veel bronnen worden aangeboord waaruit
rijk putten is. En veel vertroeteling van het
en ik, veel overdreven aandacht voor allerlei
ine bezwaartjes en moeilïjkheidjes, die vroeger
rden opgeblazen tot groote zorgen, is ook ver
enen in den maalstroom van den tijd. Men is
er werkelijke belangstelling voor zijn medemen
en gaan gevoelen, men heeft de zoo vaak slui-
rende toewijding voor zijn volk, voor de volks-
neenschap als geheel, voelen ontwaken en
leien. Er valt ook in deze tijden veel te winnen
er valt veel te ontdekken omtrent de mogelij k-
ien die in den mensch, in ons geval met name
den Nederlander, leven en tot ontplooiing ge-
icht kunnen worden.
Jen is veel minder geneigd geworden allerlei
ids als een soort persoonlijk levensrecht te vor-
•en. Die aanmatiging, want dat was het ten op-
hte van velerlei toch eigenlijk, is in* een beschei-
ïer houding, geneigd tot erkentelijkheid voor al
goede dat ons ten deel valt, gewijzigd. En zoo
>ben wij zelfs de koude lente van 1941. in deze
standigheden heel wat onaangenamer dan zij in
leger tijden geweest zou zijn, rustigaanvaard,
is wel veel over gemopperd, maar in bescheide-
toon dan dat vroeger geschied zou zijn. En
n, die vroeger veeleischende denkbeelden om-
nt kamertemperatuur of angst voor kouvatten
Iden zijn deze zwakheden glad vergeten en
den zich nu veel plezieriger in de gedachte dat
eigenlijk zoo goed tegen kou kunnen. Allemaal
Isverschijnselen die het opmerken waard zijn.
ndaag is het zachter in de natuur, de zon straalt
den hemel en wij hebben dit vanmorgen niet
roet met de gedachte: dit recht is ons sinds den
ten Maart, eersten officieelen lentedag, on-
ïtnnatig onthouden, maar eenvoudig met
ugde.
zijn dezer dagen uitvoerige gegevens van het
traal Bureau voor de Statistiek verschenen
irin ook de stijging vain ons najionale inkomen
het tijdvak 1900-1938 tot uiting is gebracht. De
tische lijn toont wel inzinkingen, vooral natuur-'
ten aanzien van de slotperiode, maar in haar
ale beloop wijst zij een groote stijging aan, die
eraan herinnert dat onze vaderen in 1900 heel
soberder leefden dan wij later, niet de plaag
de groote werkloosheid kenden en bij een min-
veeleischend bestaan over het algemeen blijder
nschen warén. Het staat vast dat na dezen oorlog
|i soberder bestaan, maar ook een met veel ster-
samenhang in het Nederlandsche volk en zeker
een beter verdeeling der aardsche goederen, dan
jarenlang gekend hebben, ons deel zal zijn. Wat
ook geschieden moge, daar gaat het heen. Deze
em zijn verschijnselen, met het soberder leven
luis, moge er ons in velerlei opzicht de goede
•nschappen voor bezorgen.
R. P.
De Valera over de positie van
Ierland.
KEW YORK, 17 Mei (D.N.B.) In een verga
ring in het raadhuis van Dublin heeft de Valera
loogd dat Ierland tegenover een groot gevaar
jat. Ierland bevindt zich in het middelpunt der
plogsgebeurtenissen. Het moet alles doen wat in
m macht staat om zijn recht op een naar eigen
tnsehen ingericht bestaan te verdedigen. Zoolang
emand Ierland lastig valt, heeft ook niemand
It recht, zich met Iersche aangelegenheden te be-
ceien. Zou dit recht echter in twijfel getrokken
orden, dan is Ierland bereid het tot het uiterste
I verdedigen.
Engelsche bommen op Syrische
vliegvelden.
jorstad van Beiroet met machinegeweervuur
aangevallen.
BERN, 17 Mei '(D.N.B.) Naar het persbureau
Dfi (Havas) uit Beiroet meldt, hebben Britsche
Jliegtuigen op 14 en 15 Mei het vliegveld van
hlmvra en op 15 Mei de luchtbasis Ra'yak gebom-
Nrdeerd, hoewel daar nooit buitenlandsche vlieg
tuigen geland waren. Bij den laatsten aanval wer
den een Fransch officier gedood en verscheidene
personen gewond.
Op 16 Mei werd de voorstal van Beiroet Kasjrafie
lor Britsche vliegtuigen met machinegeweervuur
E gevallen. Er werd geen schade aangericht. Britsche
gtuigen laten voortdurend pamfletten op Syrische
oden vallen, waarin zij de bevolking aansporen tot
Istand. Deze kuiperijen, zoo vervolgt Ofi, van de
|de van Groot-Brittannië vormen daden van openlijke
landschap tegen Frankrijk. De Fransche hooge com-
Issaris in Syrië heeft bij den Britschen consul tegen
fee handelingen geprotesteerd.
BENOEMING BIJ DEN BRITSCHEN
GENERALEN STAF.
ËtLIJN, 17 Mei (D.N.B.) Het Engelsche
erie van oorlog maakt bekend dat generaal-
r Sir Henry Pownall, opperbevelhebber in
Dord-Ierland. tot chef-adjudant bij den generalen
af benoemd is. Hij treedt in de plaats van Sir
pbert Hailing, aan wien, naar Reuter meldt, een
jzondere opdracht is verstrekt.
door P. v. d. HEM.
Wennen is aanpassen aan gevaar
Ï?S «.Hi/A
Een weggeworpen sigaret
Heeft menig bosch in vlam gezet.
De zomer komt weer in het land,
Pas op voor bosch- en heidebrand.
(Het Genootschap „Onze Taal" be
slaat tien jaar.)
„Onze Taal" mag jubileeren,
„Onze Taal" bestaat tien jaar,
Maai- het laat het feest passeeren,
Want dé tijd is er niet naar,
Mag men het feliciteeren?
Nou, dat waag ik dan toch maar.
Er zijn veel vereenigingèn
Die al heel wat ouder zijn,
Die veel meer naar voren dringen
Op het openbaar terrein
En die wel uit feesten gingen
Met een jubilé festijn
„Onze Taal" verkiest te leven
In een stillen achtergrond;
Ofschoon niets zoo wordt geschreven
En zoo gaat van mond tot mond,
't Is steeds achteraf gebleven,
Ik weet niet op welken grond.
Tusschen ruohtïger bedrijven
Bestaat „Onze Taal" tien jaar,
Wil ze zelf stilzwijgend blijven
Dan maak ik het openbaar.
Bij uw spreken en uw schrijven
Vriend, behoed en koester haar.
LEESBIBLIOTHEEK
van goede Boeken
Ruim 10.000 deelen
v. Wickevoort - Crommelinstraat 53 zw.
Hoek Ambachtstraat, Haarlem-Noord
(Adv. Ingez. Med.)
SPEELTUINVEREENIGING „FLORA".
De Haarlemschc Speelluinvereeniging „Flora" zal
Dinsdag 3 Juni haar derde lustrum vieren met een
feest voor de kinderen.
Wie sou dees' verliefden niet even
Gaan raden in 't moeilijke leven
Een raad met sucres
Door lien het adres
Van „One Hour Cleaning" te geven.
Chemisch reinigen en persen
Japonnen vanaf1. 1.79
Mantels vanaff. 2.56
Colbert costuums f. 2.97
Regenjassen f. 2.56
In EEN LIUR gereed! - U kunt
er op vrachten.
22 Telefoon 16761 -20220
ONE HOUR
CLEANING SERVICE
(Adv. Ingez. Med.)
Wanneer men wel eens hoort: „Een mensch went
aan alles behalve aan hangen", dan ligt daarin
feitelijk opgesloten een hulde aan het schier on
gelooflijke aanpassingsvermogen van het organisme,
dat zich onder zulke verschillende omstandigheden
leert te handhaven.
Het is niet eenvoudig aan te geven wat men on
der „wennen" verstaat; eenerzijds kan men er
onder verstaan het leeren verdragen, anderzijds
het vormen van nieuwe gewoonten. Iemand kan
er aan wennen met open ramen te slapen; maar
dit is op zichzelf nog niet voldoende om van „wen
nen" te mogen spreken, want wanneer hij daarbij
telkens opnieuw verkouden wordt, zal niemand zeg
gen, dat hij er werkelijk aan gewend is. Alleen
dan, wanneer hij eerst daardoor verkouden werd,
maar later niet meer, is hij er werkelijk aan ge
wend: hij is er door gehard, ongevoelig geworden,
onvatbaar: blijkbaar heeft het organisme zich zoo
zeer- aan de nieuwe verhoudingen aangepast, dat
het er niet meer door uit zijn evenwicht gebracht
wordt: men raakt gewoon aan wat men gewend is.
Heeft men zich wel eens afgevraagd wat met
dat simpele woordje ..gewoon" voor een wonderen
aangeduid worden? Wij vinden het gewoon dat ons
hart klopt, dag en nacht, dat het zich ongemerkt
aanpast aan alle verschillende eischen. die er aan
gesteld worden. Daarmee geven we dus minstens
twee zaken aan: het gaat voortreffelijk en het
gaat ongemerkt. Want zoodra iets niet goed gaat.
of zoodra we er iets van merken, noemen we het
niet meer „gewoon". Gewoon is: een natuurlijk iets
waaraan men niet denkt, maar waarvan men ge
bruik maakt.
Denken wij terug aan de nog zoo kort achter
ons liggende tijden, toen de „tering" nog een ge
vreesde, want volstrekt ongeneeslijke ziekte was.
dan dringt zich daarbij de tegenstelling aan ons op
van een warm gestookte, hermetisch gesloten ka
mer. waarin geen tochtje door mocht dringen
en een kamer met wijd open ramen, waarin zomer
noch winter gestookt wordt.
Hoe staat het dan toch met het vroeger zoo
veel meer dan thans gevreesde „kou-vatten".
Ongetwijfeld speelt de vatbaarheid hierbij een
groote rol; nu kan men het kouvatten trachten te
voorkomen door iedere kans er op te ontloopen
maar iedereen weet dat men door centrale verwar
ming weliswaar thuis nergens kou zal vatten, maar
daartegenover dikwijls juist-veel vatbaarder wordt,
als men ergens elders in de tocht komt te staan; om
gekeerd kan men het kouvatten trachten te voor
komen door zich te harden, door te wennen aan
tocht en temperatuurswisselingen. Hierbij zal het
echter moeten gaan als bij iedere andere „trai
ning": slechts door geleidelijk hoogere eischen te
stellen, kan de aanpassing hiermee gelijken voet
houden, volgt de aanpassing zonder stoornis.
Wat toch is het geval? Ziektekiemen van aller
lei aard komen haast overal voor. zelfs in onze
neus- en keelholte, zonder dat wij daar iets van
merken; dat komt omdat zii door de afweerkrach
ten van ons organisme in hun ontwikkeling be-
oerkt worden. Door plotselinge temperatuurswisse
lingen, waaraan één deel van het lichaam meer
dan het andere wordt blootgesteld, komt er een ge
heel andere verdeeling van den bloedstoevoer tot
stand: het evenwicht wordt verbroken en od
één plaats krijgen de ziektekiemen de overhand,
waarbij ze zich snel gaan ontwikkelen. Zouden ze
hiermee ongehinderd voort kunnen gaan. dan zou
den de duizenden, al spoedig aangegroeid tot vele
millioenen en milliarderi, binnen korten tijd het
heele lichaam overstroomen en het leven bedreigen.
Hiertegen verdedigt zich nu het organisme: het
bloed stroomt in overmaat naar de bedreigde plek,
waardoor roodheid, zwelling, warmte en kloppen
ontstaan: de ziektekiemen worden ingesloten,
bloedvloeistof en witte bloedlichaamjes dringen
door de bloedvaatwanden in de weefsels en bin
den daar den strijd aan met de gevaarlijke indrin
gers.
Nu hebben we een volledige ontsteking zien ont
staan: feitelijk een wonderbaarlijke zelfverdediging
van buitengewone doelmatigheid! Maar wat zegt de
ondankbare mensch? Dat die ontsteking een „ziek
teverschijnsel" is, die wijst op een fout in de na
tuur: een mensch behoorde feitelijk niet ziek te
worden hij hoort gezond te zijn.
Hierbij vergeet men dat een ontsteking feitelijk
een „genezingsverschijnsel" is: het organisme werpt
een dam op tegen de indringers: de „fout" ligt niet
Ln de ontsteking, maar in het feit dat de indringers
een bres vonden in de verdedigingslinie, waardoor
zij een inval konden doen.
Hiermee komen wij weer terug op het wezen van
het „wennen". Tegenover nieuwe gevaren weten
we niet direct doelmatig onze houding te bepalen:
we worden er door overrompeld. Hebben we geleerd
hoe we ons daartegen verweren kunnen, is onze
verdediging voldoende paraat om iederen aanval
meteen den kop in te drukken, dan zijn we het ge
vaar de baas geworden; we kunnen voorkomen dat
het gevaarlijk wordt door oogenblikkelijk in te grij
pen en bovendien door bij voorbaat verdedigings
middelen in overmaat gereed te houden. We „wen
nen" aan het gevaar we raken er aan gewoon
het doet ons niets meer.
In het geval van de ontsteking komt dal, door
dat bij de bestrijding van ziektekiemen een over
maat van afweerstoffen gevormd wordt, die ons
vaak vele jaren, soms zelfs levenslang, onvatbaar
maken, onkwetsbaar voor eenzelfde overrompeling.
„Wennen" wil dus zegen* aanpassen aan gevaren,
met net bereiken van een hoogeren graad van
weerstandsvermogen.
Precies op dezelfde wijze als voor lichamelijke
gevaren geldt dit ook voor invloeden, die ons gees-
teliik evenwicht dreigen te verstoren.
Wanneer we moeten slapen in een lawaaierige
omgeving, dan lukt ons dat in den aanvang niet:
maar na een poosje wennen we er aan: we hooren
eenvoudigweg geen trams, auto's, treinen meer, we
slapen er dwars doorheen. We bewaren ons gees
telijk evenwicht: het doet ons niet meer. Dit is dus
een afstomping, die onze energie spaart voor wat
anders. Ouders kunnen dwars door alle mogelijke
„gewone" geluiden heen slapen, maar bij het min
ste of geringste geluid van een ziek kind worden
ze wakker. Dit wil zeggen dat wij. ook slapende,
ook geheel onbewust, toch „paraat" blijven, onbe
wust opmerkzaam blijven voor indrukken, waar-
bi) wij moeten ingrijpen, om verder alles langs on
zen kant te laten gaan wat ons alleen maar zou
verontrusten, maar waaraan wij toch niets kunnen
of moeten veranderen. Zoo kunnen wij leeren- ons
geestelijk evenwicht te bewaren door een doelmatig
onderscheid te maken tusschen de dingen, die wij
aanvaarden, waar wij ons rustig bij neerleggen, die
wij doodleuk (dat is: onbewogen, lauw) laten voor
wat ze zijn en tusschen de dingen die onze volle
aandacht waard zijn. omdat wij daar wat aan doen
kunnen, omdat wij daar daadwerkelijk kunnen in
grijpen.
Zoo komen wij vanzelf op dien anderen vorm van
„wennen", die niet alleen bestaat in het leeren
verdragen, maar die berust op het vormen van
nieuwe gewoonten. Iemand die pas leert fietsen
spant zich bovenmate in. met zintuigen cn
spieren: hij let op iederen lantaarnpaal, maakt
zich angstig voor iedere trottoirband, spant kramp
achtig allerlei spieren, die hij geheel niet noodig
heeft. Naarmate hij aan het fietsen went, laat hij
veel meer indrukken onopgemerkt langs zich heen
gaan, spant hij minder spieren: al het overbodige
schakelt hij uit, om zich alleen te concentreeren
op het nuttige en doelmatige. Hoe meer men aan
iets gewend raakt, hoe eenvoudiger, simpeler, soe
peler alles gaat; per slot van rekening gaat alles
haast vanzelf, autoamtisch, met minder inspanning
en toch ook weer veel beter en harmonischer.
Het vormen van goede gewoonten beteekent een
zeer belangrijke arbeidsbesparing en arbeidsverbe-
tering: het overhoord gooien van alle ballast, het
vormen van doelamtige „automatismen", die ons
het leven gemakkelijker maken.
Een mensch kan niet aan alle onaangenaamhe
den of gevaren ontkomen en dat is maar gelukkig
ook! Ontwikkeling tot een hooger peil is alleen mo
gelijk door aan veel te wennen: door vele moei
lijkheden en gevaren aan te durven, om ze onder
de knie te krijgen.
Daarom blijft het woord van Jan Ligthart (toch
voorwaar geen wildeman!) ten volle behartigings-
waard: Opvoeden is blootstellen aan gevaar!
Dr. J. M. ROMBOUTS.
(De lezers van het vorige artikel zullen bemerkt
hebben dat een drukfout het opschrift onbegrij
pelijk heeft gemaakt: het moest luiden „Aange
boren èn verkregen, aanleg èn milieu", d.wz. zoo
wel het een als het ander).
Kijken naar den brand....
PLEIDOOI VAN EEN VADER
De zes geboden voor den wielrijder, die de di
recteur van den Distributiedienst Haarlem in het
vorige nummer heeft afgekondigd, heb ik niet al
leen met pijnlijke aandacht gelezen maar ze bo
vendien aan mijn gezin voorgedragen. Ik heb het
verzocht, na het eten om de tafel geschaard te
blijven en heb door plechtige, scherp-geartïculeer-
de, ja dramatische uitbeelding den voorschriften
voor nauwkeurig onderhoud en den afwezigen kan
sen op nieuwe banden hun volle recht doen we
dervaren. Want in mijn geval ontbreken die kan
sen totaal; wij wonen allen op minder dan 5 K.M.
afstand van kantoor resp. school. Bijzonderen na
druk heb ik gelegd op het waken tegen diefstal.
„Wordt je fiets gestolen", heb ik tot mijn jongsten
zoon gezegd, „dan zul jij verder moeten loopen. En
fietsen worden nu nog heel wat vlotter gestolen
dan anders".
„Kunnen wij niet verhuizen?" vroeg hij. „Meer
dan vijf kilometer van school gaan wonen?"
Ik weet niet of verhuizers op deze uitwerking
van hel banden-afstands-minimum hopen, maar in
mijn geval hebben ze geen kans. En dit heb ik mijn
jongsten zoon niet alleen verzekerd, maar hem
bovendien pogen te verklaren. Ik heb hem uitge
legd dal de verhuiskosten plus de afkoop van mijn
onbeëindigd huurcontract plus alle extra-tramgel
den bij slecht weer de uitgaven voor zijn nieuwe
banden of nieuwe fiets op die wijze zouden ver-
hoogen tot. een fantastisch bedrag. Hij toonde zich
begrijpend en verslagen tevens, maar aangezien hij
nog op een leeftijd is waarop de rekbaarheid van
vaderlijke financiën het Kind mateloos groot voor
komt, vrees ik dat nog geen diepe overtuiging bij
hem is gewekt. Vanavond laat zal ik wel weer door
den duisteren tuin moeten dolen, om te onderzoe
ken of de kinderfietsen we] in het hok zijn gezet,
achter slot en grendel.... met de kans dat mijn
schenen het tegendeel op gevoelige wijze onder
vinden door hun botsing met wielen en trappers.
Medevaders! Hoeveel beter zouden wij in onze
jeugd dergelijke geboden als die van den Directeur
van den Distributiedienst Haarlem opgevolgd heb
ben dan onze nazaten het thans doen! Wij hielden
nog van onze fietsen en verzorgden ze. Alle kleine
reparaties deden wij zelf. Wij hielden zelfs gere
geld schoonmaak! Een fiets was een kostbaar ge
schenk, dat den verjaardag van den begiftigde tot
een buitengewoon feest maakte. Hij had geen aan
sporing noodig om dat juweel te onderhouden. Het
werd vertroeteld. Het werd gepoetst dat het blonk
en als er toen Directeuren van Distributiediensten
waren geweest, hadden zij zich nooit tot de bevol
king behoeven te richten met aansporingen als
deze: „Laat de velgranden niet roesten: roest vreet
de banden aan! (tweede gebod). Laat uw rijwiel
niet in weer en wind staan (vijfde gebod) en zeker
ook niet met: Rijdt niet op een aanloopenden band
(zesde gebod).
De fiets was toen nog in eere. Nu. ondanks alls
lofzangen die afgestoken worden, schijnt alleen de
fietser in eere te wezen. Zijn trouw vervoermiddel
wordt veelal slecht of heelemaal niet onderhouden.
Het wordt vaak neergegooid inplaats van neergezet.
En er wordt niettemin van gevergd dat het onder
alle omstandigheden tot allen dienst bereid en in
volmaakte orde ismet inbegrip van banden,
remmen en lantaarns. En dat het dan nog uit zich
zelf weigert, gestolen te worden bovendien!
Dit alles is zeer onredelijk en in deze omstandig
heden nog dom ook. Degenen die straks zullen moe
ten wandelen zullen dat te laat gaan beseffen, als
zij mei lange gezichten hun traagheid en ver
moeienissen per beenenwagen ondervinden. Er zijn
trouwens zulke menschen al, want de Directeur
schrijft somber: „Dat het met de distributie van
rijwielbanden biltere ernst is. heeft menigeen tot
zijn ongenoegen reeds moeten ondervinden".
Ik juich zijn geboden toe. En ik vul ze hier aan
met een beroep op het jonge geslacht, dit nieuwe
toewijding aan ons aller trouwen vriend, ons na
tionale vervoermiddel, de Fiets, bezwerend. Zij
verdient het! Zij heeft er toe bijgedragen den Ne-
derlandschen naam wijd en zijd in de wereld te
verbreiden, want nauwelijks minder dan door onze
molens en onze kazen, door onze nolders en onze
dijken zijn wij door onze fiets vermaard. Zij
dient ons volk trouw, al meer dan een halve eeuw
lang. Zij waarborgt in tijden als deze ons vervoer,
een deel van onzen arbeid en onze ontspanning,
met inbegrip van onze vacanties. En haar banden
zijn de laatste, die verreweg de meesten van op.s
zullen bezitten zoolang er oorlog is. Verdient zij
dan geen zorg en toewijding? Niet evenveel, ja
meer nog dan dertig of veertig jaar geleden?
Vertroetel en bescherm uw fiets!