Jiunst De Oude Vestingstad. 3 Goochel orgaan. Eigenaardigheden in Haarlem en Omgeving „Distributiegeruchten" tegengesproken. WOENSDAG 21 MEI 1941' HAA'RLEM'S D A G B E A D 3 O Het is zoo ongeveer een eeuw geleden dat de oude vestingstad Haarlem zich van haar gordel van wallen cn poorten begon te bevrijden. Het was natuurlijk noodig, want zij zat er in beklemd en die versterkingen waren bovendien verouderd en voor hun oorspronkelijk doel overbodig geworden. Wie de oude prenten van de stad kent wordt ove rigens niet alleen bevangen door den onvervulba- ren wensch, dat hij dat schilderachtige oude stadje nog eens zou kunnen zien, maar betreurt het ook dat het stadsbestuur van dien tijd niet wat meer eerbied voor het oude heeft betoond. Het had bij voorbeeld meer poorten kunnen sparen dan alleen de Amsterdamsche, zonder zijn streven naar be vrijding uit de klemmende vestingwerken daar mee te remmen. Blijkbaar was het evenwel, behalve weinig kunstzinnig en ongevoelig voor oudheden, nogal arm aan verbeeldingskracht en overigens vastbesloten, de zaak op de goedkoopste manier af te doen. Het sloopte met kracht. En nadat het de stad had opengelegd kwam het spoedig tot de ont dekking dat het hierbij niet blijven kon, want dat er gebrek aan breede straten was. Het heele stra tenplan van zoo'n oud vestingstadje was immers berekend op nauwe poorten en smalle toegangs- bruggen. Het sloot daarop aan, het baseerde zich op deze maten. Straten en kaden langs grachten wer den ook in dien tijd al te smal voor het verkeer, Dus ging men, alweer den goedkoopsten weg be wandelend en kennelijk afkeerig van dure onteige ningen, die voor verbreeding van hoofdstraten noo dig zouden zijn geweest, tot demping van een heele reeks grachten over. Had men toen maar den moed gehad om tot de verbreeding van de hoofd straten te besluiten, zooals omstreeks dienzelfden tijd Napoleon Ill's prefect van de Seine, baron Haussmann, in Parijs ging doen, hetgeen daar tot den aanleg van de groote boulevards en de slooping van de nauwe „faubourgs" leidde! Maar in het kleine Hollandsche stadje leefden natuurlijk geen wereldsteedsche opvattingen. En bovendien werden Napoleon III en Haussmann niet in hoofdzaak ge dreven door idealen van moderne stadsontwikke ling, maar door bezorgdheid voor het lot van het keizerlijke régime. Want Fransche revoluties en die waren er toen „in serie" geweest in minder dan een eeuw tijds hadden telkens weer hun oorsprong in de nauwe faubourgs gevonden, waar in men snel barricaden opwierp en waarin het kwaad strijden was voor de diverse regeerïngstroe- pen. Men wilde die gevaarlijke wespennesten voor goed opruimen. In het vredige, droomerige Hol landsche stadje golden zulke overwegingen niet. Intussehen ging men met de demping van grach ten krachtig genoeg te werk. Toen het besluit een maal genomen was werd de zaak dan ook niet op kleine schaal aangepakt. Van optreden wist men in 1861 wel! Binnen twee jaar werden de Oude Gracht, Kraaienhorstengracht (nu Nassaulaan), Raam' gracht, Voldersgraoht, Zijdgracht, Achter Nieuwe Gracht (nu Parklaan), Raaks en Beek gedempt en er ontstond in de kleine stad een heel complex van breede nieuwe straten wier breedte buiten verhou ding was tot de hoogte van de huizen.en dat helaas nu, na tachtig jaar, in de meeste gevallen nog is. Gedeelten van de Oude Gracht en de Nas saulaan zijn meer aanvaardbaar geworden door hoogere nieuwe bebouwing, Raamgracht en Vol dersgraoht, die altijd erg achteraf gelegen hébben en nooit druk verkeer gekend, worden eenigszins gered" door hun mooie beplanting, maar eigenlijk alleen de Raaks, tientallen jaren lang een van Haar lem's leelijleste straten, is door nieuwe bebouwing tot betere verhoudingen gegroeid. Ik vrees dat de wanverhoudingen van het overige de ontwikkeling tot winkelstraten en drukke verkeerswegen na de zestiger jaren belet hebben. Men kiest, als men een anderen weg kan nemen, bij voorkeur niet een straat die door zulle uiterlijk een indruk van kille leegte maakt en bij storm en regen dan ook wer kelijk meer er aan blootgesteld is dan andere. Het was opvallend dat indertijd, toen het dispuut over demping van de Bakenessergraeht ontstond, de tegenstnaders dan ook vooral het bezwaar van de verhouding-looze breede straat, die ontstaan zou, deden gelden. Men had er ervaring mee opgedaan. Na de demping der grachten gebeurde er tachtig jaar geleden nog meer. Men besloot tot nieuwen aanleg en Kenaupark, Parklaan, Ripperdapark en Kennemerplein ontstonden in dien tijd. Het was dus wel een belangrijke periode voor Haarlem: het I stadsbeeld werd ingrijpend en op groote schaal ge wijzigd. Maar nu, na al die jaren, zijn wij nog niet van I de tekortkomingen van de oude vestingstad bevrijd. Wij hebben nog steeds winkelstraten tevens hoofdstraten, die het verkeer niet behoorlijk ver werken kunnen ondanks allerlei regelende bepa lingen en goed politietoezicht. Als de oorlog uit is zullen wij deze nadeelen opnieuw en natuurlijk in verder toenemende mate gaan ondervinden. Zoo- dat ik nog steeds geloof dat men tenslotte aan gezien verdere demping van grachten weinig zou j baten tot belangrijke straatverbreedingen onteigeningen zal moeten overgaan om aan de eischen van een snelgroeiend, groot, modern be volkingscentrum te voldoen. De toekomst zal lee- ren of deze voorspelling juist is. Ik geloof dat er evenmin aan ontkomen zal kunnen worden als aan de schepping van een behoorlijk stationsplein. R. P. De heer Louis de Bourbon tijdens zijn rede bij zijn installatie als burgemeester van Oss. (Foto Het Zuiden) (Naar ik lees hebben de goochelaars een vak orgaan gesticht.) Een vakorgaan voor goochelaars Lijkt oppervlakkig wel iets raars, Een goochelaar toch, naar ik dacht, Vindt in de eerste plaats zijn kracht Niet in hetgeen hij zegt of schrijft, Maar wat een ander duister blijft Is niet de leus op zijn gebied: Ik doe, ik doe wat jij niet ziet? En hij maakt ook zijn concurrent Toch niet zijn nieuwste trucs bekend. Maar ik moet zeggen het is waar Ik ben dan ook geen goochelaar (Hoewel het rijmen ook van mij Wel eens iets eischt als goochlarij). Er was in 't goochelaarsbestaan Behoefte aan een vakorgaan. Ik denk dat men 't geen moeite vond Te zorgen dat het blad ontstond 't Probleem dat vaak veel zorgen kost Was hier, hé presto, opgelost: ;t Lid dat men de redactie gaf Nam eventjes zijn tooverstaf Zei rustig hokus pokus pas, Waarop het vakorgaan er was. P. GASUS. tylt Bi&h, (Adv. Ingez. Med.) Veel drukte verwacht. De N. Z. H. nam maatregelen voor Hemelvaartsdag. Hemelvaartsdag is voor velen de uitgaansdag bij uitnemendheid. De N.Z.H. heeft dan ook maatregelen genomen om een groot vervoer te kunnen verwerken. Er worden als het weer althans medewerkt niet alleen veel reizigers voor de lijn Amsterdam- HaarlemZandvoort verwacht, maar ook op de lijn HaarlemLeidenDen Haag. Al het beschikbare materiaal wordt Donderdag in dienst gesteld. HAARLEMSCHE RECHTBANK. Verkeerd bezorgde chèqucs geind Een jeugdige metselaar te Heemstede had in Maart in de brievenbus van zijn ouderlijke woning een brief gevonden, die door een postbeambte ver keerd bezorgd was. Verdachte had den brief ge opend en daarin twee chèques van resp. f 50 en f 40 gevonden, die hij inde; het geld stak hij in eigen zak. Dc Officier bij de Haaidemsche Recht bank eischte veertien dagen geleden tegen hem tien maanden gevangenisstraf. Verdachte werd vanmor gen veroordeeld tot acht maanden met aftrek van de voorloopige hechtenis. Damesrijwiel ontvreemd. De 18-jarige los-werkman te Haarlem, tegen wien wegens diefstal van een damesrijwiel tien maanden gevangenisstraf was geëischt, werd ver oordeeld tot zes maanden met aftrek der voor loopige hechtenis. Zijn tante bestolen. Een 18-jarige jongen te Haarlem had gedurende drie jaar zijn tante, die bij zijn ouders inwoonde, bestolen: eens had hij zelfs een bankbiljet van f 1000 uit haar slaapkamer ontvreemd. De Officier wilde dit gestraft zien met een half jaar gevange nisstraf met aftrek van de voorloopige hechtenis. De Rechtbank veroordeelde hem tot zes maanden met aftrek der voorloopige hechtenis. Bovendien zal hij een jaar onder toezicht gesteld worden. Nog ern re«*raft Een 23-jarige matroos uit Vlaardingen had uit het Krelagehuis te Haarlem een heerenrijwiel ge stolen. waarvoor de Officier tien maanden eischte De matroos werd vanmorgen veroordeeld tot acht maanden. Diefstal van spek en worst. De Officier had vier maanden gevangenisstraf geëischt tegen een 40-jarigen slagersknecht, die van zijn patroon een hoeveelheid spek en zes worsten had gestolen. De ontrouwe knecht werd vanmorgen veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. A. van Driel 60 jaar. Heden vierde de heer A. van Driel, de bekende hoofdambtenaar te Haarlem, onder talrijke blijken van belangstelling zijn 60en verjaardag. Hij kreeg vele bloemstukken, o.a. van het personeel der ge meentelijke diensten, waarvan hij de leiding heeft. Verder bloemen en gelukwenschen van organisaties, waarvan hij bestuurslid is, o.m. van den Christ. Ambtenaarsbond. Velen kwamen hem in den loop van den morgen persoonlijk gelukwenschen. AGENDA Heden: WOENSDAG 21 MEI. Luxor Theater: „Mag dat wel Erika?". 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Frans Hals Theater: „Morgen word ik ge arresteerd", 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Palace: „Tusschen Hamburg en Haïti", 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Rembrandt Theater: „Een stem uit den aether" 2.30, 6.30 en 8.45 uur. Frans Hals Museum: Tentoonstelling van werken van leden van „Kunst Zij Ons Doel", 104 uur. DONDERDAG 22 MEI. Luxor Theater: „Mag dat wel Erika?", 1.30, 3.45, 6.30 en 8.45 uur. Frans Mals Theater: „Morgen word ik ge arresteerd", 2, 4.15, 6.30 en 8-45 uur. Palace: „Tusschen Hamburg en Haïti", 1.30, 3.45, 6.30 en 8.45 uur. Rembrandt Theater: „Een stem uit den aether 1.30, 3.45, 6.30 en 8.45 uur. Frans Hals Museum: Tentoonstelling van werken van leden van „Kunst Zij Ons Doel", 104 uur. VRIJDAG 23 MEI. Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en des avonds. Frans Hals Museum: Tentoonstelling van werken van leden van „Kunst Zij Ons Doel", 10—4 uur. DE KENNEMER- OF NIEUWPOORT. (Naar een oude teekening in het Gemeente-archief). Een herinnering aan de Ken nemerpoort. De Kennemerpoort die de oude vestingstad aan het Noorden afsloot was niet zoo oud als de andere Haarlemsche poorten. Tijdens het beleg in den 80-jarigen oorlog stonden de poorten aan den Noordkant op de hoogte van de Korte Jansstraat- Ridderstraat-Nassaustraat. In het begin der zeven tiende eeuw is de bevolking uitgebreid en was het noodig de vesting te vergrooten. Omstreeks het jaar 1698 werden de Schoter- en Kloppersingel ge graven en werd ook de Kennemerpoort gebouwd. De inwoners noemden haar meestal de Nieuw- poort, in onderscheiding van de andere poorten die veel ouder waren. Aan den bouwtrant was ook zeer goed te zien dat de Kennemerpoort van lateren tijd was. Tot 1866 heeft de Kennemerpoort dienst gedaan. Toen had de vesting haar beteekenis verloren en brak Haarlem uit haar knellend keurslijf van ves tingmuren en poorten. Maar niet alles van de Kennemerpoort is verloren gegaan. Het mooie frontispice is namelijk gebruikt bij den bouw van de school in de Wilhelminastraat. Het zit daar evenwel vrij hoog, zoodat het niet erg opvalt. Bovendien gaat het in den zomer schuil achter het bladerdak der boomen. Opmerkelijk is, dat ons gebleken is dat vele Haarlemmers die op de schoolbanken in de Wilhel minastraat gezeten hebben niet wisten welke her innering er aan het frontispice van hun schoolge bouw verbonden is. Als het gebouw nog als school in gebruik was, zou ik den onderwijzers aangera den hebben het eens aan de kinderen te vertellen. Het is de vraag of het frontispice nog wel lang in het gebouw in de Wilhelminastraat zal zitten. Voor school wordt het niet meer gebruikt, daar het voor onderwijsdoeleinden te oud geworden is. Reeds eenige plannen hebben bestaan om het voor den een of den anderen dienst te verbouwen, maar daarmee vlot het niet. Het zou ons dan ook niet verwonderen als het ter zijner tijd zou worden af gebroken om plaats tc maken voor een nieuw ge bouw. in Haarlem en daarbuiten. DE 51e VOORJAARSTENTOON STELLING VAN SINT LUCAS. Wanneer men op deze tentoonstelling in Amster dams gemeente-museum naar karakteristieke en tevens welgevormde uitingen zoekt, zullen allicht enkele stillevens in de eerste plaats de herinne ring wakker roepen. We denken daarbij aan die kleine scherp geschilderde fruitstukjes met kersen en bessen van den Haagschen Hongaar Laszlo. H. Vandzsura, zonderling aantrekkelijke dingskes, waarin een haast middeneeuwsche geest zich in een op de kunst van gisteren afgestemde omgeving ver toont en misschien juist daardoor de aandacht trekt. Of aan Dittlinger's evenzeer hier uit den toon val lende kleine werken waarvan vooral dat met het stuk Rocquefort ons bijbleef die, hoewel zijn kunst ons bekender is, toch altijd weer aantrekt door zijn aparte en eerlijk volgehouden opvatting. Het is die van een droomziek realist en zij ver toont vaak. bij een haast gewild-lijkende zwak heid in de teekening, uiterst verfijnde stukjes kleur. Dat schilderijtje met de Fransche kaas is echter zoowel fijn van kleur als stevig van bouw. Hoezeer wijken deze stillevens af van die van een Jan Bo- gaerts, die, kundig geschilderd en met voor ieder toegankelijken smaak opgesteld, altijd een broeder kring van bewonderaars bereiken, zonder daarom meer karakter te bezitten. En overigens regeeren hier weer de stillevens met appels, met een kruik je. met bloemen, met fleschjes enz., zonder van al die zaken iets anders te vertellen dan dat het ge schikte studie-objecten voor den schilder zijn. De Haarlemmer Van der Colk zoekt in wat hij met „Winterprovisie" betitelde wel naar iets meer: er is in het droefgeestige van de kleur iets van de innerlijke bewogenheid van den schilder overge bracht. Wanneer hij dat zou overdrijven kan hij allicht te litterair, te ethisch worden, waartoe hij neiging heeft maar hetgeen niet de roeping van de schilderkunst is. Serieus werker is hij zeker. De eenige andere Haarlemmer hier aanwezig, Corn. Bantzinger trekt met de Vrouw met kanten sluier van een expositie hier ter stede bekend wel de aandacht van den bezoeker. Een enkel werk in die manier doet beter zijn dienst dan een groep er van, waarbij men teveel aan een handigheidje kan gaan denken. Er zijn eenige portretten geëxposeerd die men onthouden wil. Dat van den heer Knap. door Lizzy Ansingh is. voor haar doen nog al gewoontjes en minder tintelend van makelij dan zij gemeenlijk is. Mevrouw De Balbian Verster heeft imposante knie stukken geschilderd van den wethouder Rustige en van den schilder-etser Everbag. Het laatste is wel heel goed en in Everbag's eigen mentaliteit, grafisch en scherp, overgebracht. Bart Peizel en Rueter, met damesportretten, verrassen niet en blijven zichzelf gelijk. Ónder den naam van Georg Rueter vind ik in den catalogus dien van nog een mij onbekenden Maarlemmer. Georg Ruyter, een naamsovereen- komst die mettertijd last kan geven. Op de exposi tie zelve is het werk van dien stadgenoot ons blijk baar niet opgevallen. Een mooi portretje, denkelijk wel van lang geleden, zond Garf in, wiens Stilleven hierboven ook genoemd had mogen worden als kundige, beschaafde kunst. Dat geldt ook voor den Leidenaar L. Verkoren, die van een schoolsch ge geven een fijnkleurig ding wist te brouwen. Het echtpaar Homberg-Hannema en een artist als Van Zeegen staan met hun productie wel heel ver af van een landschapschilder als Scherrewitz. de laatste een zeer kundig romantisch realisrt. uit de oude Haagsche school, de anderen fantastische geesten uit een volgend tijdperk der kunst, waar in abstracties en omvorming der dingen de belang stelling in de zichtbare dingen van de natuur meer op den achtergrond brachten. 'Het valt den meesten kijkers naar kunst wel moeilijk tot de erkenning te komen, dat de schoon heid in zoo uiteenloopende uitingen gelijkelijk ge vonden kan worden. Daarvoor is een dieper in zicht noodig, dan het zich verschansen achter eigen voorkeur en smaakbevrediging. Doch tegelijkertijd verklaart het de onrust en onzekerheid waarmee groote exposities in dezen tijd den bezoeker belas ten. Schifting en sdieiding zal de eenige remedie blijken tegen het verloopen der algemeene belang stelling. Maar daarvan zal vooreerst nog wel geen sprake kunnen zijn. De vorige week heeft twee menschen, die in die algemeene belangstelling voor beeldende kunst in ons land gedurende de laatste veertig jaar rich- ting-gevenden arbeid hebben verricht op toevallige wijze ter sprake gebracht. Dinsdag werd de criticus Albert Plasschaert op het Rijswijksche kerkhof be graven: Zaterdag mocht H. P. Bremmer, die an dere beoefenaar der practische schoonheidskennis, wiens invloed nog dieper doordrong, zijn zeven tigste levensjaar voleinden. Twee eminente figuren die, ieder op eigen wijze, de schoonheid zochten en brachten tot hun publiek. Plasschaert, slechts drie jaar jonger dan Bremmer, met wien hij in den aanvang omgang had, was een rijkbegaafde, scherpe geest, die aanvankelijk in Delft en later in de rechten gestudeerd had, doch dat alles in den steek liet om zich geheel aan lit teratuur en kunst te geven. Hij had een scherpen blik op kunstwerken cn had zich een stijl van schrijven eigen gemaakt, die, gemaniereerd mis schien, kort en fel zijn inzicht openbaarde. Frag mentarisch en vol verrassing was zijn arbeid, maar altijd boeiend. Hij is zonder tweijfel de beste kunst verslaggever van zijn tijd geweest, maar bepaalde karaktereigenschappen brachten hem telkens in moeilijkheden en voor de uitvoerigheid, die voor een algemeen dagblad gewenscht is, had hij niets dan hartgrondigen afkeer. Hij heeft een aantal zeer mooie gedichten geschreven en voor een enkel tijd schrift ook wel artikelen van grooter omvang, doch bleef door alles heen de in Holland zeldzame fi guur van de litteraire dandy, met een zeldzame minachting voor al wat naar zijn inzicht waardeloos was. En dat was tamelijk veel. Practisch heeft hij met zijn dictionnaire der Hollandsche schilders van de 19e en 20e eeuw (Wereldbibliotheek) velen aan zich verplicht, ondanks het gezochte en fragmen tarische dat ook dien arbeid aankleeft. Hij was een kind van zijn jeugdjaren gebleven, opgevoed in het enthousiasme voor Baudelaire en in Holland, in den rijken tijd dat Toorop en Van Gogh ontdekt en verdedigd moesten worden, levend tusschen de kunstenaars die, in de negentiger jaren, aan het kunstleven hier nieuwe rijke impulsen gaven. In Plasschaert overheersohte zijn kunstenaarschap het evenzeer aanwezige critisch gevoel. De heer Bremmer die ondanks zijn zeventig ja ren nog in volle activiteit bezig blijft, heeft door de continuïteit van zijn werken: zijn lessen, lezingen en geschriften veel omvattender invloed uitge oefend dan Plasschaert. Van huis uit als kunst schilder begonnen, heeft Bremmer zich geheel en al op de practische wetenschap van het kunstbe grip geworpen en met zijn onfeilbaar geheugen en wonderlijk uitgebreide autodidactische studies op 't gebied van letteren en wijsbegeerte zich een vrij wel unieke positie in ons land veroverd. Beiden kenden bewonderaars en tegenstanders en Plas schaert zelf heeft zelfs eens van Bremmer als van een Remmer der Schoonheid duiven schrijven: niet alleen onaardig, maar onjuist bovendien. Want gansche volksstammen zijn door Bremmer's fana tieke voorlichting tot het wezen der kunst nader gebracht, een arbeid waarvan hij zich in meer dan veertig jaar door niets heeft laten afleiden, waar van honderden genoten hebben en waarvoor zij hem dankbaar zijn. J. H. DE BOIS. HET SCHOOLGEBOUW IN DE WILHELMINA STRAAT. (Foto de Haas). De jonge vossen, die dezer dagen in de omgeving van Ede werden gevangen, worden nu „met de flesch"grootgebracht. Van belangstellende zijde kregen de verzorgers een speen, waarvan de nuns een dankbaar gebruik maken. (Foto Pax Holland), Groenten en zout niet „op den bon' en textielkaart tot laatste punten geldig. 's GRAVENHAGE, 20 Mei (V.P.B.) De distributie heeft het de laatste weken hard te verduren gehad: er is een ware lawine van booze geruchten uitgestort over de minst populaire van "alle oorlogsmaatregelen. Slechts weinige lezers zullen niets vernomen hebben van al die onrustbarende nieuwtjes „uit de beste bron"; „de textielkaarten zouden ongeldig verklaard worden, de groente kwam op den bon en het zout werd onbruikbaar gemaakt voor conserveeringsdoel- einden...." Een redacteur van de V.P.B. heeft over deze geruchten, die reeds eerder ernstige gevolgen ge had hebben, een onderhoud gehad met den direc teur van het Centraal Distributiekantoor, den heer S. de IIoo, die gelukkig in de gelegenheid was, deze geruchten met den grootsten nadruk tegen te spreken en eenige hoopvolle en geruststellende verklaringen over de distributie af te leggen. „De distributie is in de afgeloopen week meer dan ooit het slachtoffer geweest van booze ge ruchten", antwoordde de directeur van het Centraal distributiekantoor, de heer S. de Hoo, op ons ver zoek om een verklaring inzake een aantal praatjes over nieuwe distributiemaatregelen, die wil men de lieden, die het zoo goed weten, gelooven in de pen zouden zijn. „Hopelijk zijn de woorden van dr. Fischböck niet voor doovemans ooren gespro ken. Men moet er zich eindelijk van bewust wor den, dat hamsteren en sluikhandel ernstige moreele gevaren voor ons volk opleveren". „Kunt u iets zeggen van de volgende drie ge ruchten, welke den laalsten tijd zoo bijzonder hard nekkig de ronde hebben gedaan: a. de groente zou op den bon komen; b. er zouden maatregelen in voorbereiding zijn om het zout „blauw te maken", opdat het niet meer te gebruiken zou zijn voor het inleggen van be paalde levensmiddelen; c. dc textielkaart zou geheel of gedeeltelijk on geldig verklaard worden?" „Ik kan alle drie beweringen met den meesten nadruk categorisch tegenspreken", aldus de heer de Hoo, in antwoord op onze vraag. „Het is volslagen nonsens". „Wat de groente betreft: er is zelfs niet over gesproken om deze te gaan distribueeren, noch door Duitsche, noch door Nederlandsche instanties. Onze productie is trouwens gelukkig groot genoeg om ons volk te voorzien, ongeacht de export Zelfs al zou men nu plotseling in verhoogde mate gaan hamsteren door het inmaken van meer groenten dan gewoonlijk, dan wordt de voorziening nog niet in gevaar gebracht Wat men nu eigenlijk precies bedoelt met het blauw maker, van het zout. waar door het dan niet meer te gebruiken zou zijn voor het inleggen, is mij eigenlijk niet eens heelemaal duidelijk. Maar in ieder geval is dit gerucht nog van tamelijk onschuldigen aard, want het hamste ren van zout levert practisch geen enkel gevaar op. Er is meer dan genoeg zout en er komt regel matig meer dan genoeg bij. Wat tenslotte het ongeldig verklaren van de textielkaarten betreft: dit gerucht was van heel wat kwaadaardiger aard, maar gelukkig hebben de feiten al uitgewezen, dat bet volslagen dwaasheid was. De directeur van het rijksbureau voor de distri butie van textielproducten door den handel heeft naar aanleiding van deze dwaze praatjes dan ook nog eens uitdrukkelijk bevestigd, dat bij de laatste inventarisatie is gebleken, dat de voorraad textiel producten groot genoeg is om de heele textiel kaart tot de laatste punten toe te gebruiken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1941 | | pagina 5