egen.
e Telefoonjuffrouw.
LANGS DE STRAAT.
HO£S7~
VERKOUDHEID.
BRONCHITIS
GmmmzmsomxBmm,
Puntdicht
TOBIAS
Op 't nippertje J
INCASSO BANK N.V.
ALLE BANKZAKEN
Puzzlerubriek
Laat uw huizen
beheeren door
Xeak JJi.
AGENDA
ARL. DAGBLAD, Zaterdag 1 Nov. 1941
e man op de fiets ziet er stoer uit. Glad en
imend verpakt in zijn gele regenjas, zwaar gebo-
over zijn stuur, jaagt hij met krachtige, gelijk-
ige pedaaltrappen zijn fiets en zichzelf tegen den
en wind en den in zijn gezicht slaanden regen, af
toe vermengd met sneeuw en hagel, in Er staat
oude juffrouw achter een raam in haar warme
ier, die hem met bewondering nakijkt. Zij heeft
t tegen haar dienstmeisje gezegd: „Guttegut wat
weer; ik zou d'r niet uit durven". Én het dienst-
sje heeft geantwoord: „Nee, juffrouw, nèt niet",
zit een gezette dame op een fiets, met een kind
terop dat heelemaal ineengekrompen is in een
izend regenjasje-met-puntmuts, die moeizaam te-
storm en regen inslingert en die denkt, als de
>re wielrijder haar inhaalt en voorbijsnelt: „Wat
iet toch heerlijk als je zoo sterk bent; ik heb een
oei of ik het nooit haal; ik krijg kramp in mijn
erkuit; straks moet ik afstappen en dan kom ik
aat en wat zou Henkie thuis voor kattekwaad uit-
n". Er is een fietsjongen, ten onrechte loopjon-
genoemd, van een gerenommeerde firma; die
kt met trage, onregelmatige trappen en hevig-
iegende schouders voort op zijn zware bakfiets,
aden met de waar van zijn patroon. En als de
re fietser ook hem voorbijsuist denkt hij ja-
rsch: „Die heeft het maar makkelijk; ik zou hem
eens willen racen als ik op zoo'n fiets zat; die
leer Is gauw thuis in z'n mooie kamer bij zijn
me kachel en ik moet nou nog heelemaal op dit
rotding naar Aerdenhout en dan naar de Leid-
ivaart, waar het zoo gemeen zal stormen en mis-
en krijg ik straks nog op m'n kop van den
keichef omdat ik te laat ben". Ook tobt een oude
met moeite zijn parapluie tegen den wind in
[klemmend, met onzekere passen huiswaarts,
herinnert zich de bronchitis die hem verleden
ter na een wandeling, waarop net zulk weer hem
rvallen had, verraderlijk aangreep. En hoe hij
maand moest thuisblijven en zoo hoestte en de
ter bedenkelijk zijn hoofd schudde en hem meer
rzichtigheid aanried. „Zou ik dezen winter nog
rkomen?" vraagt hij zich angstig af en het ont-
■an den stoeren fletser, die hem voorbijstormt
het water uit een modderplas tegen hem op doet
tten brengt hem tot de gedachte: „Daar gaat de
ezorgde jeugd; die vecht voor haar plezier tegen
wind: wat een gelukkig mensch ben je dan toch;
was ik indertijd ook en nou ben ik zoo'n oude
mper die bang is voor bronchitis",
ie sterke jonge man snelt verder, zonder op- of
»len en heeft niet het flauwste vermoeden van alle
ivonderende en benijdende blikken en gedachten om
heen. Want hij vecht niet alleen met den wind
ar met de wanhoop in zijn hart en zijn gedachten
igen sneller en wilder dan storm en regen, sneeuw
hagel. Zij zeggen hem: „Nu is er geen hoop meer
jr mij: nu moet ik minstens een jaar naar een
jatorium want het is toch t.b.c,; wat zal Liesje be
nen, ze klaagde toch al zoo dat ze er niet komen
dat sanatorium zal natuurlijk heel wat kosten:
halen we het vandaan?; als de kleine jongen
ook maar niet onder de leden heeft, hij ziet er
zwakjes uit en hij lacht soms net alsof het met
janning is, alleen om mij een plezier te doen; ik
met dit bericht niet naar huis zonder dat ik een
inder plan bedacht heb om aan geld te komen,
./'misschien word ik niet eens beter, wat moeten
thuis beginnen?; hier zou ik linksaf moeten....
n, ik rijd maar liever door, niet naar huis; wie
mij willen helpen? ik ken niemand die dat doen
wat een ellende
,Daareven zag ik daar toch een jongen man fiet-
die trapte nu zoo vroolijk en onbezorgd tegen
storm op: niets dan plezier In z'n leven", zegt
)ude heer als hij rillend thuis is gekomen en zijn
jtsje bij den haard heeft gevonden.
Misschien had hij wel veel erger zorgen dan wij",
de vriendelijke oude dame. „Het is soms zoo
Iers als het lijkt, vader".
daar er zijn niet veel menschen die dat bedenken,
deren lijken het zooveel prettiger en makkelijker
hebben
Door een Abonné.
ben altijd beleefd, vriendelijk, ja zelfs aardig
..i de telefoonjuffrouw. Ook als ik haast heb en
interloeale verbindingen lang zijn uitgebleven en
nog wel eens een verkeerd nummer treffen.
mijn jeugd was ik dat niet. Ongeduld en over-
:d beheerschten mijn telefonisch gedrag. Ik werd
ad als er een verkeerd nummer kwam en boos
ik eenigen tijd hallo moest roepen tegen een
ijgend toestel. Ik zei zulke dingen als ..Juffrouw,
u toch beter op" en „U sliep toch niet?" of zelfs
_>nt u doof?". Hetgeen tot snibbige antwoorden
dde, welker goed recht ik nu erken. Want ik was
slotte haar chef niet, van wien zij natuurlijk af
toe standjes kreeg die hij haar ambtshalve kon
dienen, maar slechts abonné nummer zooveel.
1 u voor dat ieder nummer het recht had de
[rouw standjes te geven! Ongetwijfeld was ik in
tijd, in den kring der telefoonschoonen, be-
als die lastige, misschien wel die nare draak
een 1783487. Het was natuurlijk een ander num-
maar ik noem maar een onbestaanbaar, om
mand te beleedigen.
Mijn houding was zeer onverstandig en dat heb
later, ouder en daarmee wijzer wordend, begre-
en haar-dus herzien. Niet slechts uit eigenbe-
zich grondend op de overweging dat de juf-
uwen een lastig nummer denkelijk wel eens op-
telijk lang lieten wachten of het mag zooiets
rondersteld worden? wel eens expres verkeerd
rbonden. Neen, het waren ook begrip en verbeel-
(skracht die mij gunstig beïnvloedden. Ik begon
jeseffen dat telefoonjuffrouw een veel minder
ntrekkelijk beroep was dan het mijne. Een erg
ntonig beroep moest het zijn. Ik poogde mij ook
de gedachte te verplaatsen, dat iedere aangesloten
woner van een geheel land op iedere minuut van
jn arbeidsuren mij zou kunnen opbellen en zijn
haar slecht humeur of ongeduld ongestraft op
j koelen. Deze verplaatsing van de eigen persoon
de sfeer der juffrouw deed mij rillen.
Voorts zette ik mijn verbeeldingskracht in wer-
g en begon op haar stem te letten. Ik merkte op
die veelal jong en frïsch was. En welluidend. In
.n gedachten begon zich een beeld te vormen van
bijbehoorende verschijning, dat steeds liefelijker
ird. Ik zag een slank figuurtje, een zacht blozend
ïzichtje met een guitig wipneusje, een hemelsch
londje en een paar blauwe oogen van onpeilbare
ïpte. Ik zag gouden krullen waaronder één speel-
ïe, zwierende. Mijn gedachtenoog spiedde rose-
oorschijnende oorschelpjes en een paar zoo welge-
rmde blanke handjes, dat iedereen moest begrij-
dat die een andere levensbestemming hadden
het bedienen, uren achteréén, van levenlooze
chnische apparaten. Af en toe werd mijn verbeel-
"g gevoed door een kirrend lachje, soms hoorbaar
een andere telefoonjuffrouw haar iets grappigs
I erteld had net voor ik opbelde.
Zoo werd ik jaloersch op den directeur van het
lefoonkantoor: natuurlijk een gort-droge ambte-
aar aan wien zooveel schoons en bekoorlijks gan
selijk verspild moest zijn. En ik werd van hoffe-
ïen voorkomend: aardig. De avond kwam waarop
—ik was nog vrij jong mij het compliment
jtsnapte: „Juffrouw, wat ziet u er weer lief uit"
- 'aarop prompt het kirrende lachje antwoordde, ge-
olgd door: „Och meneer, hoe kunt u dat weten!".
hoor het aan uw stem, juffrouw. Die kan alleen
schoonheid en jeugd behooren". „Nou hoor, u
it er heelemaal naast. Ik ben zesenveertig";
hoorbare pret op het telefoonkantoor). „Juf
dat is onmogelijk". „Mien, ben ik niet
isenveertig?„Hoort u nu eens: mijn collega
acht dat ik al zevenenveertig was!" „Juffrouw,
weiger het te gelooven"Enzoovoorts.
Er kwam een tijd waarin ik zooveel interloeaal
ilefoneeren moest, dat de vriendschap groeide
lacht u maar. het is jaren geleden en ik bon-
is zond aan de dames Mia en Mien, ten telefoon-
k an tore. Dat was niet in Haarlem, het gebeurde in
I en andere stad. En de dag gloorde waarop ik haar
en tea aanbood in een keurige, ja aristocratische
k ingeving. Ik stelde mij bij^ aankomst voor als
P 1834 8 7 en mijn stoutste verwachtingen bleken over-
rofferi. Samen waren zij misschien zesenveertig. En
k lef allebei! Dat de krullen donker instede van goud
kleurig waren aanvaardde ik gaarne. Het was een
«eraardigste kennismaking. Het bleef ook niet bij
L icn enkele.
f Dat is alles verleden. Maar als ik nu weer merk
1st er nog zoo vaak mannen bestaan, die grimmig
k n norsch en kortaf tegen de telefoonjuffrouw zijn,
f 'au welt dat alles in mijn herinnering op. Ik ben
'ouwens, zooaïs gezegd, ook nu nog steeds beleefd,
k Eendelijk en soms zelfs aardig jegens de telefoon-
luffrouw. En ik zou dien anderen, die dit niet zijn,
«leen maar willen vragen: ..Staat u soms liever als
kolnaar, akelig, norsch, bits, onhebbelijk nummer
en telefoonkantore bekend dan als een schat van
.nummer?"
Dit laatste moet mijn reputatie zijn.
"it verbeeld ik mij tenminste. Mijn verbeeldings-
at is nog altijd levendig,
De-Maan--de stilde c;etuic;e
-rs-va
i; 3"
VAM HET CÉLUK VAM JONd,.
EN OUD
door P. v. d. HEM.
LEESBIBLIOTHEEK
van goede Boeken
Ruim 10.000 deelen
Wickevoort - Crommelinstraat 53 ziv.
Hoek AmbachtstraatHaarlem - Noord
(Adv. Ingez. Med.)
TRAMSTORING.
„Ja, d'r ls een storing in de Utrechtsche straat. D'r
is een auto tegen een tramwagen gereden en die auto
ligt nu dwars over de straat. Moet eerst opgeruimd
worden, daarom rijen wij om!" Zoo luidde de uitleg
van den conducteur van de Amsterdamsche tram, die
nu in plaats van de Utrechtsche straat, de Amst.el-
straat inreed, welk' feit door hem aan verschillende
passagiers verklaard moest worden.
Een juffrouw, zonder hoed en met verwaaide ha
ren, die zoo juist op het Rembrandtplein was inge
stapt en vlak bij den ingang had plaats genomen,
was met den staat van zaken allesbehalve ingeno
men en gaf daarvan blijk in de volgende bewoor
dingen.
„Hè, hè, eindelijk zit ik. "Heb ik me daar toch waar
achtig haast een half uur gewacht! En dat met die
wind! M'n kop is een ragebol. In een half uur geen
tram. Hoe bestaat het! Dan kun je beter met de fiets
gaan. Ben je er in vijf minuten tijd. Ik zeg nog te
gen m'n dochter: wacht je nou maar thuis op me,
want ik ben met een uurtje weer terug. Ja, ken je
denken! 't Zal nou wel twee uur worden. A 1 s ik het
haal! Zeg, conducteur, kenne jullie daar nou heele
maal niks an doen?"
„Ik kan toch niet helpen, juffrouw, dat er een
wagen tegen de tram oprijdt!" verdedigde de con
ducteur zich op verongelijkten toon.
„Nee, u natuurlijk niet, zoo bedoel ik het ook niet!"
zei de juffrouw. „Maar is t'r in dat mooie gebouw van
jullie nou niemand die hersens genoeg heeft om er
wat op te bedenken dat de dienst weer gauwer in
orde is? Vijf en twintig minuten heeft het geduurd
en nou ken je nog niet eens regelrecht doorrije! Hoe
bestaat het?"
„Ja," zei de conducteur, „zooiets geeft natuurlijk
altijd vertraging. Je ken nou eenmaal niet over een
auto heenrije
De juffrouw haalde diep adem en ging voort: „Nou
maar, ik vind dan, dat jullie dat best beter konden
regelen. Een mensch raakt er heelemaal door uit zijn
doen. Moet je op tijd op een kantoor zijn of je hebt
een afspraak. Dan kom je toch zóó 'n half uur te
laat! Hoe bestaat het! Nou zit me dochter thuis op
me te wachten, als ze d'r nog zit. Die weet natuurlijk
niet,wat 'r an de hand is. Die heb ook 'n huishouwe
met 'n paar kinderen, die ze verzorgen moet. Voor
haar is natuurlijk ook elk half uur er één. En een
kind van d'r is ziek. Nou ja: die is nou wel an de
beterende hand, die jongen ken best 'n uurtje alleen
liggen, maar je weet toch nooit wat er gebeuren ken.
Niewaar: een kind is maar 'n kind, wat u?-En nou
moet ik nog overstappen ook, zei u, hè? Moet ik er
dan hier niet uit? O ja: bij de brug rechtsom de
gracht op en dan weer op die andere lijn! 't Is wat
moois, hoor! Nou, 'k zal 't wel vinden. Goeie mor-
rege!"
De conducteur belde, de tram stopte, de juffrouw
stapte af.
Toen hief de conducteur, die al lang de hoop op
gegeven had den woordenvloed van de ontevreden
passagier te stuiten de oogen ten hemel, belde af en
zei op zijn beurt uit den grond van zijn hart: „Hoe be
staat het!"
J. C. E.
waarbij slijm op de borst
vast zit, zal Abdijsiroop
de slijm doen loskomen en
borst en keel verzachten,
terwijl de hoest verdwijnt.
Vanouds beproefd bij hoest,
griep, bronchitis, asthma-
AKKER'S
(Adv. Ingez. Med.)
Of u ook iets droogs moogt vinden
In het nieuw textielbericht,
Wees op 't punt der punten vrinden
Wel terdege ingelicht.
Weder is dit pleit bezegeld,
Een nieuw kaartspel vangt weer aan,
In de puntjes is geregeld,
Hoe het op dit punt zal gaan.
Puntig staat het neergeschreven
Hoe en wat u krijgen kunt,
Als geen punt meer is gebleven
Is 't in ander opzicht: punt!
Wie graag, zooals 't pleegt te heeteru
In de puntjes is gekleed,
Krijgt te passen en te meten,
Want hij heeft het niet te breed.
Men moet voor de noodzaak buigen
Ook op het textielgebied,
Wou je er een punt aan zuigen,
Zelfs dat lukte je nog niet
Of u ook iets droogs moogt vinden
In het nieuw textielbericht,
Wees op 't punt der punten, vrinden,
Wel nauwkeurig ingelicht.
P. GASUS
IVONNE GEORGI MET HAAR BALLET OP
REIS.
's-GRAVENHAGE, 31 October. ,Op uitnoo-
diging van den Rijkscommissaris zal Ivonne
Georgi met haar ballet een reis van tien dagen
maken door Duitschland, nadat de leiding van
den Stadsschouwburg te Amsterdam haar toestem
ming had verleend. Van 31 October tot 8 Novem
ber zullen gastvoorstellingen gegeven worden o.a.
te Kassei, Frankfurt, Giessen, Darmstadt, Worms
en Marburg. (A.N.P.)
J. VAN SCHOONHOVEN
ACCOUNTANT en BELASTINGADVISEUR
RECHTHUISSTRAAT 17
TELEF. 22792 HAARLEM
(Adv. Ingez. Med.)
Hef wonder van den vogeltrek
Het najaar met de najaarsstormen en ander onge
rief is weer gekomen, maar met dat al breekt er toch
weer een zeer interessante tijd aan: het najaar is ook
de tijd, dat de hier vertoevende vogels weer naar
milder oorden vertrekken dan hier op deze breedte.
Als de toppen der boomen als hoepels buigen onder
het geweld van den aanhuilenden Noordwester en de
avond naargeestig valt met wat vuilroode wester-
horizonstrepen en het is October,... dan kunnen we
met niet al te veel moeite op een eenzame avond
wandeling het helle „srii" van de naar het Zuiden af
zakkende koperwieken hooren en overdag kunnen we
deze ridders in hun vrij simpele pakjes van grijs roest
bruin en de gespikkelde borst, a la zanglijster in de
duinen en struweelen van den binnenduinrand waar
nemen. Bij de koperwieken hoort het herfsttableau
van de fel-oranje duindoorns, vuurroode berberis-
vruchtjes en diepzwarte ligusterbessen. Een schilde
rij om nooit te vergeten. De koperwiek is, evenals zijn
soortgenoot, de kramsvogel, een gast uit het semi-
arctische gebied rond de 55e breedtegraad, het gebied
van den koelen Poolzomer. Hij dwaalt, des zomers wat
lager af en komt dan naar Holland en wil ook Zuid-
België wel eens met een bezoek vereeren. In Duitsch
land is hij broedvogel en ook Nederland heeft het ge
noegen van een enkel broedgeval eens mogen smaken.
De rijpende vruchtjes van egelantier, vlier en duin
doorn maken h§t voedsel uit van dezen sinjeur en
als een licht vorstje over de bessen gegaan is, wil hij
ook wel eens een enkelen keer tot openbare dronken
schap veryallen, want na de vorst voltrekt zich in de
bessen een chemisch proces met als gevolg, dat hier
in een kleine hoeveelheid alcohol verzameld wordt,
dat de vruchtenetende vogels het hoofd op hol brengt
en ze tuimelend door de takken doet rollen.
Dit is een enkele vogel. Maar hoevele trekken er
niet eiken nacht langs den helderen of niet helderen
najaarshemel en hoevele trekken er niet overdag!
Wolken spreeuwen vliegen pijlsnel over het lange
land, scheren over duinen en stranden en vallen neer
in rietvelden en lage bosschen. Wiekend hangt de vroeg
terugkeerende aschgrauwe kiekendief een oogenblik
boven de zwerm tot er zich enkele met nerveus ge
fladder losmaken van de hoofdmacht en er een in
handen van den grauwen wiekelaar valt. Aankomen
de sperwers en terugkeerende torenvalkjes heffen tol
van pittige troepjes witspiegelige vinken en kepen,
veeren stuiven weg onder de duistere boschaanplan-
ten van het Zwarteveld: de vraatrest van den tenge-
ren mannetjessperwer, die hier al sedert onheuglijke
tijden zijn weidplaats heeft en onschuldig gakkerend
in de uitgerafelde top van de zeeden zit te kijken.
Langs raadselachtige wegen voltrekt zich elk voor-
en elk najaar weer de vogeltrek. Is het ooit wel eens
anders geweest? „Ja", zeggen de tegenwoordige orni
tholoog-biologen. „Eens was er een tijd, dat de vogels
en ook véle andere diersoorten (bisons, rendieren,
sprinkhanen, lemminge en walvisschen) door voedsel
gebrek genoopt werden andere rivieren op te zoeken
of andere zeeën als „operatiebasis" te gebruiken: de
ijstijd is de oorzaak hiervan." De gewone groote stern
maakt jaarlijks een trip van ongeveer 10.000 K.M..
namelijk van onze breedten naar het Zuidpoolgebied
en van Antarctica weer terug. De geweldige energie
wordt geleverd door rauwe visch en een hart van
nog geen tien gram. Andere soorten, zooals de kwar
tels leggen geweldige afstanden bijna geheel te voet
af en komen weer terug. Zwemmend, loopend. vlie
gend, fladderend wordt het individu door het oer-
instinct voortgedreven met reusachtige kracht en ge
weldig uithoudingsvermogen. Honderden uitgeputte
vogels zitten elk jaar tweemaal op de speciaal daar
voor ingerichte rekken van den vuurtoren de „Bran-
daris" op Terschelling. De vuurtoren doet denzelfden
dienst als een kaarsvlam bij een mot: hij oefent door
zijn helder uitstralend licht een fatale aantrekkings
kracht op de vogels uit. Bij tientallen vliegen ze zich
den kop te pletter en dikke vraatzuchtige katten vul
len zich onder de vuurtorens met de hulpeloos neer
vallende. tot het uiterste toe vermoeide slachtoffers.
Door ring-onderzoek zijn we met de routes van de
meeste soorten wel op de hoogte en ook zijn we tot.
de conclusie gekomen, dat vrijwel elke soort trekt met
als uitzonderingen hier te lande het kuifmeesje. dat
vrijwel op de plaats van geboorte tot den dood toe
blijft, de huismusch, die zijn domicilie ook met zijn
laatste rustplaats vereenigt en nog enkele, minder
bekende spicimina. In den Octobernacht spoeden zich
vele vogels naar het Zuidland vele bereiken het niet,
alleen de sterkste, meest geschikte individuen aan
schouwen de mildere streken. Duidelijk herkennen
we de diverse geluiden boven het geraas van storm
of regen uiteen enkele heesche schreeuw, en we
weten: „Daar trekt de watersnip". Wie zich toelegt
op de studie van vogelgeluiden bij nacht zal zeer zeker
hierin een bron van steeds weerkeerend genoegen
vinden en de meest natuurlijke gevoelens, die de Wes
terling bij ruwheid der elementen gewaar wordt, kun
nen paren aan de verheven gedachte, dat er primitie
ve wezens zijn, die ten volle de roepstem der Natuur
en der soort gehoorzamen en zich er op verlaten.
D.
„Winterhulp" vraagt
Om te kunnen geven
„Winterhulp" is weer aangevangen met haar inza
melingen en doet daarom opnieuw een, beroep op aller
medewerking. A.s. Maandag beginnen te Haarlem
ruim 200 collectanten met lijsten langs de huizen te
trekken om een offer te vragen.
Te Haarlem werd in de periode Kerstmis 1940Mei
1941 bijna 70.000 gulden uitgekeerd. Dit. is zoo werd
op het plaatselijk bureau voor „Winterhulp" ver
klaard veel meer dan te Haarlem is ingezameld.
Dit was mogelijk omdat de centrale leiding voor
Haarlem het ingezamelde bedrag kon aanvullen om
dat er andere gemeenten in ons land zijn waar in
verband met den welstand meer werd ontvangen
dan uitgekeerd behoefde te worden. Met die bijna
70.000 gulden zijn te Haarlem duizenden gezinnen ge
holpen. Het eene gezin kreeg eenige keeren een uit-
keering in geld, het andere kleeding, dekens, of
andere dingen die dringend noodig waren. Een amb
tenaar van „Winterhulp" zeide: „Maatschappelijk
Hulpbetoon zorgt voor de boterham, „Winter
hulp" voor het plakje kaas". Dat wil zeggen: de
arme krijgt van Maatschappelijk Hulpbetoon uit de
overheidskas een minimum uitkeering voor levens
onderhoud, maar voor een extratje, waarop ook hij
immers wel aanspraak mag maken zal „Winterhulp"
zorgen.
Maarwil „Winterhulp" kunnen helpen dan moet
er weer geld binnenkomen. Om in de vele behoeften
die er zijn te kunnen voorzien zullen opnieuw tien
duizenden guldens noodig zijn. De uitkeeringen van
„Winterhulp" zijn half Mei stop gezet, maar nu is
er weer gelegenheid om zich aan te melden voor een
steun.
De aanvragen stroomen binnen. Het zijn veelal
hartroerende smeekbeden. Nu is papier in het al
gemeen wel geduldig, maar bij het ingestelde onder
zoek blijkt in de meeste gevallen dat de aanvragers
toch niet overdreven hebben en dat er alleszins aan
leiding is om hulp te verleenen. Het is in vele ge
zinnen zoo droef gesteld, dat een enkele licht
straal in de duisternis al een verkwikking kan geven.
Bij het verleenen van steun wordt het werd voor
den zooveelsten keer nog eens met nadruk verzekerd
niet gelet óp politieke of godsdienstige overtuiging.
Waar nood is wordt, geholpen.
Gehoopt wordt dat de lijstencollecte van de volgen
de week veel zal opbrengen, want de- nood is zeer
groot, grooter dan ooit te voren. De crisis en de
oorlog hebben diepe wonden geslagen.
Het aantal collectanten dat zich voor de lijsten
collecte heeft opgegeven is feitelijk te klein. Gaarne
zag „Winterhulp" het aantal nog wat opgevoerd. Wie
zich nog beschikbaar wil stellen kan zich aanmelden
aan het bureau Ged. Oude Gracht 47.
£aC
KRUISWEG 59
HAARLEM
Jj SAFE-DEPOSIT
(Adv. Ingez. Med.)
Horizontaal:
66.
Hoeveelheid.
2.
Troefkaart.
4.
Maat.
Verticaal:
5.
Voortbrengsel der na
1.
Koningin der goden.
tuur.
2.
Volgeling.
7.
Ambtshalve.
3.
Dag met mooi weer.
8.
Voorzetsel.
5.
Kleverige stof.
9.
Metaal.
6.
Voorzetsel.
11.
Weg.
10. Stad in Amerika.
12.
Tijdperk.
15. Familielid.
13.
Weefsel.
16. Bergplaats.
14.
Holte.
17.
Rivier in Italië.
15.
Muziekteeken.
19. Zangnoot.
17.
Familielid.
20. Levenslustig.
18.
Voertuig.
21.Garnizoensplaats.
20.
Zangnoot.
23.
Schade.
22.
Voegwoord.
24
Familielid.
24.
Lied.
25.
Slot.
26.
Wandelweg.
26.
Vruchten.
30.
Vulkaan in Europa.
27.
Gewicht.
31.
Derhalve.
28
Voorkomen.
32.
Oorlogsgod.
29.
Duitsche fabrieksstad.
34.
Overschot.
32.
Koraaleiland.
36.
Oogenblik.
33.
Bestemming.
37.
Onvruchtbaar.
35.
Zwak.
39.
Wetering.
37.
Deel van een schip.
40.
Gewicht.
38.
Loop.
41.
Rijgsnoer.
40.
Stad in Afrika.
43.
Lichaamsdeel.
41.
Zoogdier.
45.
Telwoord.
42.
Bedorven.
46.
Kleedingstuk.
44.
Geraamte.
47.
Onaangenaam verblijf.
46.
Opstootje.
49.
Zonnegod.
48.
Knaagdier.
50.
Getal.
50.
Overwinning.
52.
Afsluiting.
51.
Vochtig.
54.
Kleur.
53.
Stel.
56.
Doorgang.
55.
Loot.
58.
Opdracht.
56.
Betrekking.
60.
Nauw.
57.
Rustig.
61.
Kernspreuk.
59.
Vaarwel.
63.
Gravin van Holland.
61.
Zangnoot.
64.
Godin.
62.
Niet deelbaar door
65.
Opbrengst.
twee.
Makelaar en Taxateur
NASSAUSTRAAT 14, HAARLEM, TEL. 13781
(Adv. Ingez. Med.)
Heden: 1
ZATERDAG 1 NOVEMBER.
Stadsschouwburg: Balletavond Literaire Clut^
7.30 urn-.
Concertgebouw: Boyd Bachraan en zijn orkest,
7.30 uur.
Rembrandt Theater: „Hoera.... er is een stam»
houder", 2,30 6,30 en 8,45 uur.
Palace: „De Jantjes", 2, 6.30 en 8.45 uur.
Luxor Theater: „De Postmeester", 2.30, 6.30 sa
S.45 uur.
Frans Hals Theater: „Een land zonder vrouwen",
2.30, 6.30 en 8.45 uur.
Moviac: Gevarieerd programma van 12 uur af.
ZONDAG 2 NOVEMBER
Rembrandt Theater: „Svalbard" (langs koel#
stranden), v.m. 11.30 uur.
Gemeentelijk Concertgebouw: Concert Zangkoor
„De Nachtegalen", 2 uur.
Rembrandt Theater: „Hoera.... er is een stam»
houder", 1.30, 3.45, 6.30 en S.45 uur.
Palace: „De Jantjes", 11.30, 1.30, 3.45, 6.30 en!
8.4 5 uur.
Luxor Theater: „De Postmeester", 1.30, 3.45, 6.30
en 8.45 uur.
Frans Hals Theater: „Een land zonder vrouwen",
1.30. 3.45, 6.30 en 8.45 uur.
Moviac: Gevarieerd programma van 12 uur af.
Gebouw „De Nijverheid", Jansstraat 85: Bijbel
lezing B. Slond, half drie.
MAANDAG 3 NOVEMBER.
Stadsschouwburg, Wilsonsplein: „Warenar" door
Het Nederlandsch Tooneel, 7.30 uur.
Bioscooptheaters: Voorstellingen des middags en
des avonds.
Nachtdienst Apotheken
De volgende apotheken te Haarlem zijn van dea
avondsacht tot des morgens acht uur (ook op
Zondag) geopend:
Bosch en Vaart-apotheek, Bosch en Vaartstraat
16, Tel. 13290.
I-I. Remmers en Zoon, Kruisstraat 6, Tel. 10354.
Noorder-Apotheek, Jan Gijzenkade 181, Tel.
3 8 21.
Te Heemstede is geopend:
Heemsteedsche Apotheek, Binnenweg 88, Tei.