sss
-
Het einde der Kem-Pei-Tai
De leugen der scherpe tegenstelling
mmm
Maandagmarkt
Avonturen van
ZtE8
Brief van Sumatra
Onze lnao..^-..Jcue vrienden zijn den
vreemden toestand ten minste even beu
als wij. Let wel: wij spreken over onze
vrienden en niet over het groepje profi
teurs dat voordeel heeft van chaos en
verwarring en door de groote meerderheid
hunner landgenooten evenmin als vrien
den wordt erkend als door ons. Of anders
gezegd: indien men een scheidslijn wil
trekken tusschen groepen, dan dient zij
niet gemaakt te worden tusschen Neder
landers eenerzijds en Indonesiërs aan den
anderen kant, doch tusschen de menschen
van goeden wille en de bende der bande-
loozen. Waarbij het aan geen twijfel on
derhevig is, aan welke zijde men de Indo
nesische intelligentia en den eerlijken
werker voor een zelfstandiger Indonesië
aantreft
Sinds wij hebben leeren denken in ter
men van teams en elftallen en ons onder
scheidingsvermogen werd Ingesteld op wit
te broeken en blauwe hemden, is het
moeilijk te zien dat men strijders voor
dezelfde zaak in allerlei kleuren tezamen
kan vinden. En zoo moet nu definitief
worden afgedaan met de verkeerde op
vatting, die vooral buiten Indië wordt
aangetroffen, dat de strijd in Indonesië
gaat tusschen blank en bruin. Want de
eenige strijd die wèl tusschen deze scha-
heeringen bestaat, is die van moord en
verminking van alles wat maar een beetje
blank is, ongeacht van welke nationaliteit
of landaard, door een groepje terroristen
dat in een geordende maatschappij de ge
vangenis zou bevolken. Over dézen strijd
.willen wij het verder niet hebben.
Beseft wel in welk een aller-ongelukkig-
ste pos..ie de Indonesiërs en de Nederlan
ders zich bevinden, met name op Suma
tra, waarover wij het thans speciaal heb
ben. In Medan is een Indonesisch Gouver
neur voor geheel Sumatra, die geen andere
zeggenschap heeft over zijn eiland dan de
papieren aanstelling van de Repoeblik
Indonesia. Tusschen Koeta Radja en Telok
Betong ligt een afstand als van Amster
dam tot Warschau, waar streeksgewijze de
sterkste combinatie doet wat zij wil. In
Medan zelve is een Indonesisch stadsbe
stuur, dat zonder de aanwezigheid van
Britsche troepen geen leven zou hebben.
Op de ondernemingen buiten regeert een
vaag regime van Japansche burgers met
voormalig Indonesisch kantoorpersoneel,
terwijl de arbeid practlsch stil ligt. In de
andere streken, de kleinere plaatsen en
de groote gebieden, 'waar"niets ie, is in-
derdéad niets óf handhaven de Japanners
of last van Mountbalten de orde. In de
zelfbesturen, de Sultanaten, zijn de zelf-
bestuurders uiteraard de hoogste organen
van gezag, maar zonder het Nederlandsch
bestuur is hun positie niet bepaald dui
delijk 1). En tusschen dit alles door zwer
ven allerlei groepen die naar de plaatse
lijke macht grijpen, al of niet in contact
met elders zetelende grootere combinaties.
Oe Nederlanders zitten opgeborgen in het
Poloniakamp te Medan en de Britten be
palen zich tot hot handhaven van de orde
en een neutraliteit, die bewonderenswaar
dig is.
Deze toestand zijn wij, Indonesiërs en
Nederlanders, beu. Ons beider kennis en
werkkracht verstuiven in het niets; dit
land, dat zonder export niet leven kan.
ligt lammer dan in den Japanschen tijd
en verarmt met den dag
Zij die tezamen willen komen om nog
deze minuut den arbeid te hervatten, wor
den gescheiden gehouden, alsof het vech
ters in den ring waren. En de leugen der
scherpe tegenstelling wordt kunstmatig
gevoed door afleiding van de hoofdzaak:
de urgentie om nu nan den slag te gaan,
willen land en volk niet verdere onbe
rekenbare schade lijden.
En wij noemen het de leugen der scherpe
tegenstelling door het te doen voorkomen
alsof de Nederlander de redelijkheid niet
zou erkennen van een veranderd bestuur
in deze gewesten en niet bereid zou wezen
onder nieuwe omstandigheden een oude
taak met dezelfde toewijding op te vatten.
En den Indonesiër uit te beelden alsof hij
zóó genoeg heeft van den kolonialen Hol
lander, dat hij liever te gronde zal gaan,
dan samen te werken. Zij zijn er, deze
uitersten, maar gelijk alle vleugelpartijën
gering in aantal.
de Japansche terreur restaureeren, de
rijke aarde met haar welvaart voor mil-
lioenen weer dienstbaar maken aan en in
een wereld, die door ellende geleerd moet
hebben.
De Japanners hebben een nieuwe orde
over de oude ordelijkheid gebracht en dit
kostte duizenden het leven, millioenen hun
bestaan. Thans zien wij uit naar een or
dening, waarin een ieder tot zijn recht
kome, want nogmaals: wij zijn het beu,
wij Indonesiërs en Nederlanders, om lan
ger als vijanden behandeld te worden, ter
wijl de grond onder onze voeten verdort
en verkommert.
W. Sch.
1) Toen deze brief verzonden werd,
waren de sultans op Sumatra nog niet
gearresteerd. Red.
AGENDA
Begijnhofkapel: Cembalo-avond Gertrude
Maclaine, 20 uur. Stadsschouwburg: Rood
kapje, en de Woif, Aerdenhouts Kindertoo-
neel, 14.15 uur. Ik ben zeventien jaar (Co-
media) 20 uur. Rembrandt: Ik zie, ik zie, wat
jij niet ziet (18 j.). Palace: Metropolitain (18
j Luxor: Golgotha (14 j.). Deze drie biosco
pen: 14, 16.15, 19 en 21.15 uur. Frans Hals:
Hendrik V (a. 14. 16.30. 19 en 21.15 uur.
ZONDAG 31 MAART.
„Harmonin", Janstraat 85: Wijdingsmorgen.
10.30 uur. Leger des Heils, Schagchelstraat,
Kol. J. Ra wie, 10. 15.30 en 20 uur. Stads
schouwburg: ..Comcdia Ik zie, ik zie. wat
jij niet ziet. 14 en 20 uur. Bioscopen: als Za
terdag.
MAANDAG 1 APRIL.
Gebouw st. Havo: Kookdemonstratie. 14 u.
Muziekzaal Brinkman: Kunst en Leven".
Stadsschouwburg: Tilly Sylon, 20 uur. Biosco
pen: als Zaterdag.
Hoe het begon: wat boven den grond
uitstak, moest verdwijnen. De Zand-
voortsche uitkijktoren vliegt in de lucht.
Deze Münchhausen-achtige foto's wer
den clandestien vervaardigd in 1942.
Het bijna feestelijk aandoende gewoel
op de klinkers van de Botermarkt el-
ken Maandag weer een bron van 6tille
vroolijkheid voor den wandelaar, die het
er voor over heeft, zijn schreden naar de
kleine, rommelige kramengroep te richten.
Waren er te Haarlem nog schilders als
Hals en vertellers gelijk Beets, voorwaar
er zouden kleurige lafreelen en kruidige
vertellingen op de Maandagmarkt anno
1946 gebordti worden.
Wat zegt ge van den grijsaard, die met
een ondefinieerbaar soort bastaardhond
in het zonnetje zit, bovenop een kist met
wriemelende en taterende hoenders, ter
wijl hij de menigte voorspiegelt, dat het
vuil-witte gedierte op zijn knieën een
raszuivere Samojedenhond is, recht
streeks uit Groenland geïmporteerd, zoo
waar als hijzelf uit Amsterdam komt?
Eenige schreden verder staat een ge
brilde zoon van het Oude Volk achter een
schragentafel; zijn stem is geladen met
enthousiasme en lokt een kring nieuwsgie
rigen rond zijn koopwaar. Met een touw
tje omwonden ligt er een bosje, op het
eerste gezicht zéér jeugdige asperges,
met er naast een futuristisch-bonte af
beelding van een wonder-klimplant, die
zich hoog in een knalgeel zonlicht'strekt.
Een oude, niet zeer zindelijke dame
staat met haar handen onder een oud,
niet zeer zindelijk schortje en luistert
naar den bezwerenden klimplantenver-
kooper. ,,En meheer, hoe moet ik dat nou
plantc?" is haar vraag, wanneer een vijf
tal bleeke sprietjes onder haar schort is
verdwenen in ruil voor een smoezeligen
gulden en een zinken kwartje.
De man achter de tafel wijst naar een
ordinaire bloempot, tot eenige centime
ters onder den rand gevuld met aarde.
Op die aarde liggen twee, laten we het
maar „van die aspergetjes" blijven noe
men. „Kijk es, dame, U stopt die wortel
stokkies Iwee vingers onder de grond en
dan geef u ze affetoe een beetje nattig
heid. Van de zomer heb u een manjefiek
blommetje in uws kamer."
„Maar ik wil een klimoppie in me
tuintje". „Dan stopt u het diertje twee
vingers diep in uw tuintje". „En klimt ie
dan uit zc ciges overal zoomaar tegen
op?" „Ja dame (met een knipoog tegen
een aardige juffrouw, die met een paar
schitterlichtjcs in haar oogen naar de
dialoog staat te luisteren) dan klimp'ie
uil se eiges overal tegenop."
Ik heb het fenomenale „wortelstokkie"
eens nader bekeken, maar het leek mij te
veel gevergd, dit onder-de-maatsche
regenwompje, deze onvolgroeide wande
lende tak aan mijn schaduwrijk stads
tuintje toe te vertrouwen. Bovendien bezit
ik niets, om hem tegenop te laten klim
men, want de buren hebben de schut
tingen in hun noodkachels laten verdwij
nen. Alhoewel het experiment wellicht
het kwartje waard geweest zou zijn.
J. F.
De Japansche Gestapo te Soerabaja
Aan den Pasar Besar te Soerabaja
staat een gebouw, waarin vroeger de
Raad van Justitie zetelde. In de oorlogs
dagen was het in den wijden omtrek
even berucht als bij ons het hoofdkwar
tier van den S. D. in de Kuterpesftraat
te Amsterdam. De gevreesde Kem-Pei-
tai. de Japansche geheime politie, had
er haar intrek genomen en daarmee was
het voor de talloos velen, die er binnen
werden gebracht. Nederlanders, Indo-
Europeanen, Arabieren, Chineezen en
Indonesiërs, geworden tot een voorpor
taal van den dood. Slechts zelden heeft
men iemand, die het als gevangene of
om verhoord te worden betrad, levend
teruggezien.
Wie als bewoner van Soerabaja in de
verte een lid van de Kem-Pei-tai zag
aankomen, herkenbaar aan zijn witte
laarzen, den witten band mei roode let-
terteekens om zijn linkerarm en het
kromme Samoerai-zwaard aan zijn
gordel, liep een straatje om. Niemand
die het riskeeren wilde, ten offer te
vallen aan de arrestatiewoede van deze
bloedhonden, die gewoon waren, wan
neer zij een complot roken, willekeurig
personen op te pakken en aan den Pasar
Besar aan een derde graads-folterver-
hoor te onderwerpen. Met typisch Azia
tische wreedheid gingen zij hierbij te
werk: het slachtoffer werd op een
bankje gezet en om zijn polsen werd
een touw geslagen, dat over een katrol
in het plafond hing. Het bankje werd
weggehaald en een Japanner trok lang
zaam aan het touw, waarbij den ge
hangene in snel tempo vragen werden
gesteld. Op ieder antwoord was onver
anderlijk de repliek: „Je liegt", gepaard
met een slag in het gezicht. Een andere
methode was de z.g „waterdoop", waar
bij het slachtoffer vol water werd ge
pompt, en vervolgens een trap in zijn
maag kreeg, welke behandeling net
zoolang werd herhaald tot de beulen
genoeg waren ingelicht. Deze inlich
tingen waren meestal van zeer twijfel-
achtigen aard. als gevolg van het
'systeem om naar willekeur personen
een „verhoor" af te nemen. Vrijwel
iedere gemartelde sprak tenslotte,
noernde namen. Daarop werden nieuwe
arrestaties verricht en nieuwe verhoo-
ren afgenomen, waarbij weer allerlei
namen werden genoemd. Een soort
sneeuwbal-systeem dus, dat den Jap
uiteraard weinig positieve resultaten
opleverde, een sadistisch gokspel met
onschuldigen.
Aan het hoofd van de Kem-Pei-tai te
Soerabaja stond een zekere Yagui, die
zijn beruchtheid vooral te danken had
aan zijn optreden in Batavia, waar hij
met zijn Samoerai-zwaard eigenhandig
een massa-onthoofding .in het openbaar
had uitgevoerd. In Batavia was het al
gemeen hoofdkwartier der Kem-Pei-tai
op Java gevestigd, waar ook de „zware
gevallen" uit Soerabaja heen werden
gebracht en geëxecuteerd. Het ergste
beulswerk werd evenwel verricht in
Kediri, een kleine, stille plaats in Oost-
Java, waarheen van spionnage ver
dachte personen werden gebracht en
toevertrouwd aan de hoede van een
drietal beestmenschen, die blanco vol
macht hadden om hun slachtoffers on
der de ergste folteringen ter dood te
brengen. Dit liquidatie-trio droeg de
namen van Takenaka, Wada en Hagio.
Zij hebben de Javaansche aarde van het
bloed van honderden weerlooze men
schen doordrenkt.
Wreedheid sinds generaties.
Geslachtenlang zijn in Japan de Kem-
Pei-tai sadisten in wreedheid geoefend,
van vader op zoon. Oorspronkelijk be
doeld als een soort militaire politie,
kreeg het corps een politieke inslag als
machtsapparaat van de Japansche mi
litaristen. liet was ook bij de Japanners
zelf zeer gevreesd, niet in het minst bij
de Japansche soldaten en burgers op
Java. Bij de veldtochten in China kreeg
de Kem-Pei-tai nieuwe bevoegdheden:
„het bewaren van rust en orde" in ver
overd gebied. Het was daar dat zij zich
naar hartelust heeft getraind in de tac
tiek van moord en terreur. De Kem-Pei-
Tai was oppermachtig: zij erkende
slechts den Keizer boven zich.
De leden gaven elkaar in afschuwe
lijke wreedheid niets toe officieren en
minderen, allen legden zij een „spon
tane bestialiteit" aan den dag. De schrik
zat er bij de bevolking van Java diep in.
Het optreden van de beulen was boven
dien zeer sluw. Stuk voor stuk deden
zij zich naar buiten poeslief voor en
toonden een allerbeminnelijkst karak
ter: wie hen aldus leerde kennen en la
ter hun duivelsche wreedheid ervoer,
geloofde nauwelijks met dezelfde lieden
te doen te hebben. Talloos waren de
Japansche agenten in burger; de haat
tegen de blanken maakte vele Java
nen tot Kem-Pei-tai-spionnen. Ook
kwam het wel voor, dat Nederlanders
en Indo-Europeanen, mannen zoowel
als vrouwen werkten in Japan
schen dienst. In de meeste gevallen
werden zij door hun opdrachtgevers zelf
vermoord.
Tegenover vrouwen in het algemeen
Dit is het relaas van een Armeen-
schen jongeman, die de Japansche
bezetting in Soerabaja tot het einde
toe vün nabij heeft meegemaakt, daar
hij vanwege zijn vreemde nationali
teit vrij mocht blijven rondloopen.
Zijn vader viel in handen van de
Kem-Pei-Tai en heeft de Japansche
wreedheden, als zoovelen, niet over
leefd. Wij hadden een onderhoud met
dezen jongen Armeniër, die kort ge
leden met repatrieerenden naar
Nederland is gekomen.
Ü3 Het geschreeuw kwam van de
zeven hellebaardiers, die in volle
vaart over de door Wag en Warrel op
gehouden deur waren gestruikeld en
rommeldebom over en door elkaar in
het niet erg frissche water waren te
rechtgekomen, het gegrinnik was af
komstig van Wag, die zijn lachen bijna
niet kon houden. Het was dan ook een
prachtig gezicht, die zeven helden op
hun hoofd in de modder of zwaaiend
met hun flambouw op zoek naar hun
evenwicht. Maar veel tijd was er niet
te verliezen, want een van de achter
volgers maakte alweer aanstalten, om
overeind te komen. Met de deur tus
schen hen in (je kon nooit weten, hoe
dat ding nog eens noodig kon zijn)
holden de twee avonturiers de stijgen
de, donkere gang uit.
trad de Kem-Pei-tai zoo mogelijk nog
bruter op dan tegen haar manlijke
slachtoffers.
Het einde.
Tegen het einde van 1944 beperkte de
Kem-Pei-tai op Java zich voorname
lijk tot haar Gestapo-bezigheden. Het
deel van haar werk, te vergelijken met
dat van de Grüne Polizei, kwam in
handen van den Politieken Inlichtingen
Dienst, een lichaam, bestaande uit In
donesiërs, die bij de Kem-Pei-tai hun
opleiding hadden gehad. In vele geval
len overtrof de beestachtigheid van deze
satellieten nog die van hun leermees
ters. Hun chef in Soerabaja, was een
Japanner, Oeroesiejama geheeten en
in den volksmond de „Tijger" genaamd.
Voor dit heerschap was de angst zelfs
grooter dan die voor beul Yagui.
Bij de capitulatie van Japan in Augus
tus van het vorige jaar kreeg de Kem-
Pei-tai, als oppermachtig lichaam, van
de Geallieerden opdracht de orde te
Soerabaja te bewaren, tot de overdracht
plaats zou hebben gehad. De Japanners
gehoorzaamden en hielden de losgela
ten Indonesiërs onder den duim, het-
f'.een den haat jegens hen deed over-
oopen. Een der eerste dagen van
October stroomden honderden en weer
honderden, met geweren, stokken
en' zwaarden gewapende bewoners van
Soerabaja naar den Pasar Besar, waar
zij het Kem-Pei-tai gebouw aanvielen.
De Japanners beschikten over mitrail
leurs en de in groote zwermen telkens
aanstormende Inlanders werden bij ris
ten weggemaaid, doch op den duur
moesten de verdedigers voor de over
macht bezwijken. Na een halven dag
gaven de nog levende Jappen zich over;
zij werden naar de Boeboetan-gevange-
nxs gebracht en na enkele weken uit
geleverd aan een opgezweepte inland-/
sche bende. De kopstukken, o.a. de
„Tijger", werden buiten de muren van
de gevangenis letterlijk in stukken ge
hakt. Zoo groot was de woede van het
volk tegen deze beulen, de telgen van
een machtige Nipponsche kaste van
wreedaards, voor wier demonische
practijken de wereld voortaan ge
spaard moge blijven.