1 Litteraire Kantteekeningen ■1 Haarlems DaöMad 2 De Croote Markt in de toekomst Een streven naar een gaaf geheel en Tops sdfsiduj ua sua6uof 95 1 u) iw3aN3iHAi3ano. J.3A t° 3SHUVOUV1M Zaterdag? 10 Aiieru.'-liifl 1040 Haarlem krijgt ia deze feestweek veel bezoekers van elders. Natuurlijk trekt hen de Groote Markt. Daarom is het jam mer. dat dit mooie plein 't hart der stad mismaakt is door de tribune die noodig was om aan „De Vrijheid vlagt" het Stad huis als achtergrond te geven. Niet zelden hoort men onder de bezoekers (en veel stadgenooten sluiten zich daarbij aan!) de verzuchting: „Was het niet beter geweest dit spel op een andere plaats op te voeren bijvoorbeeld in den Hout en dan een achtergrond te bouwen met kunstmid delen?" Was die oplossing gekozen, dan zou in de feestweek de ongeschonden Markt te bewonderen zijn geweest. Na tuurlijk met een passende versiering. De Groote Markt zal in de komende jaren in het bijzonder onze aandacht vra gen. Men weet, dat Openbare Werken op de tentoonstelling in het Frans Halsmu seum een maquette heeft ingezonden die een toekomstbeeld geeft. In de beschrij ving van de feestgids wordt gezegd, dat het hier „een droombeeld van een archi tect" (Ir. G. Friedhoff) betreft. „Het brengt de Markt in beeld, zooals zij zou kunnen zijn, met herstel van den ouden luister. De inzending mist dus alle reali teit, maar kan een opwekking zijn om een dergelijke restauratie door aller samen werking mogelijk te maken". Dit is heel voorzichtig gezegd. Ons blijkt, dat er meer werkelijkheidszin achter zit dan deze toelichting doet ver onderstellen. De Markt heeft nog verscheidene mooie monumenten uit het verleden. Allereerst de Groote Kerk en het Stadhuis. Dan de Vleeschhal, het vroegere visch-afslagers- huisje er naast dat jaren geleden in ouden stijl gerestaureerd is, de Hoofd wacht en het Bilderdijkhuis, terwijl bij de Smedestraat nog enkele trapgevels zijn overgebleven. Het is jammer dat daar nevens vele gebouwen en huizen staan, die de oud-Hollandsche sfeer van het plein verstoren. Moeten wij ze noemen? Elk kent ze immers. Men weet dat de firma Goldschmeding op de Groote Markt haar bestaanden gevel (die niet mooi is) heeft verstopt achter een camouflage van twee oud- Hollandsche trapgeveltjes. Het succes is verbluffend. Zelfs deskundigen riepen in hun eerste geestdrift uit: „Wij moeten het zoo laten!" Inderdaad komt door dit experiment bij velen de vraag naar voren of er niet naar gestreefd moet worden te trachten in de toekomst weer een oud-Hollandsche sfeer op de Groote Markt te brengen. Wij hadden daarover een onderhoud mot Ir. M. H. Maas, directeur van Open bare Werken. Deze verklaarde: Wij heb ben de maquette gemaakt om te laten uitkomen, dat ons streven is op de Markt een gaaf geheel te krijgen. Thans zijn er daar verschillende storende elementen. Het zou gewenscht zijn als die konden verdwijnen. Ik geef toe, dat de toelichting in de gids „een droombeeld van een ar chitect" niet gelukkig is gezegd. Ik heb nooit van een droombeeld gesproken en begrijp niet hoe die aanduiding in den gids gekomen is. Wel moet men beden ken, dat het slechts een studie-ontwerp is, zoodat van de meeste détails nog niets vaststaat. Wij zijn zoo vervolgde de directeur er geen voorstanders van om de Markt weer in oud-Hollandschen stijl te her bouwen. Dat doet men bijvoorbeeld in Brugge, maar voor ons is dit niet ge wenscht Wij staan op het standpunt, dat elke tijd zijn eigen wijze van bouwen moet hebben. Hot is wel waar, dat wij in dezen tijd geen uitgesproken bouwstijl hebben maar ieder zal het er over eens zijn, dat wij nu toch anders bouwen dan onze voorouders in de 16e en 17e eeuw Met imitaties van het oude moet men voorzichtig zijn. het resultaat dat men er soms mee bereikt is anders dan men ver wachtte Dit blijkt o.a. uit den gevel van „de Kroon", dien men een waardigen over buur wilde maken van de Vleeschhal, maar waarin men niet geslaagd is. Het streven moet zijn een gaaf geheel op do Markt. Ir. Friedhoff heeft dit ook trachten te bereiken in een schetsont werp voor het nieuwe gebouw van de Stads-Blbliotheek en Leeszaal, dat ge dacht is op den hoek van de Markt en Groote Houtstraat, waar nu het gebouw van de Handcl-Maatschappij staat (het gebouw is zooals bekend is gemeente eigendom en slechts tijdelijk verhuurd). De bouwmeester heeft de aansluiting bij de omgeving gezocht in het splitsen van den gevel in drie geledingen. Zoo zijn er ook oplossingen gezocht voor de andere gebouwen die op den duur de bestaande zouden moeten vervangen om het ge- wcnschte geheel op de Markt te verkrij gen. Voor de beoordeeling van het Stadhuis op de Groote Markt is ook van belang de opmerking van den heer Maas over den camouflage-gevel van de firma Gold schmeding. Die doet nu wel aardig aan zoo zei hij maar dat komt omdat men don vrij breeden gevel gesplitst heeft in twee trapgevels. Hetzeifcle dus in beginsel als Ir. Friedhoff heeft toege past bij het zoeken van de oplossing voor liet nieuwe gebouw der Bibliotneek en Leeszaal. Tot zoover de heer Maas. Men ziet het dat in de toekomst het stadsbeeld op de Markt aller belangstel ling vraagt. Als er over eenige jaren ma terialen beschikbaar komen moet de ge meente een oplossing zoeken om het te kort aan ruimte in hot Stadhuis. Dan is het noodig, dat de ruimte die nu door de Bibliotheek en Leeszaal wordt ingenomen voor andere diensten vrij komt. Daarom is het evenwel noodig het nieuwe gebouw voor de Bibliotheek en Leeszaal op de Groote Markt te bouwen. Het plan van Ir. Friedhoff is natuurlijk slechts een vaag schetsontwerp. Waar het hier zoo'n be langrijk gebouw op een nog belangrijker plaats geldt, zou er wellicht reden zijn om voor het ontwerpen een prijsvraag uit te schrijven. Dit heeft de gemeente im mers ook gedaan voor den bouw van den nieuwen Stadhuisvleugel. Er zijn meer verbouwingen in de naaste toekomst te verwachten. Op de maquette van Openbare Werken is ook een nieuw gebouw ontworpen aan de zijde der Markt tusschen Smedestraat en Jans straat. Wij hoorden verluiden dat er plannen bestaan daar een gebouw voor een bankinstelling te zetten. Gaan die plannen door. dan ligt hier ook een zeer belangrijke taak voor den betrokken ar chitect en de Schoonheidscommissie. Bij de uitvoering van dit plan zou het mogelijk zijn een belangrijke verkeersver- betering te maken op den hoek Groote Markt-Jansstraat. Dit is in beeld gebracht op de maquette. De gevel op dien hoek springt een stuk terug, zoodat er een breedere ingang van de Jansstraat zcu komen. Op den anderen hoek Rivier- vischmarkt-Jansstraat hebben de ontwer pers der maquette een onderdoorgang ontworpen, maar wil die ooit toegepast worden, dan moet ook op dien hoek een nieu wgebouw gezet worden. Wanneer? Bovendien heeft de nu aan gegeven oplossing op die plaats het na deel, dat een belangrijk deel van den be- ganen grond moet opgeofferd worden voor het verkeer. Voor den eigenaar van het nieuwe winkelpand dat daar mis schien eens zal komen een groot nadeel. Bij de maquette is de vischmarkt aan één kant open gemaakt. Het ligt in de bedoeling daar een wachtgelegenheid te maken voor de passagiers der trolleybus sen. Natuurlijk als de hangende plannen, om de tram in de stad te vervangen door trolley-bussen, doorgang vinden. Het resteerende deel van de Vischmarkt zou dan ingericht worden voor leeszaal voor de jeugd. Een onderdeel dus van de nabij gelegen Bibliotheek en Leeszaal. De Queen Elizabeth" in liet- dok te Southampton. T>11 zeekasteel, dat in den oorlog als troepentransport'-u-hip dienst deed, zal tot mailschip worden omgebouwd voor don dienst op New-York. Menno ter Braak: Dc Duivels kunstenaar, een studie over S. Vestdijk. L. J. Veen's Uitg. Mij. A'dam, 1945. A. Marja: Schuchter en iets luider. Kroonder, Bussum, 1946. Het was te voorzien, dat een analyse van Vestdijk, uitgesponnen in het critisch- alchemistisch laboratorium van Ter Braak, Vestdijk tot op zijn geestelijke botten zou gaan. Beiden immers, voortgekomen uit een zelfden tijd van verschrompeling en ontnuchtering, in zekeren zin ook uit één en dezelfde wereld van „kleinburgerlijk parasietendom", zijn in hun bevrijdend „spel van intelligentie en subtiliteit" èn in hun blik op de wereld, die de poëtische ornamentiek eerst ontheiligen moet wil er van een begin van leven sprake zijn, te zeer verwant dan dat men het Anders had kunnen verwachten. En evenmin is het verrassend dat deze studie ons nog een ander beter leert verstaan dan Vestdijk, ook al wordt er niet met zooveel woorden van dien ander gerept: Ter Braak-zelf. Wat Ter Braak aanvatte was en blijft Ter Braak-in-het-allerpersoonlijkste, of het nu antipodisch (schijnbaar antipodisch: want waar hij anderen te lijf gaat, vonnist hij steeds en allereerst dat andere in zich) dan wel identiek is. Weinigen hebben dit zoo wel verstaan en onder woorden ge bracht als Van Leeuwen in zijn (helaas uitverkochte) „Drift en Bezinnttig": „hij wil", aldus Van Leeuwen, „doordringen tot het ware gezicht der dingen: wat op het eerste gezicht in een boek of «een mensch te lezen staat interesseert hem slechts voorloopig en als aanleiding; hij zoekt „het tweede gezicht", en pas dén boeit hem een mensch, wanneer blijkt, dat in de schaduw dat tweede gezicht, wellicht een derde, een vierde, aanwezig is, maar zóó persoonlijk, dat het nauwelijks te ont cijferen is en juist daarom zoo belangwek kend." En daar verschijnt dan ook in deze stu die lijn na lijn Vestdijk met zijn „verbor- genste" gezicht: Vestdijk de dichter al lereerst: in de diepste lagen van een, in het onbewuste belaagde, mensch die nooit schijnt te droomen en zelden zingt (en wAar hij zingt zijn zwakste, kwetsbaar ste zijde toedraait), maar een gedachten- spinsel weeft, met lier en lancet tegelijk, uit de verborgenste affiniteiten die buiten het platte burgervlak van het behagelijk zelfbedrog liggen, om zich in dat spinsel te reinigen van het parasietenbezinksel. Vestdijk de romancier, die terugkeert; historisch (El Greco) dan wel autobiogra fisch (Ina Damman) tot den bodem van alle trocbeling en bedreiging: zijn jeugd, om ééns, naaktweg, op de aarde te kun nen staan, zich zoo een weg brekend door het spookbosch van deze zeer persoonlijke puberteit, opdat de onlust der jeugdver- minking van „dood en angst", in lust zal omslaan de lust van zuivere lucht, die de étage-cultuur van dezen geteekenden tijd eerst te boven kan komen. Troosteloos proces, maar klarend, in dat niemandsland tusschen leven en dood, gezondheid en ziekte. Vestdijk de novellist, weer hi- storisch-autobiografisch: twee zijden naar het schijnt van deze samengesteldheid die Vestdijk heet, maar welbeschouwd één: Vestdijk-in-zelfbevrijding. Vestdijk de essayist, met zijn begrijpelijke voorliefde voor „duistere schrijvers" (Joyce, Emily Dickinson), die hij eerst onlteedt en distantieert, ze zoo herleidt tot een zeer persoonlijk-gemodelleerde kern (ik denk aan Rilke's „barok") en er tenslotte, hoogst verrassend en verrijkend, zijn sujet aan toetst. Zoo verrijst dan een Vestdijk, zooals Ter Braak hem binnen zijn blikveld kan van- Verkeersverbeferingeri op de Groote Markt Ten bate van de voetgangers Op de maquette van Openbare Werken .De Groote Markt in de toekomst" zijn eenige verkeersverbeteringen aangebracht die niet lang uitgesteld behoeven te wor den. Wij bedoelen die bij het Stadhuis. Waar nu de vestibule is was vroeger grond voor voetgangersverkeer. Het boven gedeelte, de Justitiekamer, die nu tot werkkamer van den gemeente-secretarid dient, steunde op pilaren. Die oude toe- 6tand kan terugkeeren, zonder dat daar voor groote verbouwingen behoeven plaats te hebben. In den ouden tijd was er ook nog een uitbouw voor de Justitiekamer, die als schavot gebruikt werd Die uitbouw kuo nen wij nu op de Markt natuurlijk niet meer hebben. Verder laat de maquette zien hoe aan den uitersten Zuidhoek van het Stadhuis bij de Koningstraat een onderdoorgang ontworpen is voor voetgangers. Dat plan is ook gemakkelijk uit te voeren. Het be trokken deel van het Stadhuis kan zonder bezwaar gemist worden. Daardoor zou dc levensgevaarlijke toestand voor voetgan gers die van de Markt komende de Koning straat in willen, verdwijnen. Ook die verkeersverbetering moet zooi spoedig mogelijk uitgevoerd wordenl gen. Eén sector van 't duivelskunstenaars- phenomeen-Vestdijk valt echter buiten dit Ter Braaksche panorama: de romanti cus Vestdijk, door weinigen ontdekt en, gesignaleerd. Dat dit zeer wezenlijk aspect van Vestdijk's persoonlijkheid aart Menno ter Braak ontging, is begrijpelijk: hij keek ter zijde, waar hij niet zien w i 1- d e, uit lijfsbehoud. De romanticus Ter Braak wilde den romanticus Vestdijk niet ontmoeten: hij ontliep hem! Van Leeuwen, zag scherper: het grillige, het fan tastische. de doodsvrees naast het doods verlangen het zijn alle elementen van dit werk, dat den schrijver stempelt tot een typisch ronianticu s." En zoo verraadt deze Ter Braaksche studie over Vestdijk zelfs in negatieven zin iets over Ter Braak En Marja nu? Ook hij is dichter, essayist, romanschrijver. Bezien met Ter Braak (met wien hij krachtens uitgesproken voor keur vergeleken mag worden) als achter grond blijven deze gebundelde essays mat, hoe slagvaardig op zichzelf ze ook mogen zijn, hoe markant voor de visie der jon gere generatie. Het sterkst is hij daar, waar de overwonnen „schuchterheid" hem veroorlooft luider (polemischer) te schrij ven en tot protest prikkelt. Zoo zou men hem gaarne betwisten dat „de aard van. Marsman's poëzie zich het best laat karak- teriseeren als zijnde zuiver „vorm" (ook al neemt men Nietzsche's „hcrwaardeering der waarden" in acht). Beter geslaagd zijn. de essays over minder gecompliceerde fi guren da:i Marsman: Paul v. Ostayen bij voorbeeld, Willem de Mérode. Pareau. Het meest boeide mij zijn essay over de ancc- dotische dichtkunst en haar verhouding tot de lyriek Marja (pseudoniem voor «V Th Mooy) behoort nu eenmaal tot eea generatie van geteekenden, die door hét débacle van hun na-oor!ogsche jeugd- periode teruggedreven werden tot zich zelf. maar daarin tóch geen vrede kunnen, vinden Hiér en dAar zijn ze niet „thuis" en zoo moeten zij zich wel redden in de ironie, desnoods in de schamperheid,willen zij aan het besef „besmeurd en aangevre ten" (Marja) te zijn niet ten gronde gaan Het is en blijft een Ter Braakseh verkie zen van persoonlijkheid boven vorm, van. leven boven aesthetiseeren, van intelligen tie boven schoonen droom, dat deze jon gere generatie en zeker in de ontred dering na dezen tweeden oorlog op het •oorhoofd geschreven staat. In dien geest moeter. Marja's essays gelezen worden en men zal ze waardceren C. J. E. DINAUX. nr\« iips in De bril Y,an SuItamiSar 24. Weer begon de Sirdar aan Hassans voeten te trekken en weer kwam het hoofd van den Derwisj klem. „Wie heeft er ook zoo'n hoofd! riep de Sirdar kwaad. „Zeg niets van mijn hoofd", schreeuwde liassan, die door de pijn ook kwaad werdterug, „het is het eenige, waarin Allah royaal is geweest bij mij." Inmiddels drong de tijd. leder oogenblik konden wachters komen, die niet zoo gemakkelijk waren af te poeieren. De Sirdar zette nu zijn voeten schrap tegen den muur, liet zich even in zijn knieën doorbuigen en trok met alle macht. „Nu gaat het erom", zei Tips, „v>at harder is, het hoofd of de stee nen." Hassans hoofd won het. Kra kend lieten eenige steenen los en de Sirdar rolde met Hassan de vrijheid in,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1946 | | pagina 5