h
Litteraire kantteekeningen
met luie hersens?
De invloed van de bioscoop
4jjj$
Een hofje geruild voorvier Halsen
Kinderen
k van Raoul Hynckes
Boekbespreking
Over Muziek
De Aria
Verbluffende technie
ZATERDAG 21 DECEMBER 1946
WINTERSTEMMING
Zeventig jaar geleden was de kunst in Haarlem
blijkbaar nog niet in hoog aanzien
Haarlem heeft vele hofjes die oud en
mooi zijn, heel mooi zelfs, zoodat wij ze als
kostbare kleinooden bewaren. Het zijn
zeker niet de minst gewaardeerde erfe
nissen van onze voorouders.
Ditzelfde kunnen wij helaas niet zeggen
van het Hofje van Beerensteyn in de Lange
Heerenstraat. En dat is te meer jammer
omdat wij net feitelijk geruild hebben voor
vier schilderstukken van Frans Hals.
Het hofje was in* 1688 gebouwd, de
grondlegger was Nicolaas van Beerensteyn,
die bij zijn dood in 1684 fondsen had na
gelaten om daarvoor 12 woninkjes te bou
wen voor oude vrijsters, weduwen, of we
duwnaars. De regenten hebben er even
wel nooit mannen in toegelaten, maar
steeds de voorkeur gegeven aan het zwak
ke geslacht. Wij hebben nooit een afbeel
ding gezien van dit in de 17e eeuw ge
bouwde hofje, maar durven bij voorbaat
aan te nemen dat het uit bouwkundig oog
punt mooi is geweest, want vrijwel alles
voor een der Halsen, het portret van
Emerentia van Beerensteyn. Daarbij werd
tusschenkomst verleend door den schilder
P. Th. van Wijngaerdt, die de Halsen in
het hofje gècopieerd had. Misschien dacht
hy%wel, dat zijn copie het oorspronkelijke
stuk waardig kon vervangen.
De koop werd gesloten.
Toen waren de regenten uit hun finan-
cieele zorgen. Vooral toen kort daarop de
heeren van het Louvre te Parijs kwamen
om de overige drie Halsen te koopen. Die
brachten evenwel niet meêr op dan f50.000.
Ook in dien tijd waren er al kunstmin
naars die den verkoop betreurden. Ter
vergoelijking werd evenwel verklaard,
dat de drie laatste Halsen geen buiten
gewoon hooge kunstwaarde hadden. Al
leen een mansportret was in goeden staat.
Een vrouwenportret was te veel schoon
gemaakt en bovendien nog overgeschil
derd. Het derde een groot familiestuk
had wel een aantrekkelijke voorstel
ling, maar er was ook veel aan schoon ge
maakt en bijgeschilderd. Uit alles blijkt,
dat het onderhoud van schilderstukken in
dien tijd niet in deskundige handen was.
Toch gelooven wij dat werkelijke deskun
digen bij een restauratie veel hadden kun
nen redden, want werken die het Louvre
waardig keurde om aan te koopen, be
hoorden ook in Haarlem de stad van
den meester waardeering te vinden.
Hoe het zij, de regenten hadden hun
1 y2 ton en waren in staat een nieuw hofje
te laten bouwen.
Maar Haarlem is toen vier Halsen kwijt
geraakt.- Nu is het waar, dat het Frans
Halsmuseum nog vele en ongetwijfeld zelfs
mooiere stukken van den schilder bezit,
maar je voelt je als Haarlemmer toch wel
een beetje zoo-zoo als je door de Lange
Heerenstraat loopt.
Nederlandsche emigratie
naar Australië
BERTUS AAFJES: Maria Sibylla
Merian. Ceder-Reeks, J. J. M.
Meulenhoff, Amsterdam.
Aafjes' productiviteit die zijn wft-k al
lerminst schaadt, integendeel verplicht mij
wel, in deze rubriek binnen een betrekkelijk
kort tijdsbestek opnieuw aandacht te vragen
voor dezen, wel hoogelijk waardeerbaren,
auteur. Het is meer dan een aangename
plicht: het is een eerbewijs aan een dichter,
wiens werk eens gerekend zal worden tot het
beste van wat aan litteraire waarden in deze
na-oorlogsche periode tot onze vaderlandsche
letterkunde is bijgedragen. Is het niet een
wonder, dat in een tijd, zoo zwaar beladen
met zorgen en naweeën van een beproeving,
die wel niemand gespaard heeft, zulk een
toon kan klinken? Of is het anders: grijpt niet
juist dan de mensch terug of ziet hij niet
dèn juist vooruit naar lichter en gelukzaliger
leven? Alle utopieën zijn uit dien drang ge
boren. En is er wel ooit één waarachtig dich
terswoord neergeschreven, dat niet voort
kwam uit dat verlangen naar wat Aafjes
noemt „het groot en ongeschapen licht"?, „dat
andere land", naamloos maar levend in onze
verbeelding als een „verloren paradijs",
waarvan de schoonste herinnering is nage
bleven in 's menschen heugenis, door alle
tijden heen? Alle dichters hebben ervan en
daaruit gezongen, al noemen maar weinigen
het bij name. Velen, de grootsten, zwijgen er
van, weten het te verbergen, maar het klinkt
onmiskenbaar in hun 6tem en eerst wie dat
hoort, spreekt van hart tot hart met den
dichter. Zeker is het wel zoo, dat alle kunst
die langer leeft dan een luttel menschen-
leven, dat alle vormgeving in schoonheid,
haar onsterfelijkheid ontleent aan deze on
kenbare, maar altijd ons influisterende her
komst: een Hof van Eden, waarvan de
menschheid nimmer ophoudt te droomen in
haar beste oogenblikken, die, om met A. Ro
land Holst te spreken, „boven tijd en feit"
verre uitgaan. Het zijn nu eenmaal de edelste,
gaafste vruchten die soms bescheiden verbor
gen liggen temidden van de vele bittere,
welke de werkelijkheid ons niet onthoudt.
Wie door dit verlangen is aangeraakt, is
dichter, of hij het weet of niet. al zette hij
nimmer een pen op papier: hij kan niet an
ders dan „het ding tot op zijn kerrf beleven,
om het zuiver weer te geven" letterlijk:
wéér te geven, hoe eenvoudiger en onopge-
smukter, des te waarachtiger en dieper be
leden.
„Ten prooi aan 't diepste Zijin der dingen,
zijn wij voorgoed verstekelingen
in 't schip van de realiteit
naar 't land der gelukzaligheid."
Zoo'n „verstekeling" is Aafjes en wie hem
verstaat is het mèt hem. Aafjes heeft in den
eenvoud zijn kracht gevonden (herinnert hij
niet aan onzen te weinig gelezen didhter Poot,
ondanks zijn zooveel volmaakter verstech
niek?) en in die kracht zijn shcoonheid. Zui
verheid, klaarte, bedwongenheid van de emo
ties, waaruit elk kunstwerk voortkomt, het
worden meer en meer de kenmerken van
Aafjes' werk. En let ook op de keuze van
onderwerp in dit nieuwste dichtwerk van de
zen welhaast het gretigst gelezen en meest
genoten modernen auteur: was de „Voetreis
naar Rome" nog de dichterlijke uiting van
een meer persoonlijke belevenis, dit „Maria
Sibylla Merian" rijst er, al mag het nog zoo
veel simpeler lijken, ver boven uit: Aafjes
herdicht het leven van die. wel vergeten,
Maria Sibylla Merian, dat besoheidene kind
Gods, welks hoogste en diepste verlangen het
was „in God verloren" terug te keeren tot
den oorsprong van alle dingen: de ongeschon
denheid, de paradijselijke goed- en schoon
heid, waarin van goed en kwaad, van grootsch
en klein, nog met geen woorden gesproken
kon worden. Is het de Schoonheid alleen ge
geven, terug te voeren naar dat land, „waar
naar de ware hartstocht" brandt? Of is het
beter en zekerder weg, het aardsche te „ver
zaken en enkel om de ziel te waken en on-
Inlegvellen goed bewaren
Het Centraal Distributiekantoor deelt
fnede, dat de inlegvellen G A. 605, G-B. 605,
G.C. 605, G.D. 605, G.E. 605, hoewel deze
niet meer gebruikt zullen worden voor de
uitreiking van bonkaarten voor voedings
middelen, toch zeer zorgvuldig bewaard
moeten worden. Deze inlegvellen zullen
nog voor bepaalde verstrekkingen ge
bruikt worden.
KOLEN VOOR TUINDERS.
Wegens de vorst heeft het Rijkskolen-
bureau bepaald, dat in de tuinbouwbedrij
ven géén brandstoffen mogen worden ge
bruikt voor de productie van groenten,
fruit en/of bloemen.
Aan kweekers, die kostbare plantenver-
zamelingen hebben of voor de vorst met
het telen van groenten onder glas of het
kweeken van bloemen waren begonnen,
wordt toegestaan om van hun voorraad
brandstoffen een gedeelte te gebruiken
voor vorstvry houden. Mocht de voorraad
voor dat doel ontoereikend zijn dan kun
nen zij bij den Rijkstuinbouwconsulent
een verzoek indienen om een aanvullend
voorschot.
VRIENDSCHAPSVERDRAG TUSSCHEN
DUITSCHE BUREN VOORGESTELD.
De Oostenrijksche president, dT. Karl Renner,
heeft voorgesteld een vriendschapsverdrag tus-
echen alle buurstaten van Dultschland tot
«tand te brengen, aldus meldt radio Frankfort.
Renner zeide verder, dat Oostenrijk zoo spoedig
mogelijk tot de Vereenigde Volken wenschte toe
gelaten te worden. De Oostenrijksche kanselier,
dr. FUgl, bracht dank aan' de taUooze Interna
tionale organisaties, die Oostenrijk geholpen
hadden, speciaal de Unrra.
Glas bewerken is een vak, dat veel studie
en oefening eischt. Op een specialen cursus
die vier jaar duurt worden den leerlingen
tal van technieken bijgebracht: glasslijpen,
ftsen. schilderen, zandblazen en graveeren.
voorwaardelijk voortaan, in 't licht der God
heid op te gaan?" Maria, schilderes niet van
grootsche, machtige, maar veeleer van de
lieve kleine dingen, waarmee de Schepping is
getooid: de veldbloemen, de lichte luchten,
de zang van het gevogelte, het rimpelend
glanzen van het stille water al dit nederig-
schoone sluit zich aan bij de secte der La-
badisten, keert op het „statig Waltaslot" bij
het Friesche Wieuwerd (waarvan nauwelijks
een spoor is gebleven en waarover het zoo
schoon te lezen is in Van Moerkerken's Ge
dachten der Tijden") in tot zichzelf, in die
nende liefde. En ook daar kan haar verlan
gen geen vrede vinden: zij neemt haar pen
seel wéér ter hand:
„Haar schilderen van dieren, bloemen,
is slechts de dingen nogmaals noemen,
Zooals God 't dier en het gewas
Eens spelend noemde en het was."
En het was ééns lang geleden of in het
hart zeer nabij - ééns; als in het sprookje,
als in den droom van zuiverst geluk. Eens.,
vroomst geloof, spel der verbeelding, dich-
tersdroom, vertroosting: hoe moet men het
noemen? Nirwana-verlangen? Och, het beste
van ons hart. Maar dèt, ons hart, Aafjes'
hart, komt hier niet in het geding. Van Maria
Sibylla Merian is hier sprake.
„Dit is het leven van Sibylle;
Ach, ik had ook zoo leven willen:
Zoo rein, zoo met mijzelf tevreden:
Doch daarvan is hier niet de rede."
Doch daarvan is hier niet de redeDat
wegtreden van den dichter achter het kunst
werk, die bescheiden zelfverloochening
kan een dichtwerk, kan een menschendroom
schooner eindigen?
C. J. E. DINAUX.
OP een Engelsch congres van onderwij
zers was een spreker, die betoogde, dat
het, nu sinds den oorlog het moreele en
cultureele peil in de wereld zoo aanzienlijk
is gedaald, geen wonder genoemd kan
worden, dat er veel misdadigheid onder
de jeugd voorkomt en dat de kinderen,
die de scholen verlaten, heelemaal niet zijn
zooals de ouderwijzers wel bedoeld hadden.
De opmerkingen van dien braven En
gelschen onderwijzer zouden het vermel
den niet waard geweest zijn, als hij niet
een merkwaardig voorbeeld had gekozen.
„Ik ken veel kinderen", zoo zei hij verder,
„die wel drie of vier keer naar de bioscoop
gaan en. ondanks de ervaring, die ze aldus
opdoen, niet in staat zijn zich een samen
hangend beeld te vormen van hetgeen zij
gezien hebben. Op zichzelf is dan niet zoo'n
gemis, maar op deze manier ontstaan men
schen met luie hersens, die het vermogen
missen om crtisch waar,te nemen en te
denken. Wanneer wij, onderwijzers, er niet
in slagen de kinderen constructief en cri-
tisch te leeren denken, dan zullen wij een
generatie zien opgroeien, die geen eigen
meening heeft en zich zonder weerstand
laat winnen voor de gedachtenwereld, die
zich het sterkst aan haar opdringt Dit is
de geestelijke bodem, waarop de euvels
kunnen groeien, die de wereld in de afge-
loopèn jaren zooveel ellende hebben be
zorgd".
Het zou ongeveer in dezen vorm ook door
een Nederlander gezegd kunnen zijn. Al
leen de schatting van het bioscoopbezoek
van kinderen gaat voor ons land niet op.
Her percentage kinderen, dat regelmatig
de bioscoop bezoekt was voor den oorlog
zeer gering. Tellingen hebben dat aange
toond. En zelfs al is de liefhebberij voor
filmbezoek sindsdien toegenomen, dan is
di categorie jongeren, die de bioscoop
„plat loopt" zeker nog gei'ing.
Maar wij kennen wel het verschijnsel
van opgeschoten jongens en meisjes, die in
hun vrijen tijd door de straten slenteren,
met zichzelf geen raad weten en belust
zijn op vermaak. Dansschool, ijswinkel,
automatiek en bioscoop rekenen hen tot
hun vaste klanten. Ze vertegenwoordigen
een onevenwichtig geslacht, dat met zich
zelf overhoop ligt, dat deels bezield is met
vurige verlangens, maar aan den anderen
kant geen mogelijkheid ziet om een koers
te bepalen in de duizelingwekkende war-
regeling van vraagstukken in dezen tijd en
dat daardoor zijn belangstelling verliest of
aan bijzaken wijdt.
Deze kinderen „met luie hersens" weer
spiegelen het geestelijke leven van ons
continent. De Europeesche mensch voor
zoover van hem als een omlijnd begrip kan
worden gesproken heeft als voornaam
ste kenmerk zijn critischen geest, zijn ver
mogen om kennis te nemen van verschil
lende kanten van een vraagstuk, op rede
lijke overwegingen zijn oordeel te vormen
en een besluit te nemen. Breeder gezien:
ons leven is gebaseerd op een werking
van tegenstrijdige factoren, waaruit zich
op den duur een gerichte beweging ont
wikkelt. Tegenstellingen, oppositie en on
gelijkvormigheid zijn in onze denkwereld
normaal, ons maatschappelijk leven is niet
zonder hen denkbaar en ons politieke le
ven, dat evenwijdig aan het maatschappe
lijke gaat, geeft niets anders te zien. De
Europeaan is individualist, maar juist on
der invloed van de scherpte zijner criti-
sche waarnemingen zijn de normen zelf,
die zijn samenleving tot een eenheid maak
ten, aangetast en verslapt. Ons geslacht
mist een gemeenschappelijke idee, een al
len omvattende bezieling, zoo schrijven de
denkers van dezen tijd.
Buiten Europa zien wij een andere ont
wikkeling. In de twee groote rijken, tus-
schen welke Europa in meer dan één op
zicht gekneld is, groeit het collectivisme.
In Amerika is alles, ook de individu, on
dergeschikt aan de voortbrenging. Niets is
Buiten een mieserige mist. binnen op de
derde verdieping van Kunsthandel v. Wisse-
lingh en Co. te Amsterdam, de zeventien pic
turale thrillers van Raoul Hynckes. Bleek
licht valt over ieder doek Vóór, achter en
naast me grijnzen doodshoofden. Een doóde
haas. doode vogels, uitgeleefde planten, ver
sleten touwtjes, verweerde steenen. roestige
sleutels. En tusschen de Perzische tapijten
hangt graflucht. Zonder verband, maar ver
bluffend, neen akelig-precies, dat je na een
gen geschilderd, zóó precies, dat je na een
uur eischen begint te stellen: Ja maar hoor
eens even, dat dorre plantje op no. 15 en dat
ééne touwtje op no. 12 zijn niet heelemaal zoo
volmaakt geacheveerd als de restOok
zou je kunnen vragen „wat bedoelt de schil
der eigenlijk?" Maar dat is niet noodig. want
in een soort belijdenis, vóór in den catalogus,
zegt hij het zelf: „daar is niets te begrijpen.'
men behoeft alleen maar te kijken." En dan
laat hij er op volgen „maar voor hen, die
blijven aandringen volgen hieronder eenige
verklaringen." Nu lijkt me dat inconsequent.
«Een goed penseel" zegt hij, „mooie kleuren
Lord Templewood over
Nederlands herst.el
Lord Templewood, die als voorzitter van de
„Help Holland Council" op uitnoodiging van
de Nederlandsche regeering het werk aan den
wederopbouw van Nederland in oogenschouw
nam, heeft van zijn bevindingen verslag ge
daan in een artikel in de Manchester Guar
dian. „Wanneer ik mijn indrukken in één zin
zou willen samenvatten," aldus schrijft hij,
„zou ik willen zeggen, dat de oorlog de Ne
derlanders met problemen heeft laten zitten,
welke waarschijnlijk de moeilijkste zijn van
alle West-Europeesche landen en dat-zij, ge
trouw aan hun traditioneele houding en hun
geschiedenis, die moeilijkheden met hardnek-
kigen moed en vaderlandslievende geestdrift
onder de oogen zien. De bevolking is door de
Duitsche bezetting gedecimeerd. het land
verwoest door de oorlogsgolven, de handel
met Nederlandseh-Indië en met centraal
Europa stopgezet. Inderdaad een somber
beeld, waarvoor een minder resoluut volk in
wanhoop zou terugschrikken, doch niet de
spreekwoordelijk koppige Nederlanders". Lord
Templewood vertelt dan over zijn bezoeken
aan Arnhem en Rotterdam, de maatregelen
tot opbouw en over de pogingen, welke wor
den gedaan om het natuurschoon te herstel
len. In het bijzonder toont hij zich getroffen
door het opbouwwerk in Zeeland. Hij stelt
hierbij de vraag: „Is hier geen gelegenheid
voor ons, Engelschen, een vriendenhand toe
te steken aan deze gewaardeerde bondgenoo-
ten? Zou bijvoorbeeld niet de R.A.F. aan wel
ke de harde laak werd opgelegd om de dijken
te vernielen, een partij iepen en lindeboomen
kunnen schenken aan de twintig dorpen en
steden van Walcheren? Er zijn tienduizend
boomen noodig om de doode boom en te ver
vangen."
„The Ramblers" spelen Zondag 22 Decem
ber in de Gemeentelijke Concertzaal. Aanvang
8 uur.
Ds. C. L. Ruben te Zevenhoven is beroepen
als predikant vbij de Gereformeerde Kerk van
Vijfhulzen.
er verantwoord zoolang het niet aan de
maierieele voortbrenging ten goede>komt.
Rendement gaat vóór persoonlijke zelf
standigheid. In Rusland is alles, de indi
vidu inbegrepen, ondergeschikt aan den
staat, aan de plannen, die gedecreteerd
worden.
Er is verschil tusschen beide levensop
vattingen zeg een Amerikaan niet, dat
zijn leven onvrijheid beteekent maar
er is een merkwaardige overeenkomst op
het punt van de waardeering van de per
soonlijke vrijheid. In de Amerikaansche,
zoowel als in de Russische levenssfeer be
teekent afwijking en oppositie een ver
storing van het normale functionneeren
der machinerie. De gelukkige en dus
ook de vrije mensch is daar degene, die
slaagt en zoo weinig mogelijk lijdt. Dat
wil zeggen degene, die zich het minst stoot
tegen de geldende normen, maar juist met
behulp er van zoo ver mogelijk vooruit
komt
In de Europeesche gedachtenwereld
daarentegen is de groote en vrije mensch
degene, die het verst van het kleine ge-
meene veelvoud af staat; hij, die zijn in
dividualiteit het verst heeft ontwikkeld,
dat wil dus ook zeggen een eenzame, in
sommige opzichten tragische, maar in elk
geval voortdurend strijdende figuur.
r ANGS dezen verren omweg komen we
te land bij de films, die volgens den
Engelschen schoolmeester de kinderen luie
hersens bezorgen. Dè films. Dat is te al
gemeen. Wij zien vele en verschillende
soorten rolprenten. Ze komen uit allerlei
landen ook uit die waar de verhouding
tusschen den enkeling en de samenleving
anders is dan bij ons. In die landen zijn
middelen noodig om dengene, die de nei
ging heeft af te wijken van den daór nor
malen gang van zaken, terug te brengen
in het gareel, te verzoenen met de wer
kelijkheid denk aan de Amerikaansche
grootemenschen sprookjes kortom om
hem weer in te lijven bij de collectiviteit.
De film is in die landen een der middelen
daartoe. Ze is het niet eens opzettelijk, ze
kan eenvoudig niet anders, omdat ze uit
die levenssfeer geboren is.
En zie nu hoe opmerkelijk deze soort
films past bij de geestelijke houding van
de categorie der jeugd van de toekom
stige volwassenen dus waarop de En-
gelsche schoolmeester doelde. Haar hou
ding is niet critisch, ze vindt het alles best
en is bereid zich mee te laten drijven, in
te laten lijven, te laten verzoenen.
Dit is de kern van het betoog van dien
schoolmeester. Hij zei, dat films den groei
van kinderen met luie hersens in de hand
werken en een levensopvatting binnen
kunnen leiden, die niqt de onze is. Dat
doen films echter niet omdat ze film zijn,
maar omdat er in haar gelederen zoo vele
zijn. die uit een andere geestesgesteldheid
voortkomen. Is het niet wonderlijk, dat
wij wèl voornamelijk Nederlandsche boe
ken lezen, maar dat we in de bioscoop
practisch nooit iets anders zien dan buiten-
landsch werk?
Het zou verkeerd zijn den invloed der
film te overschatten, maar het toch noodig
te bedenken, dat een groot deel der rol
prenten.'die we zoo vertrouwelijk binnen
onze belangstelling trekken, week aan
week vertellen van een wereld, die ons
vreemd is. Dat is geen pleidooi tegen bui-
tenlandsche films geenszins: wie zich
van de wereld afsluit kan geen deel hebben
in haar gemeenschap en dat is juist wat
wij wèl wenschen. Maar om met anderen
samen te leven is het niet alleen noodig,
dat men zich aan die gemeenschap wijdt,
doch ook, dat men zijn eigen geaardheid
in stand houdt en dus ook; haar blijft on
derscheiden van andere.
v. G-
een goede vernis, visueel genoteen gods
dienst als een andere
Men kan het er mee eens zijn of niet. maar
door deze mededeeling krijgen de schilderijen
nog geen inhoud. Laten we hem echter zijn
zin geven en. omdat er niets te begrijpen is.
alléén maar kijken. En dan kunnen we ons.
trots doodshoofden en graflucht, toch nog
amuseeren en wel met de weergalooze juist
heid waarmee zijn fotografisch oog de dingen
ziet en weergeeft. Ik geloof niet. dat in de
naturalistische weergave der dingen hem
iemand evenaart en ik betwijfel of hij zelfs
in dit opzicht de 17e eeuwers niet overtreft.
Dat is, technisch, zijn knapheid.
Welk een curieus panopticum zou er ont
staan als hij de modellen in natura liet in
lijsten in plaats van ze te schilderen. Zeker
zou de plastiek dan niet sterker zijn, want op
zijn doeken is die zóó. dat men de voorwer
pen zou willen meenemen. Maar wat heb je
aah een roestigen spijker of een touwtje of
een doode merel? En dan, die graflucht
Het harde blad van een laurier, het satijn
van een lint, het uitgemergelde hout en de
Het Hofje van Beerensteyn.
uit dien tijd kon de toets der critiek door
staan. Maar niet de tand des tijds.
Na het midden der vorige eeuw was het
hofje bouwvallig geworden. Maar de re
genten hadden geen geld om afdoende
verbeteringen aan te brengen. Bovendien
waren de fondsen door de staatkundige
omstandigheden sterk in waarde achteruit
gegaan. De heeren zaten dus dit con-
stateeren wij met nadruk, omdat het aft
verzachtende omstandigheden geldt
voor groote moeilijkheden.
Toen kwam het aanbod. In het hofje
hingen niet minder dan vier stukken van
Frans Hals. Nu kunnen wij ons zooiets
niet meer indenken. Als er nu ergens vier
Halsen bewaard worden, acht men het
noodig er een bewaking bij te zetten die
meer activiteit kan ontwikkelen dan een
dozijn oude vrouwtjes.
Barones Mathilde Rotschild te Frankfort
a. Main was genegen f 100.000 te betalen
ijzeren band van een oude ton. allemaal on-
geloofelijk knap geïmiteerde dingen, maar,
nou ja „il n'ya qu'è regarder" zegt Raoul
Hynckes.
Goed. dan zullen we alleen maar kijken.
En dan beginnen we weer van voor af aan:
trots doodshoofden en graflucht
Ik citeer eenige van de verklaringen voor
hen die blijven aandringen.
„Schedel: aanbiddelijke stilte, inwendige
melodie".
„Sleutels: waarborg der afzondering, sleu
tels des hemels".
„Koord: strop om den hals".
„Klimop: hier ligt begraven".
„Het doel. de beteekenis van het leven?
Die ken ik niet en het interesseert mij niet".
Een schilderij als „de Weitasch no. 6" is
evenals „de Haas no. 14" Dok al weer onver
gelijkelijk knap van technische voleinding.
Men staat voor deze dingen met verbazing tc
kijken: welk "een geduld! Van schildersdrift
en enthousiasme bemerkt men evenwel niets.
Naast de technische vaardigheid moeten we
nog groote waardeering hebben voor het aan
wenden van zijn kleur, die behalve geheel in
overeenstemming met het soms lugubere, het
macabere zeker van voorname soberheid is.
HERMAN MOERKERK.
De Australische minister-president Chifley
heeft medegedeeld, dat het kabinet den
Australisch en gezant in Den Haag heeft
gemachtigd een overeenkomst te teekenen
met de Nederlandsche Stichting voor Emi
gratie, om Nederlandsche immigranten in
staat te stellen naar Australië te komen. De
minister voor Immigratie, Calwell, is ge
machtigd in overleg met Chifley en in het
kader van de overeenkomst met de Neder
landsche stichting de ontschepings- en fi-
nancieele voorwaarden van de overeen
komst buiten werking te stellen indien
hem dit wenschelijk voor komt. Door de
beperkte scheepsmogelijkheden zal dit
schema gedurende 1947 slechts in beperkte
mate van kracht zijn, en dat zal het Ge-
meenebest in staat stellen te beslissen in
het licht van de ervaring die gedurende
dat jaar zal zijn verkregen, of de voor
waarden der overeenkomst gewijzigd die
nen te worden ten behoeve van een land
verhuizing op groote schaal, wanneer ver-
voers- en andere factoren dit toestaan, al
dus Chifley. Hij voegde er aan toe dat alle
immigranten, die door de stichting zijn uit
gekozen, nog aan een laatste selectie en
goedkeuring door het Gemeenebest zullen
worden onderworpen aan het eind van de
eerste twaalf maanden nadat het schema
begonnen is. Minister Calwell heeft aange
kondigd dat de eerste groep van 50 Ne
derlandsche immigranten in Mei van het
volgend jaat Nederland zal verlaten en dat
een tweede groep van 50 in September van
dat jaar zal vertrekken. De overigen zullen
vertrekken wanneer de scheepsmogelijkhe
den dit toestaan. De eerste immigranten
zullen boeren^zijn.
Dr. S. U. ZUIDEMA: „De Indische
kwestie". T Wever. Franeker.
Dr. S. U. Zuidema geeft ln deze brochure
als misslonnair-predikant en anti-revolution-
nair een uitvoerige toelichting op de argu
menten. die de houding van hem en zijn geest
verwanten tn dezen bepalen. Het is tevens
zijn doel de misverstanden binnen en buiten
de anti-revolutionnaire groep weg te nemen
Aan het eind vinden wij een vijf en dertigtal
stellingen, die het anti-revolutionnaire stand
punt kort samenvatten.
ER mogen dan wel liedachtige aria's en.
aria-achtige liederen Min, in wezen is de
aria zéér verschillend van het lied. De mu
ziek van het lied is vereenigd met het ge
dicht; bij de aria is de tekst noodig, omdat de
zangstem naar Aanleiding van bepaalde ge
voelens te musiceeren heeft en zeer dikwijls
omdat het gewenscht is dat bepaalde virtuo
siteiten bij de zangkunst door woorden wor
den belicht of gerechtvaardigd. Het kan zeer
mooi of zeer leelijk zijn De aria bestaat niet
omdat de schoonheid van een gedicht er om
vroeg, maar omdat de menschelijke stem als
muziekinstrument te gebruiken is. De mooie
aria komt uit muzikaal sentiment voort en.
gebruikt eenige woorden die voor dit senti
ment uitgezocht zijn; het doet er weinig toe
of deze woorden op zichzelf een schoone een
heid vormen. Wij weten allen hoe zelden bij
een aria sprake is van een mooi gedicht. In
derdaad, het is maar beter dat bij de compo
sitie van een zelfstandig solo-zangstuk, waar
in het spelen van *de stem beoogd wordt, niet
gesold wordt met een goed vers. Bij de goede
aria is de zangstem als instrument opgevat
en men zou eigenlijk de woorden kunnen
missen en kunnen volstaan met een titel,
waarin staat medegedeeld over welk senti
ment of welke fantasie gemusiceerd wordt.
Voor mij persoonlijk zou zelfs een dergelijke
titel wel mogen achterwege blijven. De lee-
lijke aria is ontstaan uit de behoefte om ef
fect te maken en te verblinden; hierbij is
niet alleen de tekst een voorwendsel, maar
%-ordt ook de muziek misbruikt, want zij
wordt aangewend en vervalecht om domme
menschen te kunnen behagen. Dit soort dom
heid komt men in allerlei geestelijke rangen
en sPanden tegen. Er zijn bijv. intellectueelen,
die van de muziek niets anders kunnen vol
gen dan de virtuositeiten van zangers: zij ver
wachten van een vocale compositie niets an
ders dan een materiaal voor ..groote" solis
ten. Zij meenen dat de muziek ontspanning
is en anders niet, zooiets als: vanmiddag
sherry, vanavond een beroemde zangeres.
Welnu, de leelijke aria is voor hen goed ge
noeg.
De aria mag als muzikaal maaksel den tekst
als noodzakelijke bijzaak beschouwen, zij kan
zelfs geheel onafhankelijk van de taal zijn
Ja, goed beschouwd is het lied eigenlijk de
eenige vocale compositie, waarbij het kunst
werk positief geschonden wordt, want het
lied is eenheid met het gedicht; de andere
vocale composities behoeven, van muzikaal
standpunt bezien, deze eenheid niet.
Wie aan de aria denkt, denkt aan Italië. Ik
beveel aan deze gedachte te koesteren; men
kan er nooit spijt van hebben. Men ls echter
geneigd te denken dat de Italiaansche aria
uit de landstaal voortkomt. Dit is niet waar;
de aria komt uit het muzikale karakter van
het volk voort, regelrecht. En als de Italiaan
sche aria (en u mag nu evenzeer aan Durante,
Monteverdi, Puccini of Verdi denken) invloed
had en heeft over geheel Europa, dan bewijst
dit hoe kluchtig de muzikaliteit der Italianen
is. Zij mogen den zin voor symphonische con
structies missen zij hebben geen rem voor
den zang der menschelijke ziel. Zij mogen die
zoogenaamde diepte en ernst der Noordelin
gen ontberen, zij hebben de warmte, de on
bevangenheid van het hart. Zij kunnen zingen
in den echten zin van het woord en zij mogen
er ten eeuwigen dage van hieruit om geprezen
en benijd worden. Ik weet wel dat vele aria's
bij Bèllini en*Donizetti en in de jeugdwerken
van Verdi tot het effect-genre moeten gere
kend worden, maar de Italiaansche aria in 't
geheel, als „kunstsoort", kan zich deze ijdel-
heden als zelfkant veroorloven; wij kunnen
ze wel verklaren en vergeven.
De Nederlanders hebben nooit aria's ge
maakt en zullen ze ook wel nooit schrijven.
Het is waar, wij kunnen schaatsenrijden en
dit is heerlijk, maar een ijzige aria kan ik
mij niet voorstellen, 's Lands wijs, 's lands
eer Ik weet niet of de Italianen ons onze kou
benijden, maar ik ken een Hollandschen com
ponist die met het mes op 'de keel #zijn
schaatsen zou trillen ruilen voor het vermo
gen om een vurige Italiaansche aria te kun
nen maken. Ik bedoel natuurlijk geestelijke
schaatsen maar we doen er nu eenmaal
niets aan en wat land en volk betreft, het
moet wezen zooals hét is. In ieder geval kun
nen de muzikale menschen van geheel Euro
pa zich door de Italiaansche zangkunst laten
verwarmen. En dit hebben dan ook door alle
tijden zoowel componisten als zangers en
hoorders gedaan. Men kent den diep-ingrij-
penden invloed der Italiaansche muziek op
Joh. Seb. Bach Zij heeft zijn ziel ontvonkt
en de contouren zijner lyriek gevormd. Men
weet hoe Mozart zich liet bezielen door het
Italiaansche bel canto en door de dartele
vreugde van het Zuidelijke kwinkeleeren. Dit
alles is het warme gebied der muzikaliteit;
dit alles is onafhankelijk van taal en woor
den, maar nooit onafhankelijk van sentiment
en fantasie. Het is ook de natuurlijke intelli
gentie, de scherpzinnigheid van het kind in
den mensch. Wanneer eindelijk de machtige
edelgermaan Richard Wagner zich met hand
en tand verzet tegen de Italiaansche aria, dan
is het ondanks zijn wijsbegeerte de oude
jalouzie op het zonnige tooverland, die zich
bitter laat kennen.
Bij den invloed der Italiaansche aria be
hoeven wij niet alleen aan de vocale muziek
in Europa te denken Haalt u zich het mid
dendeel van Bach's Italienisches Konzert of
het tweede deel van het dubbelconcert voor
twee violen in gedachten. Het is mij niet
mogelijk met woorden te schilderen hbe de
schoonheid dezer instrumentale gezangen is.
En wie de Choralvorspiele van den ouden
Cantor kent, weet hoe ook in deze werken
tallooze malen rijk-versi»rde cantilenen als
werkelijke, ideëele aria's zingen. In hoevele
adagio's van sonaten en kwartetten zingt een
zeker verlangen naar de warmte van het
vrije zingen; het is zeker waar dat dit helm
wee tot onze diepste roerselen behoort.
Men spreekt wel eens over het herstel der
muziek; men dwaalt door allerlei moderni
teiten. Sommigen spreken van terugkeer naar
het zeer oude. anderen willen 6lechts ont
kenning van alle oudere systemen en verlan
gen slechts nieuwe verzinselen of iets
edeler nieuwe vondsten. Het ls alles do
verstandelijke zoekzucht en ontevredenheid
van Noordelijke menschen. Dat wij te veel
zouden weten en daarbij het zingen verleeren
wordt bij dit alles meestal vergeten. Leve het
Lied, maar leven ook de Aria.
HENDRIK ANDRIESSEN.
Welken tak van sport
ziet het Kerstmannetje
Donderdagavond om 22 uur zal over den zen
der Hilversum I een radio-lutsterwedstrijd wor
den gehouden onder den titel „Welken tak van
sport ziet het Kerstmannetje" ten bate van het
fonds noodgebieden van de Stichting Neder-
landsch Volksherstel. Het Kerstmannetje geeft
een reportage van verschillende takken van
sport. De luisteraar moet raden, welke soorten
van sport hij door het Kerstmannetje hoort ver
slaan. De oplossingen worden per briefkaart,
bijgeplakt met ten minste 40 cent aan postzegels
boven de frankeerwaérde naar het Fonds nood
gebieden, Palelsstraat 1. Den Haag, Ingezonden.
De eerste klas voetbalclubs ln Nederland hebben
vrijkaarten voor één thuiswedstrijd en al»
hoofdprijzen een abonnement voor 1947 uitge
loofd. Verder kunnen fietsen, voetballen, schaat
sen. schoenen en andere prijzen worden gei
wonnen.