Litteraire kantteekeningen Kleine mogendheden moeten zich meer doen geiden, meent de Eerste Kamer Radio Moors Be radio geeft; \S Ifê si ii Wij werken nog niet zoo hard als voor den oorlog Ook de beurstemperatuur om en bij het vriespunt Zaterdag 22 Februari 1947 HAARLEMS DAGBLAD Begrooting Buitenlandsche Zaken Pessimisme over de Vereenigde Volken In het voorloopig verslag- der Eerste i ding, aan te nemen door de bestuursorga- Kamer over de rjjksbegrooting voor 1947 nen van het rijk, provinciën, gemeenten, waterschappen, veenschappen en v^enpol- ders, alsmede door het daarbij in dienst van Buitcnlandsche Zaken betoogen vele leden dat de deelneming van Nederland aan den laatsten oorlog de regeering heeft genoopt, in naaste en verdere toekomst de traditionecle politiek van neutraliteit en zelfstandigheid te vervangen door een bui- tenlandscl» beleid, op positieve doeleinden gericht. Daarbij zal zij zich huns inziens van de vervulling van tweeërlei taak moe ten kwijten: ten perste die, welke Neder land heeft gekregen als lid van de organi satie der Vereenigde Volken, en ten tweede die. welke voortvloeit uit onze historische roeping, bemiddelend op te treden tus- schcn de onderscheidene culturen en land aarden. De Volkenbond is, aldus deze leden, in dertijd opgetreden met de leuze, dat de ge vaarlijke geheime diplomatie plaats moest maken voor een openbare behandeling van de internationale vraagstukken. Voor zoo ver nu groote nationale belangen op het spel stonden, is dat streven uitgeloopen op een mislukking. De openbare behandeling ontaardde telkens in het over en weer uit spreken van schoon klinkende algemeen heden, zonder concreten inhoud, gepaard aan het ter tafel brengen van tal van juri dische spitsvondigheden met betrekking tot aangelegenheden van bijkomstigen aard. Het begin van de U.N.O. is in dit op zicht allerminst geruststellend. Nederland zal daarom al zijn krachten moeten in spannen om dit, blijkens de begrooting zeer kostbare, instituut te doen uitgroeien tot een instelling, die een reëele bijdrage levert voor de totstandkoming van een behoorlijke internationale samenleving. Het zal zijn taak slechts kunnen vervullen, in dien zijn vertegenwoordigers diep zullen zijn doordrongen van de groote Inter nationale beteekenis van de kleine mogend heden in het algemeen en van Nederland in het bijzonder. Te vaak krijgt men den indruk, dat ons optreden wordt beheerscht door een over tuiging a priori van eigen onmacht. De geschiedenis heeft echter aangetoond, dat een doelbewust, krachtig 'en overtuigend optreden van een kleine mogendheid, ook wanneer dit mocht indruischen tegen de Inzichten en de belangen van groote sta ten. soms aanvankelijk cenige ontstemming wekt. doch op den duur tot veel betere uit komsten leidt dan een schuchtere houding. Ingegeven door de vraag, of het ingenomen standpunt welgevallig is aan de weder party. De wijze, waarop het probleem van de grenscorrecties is behandeld en het nalaten van een krachtig protest tegen Australië in de bekende schepenquaestie Stemmen op dit .stuk niet tot gerustheid. Eenige leden waren met den eersten mi nister van de Unie van Zuid-Afrika van meening, dat er voor ons land en de nauw daarmede verbonden kleine naties een bij zondere taak is weggelegd tot vorming van een West-Europeesche federatie. Zij be treurden, dat de minister in de Tweede Kamer zich niet ten volle achter de des betreffende denkbeelden van veldmaar schalk Smuts had gesteld. Enkele leden waren van oordeel, dat de Nederlandsche buitenlandsche politiek te zeer gericht is op de Britsch-Amerikaan- sche mogendheden, en dat in te geringe mate wordt gestreefd naai- versterking van de handelsbetrekkingen met de Oost-Euro- peesche staten. Andere leden waren van meening, dat de regeering goed zougfioen met de beproefde neutraliteitspolitiek niet volkomen prijs te geven. Sommige leden bepleitten beperking van onze financieele bijdrage aan de U.N.O. en aanverwante organisaties en bevordering van toetreding tot de organisatie der Ver eenigde Volken van de mogendheden, die in den laatsten oorlog neutraal waren ge bleven. Ook zouden zij het van belang ach ten, dat de overwonnen staten, zoodra ze zich tot democratische mogendheden zou den hebben ontwikkeld, tot de U.N.O. zouden worden toegelaten, opdat deze niet zou ontaarden in een vereeniging ,van de overwinnaars van den Tweeden Wereld oorlog. Sommige leden vroegen de aandacht voor de „Aanwijzigingen betreffende de hou- Van ouds bekend. Tel. 14601) Officieel Phllips-reparnteiir Kruisstraat 38 - Haarlem (Adv.) ZATERDAG HILVERSUM I, 301.S M. 18.00 Pianoduo, 18.15 Weekoverzicht. 18.30 Voor de strijdkrachten. 19.oo Nieuws. 19.15 Platen op verzoek. 19.45 Rubriek voor den wederopbouw. 20.00 Nieuws en Gewone man. 20.15 Platen. 20.30 Lichtbaken. 21.00 Gevarieerd programma. 22.00 Radiopotpourri. 22.45 Avondgebed. 23.00 Nieuws. 23.20 Platen. HILVERSUM II, 414.5 M„ 218 M. en 1875 M. 17,00 Platen. 17.30 Om en nabij de twintig. 18.00 Nieuws. 18.15 Orgel en zang 18.45 Lezing over de Unesco. 19-00 Schubertllederen door kamer koor. 19.45 BIJ bel vertelling. 29.00 Nieuws en Din gen van den dag. 20.15 Bont programma. 21.30 Socialistisch commentaar. 21.45 Musettek'.anken. 22.09 Lichte muziek. 22.30 „Doodenhuis", luister spel. 23.00 Nieuws. 23.15 Hobby-hoek. 23.30 Nacht- voors telling. ZONDAG HILVERSUM I, 301.5 M. 8.00. 9.30. 13 00. '.9 30. 22.00 uur Nieuws. 3.15 Van man tot man. 8.SO Morgenwijding. 9.45 Hoogmis. 1130 Trio, 12,00 Angelus. 12.03 Pianoduo. 32.15 „In 't Bo.eckhuïjs 12.30 Apologie. 13.45 HSr.del. 14 00 Opera-progr. 15.00 Gr.pl, 15.15 „Ik val aan, volg mij". 15.45 Orgel. 18.00 De liturgie van den vastentijd. 18.10 Handel. 18.15 Zlekenlof. 17.00 Kerkdienst. 18.30 Strijdkr.pr. 19.00 Orgel. 19,15 Kent gij uw Bijbel?. 19.48 Interview. 20.00 Actua liteiten. 20 03 De gewone man. 20 15 „De Zilver vloot". 21.25 Hoorspel. 22.15 Kath. nieuws. 22.20 Avondgebed. 22.35 viool en harp, 23.00 Klaas van Reeek. 23.30 Symphonlseh concert. HILVERSUM II. 414.5 M., 218 M. en 1875 M. 8.00. 13.00, 18.00, 20-00. 23.00 uur Nieuws. 815 Gr.pl. 8.30 Voor den tuin. 8.45 Gr.pl. 9.15 Post- zcgelpraatje. 9.30 Men vraagtwij draaien. 10.00 Geestelijk leven. 10.15 Harmonlemuziek, 11.00 In den tuin»der poëzie. 11.15 Triangel. 12.00 Andolusisch progr. 12.30 Zondagclub, 12.40 Tram- Jcoor. 13.15 Metropole orkest. 13.50 De Spoorwe gen spreken. 14.00 Gr.pl. 14,05 Boekenhalfuur, 14.30 Orkest. 15.45 Filmpraatje. 16.00 Orgel en zang. 16.30 Over vrouwen van rijperen leeftijd. 10.40 Sportflitsen. 17.00 G. G. Cabaret. 17.30 Oome Keesje. 18.15 Sport. 18.30 Het geestelijk leven In de Nederlandsche kolonie te Parijs. 19.00 Kerk dienst 20.05 Actualiteiten- 20.15 Waltztime. 20 45 Hersengymnastiek. 21.15 Benjamino GigLi. 21.55 „Dombey en Zoon". 22.30 Gr.pl. 23.15 Nocturne trancAlse. 23.30 The Skymaste». zijnde personeel en door het personeel in dienst bij spoor- en tramwegen in geval van een vijandelijken inval". In 1937 zijn die aanwijzingen vastgesteld op den grond slag van het landoorlogreglement. Er ko men in die aanwijzingen zinsneden voor over samenwerking met den bezetter en over het zich onthouden van elke opzette lijke benadeeling van dezen. De Nederland-, sche regeering te Londen heeft belangrijke onderdeelen van de aanwijzingen teniet gedaan. Het is echter niet voor tegenspraak vatbaar, dat menigeen, die thans wegens onvaderlandsch gedrag voor toepassing van zuiveringsmaatregelen in aanmerking is gebracht, voor zijn houding een beroep kan doen op de aanwijzingen van 1937. Daar uiteraard met de mogelijkheid van een nieuwen oorlog dient te worden gere kend. werd het drir.genÖ gewenscht geacht, dat tot herziening van de aanwijzingen wordt overgegaan. Andere leden wenschten nadere inlich tingen over de houding der Nederlandsche delegatie op de laatste U.N.O. vergadering bij de bespreking der internationale maat regelen tegen het bewind van Franco in Spanje. Enkele leden verklaarden, de Britscbe interventie-politiek ten aanzien van Ne- derlandsch-ïndië bij de behandeling der begrooting ter sprake te zullen brengen. Het Duitsche vraagstuk. Men zou gaarne, zoo wordt in het ver slag verklaard, een duidelijke uiteenzetting ontvangen van het standpunt, dat de regee ring denkt in te nemen bij de aanstaande vredesonderhandelingen met Duitschland. Wel heeft zij een voorloopig overzicht van de Nederlandsche eischen gegeven, doch daarmede achtte men de desbetreffende materie niet uitgeput. Voorts werd gevraagd, in welke mate het georganiseerde bedrijfsleven was geraad pleegd bij de voorbereiding van het regee- ringsbeleid betreffende het Duitsche vraagstuk. In het bedrijfsleven hier te lande heeft men, zoo werd verklaard, tot dusverre den indruk, dat de regeering de bijzondere positie, waarin ons land ten op zichte van Duitschland verkeert, niet krachtig genoeg verdedigt. Dit laatste brengt het gevaar mede, dat de geallieerde bezettingsautoriteiten onvoldoende met Nederland rekening zullen houden bij de voorloopige regelingen betreffende de wederopneming van het handelsverkeer met de bezettingszones. Is bij de regee ringen van de verbonden mogendheden, bij wie-de beslissing over de Duitsche econo mie berust, wel in genoegzame mate het besef aanwezig, dat ons land op grond van den historisch gegroeiden toestand en van de zeer aanzienlijke schade, in den oorlog geleden, niet alleen het recht heeft, van het begin af te worden geraadpleegd over al wat ten aanzien van Duitschland staat te geschieden, doch ook zekere voorkeur mag eischen bij het afwegen van de onder scheidene belangen? Men achtte het onbetwistbaar, dat de welvaart van Nederland onverbrekelijk samenhangt met die van Duitschland en met het Duitsche productie-potentieel. Onze regeering behoort bij de komende vredesonderhandelingen als leidend begin sel voorop te stellen, dat Nederland waar borgen behoort te ontvangen om in dezelf de mate, als voorheen het geval was, met Duitschland handel te kunnen drijven. Vele leden meenden te weten, dat onze missies in Duitschland vooral ten aanzien van de terugvoering van aan ons volk ontroofde goederen niet hadden bereikt, wat had mogen worden verwacht. Deze leden trokken in twijfel, of in het alge meen wel voldoende wordt gebruik ge maakt van de ervaring van degenen, die volkomen bekend zijn met de Duitsche toestanden, het Duitsche zakenleven en de Duitsche geestesgesteldheid. Verder had het hen getroffen, dat Nederlanders, die reeds van vóór het uitbreken van den I oorlog bezittingen in Duitschland hadden, zeer groote moeilijkheden ondervinden, wanneer zij een onderzoek naar den stand van hun vermogen wen.sch.en in te stellen. Deze leden achtten het van meer be lang, dat de regeering haar aandacht zou richten op deze aangelegenheden dan op de z.g. heropvoeding van het Duitsche volk. De uitlatingen, in den laatsten tijd vernomen uit den mond van bekende anti-, nationaal-socialistische Duitschers die zich als tolk van hun volk opwerpen, getuigen naar de meening van deze leden van zulk een ontstellend gemis aan begrip en zelf- beheersohing, dat vooralsnog van herop voeding van het Duitsche volk wel geen sprake zal kunnen zijn. Zeer vele leden bepleitten stappen ter bescherming van onze havens naar aan leiding van de bescherming, welke de Duitsche Noordzeehavens van de zijde der geallieerde bezettingsmachten genieten. Eenige leden keurden het af dat in af vaardigingen naar internationale bijeenkom sten leden der Staten-Generaal worden benoemd. Zij bepleitten de opneming van zakenlieden in dergelijke delegaties. Voorlichting, Andere leden drongen aan op betere voorlichting over ons land, vooral ook op CHIN. IND. REST. „HONGKONG" SMEDESTRAAT 21 - TEL. 21375 Orig. Ind. Rijsttafel vanaf 3.75 Alle gerechten kunnen ook gehaald worden (Adv.) Bijzonder Hof te Amsterdam velt drie doodvonnissen Het Bijzonder Gerechtshof te Amster dam heeft drie doodvonnissen uitgespro ken over Nederlanders, die in Duitschen krijgsdienst waren getreden. De eerste ter dood veroordeelde was de 23-jarige Am sterdammer H. J. V. die in Januari 1944 dienst nam bij den landstornj, Nederland en in de Septemberdagen van dat jaar bij Arnhem tegen de geallieerden had gevoch- ten. P. M. C. A. A., een u8-jarige Amsterdam mer, werd eveneens ter dood veroordeeld. Hij had in 1941 dienst genomen bij het vrijwilligerslegioen Nederland, verwierf verscheidene Duitsche onderscheidingen en werd ten slotte toegevoegd ahn een elite- corps van de Duitsche weermacht. De derde ter dood veroordeelde is de 48-jarige Amsterdammer J. M. van der B. die in Juli 1942 in dienst trad bij het legioen Nederland en in 1944 als onderoffi cier in Nederland tegen de geallieerde le gers gevochten had. Het Nederlandsche Instituut voor de Publieke Opinie heeft onderzocht, hoe het Nederlandsche volk over eigen arbeids inspanning denkt. Het stelde aan mannen en vrouwen uit alle rangen en standen en uit alle deelen des lands de vraag: „werkt u even hard, harder of minder hard dan vóór den oorlog? Een vrijwel gelijklui dende vraag werd gesteld over de prestatie, de hoeveelheid afgeleverd werk. Veertig procent der ondervraagden was van mee ning, dat-zij even hard werken als vroe ger, twee-en-dertig procent von<5, dat zij harder werkten. Twintig procent werkte minder hard dan voor den oorlog en acht procent had geen oordeel. Over de prestaties had negen procent geen oordeel, vler-en-dertig procent lever de meer werk af dan vroeger, twee-en- dertig procent evenveel als voor den oor log en vijf-en-twintig procent presteert thans minder. De meeste ondervraagden meenen dus dat zij zelf even hard of har der werken en hetzelfde of meer prestee- ren dan voor den oorlog. De directies van honderden belangrijke Nederlandsche bedrijven uit allerlei bran ches zijn het hiermee echter niet eens. Op de vraag of de arbeiders in hun bedrijven zich harder, minder hard of even hard als 76 41 Effecten- en Geldmarkt voor 1940 inspannen en op een overeen komstige informatie betreffende de pres taties 'antwoordden de leiders van deze be drijven: Inspanning Prestatie Grooter Geschool- Onge- Geschool- Onge- dan den schoolden den schoolden voor 1940 11 3% 11% 5% Even groot 54 21 48 20 Minder dan voor 1940 32 Geen oordeel 3 De meeste menschen bleken, zooals uit het onderzoek bleek, een goeden dunk van hun eigen prestaties te hebben. Onder vraagd over anderen blijken zij heel wat minder enthousiast te zijn. Op de vraag: „werken de meeste menschen tegenwoordig hard of niet hard" antwoordde 69 procent: de menschen werken niet hard. Slechts 18 procent was van meening, dat de men schen wel hard werken. Dertien procent had er geen oordeel over. Zoowel naar de meening van het geheele publiek als van de ondervraagde directies gaat de inspanning met de prestatie onge veer gelijk op. Twee-en-dertig procent van het publiek meent, dat het zelf harder werkt dan voor den oorlog en vier-en-der- tig procent dat het meer presteert. Elf procent der directies constateert grooter inspanning en eveneens elf procent ook grooter prestaties van de geschoolde arbeidskrachten, In het oordeel over anderen zijn het groote publiek en de directies het er over eens, dat velen nog niet de vooroorlogsche prestaties leveren. De beurs blijft in meer dan één opzicht om en bij het vriespunt. Er is een volkomen pariteit tusschen den kolennood en den zakennood, welke laatste gedemonstreerd wordt door de daling van den omzet in aandeelen tot ruim 500 000 per dag tegen een gemiddelde van 1.108.000 in Januari en 857.324 in December van het vorig jaar. Vermoedelijk hebben er in genoemde maanden tal van ruilingen plaats gehad van staatsobligaties in aandeelen, welke laatste zich thans in handen van beleggers bevinden, die met den verkoop geen haast maken, ook al zou deze winst opleveren. Nieuwe gezichtspunten voor de aandeelen- markt blijven ontbreken, vooral nu de jaar verslagen van handels- en industrieele onder nemingen nog niet zijn gepubliceerd en men dus over de recente resultaten in het onzekere verkeert. De Nederlandsche Wol Maatschappij die haar balans per 30 September afsluit, heeft in 1945-46 143.077 verdiend, waaruit 4 dividend wordt betaald tegen 3 over het voorgaande jaar. hetgeen bij een beurs koers van 120 niet onbevredigend is. Overi gens zal het bij de publicatie van de jaarver slagen en de dividenden over 1946 vermoede lijk blijken dat de aandeelhouders zich voor eerst met een bescheiden rendement tevreden zullen moeten 6tellen. omdat in het algemeen groote bedragen voor herstel en vernieuwing moeten worden gereserveerd, en de fiscus een groot deel van de winst blijft opeischen. waar bij de Vermogensaanwas-belasting in vele ge vallen tot groote terughoudendheid bij de dividendpolitiek zal leiden. Zooals bekend: vallen de vennootschappen niet onder de aan hangige Vermogensheffing, waarvan sommige optimisten meenen dat zij de eindstreep niet zal halen, hetgeen zoowel voor particulieren als voor het bedrijfsleven een groote ver ademing zou beteekenen, wat het bedrijfs leven betreft, omdat in dat geval de finan ciering van vernieuwingswerken en van nieuw bedrijfsinitiatief op minder' groote moeilijkheden zou stuiten. Men mag zich er over verheugen dat ten spijt van de vele belemmeringen, welke thans aan de gezonde ontplooiing van den onder nemingsgeest in den weg staan, daarvoor naar nieuwe wegen wordt gezocht, zooals onlangs bij het entameeren van de walvischvaart en nu weer bij de oprichting van de Internatio nale Kunststoffen Industrie, die de fabricage van de z.g. „plastics" zal ter hand nemen en met 609.000 aandeelen B a pari aan de markt komi. Wanneer men leest van de wonderen, welke met dit synthetisch product worden be reikt en de velerlei artikelen ziet. welke daarvan kunnen worden gemaakt, kan men slechts toejuichen, dat ook ons land op dit gebied niet achterblijft. Ook de Bataafsche zal te Pernis een fabriek voor de vervaardi ging van kunststoffen bouwen, waardoor na verloop van tijd de noodzaak van import aan merkelijk kan verminderen, hetgeen met het oog op onze onevenwichtige handelsbalans uitermate gewenscht moet worden geacht. cultureel gebied, in het buitenland. Zij wenschten de stichting van een officieelen dienst voor het bevorderen van verbindin gen met wetenschappelijke en cultureele milieus in het buitenland. Algemeen werd geklaagd over het Nederlandsch informa tiebureau te New York, dat niet beant woordt aan de eischen, welke thans aan een dergelijk omvangrijk ei) kostbaar voor lichtingsinstituut kunnen worden gesteld. Een van de voornaamste bezwarèn, die tegen het beleid van het bureau worden ingebracht, achtte men gelegen in de voor lichting, welke het heeft verstrekt over onze Indische politiek. Hoewel het zeer betreurenswaardige feit, dat men in de Vereenigde Staten zoo slecht op de hoogte is van die politiek, mede zijn oorzaak vindt in andere factoren, was men van meening, dat het informatiebureau te dezen opzichte in gebreke is. Gaarne zou men vernemen, of de regee ring voornemens is, op korten termijn in haar beleid met betrekking tot dit insti tuut wijziging te brengen. Sommige leden drongen er op aan, dat aan het departement een eigen persdienst zou worden ingesteld met als taak, ge regeld en stelselmatig aan het eigen land en de eigen pers voorlichting te ver strekken. de. regeer ing van ons land groot, evenals trouwens voor die van Engeland, dat thans bovendien zijn. toch reeds te geringe indu strieele productiviteit verlamd ziopdoor het kolengebrek, hetgeen uiteraard op zijn han delsbalans en zijn betalingsbalans terugslaat. Deze moeilijkheden zijn te grooter nu de be reidheid der V. S. tot het verstrekken van nieuwe credieten aanmerkelijk is afgenomen, mede onder den invloed van de electorale overwinning der republikeinen, waarvan er velen tot een Isoleeringspolitiek schijnen te willen terugkeeren. Engeland is,daarom voor zichtig met het opnemen van het toegestane crediet en heeft dezer dagen zijn bezit aan Argentijnsche sporen verkocht voor 150 millioen om zijn internationale betalings- positie te verbeteren. Ten onzent zullen we van een deel onzer Amerikaantjes afstand moeten doen ter verruiming van onze devie- zenpositie. waarvoor de handel (lees: verkoop) nu binnenkort zal worden opengesteld. Mogelijk zal het beeld van den Amsterdam- schen fondsenhandel hierdoor eenigermate worden verlevendigd, hetgeen men ook hoopt van de nieuwe notccringsraethode voor de z.g. „tape-fondsen", waarvan om 2 uur een „hoofdkoers" zal worden vastgesteld (wan neer er althans orders zijn), tegen welken koers men desgewenscht zal kunnen koopen en verkoopen. waarna van 2.10 tot 2.40 een vrije handel in zeven tijdvakken zal plaats hebben, waarbij genoegen moet worden geno men met den koers, welke op het tijdstip van aankoop of verkoop geldt, zoodat van een middenkoers dus geen sprake zal zijn. LIEFDE ROND 1900. Het was rond 1900. De dochter des huizes had den aanvalligen leeftijd van 21 lentes, de oudste zoon had een vriend, die iederen Zondag trouw een kopje koffie met de familie kwam drinken. Hij was van goeden huize, be schaafd en ontwikkeld en viel zeer in den smaak bij vader en moeder. Bij zijn binnenkomen bloosde de dochter lieftallig. De geschiedenis is oud en altijd nieuw; zij beloofden elkander eeuwig trouw en leefden lang en gelukkig. Aooals vroeger is ook nu het kopje koffie op het Zondagsche bezoekuur van onze meest in tieme vrienden de groote tracta- tie. Moeder doet dan haar best een echte gezellige sfeer te schep pen. Zij betrekt haar koffie van dezelfde zaak als haar moeder in 1900, zij gaat naar De Gruyter, de koffie- en theezaak. Zooals vroeger! S. VESTDIJK: Stomme Getuigen, Uitgeverij Contact, Amsterdam. VOOR VELEN is Simon Vestdijk een van onze begaafdste, nog levende auteurs geen schrijver, die gemakkelijk te verstaan is, althans voor zoover het zijn werk betreft, dat verschenen is vóór zijn roman „Iersche Nachten", den onlangs uitgegeven epischen zang „Mnemosyne in de Bergen" en de met Jeanne van Schaik-Willink geschreven roman -in-briefvorm „De Overnachting", die zoo juist het licht zag en waarop ik in deze ru briek binnenkort hoop terug te komen. Men moet weten, wien men voor heeft, als het ware voorbereid zijn, wil men ten voile be wondering kunnen koesteren voor de bijzon dere eigenschappen die zijn werk zijn ro mans en novellen zoowel als zijn gedichten en essays vertoont. Wie deze zeven novellen, voor het eerst gebundeld verschenen, gaat lezen als een „stuk realisme" van het gang bare soort, zal den weg ertoe niet vinden. Vestdijk heeft lang een zwaren last uit zijn verleden met zich meegetorst. Het eene men- schenhart is nu eenmaal meer bedreigd door oerkrachten die, hoe onbewust ook. ons drij ven. dan het andere. Het hangt er maar van af onder welke omstandigheden en met weike ervaringen zich ons leven uit onze prilste jeugd ontwikkelt. Maar of we nu in me dere of mindere mate in den ban zijn van die onnaspeurlijke krachten, welke ons denken en doen beïnvloeden, een ieder kent wel een zekeren duisteren drang in zich voortgeko men uit doodsvrees, uit de kwetsuren die de jeugdbelevenissen aan onz'e ziei toebrachten, uit de angsten die met ons menschelijk lot spelen. Vestdijk, door studie vertrouwd mèt hij is arts en met een bijzondere intuïtie vóór, den oorsprong dier geheimzinnige mach ten, dier „stomme getuigen" in ons, heeft er, uit levensbehoud, tegen gevochten met het scherpste, onmeedoogenste aller wapenen: het onverschrokken, ontledende intellect. Zijn letterkundig werk is er de neerslag van: in zijn kunst bevrijdde hij zich van dien kwel lenden last, dien de verborgenheden van zijn ziel hem te dragen meegaven. Vandaar een keuze van onderwerp,en een schrijfwijze, die alleen hèm eigen us' wat daar aan drift en drang, aan tooverkrachtige machten van het diepste, donkerste van het hart uit gestalte aanneemt, wordt, dank zij Vestdijk's voor treffelijk beeldend vermogen, een tweede werkelijkheid, naast de ons welbekende van- a!!e-dag. die zich daarmee dusdanig verstren gelt door het fantastische spel van herinne- ringsfliteen. da: de grens tusschen beide ver vaagt, soms zelfs geheel verloren gaat: droom en werkelijkheid, innerlijke verborgenheid en welbewust denken vervloeien tot één soms luguber zinvol beleven Panda en de Meester-dief 51. De auto reed een uur lang over een kale heide, toen kwam er een kasteel in zicht en niet ver van daar stopte Joris voor een vervallen hut. „We zijn er, aardig ventje!" zei hij. „Laat ons uit stijgen en dit bescheiden stulpje binnentreden, „Ligt hier de schat?" vroeg Panda. Hij begon het nu toch een aardig avontuur te vinden en be sloot om het verleden maar te vergeten. „Wanneer wij dat geld eenmaal gevonden hebben, kunnen wij al die arme stakkers die door Jons bedrogen zijn, terugbetalen", dacht hij. ..De schat ligt niet hier, haha." riep Joris. „Maar ziet ge dat luik in de grond? Tilt dat op, dan zult ge de ingang van een onderaards gewelf ontwaren!'' Panda deed nieuwsgierig wat hem gezegd werd. Zoo ingesteld, moet men deze suggestieve novellen gaan lezen. Ik kies er een* enkele uit „De Verdwenen Horlogemaker" om hen, die tot dusver Vestdijk's werk „raadsel achtig", „onbegrijpelijk", ja zelfs „onkiesch" vonden, nader te brengen tot een'vorm van letterkundig kunnen en litterair schoon, die niet alleen tot het beste van Vestdijk's oeuvre, maar tot het waardigste deel van onze mo derne letteren behoort Albertus Cockange dan is bijna erfelijk voorbestemd geweest, het beroep van horlogemaker uit te oefenen en hij heeft zich met zijn werk dusdanig vereen zelvigd, dat er geen „mensch". geen „vader", geen „echtgenoot" Cockange. maar alleen een horlogemaker van dien naam bestaat. Zijn leven is één uurwerk geworden, een samen stel van tandraderen, zoo verzonken was Al bertus Cockange In zijn burgerlijk beroep. Wie zal zeggen wat het was dat dezen hor logemaker, in een flits van bewustworden, tot het inzicht bracht dat er meer levensmogelijk heden zijn dan enkel die van den uurwerk makenden Cockange? Wat beteekende die bleeke hand. die een klant, een vreemdsoortig horloge brengend, als een los voorwerp voor hem neerlegde die huiveringwekkende hand. die alleng6 onzichtbaar werd, alsof ze zich had opgelost in een idee? Albertus Co ckange werd van stond af aan ook onzicht baar. hij kwam buiten zichzelf te staan, ging een zwevend, onstoffelijk bestaan leven, dat hem de vrijheid verleende door te dringen. waar hij wilde en te zien wat een innerlijke noodwendigheid hem te zien gebood. Wat hij zag was zijn eigen leven en dat om hem heen: van zijn vrouw van zijn dochters. En wie eenmaal zóó en dèt gezien heeft, keert niet meer in zijn oude gedaante terug. Denk niet, dat de schrijver zijn fantasie vrij spel laat: alles wat daar gebeurt in dit tweede leven van den onzichtbaren Albertus Cockan ge, voltrekt zich volgens een gestrenge nood zakelijkheid; want er is nog een andere logica dan die van het beredeneerend verstand: die van ons zieleleven. In een andere novelle „Gummivingers" is het een droom, waarin een voor en uit zijn jeugd vluchtende jongen in een schijnbaar, on samenhangend, maar verbijsterend helder visioen van beelden alles doorleeft, wat hem in zijn kinderjaren gekweld heeft. Soms ook laat Vestdijk een verholen ziele- kracht anders inwerken op het leven: daar is de man (in de novelle „De Gestolen Droom"), die leefde voor een jeugddroom, of liever: voor de vage herinnering daaraan, welke zich oploste ln kleur en lokkende mu ziek. anders niet Het is zijn schoonste droom geweest en zijn leven lang wacht hij op den terugkeer daarvan, zonder welke hij zich te kort gedaan voelt, levend met een achter stand. die zonder den weergevonden droom niet in te halen schijnt. Eens meent hij zijn ontstolen droom te herkennen: op een bio scoop-affiche van een natuurfilm. De bioscoop directeur, vol argwaan voor zoo een zonderling, laat hem toe tot de loge en waarschuwt in middels de politie. Wat men in de loge terug vindt iseen zestienjarigen jongen mèt sluik haar, een ronden rug en een van wrok verwrongen gezicht. Droom en werkelijkheid dooréén, ook in het fantastisch-lugubere ver haal van het Vliegfeest.. waarin een toeschou wer overvallen wordt door het visioen van de gruwelijke vernietiging, waarmee deze technische wonderen des doods zich kunnen keeren tegen het. leven, alsof de menschelijke oerdrift tot verdelging er zieh in had uitge stort. Doodsvrees is ook het motief van dat meesterlijk verhaal, getransponeerd in het middeleeuwseh verleden, „de Oubliette", waarin de ridder Hugo, daartoe voorbestemd door een wreede jeugdervaring, in een ver- post gewelf gevangenen doet sterven, omdat hij meent dat de dood van anderen voorwaar de is voor eigen leven. Ik deed maar een greep, maar denkt u zich dit alles in, geschreven ln een stijl vol sober heid en scherpte, die tot in het merg door dringt en u zult begrijpen als ik besluit: hoe zeer moet deze genadelooze strijder tegen de boosaardige onderwereld het simpele leven liefhebben, als hij met zijn schijnbaar nuch- ter-felle verstandswapens zulk een letter kundig schoon te voorschijn weet te tooveren. C. J. E. DINAUX. Over Muziek Muzikale opvoeding NDANKS den aard van het Lag« Middelbaar en Hooger Onderwijs ons land heeft de volwassen Nederland! nog tamelijk wel zijn natuurlijke muzika liteit kunnen behouden. Maar zeker is hi dat de bevolking van Nederland in alk rang en stand veel fleuriger muzikaal zo zijn, wanneer van kindsbeen af de jeug algemeen was opgevoed in het besef, d: de muziek tot het natuurlijkste en heei lijkste van het leven behoort. Niet op eerste plaats door er idealistische toesprj ken over te houden, maar door alle kin deren en jongelieden ten le te laten zin gen en nog eens zingen, ten 2e door eerst spelenderwijs en later ernstiger onderwijzen in de elementen der muzie en ten 3e door ze op de hoogte te brenge van de geschiedenis der muziek. De Ho landers zouden zich dan later niet kunne herinneren, dat ze ooit buiten de muzie hadden geleefd en ze zouden er tot hl dood zoowel.den bloei als de vruchten ve genieten. Eerst in den allerlaatsten ti komen er kansen op verbetering en mij schien is over vijftig jaar het type Nede lander iets florissanter inzake'muziek da|i thans. Men mag gelooven dat muzikaliteit behoort tot den aard van ons volk, ho wel wij geenszins typisch artistiek zij wij hebben veel goede musici en veel en stige muziekliefhebbers en dezen vorm< met elkaar een groot en degelijk, zeer si lide bedrijf, waarbij de concertzalen markthallen zijn, waarin zeer fatsoenlij l met veel verheven besef, de kunst kon en gaat. Dit klinkt misschien niet bijzoi der hoffelijk, maar het is toch niet z< kwaad als het schijnt. Ik doe nameli niets te kort aan den ernst der N derlandsche uitvoerende musici, prestaties zijn muzikaal beschouwd ze degelijk en meestal onberispelijk; schijnen zelfs onberispelijker te zijn da Franschen, Engelschen, Italianen en Spai jaarden en wij zijn daar zeer trotsch o Ja, erg correct en trotsch zijn wij in h besef van onze soliditeit en wij sprek< met een zelfgenoegzamen glimlach van de „Franschen slag" enz., enz., maar met d al mist de Nederlandsche musicus die li vensvrije poëzie, die men in het algemee wèl bij onze schilders ziet en waarond ik artisticiteit versta. Tot artisten kunnen wij elkaar niet ojj; voeden, want het natuurlijke levenski rakter van den artist laat zich niet do( systemen opbouwen, maar het is zeer zi ker mogelijk, dat de muzikaliteit als ee sjoeciale aanleg yan den mensch ontwil keld wordt. En deze opvoeding is in 0! land altijd verwaarloosd. Het besef, d de muziek tot den natuurlijken rijkdo van het leven behoort, past niet in nuttigheidsopvattingen van den Hollande die voor alles zorg heeft behalve voor zorgeloosheid. En wanneer er nu hier daar bewegingen ten goede zijn, dan gs schiedt dit op het voorbeeld van het bu tenland, waar men altijd meer geheci heeft aan de muziek en haar als positie: levenswaarde erkent. De muziek is nami lijk niet een exclusieve bezigheid voor he die er toevallig zin in hebben, het is ni een beroep voor hen die niets anders koi den leeren, het is niet een middel om h< „uitgaan" mogelijk te maken, het is nie een element om alleen maar wetenschap pelü'ke vivisectie op te plegen en ook nil een bezigheid voor sentimenteele mei schen; het is geen bridge en geen spoi het is de schoone natuur van het leven e van den mensch, en het is dus" een supt rieure zaak. In de vele, lange jaren van de kindshe: tot en met het doctoraal examen hoort jonge mensch er officieel niets over. Ir. middels is hij geschikt gemaakt voor h allesoverheerschende maatschappelijk be stel met zijn rangen en standen. Zeke voor zoover de muzikale neiging sterk neemt de jongeling in zijn „vrijen tijd" gelegenheid waar om te rnusiceeren en wi te hooren, en even zeker al tydei de lagere school laten de meeste oude! hun kinderen les nemen aan de groot zwarte piano (hetgeen voor een kind geens zins aantrekkelijk is), maar dit alles wijl op de „bijzaak", op de convent)oneele aai dlgheid, op de nutteloosheid. De lagere school behoort in de eert plaats een zangschool te zijn, waarin h allereerste lied van moeder en kind won voortgezet en spelenderwijs wordt gevolg door allerlei aantrekkelijk nieuws. Da komt het er op aan dat het gehoor en h< muzikaal voorstellingsvermogen geleidelij ontwikkeld worden en bij dit alles gek de natuurlijke eisch van vroolijkheid. Hi is hier de plaats niet om paedagogiscï systemen te ontwikkelen en ik vermijd di ook thans alle technische behandeling; mag slechts de aandacht vragen voor principieele waarheid, dat de opwekkin en ontwikkeling van de muzikaliteit nie alleen mogelijk is, maar een plicht is te opzichte van de natuur en niet minder te opzichte van de geestelijke gezondheii Deze meen ing is gebaseerd op de zekerheid dat de algemeene muzikale ontwikkelin een waarborg bevat voor de verrijking val het leven en op de overtuiging dat de Ne derlanders' yan nature veel muzikaler zijl dan het schijnt. Ik geloof niet dat critische beschouwini van het leven het voornaamste is. Was dl zoo, dan zouden de Nederlanders voorbeel dig zijn. Maar neen: hartelijke bewonde ring voor het geschapene, voor het gege vene is de onbegrensde vruchtbaarheii voor het leven en' hiertoe behoort het ver rukkelijke geheim der muziek, dat nis duister is, maar klaar als de zon. Wij kun nen niet straffeloos in de zon - zelf kij ken, maar wij kunnen tot onzen dood haar verwarmende stralen genieten. HENDRIK ANDRIESSEN. Een woordvoerder van het Britsche mlnistt rie van Buitenlandsche Zaken heeft tegenge sproken, dat er door den minister van Buiten landsche Zaken, Bevln. of door andere Britscli autoriteiten op een besloten vergadering van i L'abourparttj een officleele verklaring is afge legd, dat alle Britsche troepen met uitzonderln van één brigade tegen eind Mei 1947 uit Grie kenland zullen zijn teruggetrokken. Dienaan gaande Is ook geen enkele verklaring officleele Grleksche zijde aan de Britscli autoriteiten gedaan, aldus de woordvoerder. De bijzondere correspondent van Reuter t Boekarest meldt, dat een verschrikkelijke hon gersnood, zooals Europa ln eeuwen niet gekeö 1 heeft, Moldavië, dat wel eens een der graanschu ren van centraal-Europa genoemd worü teistert. Duizenden zijn van honger omgekomen Honderdduizenden zijn den dood nabij. Drie vijf millioen menschen hebben hun voedselvoor raden, die na den oorlog door twee jaren vai groote droogte waren geslonken, voor het laad 1 aangesproken. Reuter's correspondent voorzit 1 het ergste voor mtllioenen, indien niet titfi hulp geboden wordt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 2