Litteraire kantteekeningen
Kleine mogendheden moeten zich meer
doen geiden, meent de Eerste Kamer
Radio Moors
Be radio geeft;
\S Ifê si ii
Wij werken nog niet zoo hard
als voor den oorlog
Ook de beurstemperatuur
om en bij het vriespunt
Zaterdag 22 Februari 1947
HAARLEMS DAGBLAD
Begrooting Buitenlandsche Zaken
Pessimisme over de Vereenigde Volken
In het voorloopig verslag- der Eerste i ding, aan te nemen door de bestuursorga-
Kamer over de rjjksbegrooting voor 1947 nen van het rijk, provinciën, gemeenten,
waterschappen, veenschappen en v^enpol-
ders, alsmede door het daarbij in dienst
van Buitcnlandsche Zaken betoogen vele
leden dat de deelneming van Nederland
aan den laatsten oorlog de regeering heeft
genoopt, in naaste en verdere toekomst de
traditionecle politiek van neutraliteit en
zelfstandigheid te vervangen door een bui-
tenlandscl» beleid, op positieve doeleinden
gericht. Daarbij zal zij zich huns inziens
van de vervulling van tweeërlei taak moe
ten kwijten: ten perste die, welke Neder
land heeft gekregen als lid van de organi
satie der Vereenigde Volken, en ten tweede
die. welke voortvloeit uit onze historische
roeping, bemiddelend op te treden tus-
schcn de onderscheidene culturen en land
aarden.
De Volkenbond is, aldus deze leden, in
dertijd opgetreden met de leuze, dat de ge
vaarlijke geheime diplomatie plaats moest
maken voor een openbare behandeling van
de internationale vraagstukken. Voor zoo
ver nu groote nationale belangen op het
spel stonden, is dat streven uitgeloopen op
een mislukking. De openbare behandeling
ontaardde telkens in het over en weer uit
spreken van schoon klinkende algemeen
heden, zonder concreten inhoud, gepaard
aan het ter tafel brengen van tal van juri
dische spitsvondigheden met betrekking
tot aangelegenheden van bijkomstigen
aard. Het begin van de U.N.O. is in dit op
zicht allerminst geruststellend. Nederland
zal daarom al zijn krachten moeten in
spannen om dit, blijkens de begrooting
zeer kostbare, instituut te doen uitgroeien
tot een instelling, die een reëele bijdrage
levert voor de totstandkoming van een
behoorlijke internationale samenleving. Het
zal zijn taak slechts kunnen vervullen, in
dien zijn vertegenwoordigers diep zullen
zijn doordrongen van de groote Inter
nationale beteekenis van de kleine mogend
heden in het algemeen en van Nederland
in het bijzonder.
Te vaak krijgt men den indruk, dat ons
optreden wordt beheerscht door een over
tuiging a priori van eigen onmacht. De
geschiedenis heeft echter aangetoond, dat
een doelbewust, krachtig 'en overtuigend
optreden van een kleine mogendheid, ook
wanneer dit mocht indruischen tegen de
Inzichten en de belangen van groote sta
ten. soms aanvankelijk cenige ontstemming
wekt. doch op den duur tot veel betere uit
komsten leidt dan een schuchtere houding.
Ingegeven door de vraag, of het ingenomen
standpunt welgevallig is aan de weder
party. De wijze, waarop het probleem van
de grenscorrecties is behandeld en het
nalaten van een krachtig protest tegen
Australië in de bekende schepenquaestie
Stemmen op dit .stuk niet tot gerustheid.
Eenige leden waren met den eersten mi
nister van de Unie van Zuid-Afrika van
meening, dat er voor ons land en de nauw
daarmede verbonden kleine naties een bij
zondere taak is weggelegd tot vorming van
een West-Europeesche federatie. Zij be
treurden, dat de minister in de Tweede
Kamer zich niet ten volle achter de des
betreffende denkbeelden van veldmaar
schalk Smuts had gesteld.
Enkele leden waren van oordeel, dat de
Nederlandsche buitenlandsche politiek te
zeer gericht is op de Britsch-Amerikaan-
sche mogendheden, en dat in te geringe
mate wordt gestreefd naai- versterking van
de handelsbetrekkingen met de Oost-Euro-
peesche staten.
Andere leden waren van meening, dat de
regeering goed zougfioen met de beproefde
neutraliteitspolitiek niet volkomen prijs te
geven.
Sommige leden bepleitten beperking van
onze financieele bijdrage aan de U.N.O. en
aanverwante organisaties en bevordering
van toetreding tot de organisatie der Ver
eenigde Volken van de mogendheden, die
in den laatsten oorlog neutraal waren ge
bleven. Ook zouden zij het van belang ach
ten, dat de overwonnen staten, zoodra ze
zich tot democratische mogendheden zou
den hebben ontwikkeld, tot de U.N.O.
zouden worden toegelaten, opdat deze niet
zou ontaarden in een vereeniging ,van de
overwinnaars van den Tweeden Wereld
oorlog.
Sommige leden vroegen de aandacht voor
de „Aanwijzigingen betreffende de hou-
Van ouds bekend. Tel. 14601)
Officieel Phllips-reparnteiir
Kruisstraat 38 - Haarlem
(Adv.)
ZATERDAG
HILVERSUM I, 301.S M.
18.00 Pianoduo, 18.15 Weekoverzicht. 18.30 Voor
de strijdkrachten. 19.oo Nieuws. 19.15 Platen op
verzoek. 19.45 Rubriek voor den wederopbouw.
20.00 Nieuws en Gewone man. 20.15 Platen. 20.30
Lichtbaken. 21.00 Gevarieerd programma. 22.00
Radiopotpourri. 22.45 Avondgebed. 23.00 Nieuws.
23.20 Platen.
HILVERSUM II, 414.5 M„ 218 M. en 1875 M.
17,00 Platen. 17.30 Om en nabij de twintig. 18.00
Nieuws. 18.15 Orgel en zang 18.45 Lezing over
de Unesco. 19-00 Schubertllederen door kamer
koor. 19.45 BIJ bel vertelling. 29.00 Nieuws en Din
gen van den dag. 20.15 Bont programma. 21.30
Socialistisch commentaar. 21.45 Musettek'.anken.
22.09 Lichte muziek. 22.30 „Doodenhuis", luister
spel. 23.00 Nieuws. 23.15 Hobby-hoek. 23.30 Nacht-
voors telling.
ZONDAG
HILVERSUM I, 301.5 M.
8.00. 9.30. 13 00. '.9 30. 22.00 uur Nieuws. 3.15 Van
man tot man. 8.SO Morgenwijding. 9.45 Hoogmis.
1130 Trio, 12,00 Angelus. 12.03 Pianoduo. 32.15
„In 't Bo.eckhuïjs 12.30 Apologie. 13.45 HSr.del.
14 00 Opera-progr. 15.00 Gr.pl, 15.15 „Ik val aan,
volg mij". 15.45 Orgel. 18.00 De liturgie van den
vastentijd. 18.10 Handel. 18.15 Zlekenlof. 17.00
Kerkdienst. 18.30 Strijdkr.pr. 19.00 Orgel. 19,15
Kent gij uw Bijbel?. 19.48 Interview. 20.00 Actua
liteiten. 20 03 De gewone man. 20 15 „De Zilver
vloot". 21.25 Hoorspel. 22.15 Kath. nieuws. 22.20
Avondgebed. 22.35 viool en harp, 23.00 Klaas van
Reeek. 23.30 Symphonlseh concert.
HILVERSUM II. 414.5 M., 218 M. en 1875 M.
8.00. 13.00, 18.00, 20-00. 23.00 uur Nieuws. 815
Gr.pl. 8.30 Voor den tuin. 8.45 Gr.pl. 9.15 Post-
zcgelpraatje. 9.30 Men vraagtwij draaien.
10.00 Geestelijk leven. 10.15 Harmonlemuziek,
11.00 In den tuin»der poëzie. 11.15 Triangel. 12.00
Andolusisch progr. 12.30 Zondagclub, 12.40 Tram-
Jcoor. 13.15 Metropole orkest. 13.50 De Spoorwe
gen spreken. 14.00 Gr.pl. 14,05 Boekenhalfuur,
14.30 Orkest. 15.45 Filmpraatje. 16.00 Orgel en
zang. 16.30 Over vrouwen van rijperen leeftijd.
10.40 Sportflitsen. 17.00 G. G. Cabaret. 17.30 Oome
Keesje. 18.15 Sport. 18.30 Het geestelijk leven In
de Nederlandsche kolonie te Parijs. 19.00 Kerk
dienst 20.05 Actualiteiten- 20.15 Waltztime. 20 45
Hersengymnastiek. 21.15 Benjamino GigLi. 21.55
„Dombey en Zoon". 22.30 Gr.pl. 23.15 Nocturne
trancAlse. 23.30 The Skymaste».
zijnde personeel en door het personeel in
dienst bij spoor- en tramwegen in geval
van een vijandelijken inval". In 1937 zijn
die aanwijzingen vastgesteld op den grond
slag van het landoorlogreglement. Er ko
men in die aanwijzingen zinsneden voor
over samenwerking met den bezetter en
over het zich onthouden van elke opzette
lijke benadeeling van dezen. De Nederland-,
sche regeering te Londen heeft belangrijke
onderdeelen van de aanwijzingen teniet
gedaan. Het is echter niet voor tegenspraak
vatbaar, dat menigeen, die thans wegens
onvaderlandsch gedrag voor toepassing van
zuiveringsmaatregelen in aanmerking is
gebracht, voor zijn houding een beroep kan
doen op de aanwijzingen van 1937.
Daar uiteraard met de mogelijkheid van
een nieuwen oorlog dient te worden gere
kend. werd het drir.genÖ gewenscht geacht,
dat tot herziening van de aanwijzingen
wordt overgegaan.
Andere leden wenschten nadere inlich
tingen over de houding der Nederlandsche
delegatie op de laatste U.N.O. vergadering
bij de bespreking der internationale maat
regelen tegen het bewind van Franco in
Spanje.
Enkele leden verklaarden, de Britscbe
interventie-politiek ten aanzien van Ne-
derlandsch-ïndië bij de behandeling der
begrooting ter sprake te zullen brengen.
Het Duitsche vraagstuk.
Men zou gaarne, zoo wordt in het ver
slag verklaard, een duidelijke uiteenzetting
ontvangen van het standpunt, dat de regee
ring denkt in te nemen bij de aanstaande
vredesonderhandelingen met Duitschland.
Wel heeft zij een voorloopig overzicht van
de Nederlandsche eischen gegeven, doch
daarmede achtte men de desbetreffende
materie niet uitgeput.
Voorts werd gevraagd, in welke mate het
georganiseerde bedrijfsleven was geraad
pleegd bij de voorbereiding van het regee-
ringsbeleid betreffende het Duitsche
vraagstuk. In het bedrijfsleven hier te
lande heeft men, zoo werd verklaard, tot
dusverre den indruk, dat de regeering de
bijzondere positie, waarin ons land ten op
zichte van Duitschland verkeert, niet
krachtig genoeg verdedigt. Dit laatste
brengt het gevaar mede, dat de geallieerde
bezettingsautoriteiten onvoldoende met
Nederland rekening zullen houden bij de
voorloopige regelingen betreffende de
wederopneming van het handelsverkeer
met de bezettingszones. Is bij de regee
ringen van de verbonden mogendheden, bij
wie-de beslissing over de Duitsche econo
mie berust, wel in genoegzame mate het
besef aanwezig, dat ons land op grond van
den historisch gegroeiden toestand en van
de zeer aanzienlijke schade, in den oorlog
geleden, niet alleen het recht heeft, van
het begin af te worden geraadpleegd over
al wat ten aanzien van Duitschland staat
te geschieden, doch ook zekere voorkeur
mag eischen bij het afwegen van de onder
scheidene belangen?
Men achtte het onbetwistbaar, dat de
welvaart van Nederland onverbrekelijk
samenhangt met die van Duitschland en
met het Duitsche productie-potentieel.
Onze regeering behoort bij de komende
vredesonderhandelingen als leidend begin
sel voorop te stellen, dat Nederland waar
borgen behoort te ontvangen om in dezelf
de mate, als voorheen het geval was, met
Duitschland handel te kunnen drijven.
Vele leden meenden te weten, dat onze
missies in Duitschland vooral ten aanzien
van de terugvoering van aan ons volk
ontroofde goederen niet hadden bereikt,
wat had mogen worden verwacht. Deze
leden trokken in twijfel, of in het alge
meen wel voldoende wordt gebruik ge
maakt van de ervaring van degenen, die
volkomen bekend zijn met de Duitsche
toestanden, het Duitsche zakenleven en
de Duitsche geestesgesteldheid. Verder
had het hen getroffen, dat Nederlanders,
die reeds van vóór het uitbreken van den
I oorlog bezittingen in Duitschland hadden,
zeer groote moeilijkheden ondervinden,
wanneer zij een onderzoek naar den stand
van hun vermogen wen.sch.en in te stellen.
Deze leden achtten het van meer be
lang, dat de regeering haar aandacht zou
richten op deze aangelegenheden dan op
de z.g. heropvoeding van het Duitsche
volk. De uitlatingen, in den laatsten tijd
vernomen uit den mond van bekende anti-,
nationaal-socialistische Duitschers die zich
als tolk van hun volk opwerpen, getuigen
naar de meening van deze leden van zulk
een ontstellend gemis aan begrip en zelf-
beheersohing, dat vooralsnog van herop
voeding van het Duitsche volk wel geen
sprake zal kunnen zijn.
Zeer vele leden bepleitten stappen ter
bescherming van onze havens naar aan
leiding van de bescherming, welke de
Duitsche Noordzeehavens van de zijde der
geallieerde bezettingsmachten genieten.
Eenige leden keurden het af dat in af
vaardigingen naar internationale bijeenkom
sten leden der Staten-Generaal worden
benoemd. Zij bepleitten de opneming van
zakenlieden in dergelijke delegaties.
Voorlichting,
Andere leden drongen aan op betere
voorlichting over ons land, vooral ook op
CHIN. IND. REST. „HONGKONG"
SMEDESTRAAT 21 - TEL. 21375
Orig. Ind. Rijsttafel vanaf 3.75
Alle gerechten kunnen ook gehaald worden
(Adv.)
Bijzonder Hof te Amsterdam
velt drie doodvonnissen
Het Bijzonder Gerechtshof te Amster
dam heeft drie doodvonnissen uitgespro
ken over Nederlanders, die in Duitschen
krijgsdienst waren getreden. De eerste ter
dood veroordeelde was de 23-jarige Am
sterdammer H. J. V. die in Januari 1944
dienst nam bij den landstornj, Nederland
en in de Septemberdagen van dat jaar bij
Arnhem tegen de geallieerden had gevoch-
ten.
P. M. C. A. A., een u8-jarige Amsterdam
mer, werd eveneens ter dood veroordeeld.
Hij had in 1941 dienst genomen bij het
vrijwilligerslegioen Nederland, verwierf
verscheidene Duitsche onderscheidingen en
werd ten slotte toegevoegd ahn een elite-
corps van de Duitsche weermacht.
De derde ter dood veroordeelde is de
48-jarige Amsterdammer J. M. van der B.
die in Juli 1942 in dienst trad bij het
legioen Nederland en in 1944 als onderoffi
cier in Nederland tegen de geallieerde le
gers gevochten had.
Het Nederlandsche Instituut voor de
Publieke Opinie heeft onderzocht, hoe het
Nederlandsche volk over eigen arbeids
inspanning denkt. Het stelde aan mannen
en vrouwen uit alle rangen en standen en
uit alle deelen des lands de vraag: „werkt
u even hard, harder of minder hard dan
vóór den oorlog? Een vrijwel gelijklui
dende vraag werd gesteld over de prestatie,
de hoeveelheid afgeleverd werk. Veertig
procent der ondervraagden was van mee
ning, dat-zij even hard werken als vroe
ger, twee-en-dertig procent von<5, dat zij
harder werkten. Twintig procent werkte
minder hard dan voor den oorlog en acht
procent had geen oordeel.
Over de prestaties had negen procent
geen oordeel, vler-en-dertig procent lever
de meer werk af dan vroeger, twee-en-
dertig procent evenveel als voor den oor
log en vijf-en-twintig procent presteert
thans minder. De meeste ondervraagden
meenen dus dat zij zelf even hard of har
der werken en hetzelfde of meer prestee-
ren dan voor den oorlog.
De directies van honderden belangrijke
Nederlandsche bedrijven uit allerlei bran
ches zijn het hiermee echter niet eens. Op
de vraag of de arbeiders in hun bedrijven
zich harder, minder hard of even hard als
76 41
Effecten- en
Geldmarkt
voor 1940 inspannen en op een overeen
komstige informatie betreffende de pres
taties 'antwoordden de leiders van deze be
drijven:
Inspanning Prestatie
Grooter Geschool- Onge- Geschool- Onge-
dan den schoolden den schoolden
voor 1940 11 3% 11% 5%
Even groot 54 21 48 20
Minder dan
voor 1940 32
Geen oordeel 3
De meeste menschen bleken, zooals uit
het onderzoek bleek, een goeden dunk van
hun eigen prestaties te hebben. Onder
vraagd over anderen blijken zij heel wat
minder enthousiast te zijn. Op de vraag:
„werken de meeste menschen tegenwoordig
hard of niet hard" antwoordde 69 procent:
de menschen werken niet hard. Slechts 18
procent was van meening, dat de men
schen wel hard werken. Dertien procent
had er geen oordeel over.
Zoowel naar de meening van het geheele
publiek als van de ondervraagde directies
gaat de inspanning met de prestatie onge
veer gelijk op. Twee-en-dertig procent van
het publiek meent, dat het zelf harder
werkt dan voor den oorlog en vier-en-der-
tig procent dat het meer presteert. Elf
procent der directies constateert grooter
inspanning en eveneens elf procent ook
grooter prestaties van de geschoolde
arbeidskrachten,
In het oordeel over anderen zijn het
groote publiek en de directies het er over
eens, dat velen nog niet de vooroorlogsche
prestaties leveren.
De
beurs blijft in meer dan één opzicht om en bij
het vriespunt. Er is een volkomen pariteit
tusschen den kolennood en den zakennood,
welke laatste gedemonstreerd wordt door de
daling van den omzet in aandeelen tot ruim
500 000 per dag tegen een gemiddelde van
1.108.000 in Januari en 857.324 in December
van het vorig jaar. Vermoedelijk hebben er
in genoemde maanden tal van ruilingen plaats
gehad van staatsobligaties in aandeelen, welke
laatste zich thans in handen van beleggers
bevinden, die met den verkoop geen haast
maken, ook al zou deze winst opleveren.
Nieuwe gezichtspunten voor de aandeelen-
markt blijven ontbreken, vooral nu de jaar
verslagen van handels- en industrieele onder
nemingen nog niet zijn gepubliceerd en men
dus over de recente resultaten in het onzekere
verkeert. De Nederlandsche Wol Maatschappij
die haar balans per 30 September afsluit,
heeft in 1945-46 143.077 verdiend, waaruit
4 dividend wordt betaald tegen 3 over
het voorgaande jaar. hetgeen bij een beurs
koers van 120 niet onbevredigend is. Overi
gens zal het bij de publicatie van de jaarver
slagen en de dividenden over 1946 vermoede
lijk blijken dat de aandeelhouders zich voor
eerst met een bescheiden rendement tevreden
zullen moeten 6tellen. omdat in het algemeen
groote bedragen voor herstel en vernieuwing
moeten worden gereserveerd, en de fiscus een
groot deel van de winst blijft opeischen. waar
bij de Vermogensaanwas-belasting in vele ge
vallen tot groote terughoudendheid bij de
dividendpolitiek zal leiden. Zooals bekend:
vallen de vennootschappen niet onder de aan
hangige Vermogensheffing, waarvan sommige
optimisten meenen dat zij de eindstreep niet
zal halen, hetgeen zoowel voor particulieren
als voor het bedrijfsleven een groote ver
ademing zou beteekenen, wat het bedrijfs
leven betreft, omdat in dat geval de finan
ciering van vernieuwingswerken en van
nieuw bedrijfsinitiatief op minder' groote
moeilijkheden zou stuiten.
Men mag zich er over verheugen dat ten
spijt van de vele belemmeringen, welke thans
aan de gezonde ontplooiing van den onder
nemingsgeest in den weg staan, daarvoor naar
nieuwe wegen wordt gezocht, zooals onlangs
bij het entameeren van de walvischvaart en
nu weer bij de oprichting van de Internatio
nale Kunststoffen Industrie, die de fabricage
van de z.g. „plastics" zal ter hand nemen en
met 609.000 aandeelen B a pari aan de markt
komi. Wanneer men leest van de wonderen,
welke met dit synthetisch product worden be
reikt en de velerlei artikelen ziet. welke
daarvan kunnen worden gemaakt, kan men
slechts toejuichen, dat ook ons land op dit
gebied niet achterblijft. Ook de Bataafsche
zal te Pernis een fabriek voor de vervaardi
ging van kunststoffen bouwen, waardoor na
verloop van tijd de noodzaak van import aan
merkelijk kan verminderen, hetgeen met het
oog op onze onevenwichtige handelsbalans
uitermate gewenscht moet worden geacht.
cultureel gebied, in het buitenland. Zij
wenschten de stichting van een officieelen
dienst voor het bevorderen van verbindin
gen met wetenschappelijke en cultureele
milieus in het buitenland. Algemeen werd
geklaagd over het Nederlandsch informa
tiebureau te New York, dat niet beant
woordt aan de eischen, welke thans aan
een dergelijk omvangrijk ei) kostbaar voor
lichtingsinstituut kunnen worden gesteld.
Een van de voornaamste bezwarèn, die
tegen het beleid van het bureau worden
ingebracht, achtte men gelegen in de voor
lichting, welke het heeft verstrekt over
onze Indische politiek. Hoewel het zeer
betreurenswaardige feit, dat men in de
Vereenigde Staten zoo slecht op de hoogte
is van die politiek, mede zijn oorzaak
vindt in andere factoren, was men van
meening, dat het informatiebureau te
dezen opzichte in gebreke is.
Gaarne zou men vernemen, of de regee
ring voornemens is, op korten termijn in
haar beleid met betrekking tot dit insti
tuut wijziging te brengen.
Sommige leden drongen er op aan, dat
aan het departement een eigen persdienst
zou worden ingesteld met als taak, ge
regeld en stelselmatig aan het eigen land
en de eigen pers voorlichting te ver
strekken.
de. regeer ing van ons land groot, evenals
trouwens voor die van Engeland, dat thans
bovendien zijn. toch reeds te geringe indu
strieele productiviteit verlamd ziopdoor het
kolengebrek, hetgeen uiteraard op zijn han
delsbalans en zijn betalingsbalans terugslaat.
Deze moeilijkheden zijn te grooter nu de be
reidheid der V. S. tot het verstrekken van
nieuwe credieten aanmerkelijk is afgenomen,
mede onder den invloed van de electorale
overwinning der republikeinen, waarvan er
velen tot een Isoleeringspolitiek schijnen te
willen terugkeeren. Engeland is,daarom voor
zichtig met het opnemen van het toegestane
crediet en heeft dezer dagen zijn bezit aan
Argentijnsche sporen verkocht voor 150
millioen om zijn internationale betalings-
positie te verbeteren. Ten onzent zullen we
van een deel onzer Amerikaantjes afstand
moeten doen ter verruiming van onze devie-
zenpositie. waarvoor de handel (lees: verkoop)
nu binnenkort zal worden opengesteld.
Mogelijk zal het beeld van den Amsterdam-
schen fondsenhandel hierdoor eenigermate
worden verlevendigd, hetgeen men ook hoopt
van de nieuwe notccringsraethode voor de
z.g. „tape-fondsen", waarvan om 2 uur een
„hoofdkoers" zal worden vastgesteld (wan
neer er althans orders zijn), tegen welken
koers men desgewenscht zal kunnen koopen
en verkoopen. waarna van 2.10 tot 2.40 een
vrije handel in zeven tijdvakken zal plaats
hebben, waarbij genoegen moet worden geno
men met den koers, welke op het tijdstip van
aankoop of verkoop geldt, zoodat van een
middenkoers dus geen sprake zal zijn.
LIEFDE ROND 1900.
Het was rond 1900. De dochter
des huizes had den aanvalligen
leeftijd van 21 lentes, de oudste
zoon had een vriend, die iederen
Zondag trouw een kopje koffie
met de familie kwam drinken.
Hij was van goeden huize, be
schaafd en ontwikkeld en viel
zeer in den smaak bij vader en
moeder. Bij zijn binnenkomen
bloosde de dochter lieftallig. De
geschiedenis is oud en altijd
nieuw; zij beloofden elkander
eeuwig trouw en leefden lang en
gelukkig.
Aooals vroeger is ook nu het
kopje koffie op het Zondagsche
bezoekuur van onze meest in
tieme vrienden de groote tracta-
tie. Moeder doet dan haar best
een echte gezellige sfeer te schep
pen. Zij betrekt haar koffie van
dezelfde zaak als haar moeder in
1900, zij gaat naar De Gruyter,
de koffie- en theezaak. Zooals
vroeger!
S. VESTDIJK: Stomme Getuigen,
Uitgeverij Contact, Amsterdam.
VOOR VELEN is Simon Vestdijk een
van onze begaafdste, nog levende auteurs
geen schrijver, die gemakkelijk te verstaan
is, althans voor zoover het zijn werk betreft,
dat verschenen is vóór zijn roman „Iersche
Nachten", den onlangs uitgegeven epischen
zang „Mnemosyne in de Bergen" en de met
Jeanne van Schaik-Willink geschreven roman
-in-briefvorm „De Overnachting", die zoo
juist het licht zag en waarop ik in deze ru
briek binnenkort hoop terug te komen. Men
moet weten, wien men voor heeft, als het
ware voorbereid zijn, wil men ten voile be
wondering kunnen koesteren voor de bijzon
dere eigenschappen die zijn werk zijn ro
mans en novellen zoowel als zijn gedichten en
essays vertoont. Wie deze zeven novellen,
voor het eerst gebundeld verschenen, gaat
lezen als een „stuk realisme" van het gang
bare soort, zal den weg ertoe niet vinden.
Vestdijk heeft lang een zwaren last uit zijn
verleden met zich meegetorst. Het eene men-
schenhart is nu eenmaal meer bedreigd door
oerkrachten die, hoe onbewust ook. ons drij
ven. dan het andere. Het hangt er maar van
af onder welke omstandigheden en met weike
ervaringen zich ons leven uit onze prilste
jeugd ontwikkelt. Maar of we nu in me
dere of mindere mate in den ban zijn van die
onnaspeurlijke krachten, welke ons denken
en doen beïnvloeden, een ieder kent wel een
zekeren duisteren drang in zich voortgeko
men uit doodsvrees, uit de kwetsuren die de
jeugdbelevenissen aan onz'e ziei toebrachten,
uit de angsten die met ons menschelijk lot
spelen. Vestdijk, door studie vertrouwd mèt
hij is arts en met een bijzondere intuïtie
vóór, den oorsprong dier geheimzinnige mach
ten, dier „stomme getuigen" in ons, heeft er,
uit levensbehoud, tegen gevochten met het
scherpste, onmeedoogenste aller wapenen: het
onverschrokken, ontledende intellect. Zijn
letterkundig werk is er de neerslag van: in
zijn kunst bevrijdde hij zich van dien kwel
lenden last, dien de verborgenheden van zijn
ziel hem te dragen meegaven. Vandaar een
keuze van onderwerp,en een schrijfwijze, die
alleen hèm eigen us' wat daar aan drift en
drang, aan tooverkrachtige machten van het
diepste, donkerste van het hart uit gestalte
aanneemt, wordt, dank zij Vestdijk's voor
treffelijk beeldend vermogen, een tweede
werkelijkheid, naast de ons welbekende van-
a!!e-dag. die zich daarmee dusdanig verstren
gelt door het fantastische spel van herinne-
ringsfliteen. da: de grens tusschen beide ver
vaagt, soms zelfs geheel verloren gaat: droom
en werkelijkheid, innerlijke verborgenheid en
welbewust denken vervloeien tot één soms
luguber zinvol beleven
Panda en de Meester-dief
51. De auto reed een uur lang over een
kale heide, toen kwam er een kasteel in
zicht en niet ver van daar stopte Joris voor
een vervallen hut. „We zijn er, aardig
ventje!" zei hij. „Laat ons uit stijgen en dit
bescheiden stulpje binnentreden, „Ligt hier
de schat?" vroeg Panda. Hij begon het nu
toch een aardig avontuur te vinden en be
sloot om het verleden maar te vergeten.
„Wanneer wij dat geld eenmaal gevonden
hebben, kunnen wij al die arme stakkers
die door Jons bedrogen zijn, terugbetalen",
dacht hij. ..De schat ligt niet hier, haha."
riep Joris. „Maar ziet ge dat luik in de
grond? Tilt dat op, dan zult ge de ingang
van een onderaards gewelf ontwaren!''
Panda deed nieuwsgierig wat hem gezegd
werd.
Zoo ingesteld, moet men deze suggestieve
novellen gaan lezen. Ik kies er een* enkele
uit „De Verdwenen Horlogemaker" om
hen, die tot dusver Vestdijk's werk „raadsel
achtig", „onbegrijpelijk", ja zelfs „onkiesch"
vonden, nader te brengen tot een'vorm van
letterkundig kunnen en litterair schoon, die
niet alleen tot het beste van Vestdijk's oeuvre,
maar tot het waardigste deel van onze mo
derne letteren behoort Albertus Cockange
dan is bijna erfelijk voorbestemd geweest, het
beroep van horlogemaker uit te oefenen en
hij heeft zich met zijn werk dusdanig vereen
zelvigd, dat er geen „mensch". geen „vader",
geen „echtgenoot" Cockange. maar alleen een
horlogemaker van dien naam bestaat. Zijn
leven is één uurwerk geworden, een samen
stel van tandraderen, zoo verzonken was Al
bertus Cockange In zijn burgerlijk beroep.
Wie zal zeggen wat het was dat dezen hor
logemaker, in een flits van bewustworden, tot
het inzicht bracht dat er meer levensmogelijk
heden zijn dan enkel die van den uurwerk
makenden Cockange? Wat beteekende die
bleeke hand. die een klant, een vreemdsoortig
horloge brengend, als een los voorwerp voor
hem neerlegde die huiveringwekkende
hand. die alleng6 onzichtbaar werd, alsof ze
zich had opgelost in een idee? Albertus Co
ckange werd van stond af aan ook onzicht
baar. hij kwam buiten zichzelf te staan, ging
een zwevend, onstoffelijk bestaan leven, dat
hem de vrijheid verleende door te dringen.
waar hij wilde en te zien wat een innerlijke
noodwendigheid hem te zien gebood. Wat hij
zag was zijn eigen leven en dat om hem heen:
van zijn vrouw van zijn dochters. En wie
eenmaal zóó en dèt gezien heeft, keert niet
meer in zijn oude gedaante terug.
Denk niet, dat de schrijver zijn fantasie vrij
spel laat: alles wat daar gebeurt in dit tweede
leven van den onzichtbaren Albertus Cockan
ge, voltrekt zich volgens een gestrenge nood
zakelijkheid; want er is nog een andere logica
dan die van het beredeneerend verstand: die
van ons zieleleven.
In een andere novelle „Gummivingers" is
het een droom, waarin een voor en uit zijn
jeugd vluchtende jongen in een schijnbaar, on
samenhangend, maar verbijsterend helder
visioen van beelden alles doorleeft, wat hem
in zijn kinderjaren gekweld heeft.
Soms ook laat Vestdijk een verholen ziele-
kracht anders inwerken op het leven: daar
is de man (in de novelle „De Gestolen
Droom"), die leefde voor een jeugddroom, of
liever: voor de vage herinnering daaraan,
welke zich oploste ln kleur en lokkende mu
ziek. anders niet Het is zijn schoonste droom
geweest en zijn leven lang wacht hij op den
terugkeer daarvan, zonder welke hij zich te
kort gedaan voelt, levend met een achter
stand. die zonder den weergevonden droom
niet in te halen schijnt. Eens meent hij zijn
ontstolen droom te herkennen: op een bio
scoop-affiche van een natuurfilm. De bioscoop
directeur, vol argwaan voor zoo een zonderling,
laat hem toe tot de loge en waarschuwt in
middels de politie. Wat men in de loge terug
vindt iseen zestienjarigen jongen mèt
sluik haar, een ronden rug en een van wrok
verwrongen gezicht. Droom en werkelijkheid
dooréén, ook in het fantastisch-lugubere ver
haal van het Vliegfeest.. waarin een toeschou
wer overvallen wordt door het visioen van
de gruwelijke vernietiging, waarmee deze
technische wonderen des doods zich kunnen
keeren tegen het. leven, alsof de menschelijke
oerdrift tot verdelging er zieh in had uitge
stort. Doodsvrees is ook het motief van dat
meesterlijk verhaal, getransponeerd in het
middeleeuwseh verleden, „de Oubliette",
waarin de ridder Hugo, daartoe voorbestemd
door een wreede jeugdervaring, in een ver-
post gewelf gevangenen doet sterven, omdat
hij meent dat de dood van anderen voorwaar
de is voor eigen leven.
Ik deed maar een greep, maar denkt u zich
dit alles in, geschreven ln een stijl vol sober
heid en scherpte, die tot in het merg door
dringt en u zult begrijpen als ik besluit: hoe
zeer moet deze genadelooze strijder tegen de
boosaardige onderwereld het simpele leven
liefhebben, als hij met zijn schijnbaar nuch-
ter-felle verstandswapens zulk een letter
kundig schoon te voorschijn weet te tooveren.
C. J. E. DINAUX.
Over Muziek
Muzikale opvoeding
NDANKS den aard van het Lag«
Middelbaar en Hooger Onderwijs
ons land heeft de volwassen Nederland!
nog tamelijk wel zijn natuurlijke muzika
liteit kunnen behouden. Maar zeker is hi
dat de bevolking van Nederland in alk
rang en stand veel fleuriger muzikaal zo
zijn, wanneer van kindsbeen af de jeug
algemeen was opgevoed in het besef, d:
de muziek tot het natuurlijkste en heei
lijkste van het leven behoort. Niet op
eerste plaats door er idealistische toesprj
ken over te houden, maar door alle kin
deren en jongelieden ten le te laten zin
gen en nog eens zingen, ten 2e door
eerst spelenderwijs en later ernstiger
onderwijzen in de elementen der muzie
en ten 3e door ze op de hoogte te brenge
van de geschiedenis der muziek. De Ho
landers zouden zich dan later niet kunne
herinneren, dat ze ooit buiten de muzie
hadden geleefd en ze zouden er tot hl
dood zoowel.den bloei als de vruchten ve
genieten. Eerst in den allerlaatsten ti
komen er kansen op verbetering en mij
schien is over vijftig jaar het type Nede
lander iets florissanter inzake'muziek da|i
thans.
Men mag gelooven dat muzikaliteit
behoort tot den aard van ons volk, ho
wel wij geenszins typisch artistiek zij
wij hebben veel goede musici en veel en
stige muziekliefhebbers en dezen vorm<
met elkaar een groot en degelijk, zeer si
lide bedrijf, waarbij de concertzalen
markthallen zijn, waarin zeer fatsoenlij l
met veel verheven besef, de kunst kon
en gaat. Dit klinkt misschien niet bijzoi
der hoffelijk, maar het is toch niet z<
kwaad als het schijnt. Ik doe nameli
niets te kort aan den ernst der N
derlandsche uitvoerende musici,
prestaties zijn muzikaal beschouwd ze
degelijk en meestal onberispelijk;
schijnen zelfs onberispelijker te zijn da
Franschen, Engelschen, Italianen en Spai
jaarden en wij zijn daar zeer trotsch o
Ja, erg correct en trotsch zijn wij in h
besef van onze soliditeit en wij sprek<
met een zelfgenoegzamen glimlach van de
„Franschen slag" enz., enz., maar met d
al mist de Nederlandsche musicus die li
vensvrije poëzie, die men in het algemee
wèl bij onze schilders ziet en waarond
ik artisticiteit versta.
Tot artisten kunnen wij elkaar niet ojj;
voeden, want het natuurlijke levenski
rakter van den artist laat zich niet do(
systemen opbouwen, maar het is zeer zi
ker mogelijk, dat de muzikaliteit als ee
sjoeciale aanleg yan den mensch ontwil
keld wordt. En deze opvoeding is in 0!
land altijd verwaarloosd. Het besef, d
de muziek tot den natuurlijken rijkdo
van het leven behoort, past niet in
nuttigheidsopvattingen van den Hollande
die voor alles zorg heeft behalve voor
zorgeloosheid. En wanneer er nu hier
daar bewegingen ten goede zijn, dan gs
schiedt dit op het voorbeeld van het bu
tenland, waar men altijd meer geheci
heeft aan de muziek en haar als positie:
levenswaarde erkent. De muziek is nami
lijk niet een exclusieve bezigheid voor he
die er toevallig zin in hebben, het is ni
een beroep voor hen die niets anders koi
den leeren, het is niet een middel om h<
„uitgaan" mogelijk te maken, het is nie
een element om alleen maar wetenschap
pelü'ke vivisectie op te plegen en ook nil
een bezigheid voor sentimenteele mei
schen; het is geen bridge en geen spoi
het is de schoone natuur van het leven e
van den mensch, en het is dus" een supt
rieure zaak.
In de vele, lange jaren van de kindshe:
tot en met het doctoraal examen hoort
jonge mensch er officieel niets over. Ir.
middels is hij geschikt gemaakt voor h
allesoverheerschende maatschappelijk be
stel met zijn rangen en standen. Zeke
voor zoover de muzikale neiging sterk
neemt de jongeling in zijn „vrijen tijd"
gelegenheid waar om te rnusiceeren en wi
te hooren, en even zeker al tydei
de lagere school laten de meeste oude!
hun kinderen les nemen aan de groot
zwarte piano (hetgeen voor een kind geens
zins aantrekkelijk is), maar dit alles wijl
op de „bijzaak", op de convent)oneele aai
dlgheid, op de nutteloosheid.
De lagere school behoort in de eert
plaats een zangschool te zijn, waarin h
allereerste lied van moeder en kind won
voortgezet en spelenderwijs wordt gevolg
door allerlei aantrekkelijk nieuws. Da
komt het er op aan dat het gehoor en h<
muzikaal voorstellingsvermogen geleidelij
ontwikkeld worden en bij dit alles gek
de natuurlijke eisch van vroolijkheid. Hi
is hier de plaats niet om paedagogiscï
systemen te ontwikkelen en ik vermijd di
ook thans alle technische behandeling;
mag slechts de aandacht vragen voor
principieele waarheid, dat de opwekkin
en ontwikkeling van de muzikaliteit nie
alleen mogelijk is, maar een plicht is te
opzichte van de natuur en niet minder te
opzichte van de geestelijke gezondheii
Deze meen ing is gebaseerd op de zekerheid
dat de algemeene muzikale ontwikkelin
een waarborg bevat voor de verrijking val
het leven en op de overtuiging dat de Ne
derlanders' yan nature veel muzikaler zijl
dan het schijnt.
Ik geloof niet dat critische beschouwini
van het leven het voornaamste is. Was dl
zoo, dan zouden de Nederlanders voorbeel
dig zijn. Maar neen: hartelijke bewonde
ring voor het geschapene, voor het gege
vene is de onbegrensde vruchtbaarheii
voor het leven en' hiertoe behoort het ver
rukkelijke geheim der muziek, dat nis
duister is, maar klaar als de zon. Wij kun
nen niet straffeloos in de zon - zelf kij
ken, maar wij kunnen tot onzen dood
haar verwarmende stralen genieten.
HENDRIK ANDRIESSEN.
Een woordvoerder van het Britsche mlnistt
rie van Buitenlandsche Zaken heeft tegenge
sproken, dat er door den minister van Buiten
landsche Zaken, Bevln. of door andere Britscli
autoriteiten op een besloten vergadering van i
L'abourparttj een officleele verklaring is afge
legd, dat alle Britsche troepen met uitzonderln
van één brigade tegen eind Mei 1947 uit Grie
kenland zullen zijn teruggetrokken. Dienaan
gaande Is ook geen enkele verklaring
officleele Grleksche zijde aan de Britscli
autoriteiten gedaan, aldus de woordvoerder.
De bijzondere correspondent van Reuter t
Boekarest meldt, dat een verschrikkelijke hon
gersnood, zooals Europa ln eeuwen niet gekeö 1
heeft, Moldavië, dat wel eens een der graanschu
ren van centraal-Europa genoemd worü
teistert. Duizenden zijn van honger omgekomen
Honderdduizenden zijn den dood nabij. Drie
vijf millioen menschen hebben hun voedselvoor
raden, die na den oorlog door twee jaren vai
groote droogte waren geslonken, voor het laad 1
aangesproken. Reuter's correspondent voorzit 1
het ergste voor mtllioenen, indien niet titfi
hulp geboden wordt.