In het land der Pharao's De woestijn eist offers, als de zee De heffing ineens Eduard Verkade verlaat de planken Een Haarlems „Montmartre" exposeert ZATERDAG 17 MEI 1947 door Bert us Allen, die de woestijn kennen, werden eenparig gegrepen door haar fascinerende pracht. De woestijn heeft haar minnaars even zeer als de zee. Minnaars, die men welhaast verslaafden noemen kan, want de Sahara is hun onmisbaar geworden. Bij mijn laatste bezoek aan de woestijn heb ik wat steentjes opgeraapt en, na ze in een zakdoek geknoopt te hebben, ben ik er mee op bezoek gegaan bij een geoloog. Er is hier nl. in Egypte een afdeling van een van 's werelds grootste petroleum-maat- schappijen gevestigd en twee van haar be langrijkste functionarissen zijn Nederland se geologen. Voor hen heb ik mijn zakdoek ontknoopt. Ik heb hier in dit land al vaak geduizeld bij het aanhoren van getallen. Want wie zich enigermate in wil werken in 't oude Egypte met zijn dertig dynastieën, die moet zich in het begin wel duizelig voelen, wanneer hij kijkt in de historische afgrond van het oude rijk. Maar dit alles is nog maar een eendagsbloem vergeleken bij de geschiedenis van de woestijn en die der aarde zelf. Wat daar uit mijn zakdoek kwam aan kiezelstenen, die de voorhistori sche Nijl tot duiveneieren had omgeslepen, aan stukken koraalrif en versteende schel pen, die het bewijs leverden, dat de woestijn eens een zeebekken geweest was, leverde tezamen zulk een hoog bedrag aan jaartallen op, dat, waren het geldstukken geweest, ik zonder meer de rijkste millio- pair van deze aarde gebleken was. Maar laat ik het de lezer niet moeilijk maken met begrippen als tertiair, plyoceen, myo- ceen en aeoceen, en volstaan met de ver klaring, dat ieder van die opgeraapte stuk jes schelp, kiezel of koraal gemiddeld der tig millioen jaar oud was. Van de voorhistorische woestijn komt het gesprek dan gemakkelijk op de tegen woordige woestijn. De paleontoloog één dezer geologen, die de bodern voornamelijk in zijn historische wording beziet, had het vorig jaar nog naar olie geboord ten Zul- den van de oase van Fajoem, de oase, die ik u reeds in een mijner brieven be- jchreef. Hij vertelde iets over de gruwelijke wraakzucht van de woestijn, die evenals de zee, haar mensenoffers eist. Op een van zijn tochten vond hij onder een afhangen de rots een skelet van een mens, die daar blijkbaar voor het laatst schaduw gezocht had- Bij nader onderzoek bleek het een piloot van de R.A.F. te zijn. Uit zijn uni form kwam een afscheidsbrief aan zijn ouders en een klein zakboekje, dat drie dagen bijgehouden was van zijn noodlan ding af tot zijn dood. Er stond in dat dag-i boekje praktisch geen ander woord dan het woord dorst, dat in een steeds gruwe lijker crescendo groter terugkeerde. 40 K.M. zuidelijker werd het vliegtuig in on geschonden staat terug gevonden. Het tra gische was, dat 20 K.M. noordelijk van de plek, waar de man stierf, de oase was en water. Onze paleontoloog vond gedurende zijn verblijf van twee maanden nog zes menselijke skeletten, waarvan het drama voor hem een gesloten boek bleef, daar zij geen papieren op zich droegen. Een van hen droeg nog zijn polshorloge. Maar laat ik u een vluchtige impressie geven van de woestijnritten, die ik zelf maakte. Daar is dan eerst mijn tocht door de Lybische woestijn van Cairo naar de oase van Fajoem. De woestijn begint on middellijk achter de Pyramiden van Giz'eh. Achter de Pyramiden bevindt zich een Engels legerkamp, hetwelk nu in afbraak is, zodat een eerste aanblik, die men op de Sahara werpt, niet veel verschilt van een blik op een willekeurig opgespoten zand- terrein aan de rand van een stad: rollen prikkeldraad, brokken steen, lege vaten en afval. De weg, die door de Sahara loopt, is aangelegd en wordt aangegeven door lege benzinevaten, gevuld met zand, opdat zij niet op de woestijnwind zullen weg wan delen. Want bij zulk een wind verdwijnt de weg zelf onder het zand en is slechts terug te vinden met behulp van deze zon derlinge mijlpaaltjes. De Sahara zelf is, en zeker voor wie haar beter kent, evenals de zee altijd anders van kleur. Zij golft, verandert soms in steenruggen en is samengesteld uit einde loos veel kleine duinen en dellingen. De warmte deed de lucht hier en daar zo trillen, dat zij het oog begoochelde en overal kleine meren en waterpoelen en plassen schiep, waar deze niet waren. .Wanneer wij naderden, verdween het witte water zoals een sliert damp zich in de lucht oplost. Toen wij eindelijk de oase van Faljoem bereikten, rees deze als een zinsbegoocheling uit de woestijn op. De woestijn werd groen en de eerste palmen sprongen uit de dorheid omhoog als „a needy nothing trimmed in jollity" gelijk Shakespeare zegt in het eerste van zijn sonnetten: „een behoeftig niemandalletje, dat opgedirkt is met vrolijkheid". Op de terugweg, in de namiddag, had de Sahara een bijna roestbruine glans over zich. Tweemaal passeerden wij pyramiden, die zich aan onze rechtei'hand aan de kim verhieven, wanneer de weg over een ho ger gelegen gedeelte liep. Eerst die van het oude Memphis, daarna die van Abusir. Tenslotte kwamen aan het eind van de rit, recht voor ons, de pyramiden van Gizeh weer in zicht. Zij lagen in het stofgoud van de ondergaande zon aan de horizon als twee enorme Friese boerderijen, die wat diep in het land gelegen zijn, zodat alleen hun geweldige overkapping zichtbaar is... Een tweede tocht maakte ik door de Arabische woestijn van Cairo naar Alexan- drië. Evenals de weg naar de Fajoem be gint ook deze weg vlak achter de pyrami den van Gizeh. Wij startten om zeven uur in de morgen. Alles was nog bedekt met een zachte morgennevel, die hier en daaV teer-blauw was en waarin de palmen zich verhieven alsof zij gekrast stonden in blauwe steen. De geweldige pyramide van Cheops stond gans en al verloren in de nevel. Alleen zijn reusachtige basement kwam onder de melkwade uit. Hij stond daar als een Alp, het hoofd kwijt in de morgendamp. De Sahara was geel nu. Aan haar kimmen had de nevel zich reeds op gerold tot roze wolkenwatten, die nog geen voet van de grond konden krijgen. Maar het zand was al penetrant geel, want de zon bereikte het reeds in een door de mor gennevel gefiltreerde 3taat- Even later waren er ook de luchtspiegelingen weer: de meertjes van water, wit als engelen haar, die bij nadering met een sliert leeg liepen en oplosten. In de buurt van Alexandrië dook plot seling een geweldig zoutmeer op uit de woestijn. Het was wit en blinkend, zoals zout zelf is, het scheen op een afstand gans uitgedroogd, doch toen wij langs de oevers van het meer reden, bleek er wel degelijk hier en daar water te staan. Maar over heersend was toch de eindeloze gesloten vlakte van zout, waar soms een rode ader doorheen schoot, alsof daar ter plaatse roest in de bodem zat. Het meer bood bijna dezelfde aanblik als een bevroren meer in ons land, waarover een laagje sneeuw ligt uitgespreid en dat op een mooie zonnige winterdag ligt te glinsteren in de zon. De wetenschap, dat men het niet wagen moest er overheen te lopen, want dat men dan in zijn verstikkende diepte verdwijnen zou, gaf er iets lugubers aan. in tweeën? Een nieuwe medieiinman Postzegels en TBC-bestrijding «y Naar aanleiding van. herhaaldelijk opduiken- Holland Michigan honderd jaar Alhoewel de tulpen in het Amerikaanse plaatsje Holland nog niet geheel in bloei zijn, vindt het beroemde jaarlijkse tulpen- feest toch doorgang en wel met dezelfde luister en bonte kleurenpracht zoals het voor de oorlog geschiedde. De feestelijk met bloemen versierde straten werden weer door de vrouwelijke jeugd in bont gekleurde nationale costuum geschrobd en geveegd en ook de kleine van bloemen gemaakte windmolen ontbrak niet. Het is jammer, dat de tulpen door het koude weer nog niet geheel in bloei ston den, men heeft echter voor het feest dui zenden tulpen uit Holland laten komen en ook de omliggende steden hebben him kleurige bijdrage voor het feest gegeven. Het feest dat tot met Zaterdag zal duren, wordt opgeluisterd met parades, bloemencorso's, muziekuitvoeringen en dansen. Zoals bekend vallen deze festiviteiten dit jaar samen met het honderd-jarig be- rtaan van het plaatsje, (U.P.) rjET IS langzamerhand al wel duidelijk geworden, dat er in de jaren waarin we van de wereld afgesloten hebben moeten leven, op het gebied van de Amerikaanse film weinig belangwekkends gebeurd is. Nieuwe krachten blijken meer in Engeland dan in Hollywood tevoorschijn te zijn ge komen. Ook de Amerikaanse productie, die sinds een half jaar aan ons v vertoond wordt, is niet van t-i«i i die aard dat we van open- I rilrn I baringen kunnen spreken. -IAlil Maar er is tenminste één merkwaardig man „naar boven" gekomen sinds de oorlog losbrak. Die is Orson Welles. Nog juist vóór 1940 vernamen wij hoe een uiterst suggestief hoorspel: „Men i'rom M«Js" - Mensen van Mars - in de "Verenig de Staten een paniek veroorzaakte. De uit zending was zó goed in elkaar gezet dat millioenen luisteraars meenden dat er wer kelijk een invasie gaande was van vreemde bewoners van de planeet Mars, zoals in het luisterspel uitgebeeld werd. De maker van dat spel was Orson Wel les, een tot dat ogenblik vrij onbekend to neelspeler, de zoon van een pianiste en een technicus, die met een eigen gezelschap, „Mercury Theatre Group", voorstellingen gaf die van de geijkte afweken. Hij ont wierp ook de radio-serie „March of Time". Na 't hoorspel-schandaal was hij „natuur lijk" een beroemd man en kwam hij - even natuurlijk voor het land aan gene zijde bij de film. Zijn carrière is ons sindsdien ontgaan, maar twee van de films, waarin hij als speler voorkomt, hebben we intus sen gezien: „Jane Eyre" en „Morgen is voor eeuwig", geen van beide eng verras send. Zijn beste prestatie schijnt de in 1941 gemaakte film „Citizen Kane" te zijn, waarin een, naar Amerikaanse begrippen erg gewaagde, aanval wordt gedaan op het Hearst-couranten-concern. Welles kan daar wel iets van weten, want behalve schrijver, regisseur, spreker en acteur, is hij ook journalist en schrijft hij regelmatig bijdragen in de „New York Post", onder de titel „Orson Welles Almanac". Dit alles schijnt weinig met film te ma ken te hebben. Het is echter nuttig feiten materiaal om er een oordeel uit te vormen over het verschijnsel Welles. Want hij is op het ogenblik een van de grote mensen van het filmbedijf en zijn naam wordt in de internationale pers met een zekere eer bied genoemd als van iemand die nieuwe wegen begaat en met zijn grote veelzijdig heid een stimulans voor de filmkunst is. Waar de algemene feiten over deze man te kort schieten kunnen wij thans bovendien te rade gaan bij zijn film „The Stranger'' De Vreeemdeling - die op het ogenblik in ons land haar touraée is begonnen. Het is een werk dat erg" gemengde herinneringen oproept: aan de ouderwetse griezelfilms van Boris Karloff en dergelijke, en aan de avant-garde met haar verrassende experi menten op het gebied der filmische vorm geving. „De vreemdeling" vertelt van de jacht op een ontsnapte oorlogsmisdadiger, een nazi, die heeft weten binnen te dringen in de gemeenschap van een klein Amerikaans stadje. Deze bandiet wordt in de film afge schilderd als een gevoelloos beest-mens, voor wie de laagste misdaden heel gewone hulpmiddelen zijn om zijn nog steeds niet uitgeroeide waan-denkbeelden te verwe zenlijken. Een Amerikaanse detective maakt hardnekkig jacht op deze onmens en het slot van de film laat zien hoe het blin de noodlot de laatste gerechtigheid voltrekt die de mensen, door de slimheid van de misdadiger, niet wisten te verwezenlijken. De nazi wordt namelijk op een gruwelijke manier gedood door het mechanisme van het fantastische klokkenspel van een dorps toren. Zo onwezenlijk als het slot is ook de hoofdfiguur. Hij boeit, maar eigenlijk is hij geen mens, dat wil zeggen geen wezen met tegengestelde en elkaar afwisselende eigen schappen. Hij is een star karakter: elk van zijn handelingen onderstreept het kenmerk „monster", dat van zijn eerste opname af aan hem kleeft. Hij is minder bombastisch dan de monsters van Frankenstein, de spo ken uit de opera en hun gelijken, maar hij hoort tot dezelfde familie. Maar de wijze van verfilmen is een ver rassing. Een aangename. Want Orson Wel les, die niet alleen de hoofdrol speelde, maar ook de regie voerde, is in elk geval onafhankelijk genoeg om zich «xiet te sto ren aan de tot traditie verstarde opvat tingen der Hollywoodse regisseurs. Hij gaat zijn eigen weg en dat is de weg van echt film-werk. Zijn beeldentrant is soepel en raak, vol levendige „uitdrukkingen", die gebaseerd zijn op effecten zoals alleen de film ze geven kan. Weliswaar begaat hij de fout dat hij zijn rol laat domineren bo- van alle andere, maar zijn film wordt er niet onuitstaanbaar van. Een fijn acteur als Edward G. Robinson krijgt naast Welles geen kans. De enige in deze film die ook een volwaardige figuur wordt is de door Billy House knap getypeerde houder van de dorps „drug-store". Ook Loretta Young, wier spel toch al niet zo kernachtig is, verzinkt naast de gewel denaar Welles geheel in het niet. Het spel krijgt op die manier een onevenwichtig karakter dat de scènes, waarin de hoofdrol niet voorkomt, leeg doet schijnen. Een origineel en begaafd artist is Orson Welles zeer zéker, en zijn publiek boeien kan hij ook. Hij zoekt zijn kracht in bui tenissige onderwerpen die hij „erin ha mert" met alle middelen en niet bij voorkeur de fijnste die hem te binnen schieten. In vergelijking tot andere Arae rikaanse regisseurs is hij een zeer voor uitstrevend man, maar al te serieus moeten we deze nieuwe „medicijnman" van de miiUoen, gulden. Naar aanleiding van herhaaldelijk opduiken de berichten, dat 1 millioen postzegels voldoen de zouden opleveren om een tbc-patiënt in de gelegenheid te stellen, ter herkrijging van zijn gezondheid uitgezonden te worden naar het bui tenland, deelt de vakgroep postzegelhandel mede: Om 1 millioen postzegels bijeen te garen worden in de regel de eenvoudigste postzegels gebruikt en dan „onafgeweekt" zodat de resten van de kaart en enveloppe niet verwijderd zijn. Afgezien van het feit, dat zulk een quantum doorgaans moeilijk te verzamelen is. bevat" 1 kilo ongeveer 5000 stuks, met een waarde 2 gulden per kilo. Voor l millioen postzegels zijn ongeveer 200 kilo nodig, die dus een waarde vertegenwoordigen van 400 sulden. Voor dit be drag kan een patiënt niet uitgezonden worden en zeker niet naar het buitenland. Natuurlijk is de kwaliteit een belangrijke factor. Al ver dient, aldus genoemde vakgroep, het verzame len van postzegels ten behoeve van de bestrij ding van de tbc waardeering, patiënten en hun familieleden zullen er goed aan doen zich bij de verkoop van postzegels door deskundigen te laten voorlichten. Onze uitvoer in April Volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek samengestelde voorlopige cijfers be droeg de uitvoer in April 1947 465.887 ton- (vorige maand 233.604 ton) met een waarde van 142.6 Het rijk vergoedt de door de Duitsers geroofde klokken Binnenkort zal dc schade-enquêtecom missie het onderzoek en de schaderegeling ter hand nemen ter vervanging van de duizenden klokken, welke door de Duitsers uit ons land zijn geroofd. Naar het ANP verneemt, zal de commissie de waarde der geroofde klokken op basis van de prijs op 9 Mei 1940 vergoeden. Ook de kosten van het vervoer en ophangen der nieuwe klok ken zal zij voor haar rekening nemen. Het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft echter de eis gesteld, dat de klokken aan welomschreven eisen van toonzuiverheid moeten voldoen en niet van mindere kwaliteit mogen zijn dan de gestolene, opdat Nederlands klokken- bezit weer even rijk zal zijn als voorheen. Er blijken nog enige honderden klokken n ons land te zijn opgeslagen waarvan de herkomst niet bekend is. Vele daarvan zijn echter beschadigd. De man, die als kind de acrobatiek be oefende, als knaap schei- en natuurkunde studeerde en als jongeling de eerste trijp weverij in Nederland oprichtte, maar ten slotte de roepstem van het toneel niet weer staan kon, zal op 28 Mei de planken ver laten. Op die dag zal Eduard Rutger Verkade temidden van alle oude getrouwen, die on der zijn leiding de weg naar roem hebben gevonden, in een gala-voorstelling in de Stadsschouwburg te Amsterdam fragmen ten uit „Hamlet", dat hij meer dan 60U keer gespeeld en 300 keer gedeclameerd heeft, en uit „Macbeth", dat hij evenveel keren voor het voetlicht bracht, ten tqjiele voe ren. Met dit laatste stuk debuteerde hij in 1904 in de kleine zaal van het Concertge bouw te Amsterdam, waar hij 15 Juni 1878 geboren was, als voordrager. Zijn debuut werd o.a. door Lodewijk van Deyssel git li stig beoordeeld. Daarop werd hij verbon den aan het „Nederlands toneel", waar toen ook Ko van Dijk als beginneling op trad. Een bezoek aan Duitsland bracht Verkade in aanraking met Max Reinhardt en de daar ontvangen indrukken leidden tot Over Muziek Hollywoodse film-stam toch niet nemen, want tot nu toe schijnt het dat hij maar één belang voor ogen heeft: Orson Welles. v. G. Orson Welles in „De Vreemdeling" met- Lor etta Young, wier toch al niet ex pressieve spel volkomen in het niet verzinkt naast dat van deze „gewel denaar". •ige maand 138.3 millioen gulden. In het uitvoerbedrag van April begrepen, granen, zaden, peulvruchten (8 mil lioen), verse groenten (5.4 millioen), aardappe len (13,8 millioen), bloembollen, planten (4.6 millioen), ruw ijzer (2.5 millioen), aardappel meel (3.8 millioen), zijden garens (4.2 millioen), katoenen manufacturen (5.8 millioen), wollen en half-wollen manufacturen (2.6 millioen), strokarton (3.2 millioen), zepen (2.7 millioen), Radio-artikelen (8 millioen) en gloeilampen (drie millioen). In het club-atelier aan de Baljuwslaan exposeren de leden van „De Acht." schilde rijen, tekeningen en boetseerwerk. Qualita- tief gesproken is dit laatste volstrekt niet Ln de minderheid. De kleisdhetsjes van 18e-eeuwse figuur tjes door Ans van Herwaarden, die een niet te miskennen gevoel voor karakteruitbeel ding bezit en de „Volenda miner" door Josvo zijn er het bewijs voor. Daar wordt in dit club-atelier hard gewerkt. Het is er gezel lig en met wat goede wil zou men zich, als men niet uit het raam kijkt, in Montmartre kunnen denken. Zeker, men moet zich be helpen, maar zit daarin niet een zekere bekoorlijkheid? Je moet er moeite voor doen, het behoeft niet allemaal zo-maar van een leien dakje te rollen. Door dit atelier zweeft de geest rond van een nog springlevende schilder. Zeer dui delijk demonstreert hij zich soms. Een fout is dat niet, veeleer een bewijs voor een zekere piëteit, die de club gebonden houdt aan zijn kunstzinnige aanwezigheid. Niet bij allen is het merkbaar. Er zijn een paar knooppunten zoals Mandersloot met zijn vlotte schets „Surinaamse" en Frans en Theo Fuuke met hun geaquarelleerde Stillevens. Ook Gé Houbein sluit zich daarbij aan met zijn mooie studie „Winterduin", meer dan met zijn andere dingen. Misschien ook Dam, die iets heel eigenaardigs te vertellen heeft in „Wilde Eenden" en ..Stilleven". Het eigenaardige zit in een gevaarlijk getnak. dat in „Wilde Eenden" zelfs de eenheid heeft verbroken. Roelof Klein bepaalt zich niet tot één genre. Hij tekent, aquarelleert, schildert en boetseert. Tot P. van Heerden zou ik willen zeggen: vlucht naar je eigen atelier, sluit je op en kijk naar „Aardappelen" waarin meer zit dan iir het quasie-verdroomde portret. Druk eigen gedachten op eigen wijze uit. Mets Cor Hak zonden kleine klem-gevoelige din gen („Spaarne" en „Nieuwe Gracht"); An drea exposeert een „Herfst in de tuin" met mooie détails. Als ik dan langs Tinkelenberg's „Duin", dat streeft naar ruimte en licht en langs de fantasie-in-krijt en de tekeningen van Mina Maas terecht kom voor het werk van Frans Verpoorten, ben ik niet bij de minst-talent volle van „De Acht" beland. Evenals aan Van Heerden echter zou ik ook tot hem willen zeggen: maak je vrij. Ga de vrije natuur in of blijf thuis, maar bezoek zo wei nig mogelijk collega's. Vooral Verpoorten heeft iets te verliezen. Zijn „Imbecil" is er nog niet, maar dat dïng houdt belofte in, evengoed als zijn landschap met „Boom" Hiermede zijn de meest markante dingen genoemd. Het werk is, uiteraard, ongelijk. Ieder talent spreekt zich op eigen manier uit, behoort dit althans te doen. Waar de gesproken taal ontleend is aan anderen, mogen we dat niet verzwijgen. Er is zoveel mee gemoeid, dat het latere resultaat en ook het succes ervan afhangt. Tenslotte: waar hard gewerkt wordt heeft men recht op sympathie. HERMAN MOERKERK. de oprichting van de „Haghespelers", die in Haarlem met Shaws „Candida" debu teerden. Deze opvoering zou de eerste zijn van een ganse reeks van premières van moderne toneelwerken, want behalve Shaw kwamen ook Somerset Maugham en Wilde op de rol. Het grote succes kwam met de vertol king van „Hamlet", die in het eerste jaar meer dan 60 keer werd opgevoerd. In het vervolg zouden Ven-kade en Hamlet een onverbrekelijke eenheid vormen, een ver houding, die niet alleen gebaseerd was op een uiterlijke rolbeheersing, maar die op een geestelijke verwantschap duidt. Niet voor niets verscheen kort geleden een werkje van zijn hand „Uit het dagboek van Horatio", dat het leven van Hamlet uit voerig belicht. Over de toekomstige ontwikkeling van het toneel gaf de scheidende kunstenaar onlangs als zijn mening te kennen dat men zal moeten komen tot de erkenning, dat drie-vierde van het toneelspelen spierbe- heersing is. Het stuk moet spreken door de spanning, die tussen de spelers ontstaat. Het woord is de climax van de actie, die gedachte en gevoel samen tot stand brengen. Daarom zal men steeds meer het décor als een bijkomstig iets moeten gaan beschouwen. Volgens Verkade zou het ideaal pas bereikt worden, indien men weer terugkeerde tot het vaste toneel, zoals Shakespeare en zijn tijdgenoten dat ken den. Met het afscheid van het toneelspel zal aan de activiteit van Eduard Verkade nog geen eind gekomen zijn: hij zal doorgaan met declameren en, wat de Amsterdamse jeugd wel het meest zal interesseren: de indrukwekkende Sinterklaas zal blijven rijden Studenten als molenaars Door de staking bij de meelfabriek „De Sleutel" te Leiden dreigt een gedeelte van het in de fabriek voorradige graan te be derven. Dit graan zal nu met toestemming van de minister van Sociale Zaken door studenten worden gemalen. Het meel is nodig voor de broodvoorziening van Lei den gedurende twee weken. De Gaulle sprak in Bordeaux In een rede te Bordeaux heeft generaal De Gaulle laatst verklaard, dat Frank- rijks toekomst afhangt van het lot zijner overzeese gebiedsdelen. Het verlies van deze gebieden, aldus De Gaulle, zou Frank rijk zijn onhafhankelijkheid kosten. De Gaulle vroeg een sterk Frank rijk, dat de door strijd uiteengerukte Franse Unie weer bijeen kan brengen. Onder een sterk Frankrijk zeide hij te verstaan, een Frankrijk, waarvan het staatshoofd zodanig zal worden gekozen, dat hij geen groep par tijen, doch Frankrijk en de Franse Unie vertegenwoordigt. Er mag geen verwarring van bevoegd heden zijn en degenen, die in naam van Frankrijk handelen moeten niet zijn onder worpen aan andere invloeden dan die van hun plicht, aldus verklaarde de generaal. Eroïca l y IE AAN BEETHOVEN denkt wordt met sympathie vervuld. Het is niet alleen de overtuiging dat hij een zeldzaam machtige muzikaliteit bezat, het is de on beperkte openhartigheid, die de zakelijk- ste modernist moet ontwapenen. Het :s waar dat wij kunnen theoretiseren over de zelfstandigheid der muziek en van het kunstwerk eisen dat inhoud en vorm als aesthetische eenheid onafhankelijk moe ten bestaan en geen sparen moeten ver tonen van dc strijd van dc maker, maar wanneer een compositie superieur van maaksel is en daarbij aandoeningen mee deelt die op de aard van het ontstaan van het werk wijzen, dan wordt ons hart aan getrokken of beledigd door het karakter van die oorzaak. Wij leven mee en ons geluk wordt vermeerderd of wij voelen ons verwijderd en prijzen slechts het mu zikale vermogen van de componist- Het is natuurlijk en noodzakelijk dat wij een al gemene theorie over het wezen van het kunstwerk, na grondige onderzoekingen, vaststellen maar het is verkeerd te me nen dat de theorie boven alle praktijk staat, want de natuur gaat boven de leer. Iedere gedachte aan Beethoven brengt mij het besef van heldhaftigheid bij niet als praktische deugd, maar als ka rakter. Als ik niets van zijn leven en zijn levensomstandigheden zou weten, zou ik toch tot het besef van dit karakter wor den gebracht en het zou een leugen tot theorie en praktijk zijn wanneer ik dit besef zou willen ontkennen of zou willen verdrijven. Eerst dan wanneer ik zou trachten de schakel tussen het karakter en de muzikale elementen van rythme, melodie en harmonie te verklaren zou ik vermetel werk verrichten en het principe der geheimzinnigheid van de muziek ver loochenen Het is alweer een bewijs voor de romantiek bij schepper, uitvoerder en hoorder dat onze menselijkheid niet te scheiden is van wat dc natuur ons ingeeft. Het is dwaas en onbehoorlijk de pre tentie te nemen de inhoud van Beetho ven's werk te weten en mee te delen, maar het is niet verkeerd toe te geven aan het sentiment van kracht en edelaar digheid, dat ons uit deze muziek toe stroomt. Ik neem hierbij aan dat deze ge voelens voor niemand iets ongunstigs be vatten; ik neem ook aan dat de hoorder, die deze gevoelens niet wil horen en niet wil erkennen aan de volledige betekenis van Beethoven en aan de werkelijke be tekenis dezer sentimenten te kort doet. Ik verfoei allen degenen, die de eigenwijs heid hebben Beethoven als moralist, als mensenredder, als maatschappelijk idea list enz. te verklaren en hem daarmee een bepaalde waarde te geven. Zelfs al spreekt onze grote componist van zijn „roeping", al werd hij gekweld door idealen in de wereld, dan nog is dit alles de zelfkant van de veel diepere en hevige aandoenin gen, welke deze componist bij het rumoer van zijn vurige muzikaliteit van binnen beleefde. Hij wilde wel degelijk zuivere muziek schrijven en hij heeft zijn gehele leven gestreden om het aesthetische even wicht van vorm en inhoud te vinden, te bereiken en te behouden. Dit werd hem met de jaren steeds moeilijker en het lijkt mij minstens onvoorzichtig om bij de la tere werken van grotere verinnerlijking, van bovenaardsheid, enz. te spreken en daarbij te menen dat de lichtheid der vroegere werken zo diep niet ging. Niemand kan geven wat hij met heeft. Wanneer Beethoven overrompeld werd bij het lezen of overwegen van heldengeschie denissen, dan was het de fiere strijdvaar digheid vam zijn natuur die zich onbe wust weerspiegeld zag. Het vuur van zijn rythme, van zijn melodie en van zijn harmonie sprong omhoog en dan was het de kunst, daar gestalte aan te geven. Wat zal ik er anders over veronderstellen? De aesthetische diep-grijpers mogen een he leboel moois verzinnen; Beethoven is dood, de arme kerel zou 't niet begrepen hebben. Het waren niet alleen Coriolanus en Egmont, die hem bezig hielden, het was ook de kracht van zijn tijdgenoot Bona parte. die hem met hevige gloed deed branden. Wie zal ooit deze bezieling pei len? Waar begint de muziek, waar de aan doening? Wat was de spiegeling der diep te? Wij weten dat de derde symphonie, de „Eroïca" in volle luister uit zijn bewo genheid ontstond, en wij weten overigens hoe hij over de mens gedesillusioneerd werd. Ferdinand Ries verhaalt het volgende: „Zoowel ik, als velen zijner bijzondere vrienden hebben deze symphonie (reeds in partituur afgeschreven) op zijn tafel zien liggen; bovenaan op het titelblad stond het woord „Buonaparte", en ge heel beneden „Luigi van Beethoven", geen woord meer. Of en waarmede de ledige ruimte ingevuld had moeten wor den. weet ik niet- lk was de eerste die hem de tijding bracht, dat Buonaparte zich tot keizer had laten kronen, waar op hij in woede geraakte en uitriep: „Is hij ook al niets anders dan een gewoon mensch! Nu zal hij ook alle menschenrech- ten met voeten treden, alleen zijn eer- zuoht botvieren: hij zal zich nu hooger plaatsen dan alle anderen en een tyran worden!" Beethoven ging naar de tafel, nam het titelblad, scheurde het door midden en wierp het op den grond. De eerste bladzijde werd opnieuw geschre ven, en nu verkreeg dc symphonie de titel: Sinfonia eroïca. Van Napoleon was de „sovenire di un grand' uomo" (her innering van een groot man) overge bleven. Voor Beethoven was hij voor bij gegaan. Nooit heeft hij hem kunnen vergeven. Toen jaren later de tijding kwam, dat de gevangene van St. Helena gestorven was, zeide. Beethoven dat hij reeds zeventien jaren geleden dc mu ziek voor z(jne uitvaart (hij meende de Marcia funcbre in de symphonie) ge componeerd had". Wij hebben niet aan de consul Bona parte. nog minder aan de keizer Napoleon, maar aan de natuur van Beethoven de sinfonia eroïca te danken. Alle aanleidin gen zijn vervlogen, het werk leeft onaan tastbaar in zijn deugd van muzikaal even wicht tussen hevige contrasten en met het onverwoestbare merkteken van eigen edele kracht. HENDRIK ANDRIESSEN. VIJFDE CONCERT BEETHOVEN-CYCLUS DER H. O. V. Op Dinsdag 20 Mei zal de H.O.V. haar vijfde concert van de Beethoven-cyclus geven. Oor spronkelijk zou de vermaarde Zwitserse pia nist Edwin Fischer hieraan zijn medewerking verlenen met het vijfde plano-concert, maar door het overlijden van zijn moeder, heeft de pianist al zijn engagementen afgezegd. Zijn landgenoot Adrian Aeschbaclier, welke pianist vooral grote vermaardheid bezit als Beethoven-vertolker cn ln ons land geen on bekende Is. zal nu het vijfde piano-concert ten gehore brengen. Hieraan vooraf gaat de ouverture Fidelio, het programma wordt besloten met de Zesde sym phonie, de z.g. „Pastorale". Het concert zal wederom geleid worden door Marinus Adam,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 5