In het land der Pharao's
De woestijn eist offers, als de zee
De heffing ineens
Eduard Verkade
verlaat de planken
Een Haarlems „Montmartre" exposeert
ZATERDAG 17 MEI 1947
door Bert us
Allen, die de woestijn kennen, werden
eenparig gegrepen door haar fascinerende
pracht. De woestijn heeft haar minnaars
even zeer als de zee. Minnaars, die men
welhaast verslaafden noemen kan, want de
Sahara is hun onmisbaar geworden. Bij
mijn laatste bezoek aan de woestijn heb
ik wat steentjes opgeraapt en, na ze in een
zakdoek geknoopt te hebben, ben ik er
mee op bezoek gegaan bij een geoloog. Er
is hier nl. in Egypte een afdeling van een
van 's werelds grootste petroleum-maat-
schappijen gevestigd en twee van haar be
langrijkste functionarissen zijn Nederland
se geologen. Voor hen heb ik mijn zakdoek
ontknoopt. Ik heb hier in dit land al vaak
geduizeld bij het aanhoren van getallen.
Want wie zich enigermate in wil werken in
't oude Egypte met zijn dertig dynastieën,
die moet zich in het begin wel duizelig
voelen, wanneer hij kijkt in de historische
afgrond van het oude rijk. Maar dit alles
is nog maar een eendagsbloem vergeleken
bij de geschiedenis van de woestijn en die
der aarde zelf. Wat daar uit mijn zakdoek
kwam aan kiezelstenen, die de voorhistori
sche Nijl tot duiveneieren had omgeslepen,
aan stukken koraalrif en versteende schel
pen, die het bewijs leverden, dat de
woestijn eens een zeebekken geweest was,
leverde tezamen zulk een hoog bedrag aan
jaartallen op, dat, waren het geldstukken
geweest, ik zonder meer de rijkste millio-
pair van deze aarde gebleken was. Maar
laat ik het de lezer niet moeilijk maken
met begrippen als tertiair, plyoceen, myo-
ceen en aeoceen, en volstaan met de ver
klaring, dat ieder van die opgeraapte stuk
jes schelp, kiezel of koraal gemiddeld der
tig millioen jaar oud was.
Van de voorhistorische woestijn komt
het gesprek dan gemakkelijk op de tegen
woordige woestijn. De paleontoloog één
dezer geologen, die de bodern voornamelijk
in zijn historische wording beziet, had het
vorig jaar nog naar olie geboord ten Zul-
den van de oase van Fajoem, de oase, die
ik u reeds in een mijner brieven be-
jchreef.
Hij vertelde iets over de gruwelijke
wraakzucht van de woestijn, die evenals
de zee, haar mensenoffers eist. Op een van
zijn tochten vond hij onder een afhangen
de rots een skelet van een mens, die daar
blijkbaar voor het laatst schaduw gezocht
had- Bij nader onderzoek bleek het een
piloot van de R.A.F. te zijn. Uit zijn uni
form kwam een afscheidsbrief aan zijn
ouders en een klein zakboekje, dat drie
dagen bijgehouden was van zijn noodlan
ding af tot zijn dood. Er stond in dat dag-i
boekje praktisch geen ander woord dan
het woord dorst, dat in een steeds gruwe
lijker crescendo groter terugkeerde. 40
K.M. zuidelijker werd het vliegtuig in on
geschonden staat terug gevonden. Het tra
gische was, dat 20 K.M. noordelijk van de
plek, waar de man stierf, de oase was en
water. Onze paleontoloog vond gedurende
zijn verblijf van twee maanden nog zes
menselijke skeletten, waarvan het drama
voor hem een gesloten boek bleef, daar zij
geen papieren op zich droegen. Een van
hen droeg nog zijn polshorloge.
Maar laat ik u een vluchtige impressie
geven van de woestijnritten, die ik zelf
maakte. Daar is dan eerst mijn tocht door
de Lybische woestijn van Cairo naar de
oase van Fajoem. De woestijn begint on
middellijk achter de Pyramiden van Giz'eh.
Achter de Pyramiden bevindt zich een
Engels legerkamp, hetwelk nu in afbraak
is, zodat een eerste aanblik, die men op de
Sahara werpt, niet veel verschilt van een
blik op een willekeurig opgespoten zand-
terrein aan de rand van een stad: rollen
prikkeldraad, brokken steen, lege vaten en
afval. De weg, die door de Sahara loopt, is
aangelegd en wordt aangegeven door lege
benzinevaten, gevuld met zand, opdat zij
niet op de woestijnwind zullen weg wan
delen. Want bij zulk een wind verdwijnt
de weg zelf onder het zand en is slechts
terug te vinden met behulp van deze zon
derlinge mijlpaaltjes.
De Sahara zelf is, en zeker voor wie haar
beter kent, evenals de zee altijd anders
van kleur. Zij golft, verandert soms in
steenruggen en is samengesteld uit einde
loos veel kleine duinen en dellingen.
De warmte deed de lucht hier en daar
zo trillen, dat zij het oog begoochelde en
overal kleine meren en waterpoelen en
plassen schiep, waar deze niet waren.
.Wanneer wij naderden, verdween het
witte water zoals een sliert damp zich in
de lucht oplost. Toen wij eindelijk de oase
van Faljoem bereikten, rees deze als een
zinsbegoocheling uit de woestijn op. De
woestijn werd groen en de eerste palmen
sprongen uit de dorheid omhoog als „a
needy nothing trimmed in jollity" gelijk
Shakespeare zegt in het eerste van zijn
sonnetten: „een behoeftig niemandalletje,
dat opgedirkt is met vrolijkheid".
Op de terugweg, in de namiddag, had de
Sahara een bijna roestbruine glans over
zich. Tweemaal passeerden wij pyramiden,
die zich aan onze rechtei'hand aan de kim
verhieven, wanneer de weg over een ho
ger gelegen gedeelte liep. Eerst die van
het oude Memphis, daarna die van Abusir.
Tenslotte kwamen aan het eind van de rit,
recht voor ons, de pyramiden van Gizeh
weer in zicht. Zij lagen in het stofgoud van
de ondergaande zon aan de horizon als
twee enorme Friese boerderijen, die wat
diep in het land gelegen zijn, zodat alleen
hun geweldige overkapping zichtbaar is...
Een tweede tocht maakte ik door de
Arabische woestijn van Cairo naar Alexan-
drië. Evenals de weg naar de Fajoem be
gint ook deze weg vlak achter de pyrami
den van Gizeh. Wij startten om zeven uur
in de morgen. Alles was nog bedekt met
een zachte morgennevel, die hier en daaV
teer-blauw was en waarin de palmen zich
verhieven alsof zij gekrast stonden in
blauwe steen. De geweldige pyramide van
Cheops stond gans en al verloren in de
nevel. Alleen zijn reusachtige basement
kwam onder de melkwade uit. Hij stond
daar als een Alp, het hoofd kwijt in de
morgendamp. De Sahara was geel nu. Aan
haar kimmen had de nevel zich reeds op
gerold tot roze wolkenwatten, die nog geen
voet van de grond konden krijgen. Maar
het zand was al penetrant geel, want de
zon bereikte het reeds in een door de mor
gennevel gefiltreerde 3taat- Even later
waren er ook de luchtspiegelingen weer:
de meertjes van water, wit als engelen
haar, die bij nadering met een sliert leeg
liepen en oplosten.
In de buurt van Alexandrië dook plot
seling een geweldig zoutmeer op uit de
woestijn. Het was wit en blinkend, zoals
zout zelf is, het scheen op een afstand gans
uitgedroogd, doch toen wij langs de oevers
van het meer reden, bleek er wel degelijk
hier en daar water te staan. Maar over
heersend was toch de eindeloze gesloten
vlakte van zout, waar soms een rode ader
doorheen schoot, alsof daar ter plaatse
roest in de bodem zat. Het meer bood bijna
dezelfde aanblik als een bevroren meer in
ons land, waarover een laagje sneeuw ligt
uitgespreid en dat op een mooie zonnige
winterdag ligt te glinsteren in de zon. De
wetenschap, dat men het niet wagen moest
er overheen te lopen, want dat men dan
in zijn verstikkende diepte verdwijnen
zou, gaf er iets lugubers aan.
in tweeën?
Een nieuwe medieiinman Postzegels en TBC-bestrijding
«y Naar aanleiding van. herhaaldelijk opduiken-
Holland Michigan
honderd jaar
Alhoewel de tulpen in het Amerikaanse
plaatsje Holland nog niet geheel in bloei
zijn, vindt het beroemde jaarlijkse tulpen-
feest toch doorgang en wel met dezelfde
luister en bonte kleurenpracht zoals het
voor de oorlog geschiedde.
De feestelijk met bloemen versierde
straten werden weer door de vrouwelijke
jeugd in bont gekleurde nationale costuum
geschrobd en geveegd en ook de kleine van
bloemen gemaakte windmolen ontbrak
niet.
Het is jammer, dat de tulpen door het
koude weer nog niet geheel in bloei ston
den, men heeft echter voor het feest dui
zenden tulpen uit Holland laten komen
en ook de omliggende steden hebben him
kleurige bijdrage voor het feest gegeven.
Het feest dat tot met Zaterdag zal
duren, wordt opgeluisterd met parades,
bloemencorso's, muziekuitvoeringen en
dansen.
Zoals bekend vallen deze festiviteiten
dit jaar samen met het honderd-jarig be-
rtaan van het plaatsje, (U.P.)
rjET IS langzamerhand al wel duidelijk
geworden, dat er in de jaren waarin we
van de wereld afgesloten hebben moeten
leven, op het gebied van de Amerikaanse
film weinig belangwekkends gebeurd is.
Nieuwe krachten blijken meer in Engeland
dan in Hollywood tevoorschijn te zijn ge
komen. Ook de Amerikaanse productie, die
sinds een half jaar aan ons
v vertoond wordt, is niet van
t-i«i i die aard dat we van open-
I rilrn I baringen kunnen spreken.
-IAlil Maar er is tenminste één
merkwaardig man „naar
boven" gekomen sinds de
oorlog losbrak. Die is Orson Welles.
Nog juist vóór 1940 vernamen wij hoe een
uiterst suggestief hoorspel: „Men i'rom
M«Js" - Mensen van Mars - in de "Verenig
de Staten een paniek veroorzaakte. De uit
zending was zó goed in elkaar gezet dat
millioenen luisteraars meenden dat er wer
kelijk een invasie gaande was van vreemde
bewoners van de planeet Mars, zoals in het
luisterspel uitgebeeld werd.
De maker van dat spel was Orson Wel
les, een tot dat ogenblik vrij onbekend to
neelspeler, de zoon van een pianiste en een
technicus, die met een eigen gezelschap,
„Mercury Theatre Group", voorstellingen
gaf die van de geijkte afweken. Hij ont
wierp ook de radio-serie „March of Time".
Na 't hoorspel-schandaal was hij „natuur
lijk" een beroemd man en kwam hij - even
natuurlijk voor het land aan gene zijde
bij de film. Zijn carrière is ons sindsdien
ontgaan, maar twee van de films, waarin
hij als speler voorkomt, hebben we intus
sen gezien: „Jane Eyre" en „Morgen is
voor eeuwig", geen van beide eng verras
send. Zijn beste prestatie schijnt de in 1941
gemaakte film „Citizen Kane" te zijn,
waarin een, naar Amerikaanse begrippen
erg gewaagde, aanval wordt gedaan op het
Hearst-couranten-concern. Welles kan
daar wel iets van weten, want behalve
schrijver, regisseur, spreker en acteur, is
hij ook journalist en schrijft hij regelmatig
bijdragen in de „New York Post", onder de
titel „Orson Welles Almanac".
Dit alles schijnt weinig met film te ma
ken te hebben. Het is echter nuttig feiten
materiaal om er een oordeel uit te vormen
over het verschijnsel Welles. Want hij is
op het ogenblik een van de grote mensen
van het filmbedijf en zijn naam wordt in
de internationale pers met een zekere eer
bied genoemd als van iemand die nieuwe
wegen begaat en met zijn grote veelzijdig
heid een stimulans voor de filmkunst is.
Waar de algemene feiten over deze man te
kort schieten kunnen wij thans bovendien
te rade gaan bij zijn film „The Stranger''
De Vreeemdeling - die op het ogenblik in
ons land haar touraée is begonnen. Het is
een werk dat erg" gemengde herinneringen
oproept: aan de ouderwetse griezelfilms
van Boris Karloff en dergelijke, en aan de
avant-garde met haar verrassende experi
menten op het gebied der filmische vorm
geving.
„De vreemdeling" vertelt van de jacht op
een ontsnapte oorlogsmisdadiger, een nazi,
die heeft weten binnen te dringen in de
gemeenschap van een klein Amerikaans
stadje. Deze bandiet wordt in de film afge
schilderd als een gevoelloos beest-mens,
voor wie de laagste misdaden heel gewone
hulpmiddelen zijn om zijn nog steeds niet
uitgeroeide waan-denkbeelden te verwe
zenlijken. Een Amerikaanse detective
maakt hardnekkig jacht op deze onmens en
het slot van de film laat zien hoe het blin
de noodlot de laatste gerechtigheid voltrekt
die de mensen, door de slimheid van de
misdadiger, niet wisten te verwezenlijken.
De nazi wordt namelijk op een gruwelijke
manier gedood door het mechanisme van
het fantastische klokkenspel van een dorps
toren.
Zo onwezenlijk als het slot is ook de
hoofdfiguur. Hij boeit, maar eigenlijk is hij
geen mens, dat wil zeggen geen wezen met
tegengestelde en elkaar afwisselende eigen
schappen. Hij is een star karakter: elk van
zijn handelingen onderstreept het kenmerk
„monster", dat van zijn eerste opname af
aan hem kleeft. Hij is minder bombastisch
dan de monsters van Frankenstein, de spo
ken uit de opera en hun gelijken, maar hij
hoort tot dezelfde familie.
Maar de wijze van verfilmen is een ver
rassing. Een aangename. Want Orson Wel
les, die niet alleen de hoofdrol speelde,
maar ook de regie voerde, is in elk geval
onafhankelijk genoeg om zich «xiet te sto
ren aan de tot traditie verstarde opvat
tingen der Hollywoodse regisseurs. Hij gaat
zijn eigen weg en dat is de weg van echt
film-werk. Zijn beeldentrant is soepel en
raak, vol levendige „uitdrukkingen", die
gebaseerd zijn op effecten zoals alleen de
film ze geven kan. Weliswaar begaat hij
de fout dat hij zijn rol laat domineren bo-
van alle andere, maar zijn film wordt er
niet onuitstaanbaar van. Een fijn acteur
als Edward G. Robinson krijgt naast Welles
geen kans. De enige in deze film die ook
een volwaardige figuur wordt is de door
Billy House knap getypeerde houder
van de dorps „drug-store".
Ook Loretta Young, wier spel toch al niet
zo kernachtig is, verzinkt naast de gewel
denaar Welles geheel in het niet. Het spel
krijgt op die manier een onevenwichtig
karakter dat de scènes, waarin de hoofdrol
niet voorkomt, leeg doet schijnen.
Een origineel en begaafd artist is Orson
Welles zeer zéker, en zijn publiek boeien
kan hij ook. Hij zoekt zijn kracht in bui
tenissige onderwerpen die hij „erin ha
mert" met alle middelen en niet bij
voorkeur de fijnste die hem te binnen
schieten. In vergelijking tot andere Arae
rikaanse regisseurs is hij een zeer voor
uitstrevend man, maar al te serieus moeten
we deze nieuwe „medicijnman" van de miiUoen, gulden.
Naar aanleiding van herhaaldelijk opduiken
de berichten, dat 1 millioen postzegels voldoen
de zouden opleveren om een tbc-patiënt in de
gelegenheid te stellen, ter herkrijging van zijn
gezondheid uitgezonden te worden naar het bui
tenland, deelt de vakgroep postzegelhandel
mede:
Om 1 millioen postzegels bijeen te garen
worden in de regel de eenvoudigste postzegels
gebruikt en dan „onafgeweekt" zodat de resten
van de kaart en enveloppe niet verwijderd zijn.
Afgezien van het feit, dat zulk een quantum
doorgaans moeilijk te verzamelen is. bevat" 1
kilo ongeveer 5000 stuks, met een waarde
2 gulden per kilo. Voor l millioen postzegels
zijn ongeveer 200 kilo nodig, die dus een waarde
vertegenwoordigen van 400 sulden. Voor dit be
drag kan een patiënt niet uitgezonden worden
en zeker niet naar het buitenland. Natuurlijk
is de kwaliteit een belangrijke factor. Al ver
dient, aldus genoemde vakgroep, het verzame
len van postzegels ten behoeve van de bestrij
ding van de tbc waardeering, patiënten en hun
familieleden zullen er goed aan doen zich bij
de verkoop van postzegels door deskundigen te
laten voorlichten.
Onze uitvoer in April
Volgens de door het Centraal Bureau voor de
Statistiek samengestelde voorlopige cijfers be
droeg de uitvoer in April 1947 465.887 ton- (vorige
maand 233.604 ton) met een waarde van 142.6
Het rijk vergoedt de door de
Duitsers geroofde klokken
Binnenkort zal dc schade-enquêtecom
missie het onderzoek en de schaderegeling
ter hand nemen ter vervanging van de
duizenden klokken, welke door de Duitsers
uit ons land zijn geroofd. Naar het ANP
verneemt, zal de commissie de waarde der
geroofde klokken op basis van de prijs op
9 Mei 1940 vergoeden. Ook de kosten van
het vervoer en ophangen der nieuwe klok
ken zal zij voor haar rekening nemen.
Het ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen heeft echter de eis gesteld,
dat de klokken aan welomschreven eisen
van toonzuiverheid moeten voldoen en
niet van mindere kwaliteit mogen zijn dan
de gestolene, opdat Nederlands klokken-
bezit weer even rijk zal zijn als voorheen.
Er blijken nog enige honderden klokken
n ons land te zijn opgeslagen waarvan de
herkomst niet bekend is. Vele daarvan zijn
echter beschadigd.
De man, die als kind de acrobatiek be
oefende, als knaap schei- en natuurkunde
studeerde en als jongeling de eerste trijp
weverij in Nederland oprichtte, maar ten
slotte de roepstem van het toneel niet weer
staan kon, zal op 28 Mei de planken ver
laten.
Op die dag zal Eduard Rutger Verkade
temidden van alle oude getrouwen, die on
der zijn leiding de weg naar roem hebben
gevonden, in een gala-voorstelling in de
Stadsschouwburg te Amsterdam fragmen
ten uit „Hamlet", dat hij meer dan 60U keer
gespeeld en 300 keer gedeclameerd heeft,
en uit „Macbeth", dat hij evenveel keren
voor het voetlicht bracht, ten tqjiele voe
ren. Met dit laatste stuk debuteerde hij in
1904 in de kleine zaal van het Concertge
bouw te Amsterdam, waar hij 15 Juni 1878
geboren was, als voordrager. Zijn debuut
werd o.a. door Lodewijk van Deyssel git li
stig beoordeeld. Daarop werd hij verbon
den aan het „Nederlands toneel", waar
toen ook Ko van Dijk als beginneling op
trad. Een bezoek aan Duitsland bracht
Verkade in aanraking met Max Reinhardt
en de daar ontvangen indrukken leidden tot
Over Muziek
Hollywoodse film-stam toch niet nemen,
want tot nu toe schijnt het dat hij maar
één belang voor ogen heeft: Orson Welles.
v. G.
Orson Welles in „De Vreemdeling" met-
Lor etta Young, wier toch al niet ex
pressieve spel volkomen in het niet
verzinkt naast dat van deze „gewel
denaar".
•ige maand 138.3 millioen
gulden. In het uitvoerbedrag van April
begrepen, granen, zaden, peulvruchten (8 mil
lioen), verse groenten (5.4 millioen), aardappe
len (13,8 millioen), bloembollen, planten (4.6
millioen), ruw ijzer (2.5 millioen), aardappel
meel (3.8 millioen), zijden garens (4.2 millioen),
katoenen manufacturen (5.8 millioen), wollen
en half-wollen manufacturen (2.6 millioen),
strokarton (3.2 millioen), zepen (2.7 millioen),
Radio-artikelen (8 millioen) en gloeilampen
(drie millioen).
In het club-atelier aan de Baljuwslaan
exposeren de leden van „De Acht." schilde
rijen, tekeningen en boetseerwerk. Qualita-
tief gesproken is dit laatste volstrekt niet
Ln de minderheid.
De kleisdhetsjes van 18e-eeuwse figuur
tjes door Ans van Herwaarden, die een niet
te miskennen gevoel voor karakteruitbeel
ding bezit en de „Volenda miner" door Josvo
zijn er het bewijs voor. Daar wordt in dit
club-atelier hard gewerkt. Het is er gezel
lig en met wat goede wil zou men zich, als
men niet uit het raam kijkt, in Montmartre
kunnen denken. Zeker, men moet zich be
helpen, maar zit daarin niet een zekere
bekoorlijkheid? Je moet er moeite voor
doen, het behoeft niet allemaal zo-maar van
een leien dakje te rollen.
Door dit atelier zweeft de geest rond van
een nog springlevende schilder. Zeer dui
delijk demonstreert hij zich soms. Een fout
is dat niet, veeleer een bewijs voor een
zekere piëteit, die de club gebonden houdt
aan zijn kunstzinnige aanwezigheid. Niet
bij allen is het merkbaar. Er zijn een paar
knooppunten zoals Mandersloot met zijn
vlotte schets „Surinaamse" en Frans en Theo
Fuuke met hun geaquarelleerde Stillevens.
Ook Gé Houbein sluit zich daarbij aan met
zijn mooie studie „Winterduin", meer dan
met zijn andere dingen. Misschien ook Dam,
die iets heel eigenaardigs te vertellen heeft
in „Wilde Eenden" en ..Stilleven". Het
eigenaardige zit in een gevaarlijk getnak.
dat in „Wilde Eenden" zelfs de eenheid
heeft verbroken.
Roelof Klein bepaalt zich niet tot één
genre. Hij tekent, aquarelleert, schildert en
boetseert.
Tot P. van Heerden zou ik willen zeggen:
vlucht naar je eigen atelier, sluit je op en
kijk naar „Aardappelen" waarin meer zit
dan iir het quasie-verdroomde portret. Druk
eigen gedachten op eigen wijze uit. Mets
Cor Hak zonden kleine klem-gevoelige din
gen („Spaarne" en „Nieuwe Gracht"); An
drea exposeert een „Herfst in de tuin" met
mooie détails.
Als ik dan langs Tinkelenberg's „Duin",
dat streeft naar ruimte en licht en langs de
fantasie-in-krijt en de tekeningen van Mina
Maas terecht kom voor het werk van Frans
Verpoorten, ben ik niet bij de minst-talent
volle van „De Acht" beland. Evenals aan
Van Heerden echter zou ik ook tot hem
willen zeggen: maak je vrij. Ga de vrije
natuur in of blijf thuis, maar bezoek zo wei
nig mogelijk collega's. Vooral Verpoorten
heeft iets te verliezen. Zijn „Imbecil" is er
nog niet, maar dat dïng houdt belofte in,
evengoed als zijn landschap met „Boom"
Hiermede zijn de meest markante dingen
genoemd. Het werk is, uiteraard, ongelijk.
Ieder talent spreekt zich op eigen manier
uit, behoort dit althans te doen. Waar de
gesproken taal ontleend is aan anderen,
mogen we dat niet verzwijgen. Er is zoveel
mee gemoeid, dat het latere resultaat en
ook het succes ervan afhangt. Tenslotte:
waar hard gewerkt wordt heeft men recht
op sympathie.
HERMAN MOERKERK.
de oprichting van de „Haghespelers", die
in Haarlem met Shaws „Candida" debu
teerden. Deze opvoering zou de eerste zijn
van een ganse reeks van premières van
moderne toneelwerken, want behalve Shaw
kwamen ook Somerset Maugham en Wilde
op de rol.
Het grote succes kwam met de vertol
king van „Hamlet", die in het eerste jaar
meer dan 60 keer werd opgevoerd. In het
vervolg zouden Ven-kade en Hamlet een
onverbrekelijke eenheid vormen, een ver
houding, die niet alleen gebaseerd was op
een uiterlijke rolbeheersing, maar die op
een geestelijke verwantschap duidt. Niet
voor niets verscheen kort geleden een
werkje van zijn hand „Uit het dagboek van
Horatio", dat het leven van Hamlet uit
voerig belicht.
Over de toekomstige ontwikkeling van
het toneel gaf de scheidende kunstenaar
onlangs als zijn mening te kennen dat men
zal moeten komen tot de erkenning, dat
drie-vierde van het toneelspelen spierbe-
heersing is. Het stuk moet spreken door de
spanning, die tussen de spelers ontstaat.
Het woord is de climax van de actie,
die gedachte en gevoel samen tot stand
brengen. Daarom zal men steeds meer het
décor als een bijkomstig iets moeten gaan
beschouwen. Volgens Verkade zou het
ideaal pas bereikt worden, indien men weer
terugkeerde tot het vaste toneel, zoals
Shakespeare en zijn tijdgenoten dat ken
den.
Met het afscheid van het toneelspel zal
aan de activiteit van Eduard Verkade nog
geen eind gekomen zijn: hij zal doorgaan
met declameren en, wat de Amsterdamse
jeugd wel het meest zal interesseren: de
indrukwekkende Sinterklaas zal blijven
rijden
Studenten als molenaars
Door de staking bij de meelfabriek „De
Sleutel" te Leiden dreigt een gedeelte van
het in de fabriek voorradige graan te be
derven. Dit graan zal nu met toestemming
van de minister van Sociale Zaken door
studenten worden gemalen. Het meel is
nodig voor de broodvoorziening van Lei
den gedurende twee weken.
De Gaulle sprak in Bordeaux
In een rede te Bordeaux heeft generaal
De Gaulle laatst verklaard, dat Frank-
rijks toekomst afhangt van het lot zijner
overzeese gebiedsdelen. Het verlies van
deze gebieden, aldus De Gaulle, zou Frank
rijk zijn onhafhankelijkheid kosten.
De Gaulle vroeg een sterk Frank
rijk, dat de door strijd uiteengerukte Franse
Unie weer bijeen kan brengen. Onder een
sterk Frankrijk zeide hij te verstaan, een
Frankrijk, waarvan het staatshoofd zodanig
zal worden gekozen, dat hij geen groep par
tijen, doch Frankrijk en de Franse Unie
vertegenwoordigt.
Er mag geen verwarring van bevoegd
heden zijn en degenen, die in naam van
Frankrijk handelen moeten niet zijn onder
worpen aan andere invloeden dan die van
hun plicht, aldus verklaarde de generaal.
Eroïca
l y IE AAN BEETHOVEN denkt wordt
met sympathie vervuld. Het is niet
alleen de overtuiging dat hij een zeldzaam
machtige muzikaliteit bezat, het is de on
beperkte openhartigheid, die de zakelijk-
ste modernist moet ontwapenen. Het :s
waar dat wij kunnen theoretiseren over
de zelfstandigheid der muziek en van het
kunstwerk eisen dat inhoud en vorm als
aesthetische eenheid onafhankelijk moe
ten bestaan en geen sparen moeten ver
tonen van dc strijd van dc maker, maar
wanneer een compositie superieur van
maaksel is en daarbij aandoeningen mee
deelt die op de aard van het ontstaan van
het werk wijzen, dan wordt ons hart aan
getrokken of beledigd door het karakter
van die oorzaak. Wij leven mee en ons
geluk wordt vermeerderd of wij voelen
ons verwijderd en prijzen slechts het mu
zikale vermogen van de componist- Het is
natuurlijk en noodzakelijk dat wij een al
gemene theorie over het wezen van het
kunstwerk, na grondige onderzoekingen,
vaststellen maar het is verkeerd te me
nen dat de theorie boven alle praktijk
staat, want de natuur gaat boven de leer.
Iedere gedachte aan Beethoven brengt
mij het besef van heldhaftigheid bij
niet als praktische deugd, maar als ka
rakter. Als ik niets van zijn leven en zijn
levensomstandigheden zou weten, zou ik
toch tot het besef van dit karakter wor
den gebracht en het zou een leugen tot
theorie en praktijk zijn wanneer ik dit
besef zou willen ontkennen of zou willen
verdrijven. Eerst dan wanneer ik zou
trachten de schakel tussen het karakter
en de muzikale elementen van rythme,
melodie en harmonie te verklaren zou ik
vermetel werk verrichten en het principe
der geheimzinnigheid van de muziek ver
loochenen Het is alweer een bewijs voor
de romantiek bij schepper, uitvoerder en
hoorder dat onze menselijkheid niet te
scheiden is van wat dc natuur ons ingeeft.
Het is dwaas en onbehoorlijk de pre
tentie te nemen de inhoud van Beetho
ven's werk te weten en mee te delen,
maar het is niet verkeerd toe te geven
aan het sentiment van kracht en edelaar
digheid, dat ons uit deze muziek toe
stroomt. Ik neem hierbij aan dat deze ge
voelens voor niemand iets ongunstigs be
vatten; ik neem ook aan dat de hoorder,
die deze gevoelens niet wil horen en niet
wil erkennen aan de volledige betekenis
van Beethoven en aan de werkelijke be
tekenis dezer sentimenten te kort doet. Ik
verfoei allen degenen, die de eigenwijs
heid hebben Beethoven als moralist, als
mensenredder, als maatschappelijk idea
list enz. te verklaren en hem daarmee een
bepaalde waarde te geven. Zelfs al spreekt
onze grote componist van zijn „roeping",
al werd hij gekweld door idealen in de
wereld, dan nog is dit alles de zelfkant
van de veel diepere en hevige aandoenin
gen, welke deze componist bij het rumoer
van zijn vurige muzikaliteit van binnen
beleefde. Hij wilde wel degelijk zuivere
muziek schrijven en hij heeft zijn gehele
leven gestreden om het aesthetische even
wicht van vorm en inhoud te vinden, te
bereiken en te behouden. Dit werd hem
met de jaren steeds moeilijker en het lijkt
mij minstens onvoorzichtig om bij de la
tere werken van grotere verinnerlijking,
van bovenaardsheid, enz. te spreken en
daarbij te menen dat de lichtheid der
vroegere werken zo diep niet ging.
Niemand kan geven wat hij met heeft.
Wanneer Beethoven overrompeld werd bij
het lezen of overwegen van heldengeschie
denissen, dan was het de fiere strijdvaar
digheid vam zijn natuur die zich onbe
wust weerspiegeld zag. Het vuur van
zijn rythme, van zijn melodie en van zijn
harmonie sprong omhoog en dan was het
de kunst, daar gestalte aan te geven. Wat
zal ik er anders over veronderstellen? De
aesthetische diep-grijpers mogen een he
leboel moois verzinnen; Beethoven is dood,
de arme kerel zou 't niet begrepen hebben.
Het waren niet alleen Coriolanus en
Egmont, die hem bezig hielden, het was
ook de kracht van zijn tijdgenoot Bona
parte. die hem met hevige gloed deed
branden. Wie zal ooit deze bezieling pei
len? Waar begint de muziek, waar de aan
doening? Wat was de spiegeling der diep
te? Wij weten dat de derde symphonie,
de „Eroïca" in volle luister uit zijn bewo
genheid ontstond, en wij weten overigens
hoe hij over de mens gedesillusioneerd
werd.
Ferdinand Ries verhaalt het volgende:
„Zoowel ik, als velen zijner bijzondere
vrienden hebben deze symphonie (reeds
in partituur afgeschreven) op zijn tafel
zien liggen; bovenaan op het titelblad
stond het woord „Buonaparte", en ge
heel beneden „Luigi van Beethoven",
geen woord meer. Of en waarmede de
ledige ruimte ingevuld had moeten wor
den. weet ik niet- lk was de eerste die
hem de tijding bracht, dat Buonaparte
zich tot keizer had laten kronen, waar
op hij in woede geraakte en uitriep: „Is
hij ook al niets anders dan een gewoon
mensch!
Nu zal hij ook alle menschenrech-
ten met voeten treden, alleen zijn eer-
zuoht botvieren: hij zal zich nu hooger
plaatsen dan alle anderen en een tyran
worden!" Beethoven ging naar de tafel,
nam het titelblad, scheurde het door
midden en wierp het op den grond. De
eerste bladzijde werd opnieuw geschre
ven, en nu verkreeg dc symphonie de
titel: Sinfonia eroïca. Van Napoleon was
de „sovenire di un grand' uomo" (her
innering van een groot man) overge
bleven. Voor Beethoven was hij voor
bij gegaan. Nooit heeft hij hem kunnen
vergeven. Toen jaren later de tijding
kwam, dat de gevangene van St. Helena
gestorven was, zeide. Beethoven dat hij
reeds zeventien jaren geleden dc mu
ziek voor z(jne uitvaart (hij meende de
Marcia funcbre in de symphonie) ge
componeerd had".
Wij hebben niet aan de consul Bona
parte. nog minder aan de keizer Napoleon,
maar aan de natuur van Beethoven de
sinfonia eroïca te danken. Alle aanleidin
gen zijn vervlogen, het werk leeft onaan
tastbaar in zijn deugd van muzikaal even
wicht tussen hevige contrasten en met het
onverwoestbare merkteken van eigen
edele kracht.
HENDRIK ANDRIESSEN.
VIJFDE CONCERT BEETHOVEN-CYCLUS
DER H. O. V.
Op Dinsdag 20 Mei zal de H.O.V. haar vijfde
concert van de Beethoven-cyclus geven. Oor
spronkelijk zou de vermaarde Zwitserse pia
nist Edwin Fischer hieraan zijn medewerking
verlenen met het vijfde plano-concert, maar
door het overlijden van zijn moeder, heeft de
pianist al zijn engagementen afgezegd.
Zijn landgenoot Adrian Aeschbaclier, welke
pianist vooral grote vermaardheid bezit als
Beethoven-vertolker cn ln ons land geen on
bekende Is. zal nu het vijfde piano-concert ten
gehore brengen.
Hieraan vooraf gaat de ouverture Fidelio, het
programma wordt besloten met de Zesde sym
phonie, de z.g. „Pastorale". Het concert zal
wederom geleid worden door Marinus Adam,