Literaire kanttekeningen Hij werkte veel in ons land Nederland en Amerika leggen wetenschappelijk contact Wrakhout ZATERDAG 26 JULI 1947 ANNA BLAMAN: Amsterdam. A/fEN kan alle vermeende en gegronde bezwaren, die tegen deze roman zijn aan te voeren, volmondig toegeven en dan nóg van mening blijven, dat Anna Bla man van wie ik alleen enkele verzen kende met haar debuut-niet alleen blij'k heeft gegeven van opmerkelijke talenten, maar met „Vrouw en Vriend" een boek heelt geschreven dat in meer dan een op zicht in onze literatuur een afzonderlijke plaats inneemt. Stijl en compositie-tech niek, een bijzonder, intuïtief vermogen door te dringen in de subtielste roerselen van het menselijk gevoels- en gedachten- leven, een karaktertekening die volge houden is met een even zuivere als over tuigende consequentie men zou hier gerust van een psychisch realisme kunnen spreken een ongemeen scherp waar nemingsvermogen het zijn alle verdien sten; maar verdiensten die hun keerzijde hebben. Juist omdat ik voor dit boek zo veel waardering gevoel, juist omdat het me zo gegrepen heeft, wil ik deze tekor ten als men ze zo noemen wil zwaar wegen, om dan tenslotte tóch te kunnen zeggen: „Vrouw en Vriend" zal me niet licht uit de gedachten gaan. Het is allemaal waar: deze roman ver bloemt niets, vermooit niets; een zekere onverbiddelijkheid, hardheid zelfs is er niet vreemd aar... Meer nog: het leven voltrekt ^jch erin, alsof het één lange, i grauwe d?g was met een eindeloze mot regen. Daar waar er één ogenblik een zon nestraal lijkt te zullen breken door die trieste, tragische levenswolken die aan de mensen van dit boek elk uitzicht op j vreugdevoller jaren ontnemen (de zo zui vere, van innige „beschroomde blijdschap" doorwarmde liefde van Jonas met zijn I „rank, onschuldig lichaam", zijn „vereen zaamde, hongerige ogen" zelfs daar moet het duister vallen van eèn hopeloze, schrijnende tragiek. Maar laat men zich niet vergissen: achter al die „realistische" hardheid, wrangheid zelfs, achter al deze troostelooze somberheid gaat een auteur schuil die de mensen, het leven, de dingen liefheeft uit diepere gronden en met een meer toegenegen hart dan menig schrijver van zogenaamd „gezellige .boeken". Deze roman doet niet alleen lezen, hij dwingt tot meeleven, tot herkennen, tot I zelfbeschouwing, ondanks zijn gebreken. Eerst déze dan: de tekorten. Het is, alsof I de schrijfster al wat zij in zich meedroeg In één boek, in enkele mensenlevens, heeft willen samendringen. En misschien had zij er ook beter aan gedaan, haar „stof" te 6plitsen in twee novellen: één gewijd aan Jonas en Marie, één aan George (de „Ik" van deze roman) en Sara. Het lot van deze beide liefdesparen voltrekt zich te zeer ge scheiden van elkaar (ook al ontgaan j?en toegewijd lezer de fijngesponnen draden I niet die deze figuren onbewust verbinden aan één en dezelfde onherroepelijkheid) om van een eenheid in compositie te kun nen spreken. Een tweede bezwaar: een enkel maal gaat Anna Blaman zich aan haar ongetwijfeld oorspronkelijke schrijf trant te buiten, en helaas: dan ontsiert zij haar werk, dat men juist zozeer waar deert omdat het écht, natuurlijk is, door er „literatuur" van te maken. Soms ook laat zij zich in het naspeuren van de ver- borgenste gedachtenspinsels (en hoe voor treffelijk kan zij dat juist) te ver drijven door haar rijke en uiterst ontvankelijke j fantasie. En "tenslotte: het is een hache lijk en soms zelfs storend procédé, de éne j keer de „Ik" te laten spreken, een ander i maal als schrijfster zelf aan het woord te zijn, ook al wordt daarmee een onmiddel lijkheid van zegging bereikt en tot dat ongewoon, ontroerd medeleven gesugge- I reerd. En toch: deze mensen, verlevendigd I tot méér dan romanfiguren, zullen en kunnen een lezer die anders leest dan met zijn ogen alleen, niet meer verlaten. En daarmee heeft Anna Blaman haar onge- Vrouw en Vriend. 3. M. Meulenhoff, meen schrijftalent bewezen. Het is me, alsof ik ze van heel nabij gekend heb: George Blanka met zijn verbeten liefde, die een kwellende mengeling is van ver langen en wrok, voor Sara Obreen, in haar leven en liefhebben even argeloos- tuchteloos als haar zingen Sara Obreen, met haar bleke, Slavische gezicht, haar schorre stem, haar soms sluwe spleetogen en haar bedenkelijke voorkeur voor wreed- grijnzende maskergezichten. Ze heeft zich, geschonden door een liefdeloze jeugd, vast gebeten in het leven van de musicus Holm, in wie een jeugdherinnering voortleeft: „Holm haar levenslot; hij zit haar in het bloed, een ziekte is die Holm, acuut wanneer hij in de buurt is, dodelijk als hij er niet méér is...." En dan, als het meest smetteloze wit tegen dit vertroebel- stc zwart, deze Jonas, die pauper, kwets baar door zijn dromerige teergevoeligheid, hoewel man, een kind nog, eerlijk onbe dorven, verlegen-ingetogen, met een zie- leleven even bedreigd als zijn lichaam dat hij kapotwerkt uit schaamte voor de werkloosheid en vóór alles voor haar, Ma rie. „Ze hield van hem met zo'n vrees achtig broos geluksgevoel dat zij zich nederig, kleinmoedig voelde"; en toch, tóch schond deze Juno, fris, jong, lachend met haar „zelfbewuste, koppige handen", deze vlekkeloze liefde door zich te wagen aan een avontuur met een listige roué. En op de achtergrond de „bijfiguren" ter zijde latend Toos. Jonas' zuster: zor gend en zorgelijk óók, zich wegcijferend, die door haar zelfbeheersing haar heime- lijkste verlangens evenzeer verborgen houdt als de schrijfster haar. opzettelijk dunkt me, op de achtergrond laat van dit boek, dat me niet uit gedachten wil om zijn hartewarmte, ondanks alle tekort komingen, alle hopeloosheid, die ver boven somberheid uitgaat, omdat hier een waar achtig doorleefde tragiek tot woord wordt. C. J. E. D1NAUX. „Boymans" heeft nieuwe directeur. De Rotter damse gemeenteraad benoemde met algemene stemmen prof. dr. A. P. A. Vorenkamp. hoog leraar aan het Smith-college te Northampton <v. s.) tot directeur van het museum Boymans en van het museum van Oudheden. Opera-export. De Weense Staalsopera zal in de tweede helft to Londen opvoeringen van „Fi- dello". „Salomé", „Cosi fan tutte" en „Don Giovanni" verzorgen. Litteraire dief. Te Salzburg vond men bij een 22-jai'ige student, aanvoerder van een zeventien man sterke misdadigersbende. een doos met 24 originele brieven van Goethe, Charlotte von Stein en Wilhelm Humboldt. Profeet 'n buitenland. Joris Ivens' film over de steun van Australische en Voor-Indische arbei ders aan de strijdende Indonesiërs „Indonesia calling" heeft op het internationale jeugdfestival te Praag een groot succes geboekt. Schlagers. De door de pianist José Iturbi ver tolkte Polonaise in As van Chopin werd volgens een gramofoonexpert door de Chopin-film ,,A song to remember" „de meest gevraagde plaat van alle tijden". Daarmee is deze zwarte schijf een concurrent geworden van de „Blauwe Do- nau", die Jarenlang aan de top van alle ver- koopcijfeis* lag. Beethovens „Vijfde" doet het anders ook niet gek: die is al bijna even popu lair als de „Notenkraker-suite".... Geroofde schilderijen ter waarde van 2 millioen terug Een aantal schilderijen van oude Neder landse meesters is per vrachtauto uit Ba den-Baden naar Nederland vervoerd. De schilderijen vertegenwoordigen een waar de van 2 millioen gulden. De helft hiervan werd tijdens de oorlog in Nederland ge roofd ten behoeve van het museum van Bonn en werd in de Franse zóne verbor gen gehouden. De andere schilderijen wer den teruggevonden in een klooster te Ma- riënstadt, eveneens in de Franse zóne. Honderd jaar geleden werd deze Duitse schilder geboren George Bernard Shaw, de Engelse schrij ver, die zegt dat hij een Ier is, de socialist, 2c geheelonthouder, de vegetariër, de con stitutionele monarchist, maar bovenal dé Bernard Shaw zelf, die altijd gelijk heeft, die altijd alles prijst, wat de publieke opi nie tegen zich heeft en bovendien op zo'n i rake en geestige manier zijn stellingen aan de man brengt, dat men er om moet glim lachen (en ivie glimlacht, is half verloren) wordt vandaag 91 jaar. Over de hele wereld wachten zijn bewonderaars op de opmer king, die het orakel ter gelegenheid van deze gebeurtenis zal plaatsen. Gewassen op Walcheren staan er slecht voor Landbouwdeskundigen hebben schattin gen gemaakt van de oogstopbrengst op Walcheren. De gemiddelde opbrengst der granen wordt geschat op 40 procent van normaal. De korrels blijven klein en ver schrompelen. De wintertarwe zal beneden de 40 procent blijven. De gemiddelde aard appel appelopbrengst wordt op 50 procent geraamd. l)e suikerbieten staan er iets j beter voor. Daarvan wordt een opbrengst van 60 a 65 procent gemiddeld verwacht. Vlas is weinig gezaaid en men kan op geen grotere opbrengst dan 30 procent rekenen, i De bonen staan er slecht voor. Als gevolg van de di-oogte en de luisaantasting zal de oogst wel niet meer dan 35 procent van het normale bedragen. Vele boeren staan er financieel slecht voor, mede doordat de vergoedingen zeer traag uitbetaald worden, j Het slechtste deel van het eiland is de Zuid-Watering. Landbouwdeskundigen noe men er de toestand der gewassen bedroe vend. Dit voorjaar werd de Zuid-Watering zover mogelijk ingezaaid. De slechte afwa tering had hier funeste gevolgen. Meerma- i len werd per liter bodemvocht een zout- concentratie van 10-15 gram geconsta teerd. De opkomst der gewassen is slecht Het klinkt bijna ongelofelijk, als men hoort dat het al honderd jaar geleden is dat Max Liebermann geboren werd. 1847 is het jaar van het uitbreken der revo lutie, die daarna van Frankrijk uit naar Duitsland oversloeg en waarin men ook in de geboortestad van de meester, in Ber lijn, op de barricaden stond. Is het de uitgesproken, richting gevende, eminent meelevende persoonlijkheid van de kun stenaar, is het leven van een man, dat de meest bewogen jaren van de Duitse ge schiedenis omspant het Tweede en het Derde Rijk, de opkomst, de „Gründerzeit", de wereldoorlog, de inéénstorting, het weer opstaan en stijgen tot aan de rand van de afgrond zijn het deze schilderijen, deze prenten, met de door niets gestoorde rust in het spel van het licht of vol dwarrelende beweging, die ons niet willen doen gelo ven dat deze ogen nu ook al twaalf jaren gesloten zijn en dat een eeuw ons van zijn geboorte scheidt? De ontwikkeling van Liebermann is de ontwikkeling van de Duitse schilderkunst in die periode. Niet, dat Liebermann deze ontwikkeling passief gevolgd zou zijn, hij leidde haar bewust volgens zijn eigen ont wikkeling, zijn stijl werd d e stijl, zijn programma het programma van Duits land. Nauwelijks één kunstenaar, vooral nauwelijks één schilder van Duitsland, be zat zo'n ongehoord aanvoelingsvermogen en virtuoos kunnen, om invloeden van bui ten en van binnen op te nemen, met de eigen scheppende kracht te doordringen en als artistieke eis van het heden te doen gevoelen. Zijn welgestelde familie ziet haar zoon niet graag schilder worden, ze steunt hem niet, maar legt hem ook geen hindernissen in de weg. Hij leert bij Steffeck in Berlijn, bij Pauwels in Weimar en gaat op zijn 26e jaar naar Parijs. Twee tegenstellingen ver vullen hem daar: het grijpen van het ogen blik, het dynamische van Munkacsy en de ernst, het statische van Millet. De „gan- zenpluksters" van 1872 zijn de bekendste vrucht van deze jaren, het opzienbarende succes uit zijn jeugd. Een studiereis naar Nederland heeft invloed op zijn hele werk: Jozef Israëls, over wie Liebermann later ook een boek geschreven heeft, het land met zijn vochtige, plastische lucht, de zwa re, gedragen en stille mensen bewerken dat. Steeds weer verschijnen de grote Hol landse kamers met de invallende stromen licht, de onbewogen mensen, de dieren, de rustige lijnen van de duinen en het strand, waar de figuren zo organisch passen, in het werk van Liebermann. Later komt het gekrioel in de nauwe straten van de Jo denwijk in Amsterdam. Zijn donkere palet wordt lichter onder de Hollandse hemel, de „reine Anschauung" is alles: het, bijna zou men willen zeggen, instinctieve vi suele opnemen en weergeven, zonder emo tie van het object en zonder dat de ziel van de kunstenaar er deel aan heeft. In Berlijn is het het naturalisme van Menzel, de schilder en de tekenaar, dat grote invloed uitoefent. Op zijn 33ste jaar ongeveer heeft Lie bermann zichzelf gevonden in volle ar tistieke vrijheid. Tussen 1880 en 1890 ont staan het „Oude-mannenhuis in Amster dam", de „Amsterdamse weesmeisjes", de „Vlasspinsters in Laren", de „Nettenboet- sters". de „Vrouw met de geiten", vol waardige werken van een rijpe meester. Het „plein air", in Frankrijk opgekomen, slaat naar het Oosten over. Liebermann gééft zich daaraan. Nergens zijn licht en lucht meeslepender dan op het water, aan de oever ,aan het strand. Wonderbaarlijk paart zich daaraan de bliksemsnelle impres sie der beweging, van het uit de stroom van het gebeuren gelichte ogenblik. Zo ontstaan paarden, ruiters, badende jongens, sportscènes. Hoe los en vrij is de actie, hoe vullen de bewegingen elkaar aan, hoe spaarzaam aangebracht zijn de slechts aan duidende penseelstreken, hoe wordt het gebeuren ondergedompeld in de gelijkelijk bewogen atmosfeer. Dan weer het spel, het bewegen, het flikkeren en warrelen van het licht, dat over de rust en bewegingloos heid van de „Biergarten", de duinenrij, de laan of het plantsoen stroomt en er in klopt: De moderne schilderkunst, de som van „plein air" en impressie, is Duitsland binnengekomen, door Liebermann in een meesterlijk voorbeeld gegeven en theore tisch gefundeerd. Er is verder de reeks van portretten, niets ontziende meesterstukken van kleur, lijn en psychologie. Was het vroeger de Prof, dr, J. A. C. Faggingcr Auer kwam met interessante plannen naar ISederlancl Over Muziek (Speciale reportage) In aansluiting op het bezoek, dat mr, P. J. Idenburg te Leiden onlangs op uit nodiging van de Rockefeller Foundation aan enkele Amerikaanse universiteiten bracht, ten einde o.m. een toenadering tussen de Amerikaanse en Nederlandse ho gescholen te bevorderen, als uitvloeisel waarvan een „Harvard-Leyden-Institute" werd opgericht, brengt thans prof. dr. J. A. C. Faggïnger Auer, hoogleraar aan de Har- vard-universiteit, een bezoek aan ons land. Prof. dr. Faggïnger Auer. die eerst kort geleden met de „Veendam" in ons land arriveerde, is met\ concrete plannen voor een verdere uitbouw van deze samenwer king naar Holland gekomen, waar hij reeds besprekingen mocht voeren met tal van vooraanstaande personen uit de universi taire wereld, welke het voor het eerst in de geschiedenis gelegde officiële contact tussen de oudste universiteit van Amerika en die van Nederland, en wel Harvard en Leiden, hebben bevestigd. In verband met deze voor ons land uit wetenschappelijk oogpunt zo belangrijke gebeurtenis hebben wij prof. dr. Faggïnger Auer om een onderhoud verzocht, hetgeen deze bereid was ons onmiddellijk te geven. anonymiteit, het bijna onbewuste leven van de herders, arbeiders en badenden, van de meisjes en boeren, die Liebermann bespiedde, nu is het eén rij van schitte rende namen en koppen, waarop zich zijn doordringende blik richt. Die blik spaart evenmin als de zweepslag van zijn penseel en zijn geestige woord. Zo verwondert het ons niet, dat een Wilhelm II en zijn kring zich noch door de man, noch door het werk aangetrokken voelden. Een weder zijdse antipathie. Pas op zijn 40ste jaar begint Lieber mann zich voor de grafische kunst te inte resseren, langzaam, bijna wantrouwend, betrekkelijk laat lithographie en ets in hun volle eigen geaardheid aanvoelend en be heersend. Nog later begint een zekere il lustratieve bezigheid, niet zonder een ern stige innerlijke remming tegen het afwij ken van wat eenvoudigweg gegeven en gezien wordt. Want in zijn aesthetisehe op vattingen, die hij hartstochtelijk ook als schrijver verdedigt, blijft Liebermann on verbiddelijk en doet hij geen concessies, zo min als in zijn schilderijen. Ook in zijn grafische werk zien we de overgang van een voor de schilder typische zwaarheid naar een zuiver grafische lichtheid, ook hier treedt naast het weergeven van de rust dat van de meest uitbundige bewe ging, naast de uitbeelding van enkele dingen de reflex van de meest storm achtige, bijna al tot in het caricaturale ge groeide, massascène, "treden naast kleine en heel kleine mensen grote en heel grote. In 1898 richtte Max Liebermann de Berliner Sezession op. van 1920-1932 was hij president van de Pruisische Akadeinie der Künste. Toen verzwolg het moeras van het nationaal-socialisme ook deze mees ter. De Duitse kunstboeken uit die som bere jaren verzwijgen zijn naam; als ze hem noemen, onder toevoeging van enkele nietszeggende regels, is het alleen als „de Jood Liebermann". Zo oordeelde men zich zelf. Liebermanns werken zijn over de mu sea der aarde verstrooid, zijn naam blijft met opkomst en ondergang, met eer en schande van het Duitse rijk verbonden. Voor de kunstvriend echter is het altijd weer boeiend, een kunstenaar te kennen, die vroeg rijp en toch nooit met zichzelf tevreden was, enig in zijn bewegelijke en onversaagde ontwikkelingsvreugde. H. St. Weekagenda in fleurig gewaad De door de Stichting „Haarlems Bloei" uitgegeven weekagenda is thans in een nieuw gewaad gestoken, dat door zijn aan trekkelijkheid en formaat het doel: de aandacht van stadgenoot en vreemdeling te vestigen op de verschillende manifestaties op het gebied van kunst en vermaak bin nen Haarlems muren, niet zal missen. Het zou wellicht aanbeveling verdienen ook de sportgebeurtenissen op te nemen. Het Britse koninklijke gezin heeft een be zoek gebracht aan de vlooteenheden in de Firth of Clyde, Schotland. Ook prins Philip was daarbij aanwezig. Van de Maidstone" af slaat de koninklijke familie de duik- manoeuvres van een eskader onderzeeërs gade. Handwerktentoonstelling •n bet Frans Halsmuseum Van 29 October tot en met 1 November De verenigingen „Arbeid Adelt" en „Tes- selschade" hebben het initiatief genomen tot een reizende tentoonstelling van naald en kunstnaaldwerk van de laatste vijftig jaar. Het doel van deze expositie, die in ver schillende plaatsen van ons land gehouden zal worden, is. deze zo specifiek vrouw lijke kunst en vaardigheid opnieuw onder het oog en de aandacht te brengen van Nederlandse vrouwen en meisjes. De organiserende verenigingen vrezen, dat op den duur de handwerktechnieken verloren zullen gaan, temeer daar ze op de scholen onvoldoende onderwezen wor den. Men vermoedt echter, dat zich in parti culier bezit nog vele werkstukken bevin den, die elke vrouw boeien en die er toe zullen medewerken een beter begrip, mis schien liefde voor de kunst van het hand werk ook bij de jongere generatie te wek ken. De tentoonstelling komt van 29 October tot en met 1 November te Haarlem in het Frans Halsmuseum. Mevrouw Koene Azing-Venema, Boe- kenrodeweg 83, Aerdenhout, zal nu reeds gaarne opgaven van deelneming ontvangen en kan ook alle verdere inlichtingen ver strekken. De mzenddata bij het plaatselijk depót van „Arbeid Adelt", Grote Houtstraat 119 te Haarlem, zijn gesteld van 8 tot 13 September. In Groningen wordt een tentoonstelling voorbereid „Stad en lande van Groningen 1948". die als manifestatie van de energie, waarmee in deze provincie aan de opbouw wordt gewerkt, moet gelden. Data: 25 Augustus—e September 1948. Liefdadigheid met vertraging Misschien herinneren onze lezers zich nog de trieste foto van een Londens trottoir- artist, die in de felle koude van de afge lopen winter een tragische illustratie vormde van het leed, dat de winter voor velen mat zich bracht. Thans komt het be richt dat bedoelde fóto het hart van een Nieuw-Zeelandse dame beroerde. Zij zond de arme kunste naar een voedselpak ket. Het pakket is lang onder weg ge weest, want de straat- art ist nam het pas dezer dagen (onder de stralen van een gloeiende zomerzon) in ontvangst. Prof. dr. Faggïnger Auer, die een Mid delburger van geboorte is, maar sinds 1902 in Amerika vertoeft, vertelt ons dan aller eerst hoe reeds lang in Amerika de ge dachte levendig was om tot een nauwer universitair contact tussen beide landen te komen, hetgeen onze zegsman vooral voor Nederland van niet te onderschatten be lang acht. Tegen het einde van de oorlog namen deze plannen een nog concreter vorm aan. Toen werd mede reeds de wen selijkheid onder ogen gezien om het boe kenbezit der Nederlandse universiteiten dat door de oorlog niet of heel moeilijk kon worden uitgebreid van Amerika uit aan te vullen. Uit die tijd dateert reeds de oprichting van de Int. University Founda tion, waartoe mede prof. dr. J. A. de Haas. hoogleraar aan de Harvard-universitcit, de stoot heeft gegeven. Sindsdien vonden, me de dank zij de steun van de Nederlandse Ambassade te Washington en het royale aanbod van enkele Amerikaanse uitgevers, duizenden boeken hun weg naar Neder landse universiteiten. Naast vele aanzienlijke giften, welke wij voor dit doel in Amerika mochten ont vangen, aldus ging prof. dr. Fagginger Auer verder, mag hier zeker niet onver meld blijven de belangrijke bijdrage van f 50.000.—, welke wij voor dit werk onder persoonlijke invloed van de gouverneur, dr. P. Kasteel, van de Staten van Curacao ontvingen. Was op deze wijze reeds een streven merkbaar om Nederlandse universiteiten van Amerika uit te steunen en zodoende het contact te bevorderen, door het bezoek van mr. Idenburg werd eerst recht duide lijk, dat in deze richting nog veel meer zou kunnen geschieden en dat vooral de uitwis seling van hoogleraren en andere weten schappelijke werkers ter hand moest wor den genomen. Tevens werd daardoor een nieuwe weg ingeslagen, namelijk het di recte blijvende contact van een bepaalde universiteit hier met een bepaalde in de Verenigde Staten. Wij in Amerika zijn toen dadelijk aan de slag gegaan, hebben velen financiëel voor de plannen weten te interesseren en zijn thans zover, dat prof. dr. William Hocking, oud-hoogleraar aan de Harvard-Univer- siteit, met September a.s. voor één jaar naar Nederland zal komen, waar hij aan de Leidse Universiteit een aantal colleges zal geven over „De wijsbegeerte van het recht". Het ligt in de bedoeling, dat prof. Hocking ook in andere universiteitssteden voordrachten zal houden. Het volgend jaar September zal prof. dr. Schlesinger, hoog leraar in de geschiedenis aan de Harvard- Universiteit, naar Nederland komen om eveneens colleges aan de Leidse Hogeschool te geven. Daarnaast zyn wij in staat geweest om enige honderden boeken aan te schaffen, welke collectie aan de Leidse Universiteit ten geschenke zal worden aangeboden. De ze zending zal na verloop van enige tijd nog worden gevolgd door een nieuwe par tij studieboeken, zodat binnen niet al te lange tijd de Leidse Universiteit met een belangrijke collectie „Americana" zal zijn verrijkt. Financiëel hebben wij de zaak thans in zoverre geregeld, dat wij voor ons de ga rantie hebben, dat dit contact in ieder ge val voor drie jaar gegarandeerd is. Een vriendelijke geste deed ook de Holland- Amerika-lijn, welke voor ieder der pro fessoren een vrije overtocht heeft aange boden. Een aanbod, dat gaarne is aanvaard. Wederkerig worden er thans pogingen in het werk gesteld om ook ieder jaar ten Leids hoogleraar naar Amerika uit te zen den. Prof. dr. Fagginger Auer, die met waar dering gewag maakte van de steun, welke zowel het ministerie van Onderwijs als de Amerikaanse Ambassade bij deze plannen hebben toegezegd, zeide ons, dat nu ook andere Nederlandse universiteiten de mo gelijkheid overwegen om tot een dergelijk contact met andere instellingen van Hoger Onderwijs in Amerika te geraken. Politierechter „In 1945 anderhalf jaar wegens diefstal, in '43 één jaar, in 1941 anderhalf jaar, in '40 zes maanden, in '39 zes maanden en. daarvoor nog wat kortere straffen", zegt de politierechter. „Ja", vult de verdachte aan, „en op het ogenblik zit ik een straf van anderhalf jaar uit en vorige wepk ben ik in Amsterdam tot tweeënhalf jaar ve*«*rdeeld". De hilariteit, die de publieke tribune meestal bevangt bij het horen van een respectabele straflijst maakt plaats vpor een beklemmende stilte. Dit is niet grappig meer. De man in het bankje is bleek, maar nïel van emotie. Het is alleen maar de bleekheid van een man, die van de laatste acht jaar vijf jaar in de gevangenis heeft gezeten. Zijn gezicht staat niet brutaal, niet on verschillig, niet bang; men vindt er alleen maar botte hopeloosheid op. Hij zal hoog stens dertig jaar oud zijn. De officier leest de dagvaarding voor: diefstal van een fiets, een paar billardbal- len, flessen champagne en een kasregister uit een café. Verdachte geeft alles toe. Met hetzelfde gebrek aan geestelijke weerstand dat wel de oorzaak zal zijn geweest van de aaneenschakeling van misdrijven, die hij op zijn geweten heeft, ondergaat hij nu de gevolgen er van De eis luidt: zes maanden. „Heeft u hier nog wat op te zeggen ver dachte?" vraagt de politierechter. Een ogenblik dwalen de fletse ogen in het bleke gezicht naar de hoge ramen van de rechtszaal. Dan haalt hij zijn schouders op en zegt: „Ach, d'r staan me nog vier veroordelingen te wachten". Het is afzichtelijk hopeloos. De uitspraak is zes maanden. Zes maanden meer in een grauwe zee van tijd. Voor champagne, billardballen en een fiets. De man wordt weggeleid. Dan. voor het eerst, komt er leven in zijn ogen. Hij zoekt de publieke tribune af. Ineens steekt hij zijn hand op. Op de tribune wordt zijn groet beantwoord. Een klein mannetje met een grote hoed over een rattengezicht. Eén van de collega's. Dan lacht de veroordeelde. Hij is blij, want de „jonges" zijn hem niet vergeten. Hij gaat met een bijna gelukkig gezicht het trapje af. Als hij naar beneden is, schudt het man netje met het rattengezicht vrolijk glim lachend het hoofd en verdwijnt dan ge ruisloos. Hij gaat naar de „jonges" om hun te vertellen, dat die hopeloze sufferd van Henk er weer zes maanden bijgeeft. Children's Corner HET IS BIJNA VEERTIG JAAR geleden dat de Franse meester Claude Debussy de kleine suite voor piano „Children's Cor ner", coin des enfants, het kinderhoekje, schreef. Het bekoorlijke werk heeft drie aspecten, waarvan de poëzie tot één schoon heid verweven is. Met de dagelijkse wer kelijkheid van het speelgoed van 's compo nisten dochtertje begon het muzikale sprookje, de zelfstandigheid van Debussy's muziek kwam er uit voort en ten slotte bleek er een eerbiedwekkend levend monu ment der klassieke Franse schoonheid vol tooid te zijn. Wie, die een deel van zijn muzikale hart verpand heeft aan de even zeer tedere als krachtige gevoelens der oude meesters als Couperin, Ram eau cn Daquin, vindt zich niet bij het spelen van deze suite in de liefelijke vertrouwelijk heid van de fantasie waarin kinderen en grote mensen elkander verstaan? Als wij kinderen met verhaaltjes bezighouden is de grootste ernst zeker aan hun zijde, maar de opgewektheid van de verteller wordt door hun ernst gedragen cn samen vinden zij elkaar in de ware diepte van het leven waarin het zonlicht ongestoord blijft schij nen cn de eigenwijsheid der volwassenen geen toegang krijgt. Het komt er op aan dat de verteller een kind weet te zijn en dat hij niet het kind opeist voor zijn vol wassenheid. Het moet een humoristische sprong zijn uit de veelwetende wereld naar het eigenlijke paradijsje dat wij nooit moesten verlaten. Ik weet niet of Debussy lang heeft zitten dromen voor het speelgoedhoekje van zijn dochtertje, maar het is zeker dat <iit we reldje hem als een muzikaal toverlandje heeft geboeid. Hij heeft zeker ook geweten dat wat voor haar, zijn kleine Chouchou, een werkelijkheid bleef, voor hem een aan leiding tot volwassen muziek zou zijn. Het verwondert ons niet dat hij na de vol tooiing van zijn muziek onder de titel schreef: „aan mijn lieve kleine Chouchou, met de tedere exeuses van haar vader voor hetgeen volgen gaat." Want was het hier niet alsof het kind aan vader heuselijke verhaaltjes had verteld? En kon het kleine verhaalstertje wel begrijpen op welke ma nier haar vader haar had begrepen? Zeker, hij had wel het aardige plan kunnen ma ken een aantal stukjes voor Chouchou te schrijven die zij zou kunnen spelen cn waarin zij wat gelijkenis met haar speel goed zou horen, maar zó viel het nu een maal niet uit. Hij was getroffen en geboeid door haar en het was zeer de vraag of zij nu door hem geboeid kon zijn. Hij heeft de werkelijke ernst van haar speelgoed in de hand genomen en zijn geestigheid heeft het laten spelen; het tovert een lach op ons gezicht en wij zouden met Chouchou wil len spelen te midden van haar poppen, maar zij zou ons, om te beginnen waar schijnlijk verwonderd en aandachtig aan kijken. Voor Chouchou had de werkelijke mu ziek nog niet veel aantrekkelijks; je kunt pleizieriger met je poppen bezig zijn dan études op de piano te moeten spelen! Het vingeroefeningen-drama werd een ironisch beeld van de piano-studie: „Doctor Gradus ad Parnassum", oftewel: die eeuwige piano leraar die ons naar de hoogte der grote mensen zal brengen. Het stuk werd een geschikte ouverture voor een suite en de illustere portretten van Czerny en Clementi komen ons voor de geest! Maar wat een gevoelig mengsel van sentiment en koppig heid; dat wil zeggen welk een levendige muzikaliteit. Niet leuk voor kinderen, maar amusant voor vaders. Inderdaad, dc excu ses mochten geen ogenblik uitgesteld zijn. Had vader wel eens ongemerkt opgelet hoe Chouchou de kleine olifant tot slapen gaan vermaande? Het moet wel, want hoe zou hij anders de muziek gehoord hebben van „Jumbo's Lullaby"? Is dit tweede stukje niet prachtig van klank? Ik weet niet pre cies wat impressionisme is, maar als het betekent het opvangen cn weergeven van de muzikale poëzie der dingen, dan moet dit stukje volmaakt heten. Als u niet wist dat dit een doeken-beestje voorstelde met zo'n knorretje van binnen als je er in knijpt, dan zou u toch genieten van deze volkomen zuivere muziek. Zo gaat het ook met de andere stukjes in deze suite. Wat is dus het impressionis me? Ik zal het aan de kleine Chouchou niet vragen cn haar vader heeft zich om dit woord nooit bekommerd. Het is een term voor doctor Gradus ad Parnassum, die de leerlingen wel inpompt dat het een vor*m- loze kunst is, waarin de impressie van het gegeven door de componist wordt weerge geven. En daarmee is het een geschikt genre geworden voor namaak-compomsten. Debussy was niet zo precies op de hoogte, maar zijn intuïtie was zonder weifeling en zijn muzikaliteit had de zekerheid van de meester. Het derde stukje is een serenade: de piano moet tinkelen als een mandoline, enkele melodietjes leven er tussen in met een glimlachende melancholie en het ge heel is een teder scherzo. Wat is hier de werkelijkheid, wat de impressie? Ik kan niet nagaan of de dichterlijke vader eens met Chouchou op zijn schoot naar de sneeuw in de tuin zat te kijken of dat hij haar alléén naar buiten zag mijmeren en oplette hoe zij naar de schichtig-zoekende vogeltjes keek, al spelende verliest men zich bij „The snow is dancing" in het lie- fehjk-klagende raffinement van dit pianis tische klavierstuk. Welk een innige roman tiek! Voor rustige naturen, die naast de wildste muziek de positieve schoonheid van-bijna- stilstaande poëzie kunnen genieten is ook „The little shepherd" een muzikaal ge dichtje. Tenslotte laat de vader de gekke maai altijd toch lieve „Gollivvogg" eens pittig dansen: een cake-walk! Ja, lieve Chouchou, voor je vader werd het nu een maal nog niets anders dan jouw poppen dans. Waarom zou hij middenin „avec une grande emotion" onverwacht de aanhef van Wagner's Tristan citeren? Dit lachje is er maar een van de duizend die er voort durend van geest tot lippen kwamen in de artist, voor wie de waarde der muziek niet alleen bepaald werd door zware ernst. HENDRIK ANDRIESSEN. Agenda voor Haarlem Gom. Concertgebouw: Feestavond met demon stratie Jiu Jltsu, 8 uur. Palace: „Tien dagen in Parijs", toegang boven 14 Jaar. 2 30. 7 en 9.15 tnir (Zondag 2. 4.55, 7 en 9.15 uur): Luxor: „De ge heimzinnige Mr. Sylvaln", toegang boven 18 ;aar 2.30. 7 en 9.15 uur (Zondag 2 4.15, 7 en 9 IS uur); City: „Marte Louise", alle leeftijden 2 15. 4.30 7 en 9 25 uur; Spaarne: „Convooi". toegang boven 14 Jaar, 2.30. 7 en 9 15 uur (Zondag 2. 4 15, 7 en 9.15 uur); Rembrandt: „Mannen genoeg", toegang alle leeftijden, 2.30, 7 en 9.15 uur (Zon dag 2, 4.15 7 en 9.15 uur); Frans Hals: „Shanhal Cobra", toegang boven 14 Jaar, 2 30, 7 en 9.15 uur (Zondag 2, 4.30, 7 en 9.15 uur). ZONDAG 27 JULI. Bioscopen: Middag- cn avondvoorstellingen. MAANDAG 28 JULI. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 5