Literaire kanttekeningen
Hij werkte veel
in ons land
Nederland en Amerika leggen
wetenschappelijk contact
Wrakhout
ZATERDAG 26 JULI 1947
ANNA BLAMAN:
Amsterdam.
A/fEN kan alle vermeende en gegronde
bezwaren, die tegen deze roman zijn
aan te voeren, volmondig toegeven en dan
nóg van mening blijven, dat Anna Bla
man van wie ik alleen enkele verzen
kende met haar debuut-niet alleen blij'k
heeft gegeven van opmerkelijke talenten,
maar met „Vrouw en Vriend" een boek
heelt geschreven dat in meer dan een op
zicht in onze literatuur een afzonderlijke
plaats inneemt. Stijl en compositie-tech
niek, een bijzonder, intuïtief vermogen
door te dringen in de subtielste roerselen
van het menselijk gevoels- en gedachten-
leven, een karaktertekening die volge
houden is met een even zuivere als over
tuigende consequentie men zou hier
gerust van een psychisch realisme kunnen
spreken een ongemeen scherp waar
nemingsvermogen het zijn alle verdien
sten; maar verdiensten die hun keerzijde
hebben. Juist omdat ik voor dit boek zo
veel waardering gevoel, juist omdat het
me zo gegrepen heeft, wil ik deze tekor
ten als men ze zo noemen wil zwaar
wegen, om dan tenslotte tóch te kunnen
zeggen: „Vrouw en Vriend" zal me niet
licht uit de gedachten gaan.
Het is allemaal waar: deze roman ver
bloemt niets, vermooit niets; een zekere
onverbiddelijkheid, hardheid zelfs is er
niet vreemd aar... Meer nog: het leven
voltrekt ^jch erin, alsof het één lange,
i grauwe d?g was met een eindeloze mot
regen. Daar waar er één ogenblik een zon
nestraal lijkt te zullen breken door die
trieste, tragische levenswolken die aan de
mensen van dit boek elk uitzicht op
j vreugdevoller jaren ontnemen (de zo zui
vere, van innige „beschroomde blijdschap"
doorwarmde liefde van Jonas met zijn
I „rank, onschuldig lichaam", zijn „vereen
zaamde, hongerige ogen" zelfs daar
moet het duister vallen van eèn hopeloze,
schrijnende tragiek. Maar laat men zich
niet vergissen: achter al die „realistische"
hardheid, wrangheid zelfs, achter al deze
troostelooze somberheid gaat een auteur
schuil die de mensen, het leven, de dingen
liefheeft uit diepere gronden en met een
meer toegenegen hart dan menig schrijver
van zogenaamd „gezellige .boeken".
Deze roman doet niet alleen lezen, hij
dwingt tot meeleven, tot herkennen, tot
I zelfbeschouwing, ondanks zijn gebreken.
Eerst déze dan: de tekorten. Het is, alsof
I de schrijfster al wat zij in zich meedroeg
In één boek, in enkele mensenlevens, heeft
willen samendringen. En misschien had zij
er ook beter aan gedaan, haar „stof" te
6plitsen in twee novellen: één gewijd aan
Jonas en Marie, één aan George (de „Ik"
van deze roman) en Sara. Het lot van deze
beide liefdesparen voltrekt zich te zeer ge
scheiden van elkaar (ook al ontgaan j?en
toegewijd lezer de fijngesponnen draden
I niet die deze figuren onbewust verbinden
aan één en dezelfde onherroepelijkheid)
om van een eenheid in compositie te kun
nen spreken. Een tweede bezwaar: een
enkel maal gaat Anna Blaman zich aan
haar ongetwijfeld oorspronkelijke schrijf
trant te buiten, en helaas: dan ontsiert zij
haar werk, dat men juist zozeer waar
deert omdat het écht, natuurlijk is, door
er „literatuur" van te maken. Soms ook
laat zij zich in het naspeuren van de ver-
borgenste gedachtenspinsels (en hoe voor
treffelijk kan zij dat juist) te ver drijven
door haar rijke en uiterst ontvankelijke
j fantasie. En "tenslotte: het is een hache
lijk en soms zelfs storend procédé, de éne
j keer de „Ik" te laten spreken, een ander
i maal als schrijfster zelf aan het woord te
zijn, ook al wordt daarmee een onmiddel
lijkheid van zegging bereikt en tot dat
ongewoon, ontroerd medeleven gesugge-
I reerd. En toch: deze mensen, verlevendigd
I tot méér dan romanfiguren, zullen en
kunnen een lezer die anders leest dan met
zijn ogen alleen, niet meer verlaten. En
daarmee heeft Anna Blaman haar onge-
Vrouw en Vriend. 3. M. Meulenhoff,
meen schrijftalent bewezen. Het is me,
alsof ik ze van heel nabij gekend heb:
George Blanka met zijn verbeten liefde,
die een kwellende mengeling is van ver
langen en wrok, voor Sara Obreen, in
haar leven en liefhebben even argeloos-
tuchteloos als haar zingen Sara Obreen,
met haar bleke, Slavische gezicht, haar
schorre stem, haar soms sluwe spleetogen
en haar bedenkelijke voorkeur voor wreed-
grijnzende maskergezichten. Ze heeft zich,
geschonden door een liefdeloze jeugd, vast
gebeten in het leven van de musicus Holm,
in wie een jeugdherinnering voortleeft:
„Holm haar levenslot; hij zit haar in
het bloed, een ziekte is die Holm, acuut
wanneer hij in de buurt is, dodelijk als
hij er niet méér is...." En dan, als het
meest smetteloze wit tegen dit vertroebel-
stc zwart, deze Jonas, die pauper, kwets
baar door zijn dromerige teergevoeligheid,
hoewel man, een kind nog, eerlijk onbe
dorven, verlegen-ingetogen, met een zie-
leleven even bedreigd als zijn lichaam
dat hij kapotwerkt uit schaamte voor de
werkloosheid en vóór alles voor haar, Ma
rie. „Ze hield van hem met zo'n vrees
achtig broos geluksgevoel dat zij zich
nederig, kleinmoedig voelde"; en toch,
tóch schond deze Juno, fris, jong, lachend
met haar „zelfbewuste, koppige handen",
deze vlekkeloze liefde door zich te wagen
aan een avontuur met een listige roué. En
op de achtergrond de „bijfiguren" ter
zijde latend Toos. Jonas' zuster: zor
gend en zorgelijk óók, zich wegcijferend,
die door haar zelfbeheersing haar heime-
lijkste verlangens evenzeer verborgen
houdt als de schrijfster haar. opzettelijk
dunkt me, op de achtergrond laat van dit
boek, dat me niet uit gedachten wil om
zijn hartewarmte, ondanks alle tekort
komingen, alle hopeloosheid, die ver boven
somberheid uitgaat, omdat hier een waar
achtig doorleefde tragiek tot woord
wordt.
C. J. E. D1NAUX.
„Boymans" heeft nieuwe directeur. De Rotter
damse gemeenteraad benoemde met algemene
stemmen prof. dr. A. P. A. Vorenkamp. hoog
leraar aan het Smith-college te Northampton
<v. s.) tot directeur van het museum Boymans
en van het museum van Oudheden.
Opera-export. De Weense Staalsopera zal in de
tweede helft to Londen opvoeringen van „Fi-
dello". „Salomé", „Cosi fan tutte" en „Don
Giovanni" verzorgen.
Litteraire dief. Te Salzburg vond men bij een
22-jai'ige student, aanvoerder van een zeventien
man sterke misdadigersbende. een doos met 24
originele brieven van Goethe, Charlotte von
Stein en Wilhelm Humboldt.
Profeet 'n buitenland. Joris Ivens' film over de
steun van Australische en Voor-Indische arbei
ders aan de strijdende Indonesiërs „Indonesia
calling" heeft op het internationale jeugdfestival
te Praag een groot succes geboekt.
Schlagers. De door de pianist José Iturbi ver
tolkte Polonaise in As van Chopin werd volgens
een gramofoonexpert door de Chopin-film ,,A
song to remember" „de meest gevraagde plaat
van alle tijden". Daarmee is deze zwarte schijf
een concurrent geworden van de „Blauwe Do-
nau", die Jarenlang aan de top van alle ver-
koopcijfeis* lag. Beethovens „Vijfde" doet het
anders ook niet gek: die is al bijna even popu
lair als de „Notenkraker-suite"....
Geroofde schilderijen ter
waarde van 2 millioen terug
Een aantal schilderijen van oude Neder
landse meesters is per vrachtauto uit Ba
den-Baden naar Nederland vervoerd. De
schilderijen vertegenwoordigen een waar
de van 2 millioen gulden. De helft hiervan
werd tijdens de oorlog in Nederland ge
roofd ten behoeve van het museum van
Bonn en werd in de Franse zóne verbor
gen gehouden. De andere schilderijen wer
den teruggevonden in een klooster te Ma-
riënstadt, eveneens in de Franse zóne.
Honderd jaar geleden werd
deze Duitse schilder geboren
George Bernard Shaw, de Engelse schrij
ver, die zegt dat hij een Ier is, de socialist,
2c geheelonthouder, de vegetariër, de con
stitutionele monarchist, maar bovenal dé
Bernard Shaw zelf, die altijd gelijk heeft,
die altijd alles prijst, wat de publieke opi
nie tegen zich heeft en bovendien op zo'n
i rake en geestige manier zijn stellingen aan
de man brengt, dat men er om moet glim
lachen (en ivie glimlacht, is half verloren)
wordt vandaag 91 jaar. Over de hele wereld
wachten zijn bewonderaars op de opmer
king, die het orakel ter gelegenheid van
deze gebeurtenis zal plaatsen.
Gewassen op Walcheren
staan er slecht voor
Landbouwdeskundigen hebben schattin
gen gemaakt van de oogstopbrengst op
Walcheren. De gemiddelde opbrengst der
granen wordt geschat op 40 procent van
normaal. De korrels blijven klein en ver
schrompelen. De wintertarwe zal beneden
de 40 procent blijven. De gemiddelde aard
appel appelopbrengst wordt op 50 procent
geraamd. l)e suikerbieten staan er iets
j beter voor. Daarvan wordt een opbrengst
van 60 a 65 procent gemiddeld verwacht.
Vlas is weinig gezaaid en men kan op geen
grotere opbrengst dan 30 procent rekenen,
i De bonen staan er slecht voor. Als gevolg
van de di-oogte en de luisaantasting zal de
oogst wel niet meer dan 35 procent van
het normale bedragen. Vele boeren staan
er financieel slecht voor, mede doordat de
vergoedingen zeer traag uitbetaald worden,
j Het slechtste deel van het eiland is de
Zuid-Watering. Landbouwdeskundigen noe
men er de toestand der gewassen bedroe
vend. Dit voorjaar werd de Zuid-Watering
zover mogelijk ingezaaid. De slechte afwa
tering had hier funeste gevolgen. Meerma-
i len werd per liter bodemvocht een zout-
concentratie van 10-15 gram geconsta
teerd. De opkomst der gewassen is slecht
Het klinkt bijna ongelofelijk, als men
hoort dat het al honderd jaar geleden is
dat Max Liebermann geboren werd. 1847
is het jaar van het uitbreken der revo
lutie, die daarna van Frankrijk uit naar
Duitsland oversloeg en waarin men ook in
de geboortestad van de meester, in Ber
lijn, op de barricaden stond. Is het de
uitgesproken, richting gevende, eminent
meelevende persoonlijkheid van de kun
stenaar, is het leven van een man, dat
de meest bewogen jaren van de Duitse ge
schiedenis omspant het Tweede en het
Derde Rijk, de opkomst, de „Gründerzeit",
de wereldoorlog, de inéénstorting, het weer
opstaan en stijgen tot aan de rand van de
afgrond zijn het deze schilderijen, deze
prenten, met de door niets gestoorde rust
in het spel van het licht of vol dwarrelende
beweging, die ons niet willen doen gelo
ven dat deze ogen nu ook al twaalf jaren
gesloten zijn en dat een eeuw ons van zijn
geboorte scheidt?
De ontwikkeling van Liebermann is de
ontwikkeling van de Duitse schilderkunst
in die periode. Niet, dat Liebermann deze
ontwikkeling passief gevolgd zou zijn, hij
leidde haar bewust volgens zijn eigen ont
wikkeling, zijn stijl werd d e stijl, zijn
programma het programma van Duits
land. Nauwelijks één kunstenaar, vooral
nauwelijks één schilder van Duitsland, be
zat zo'n ongehoord aanvoelingsvermogen
en virtuoos kunnen, om invloeden van bui
ten en van binnen op te nemen, met de
eigen scheppende kracht te doordringen en
als artistieke eis van het heden te doen
gevoelen.
Zijn welgestelde familie ziet haar zoon
niet graag schilder worden, ze steunt hem
niet, maar legt hem ook geen hindernissen
in de weg. Hij leert bij Steffeck in Berlijn,
bij Pauwels in Weimar en gaat op zijn 26e
jaar naar Parijs. Twee tegenstellingen ver
vullen hem daar: het grijpen van het ogen
blik, het dynamische van Munkacsy en de
ernst, het statische van Millet. De „gan-
zenpluksters" van 1872 zijn de bekendste
vrucht van deze jaren, het opzienbarende
succes uit zijn jeugd. Een studiereis naar
Nederland heeft invloed op zijn hele werk:
Jozef Israëls, over wie Liebermann later
ook een boek geschreven heeft, het land
met zijn vochtige, plastische lucht, de zwa
re, gedragen en stille mensen bewerken
dat.
Steeds weer verschijnen de grote Hol
landse kamers met de invallende stromen
licht, de onbewogen mensen, de dieren, de
rustige lijnen van de duinen en het strand,
waar de figuren zo organisch passen, in
het werk van Liebermann. Later komt het
gekrioel in de nauwe straten van de Jo
denwijk in Amsterdam. Zijn donkere palet
wordt lichter onder de Hollandse hemel,
de „reine Anschauung" is alles: het, bijna
zou men willen zeggen, instinctieve vi
suele opnemen en weergeven, zonder emo
tie van het object en zonder dat de ziel
van de kunstenaar er deel aan heeft.
In Berlijn is het het naturalisme van
Menzel, de schilder en de tekenaar, dat
grote invloed uitoefent.
Op zijn 33ste jaar ongeveer heeft Lie
bermann zichzelf gevonden in volle ar
tistieke vrijheid. Tussen 1880 en 1890 ont
staan het „Oude-mannenhuis in Amster
dam", de „Amsterdamse weesmeisjes", de
„Vlasspinsters in Laren", de „Nettenboet-
sters". de „Vrouw met de geiten", vol
waardige werken van een rijpe meester.
Het „plein air", in Frankrijk opgekomen,
slaat naar het Oosten over. Liebermann
gééft zich daaraan. Nergens zijn licht en
lucht meeslepender dan op het water, aan
de oever ,aan het strand. Wonderbaarlijk
paart zich daaraan de bliksemsnelle impres
sie der beweging, van het uit de stroom
van het gebeuren gelichte ogenblik. Zo
ontstaan paarden, ruiters, badende jongens,
sportscènes. Hoe los en vrij is de actie,
hoe vullen de bewegingen elkaar aan, hoe
spaarzaam aangebracht zijn de slechts aan
duidende penseelstreken, hoe wordt het
gebeuren ondergedompeld in de gelijkelijk
bewogen atmosfeer. Dan weer het spel, het
bewegen, het flikkeren en warrelen van het
licht, dat over de rust en bewegingloos
heid van de „Biergarten", de duinenrij, de
laan of het plantsoen stroomt en er in
klopt: De moderne schilderkunst, de som
van „plein air" en impressie, is Duitsland
binnengekomen, door Liebermann in een
meesterlijk voorbeeld gegeven en theore
tisch gefundeerd.
Er is verder de reeks van portretten,
niets ontziende meesterstukken van kleur,
lijn en psychologie. Was het vroeger de
Prof, dr, J. A. C. Faggingcr Auer kwam met
interessante plannen naar ISederlancl
Over Muziek
(Speciale reportage)
In aansluiting op het bezoek, dat mr,
P. J. Idenburg te Leiden onlangs op uit
nodiging van de Rockefeller Foundation
aan enkele Amerikaanse universiteiten
bracht, ten einde o.m. een toenadering
tussen de Amerikaanse en Nederlandse ho
gescholen te bevorderen, als uitvloeisel
waarvan een „Harvard-Leyden-Institute"
werd opgericht, brengt thans prof. dr. J. A.
C. Faggïnger Auer, hoogleraar aan de Har-
vard-universiteit, een bezoek aan ons land.
Prof. dr. Faggïnger Auer. die eerst kort
geleden met de „Veendam" in ons land
arriveerde, is met\ concrete plannen voor
een verdere uitbouw van deze samenwer
king naar Holland gekomen, waar hij reeds
besprekingen mocht voeren met tal van
vooraanstaande personen uit de universi
taire wereld, welke het voor het eerst in
de geschiedenis gelegde officiële contact
tussen de oudste universiteit van Amerika
en die van Nederland, en wel Harvard en
Leiden, hebben bevestigd.
In verband met deze voor ons land uit
wetenschappelijk oogpunt zo belangrijke
gebeurtenis hebben wij prof. dr. Faggïnger
Auer om een onderhoud verzocht, hetgeen
deze bereid was ons onmiddellijk te geven.
anonymiteit, het bijna onbewuste leven
van de herders, arbeiders en badenden,
van de meisjes en boeren, die Liebermann
bespiedde, nu is het eén rij van schitte
rende namen en koppen, waarop zich zijn
doordringende blik richt. Die blik spaart
evenmin als de zweepslag van zijn penseel
en zijn geestige woord. Zo verwondert het
ons niet, dat een Wilhelm II en zijn kring
zich noch door de man, noch door het
werk aangetrokken voelden. Een weder
zijdse antipathie.
Pas op zijn 40ste jaar begint Lieber
mann zich voor de grafische kunst te inte
resseren, langzaam, bijna wantrouwend,
betrekkelijk laat lithographie en ets in hun
volle eigen geaardheid aanvoelend en be
heersend. Nog later begint een zekere il
lustratieve bezigheid, niet zonder een ern
stige innerlijke remming tegen het afwij
ken van wat eenvoudigweg gegeven en
gezien wordt. Want in zijn aesthetisehe op
vattingen, die hij hartstochtelijk ook als
schrijver verdedigt, blijft Liebermann on
verbiddelijk en doet hij geen concessies,
zo min als in zijn schilderijen. Ook in zijn
grafische werk zien we de overgang van
een voor de schilder typische zwaarheid
naar een zuiver grafische lichtheid, ook
hier treedt naast het weergeven van de
rust dat van de meest uitbundige bewe
ging, naast de uitbeelding van enkele
dingen de reflex van de meest storm
achtige, bijna al tot in het caricaturale ge
groeide, massascène, "treden naast kleine
en heel kleine mensen grote en heel grote.
In 1898 richtte Max Liebermann de
Berliner Sezession op. van 1920-1932 was
hij president van de Pruisische Akadeinie
der Künste. Toen verzwolg het moeras van
het nationaal-socialisme ook deze mees
ter. De Duitse kunstboeken uit die som
bere jaren verzwijgen zijn naam; als ze
hem noemen, onder toevoeging van enkele
nietszeggende regels, is het alleen als „de
Jood Liebermann". Zo oordeelde men zich
zelf.
Liebermanns werken zijn over de mu
sea der aarde verstrooid, zijn naam blijft
met opkomst en ondergang, met eer en
schande van het Duitse rijk verbonden.
Voor de kunstvriend echter is het altijd
weer boeiend, een kunstenaar te kennen,
die vroeg rijp en toch nooit met zichzelf
tevreden was, enig in zijn bewegelijke en
onversaagde ontwikkelingsvreugde.
H. St.
Weekagenda in fleurig gewaad
De door de Stichting „Haarlems Bloei"
uitgegeven weekagenda is thans in een
nieuw gewaad gestoken, dat door zijn aan
trekkelijkheid en formaat het doel: de
aandacht van stadgenoot en vreemdeling te
vestigen op de verschillende manifestaties
op het gebied van kunst en vermaak bin
nen Haarlems muren, niet zal missen. Het
zou wellicht aanbeveling verdienen ook de
sportgebeurtenissen op te nemen.
Het Britse koninklijke gezin heeft een be
zoek gebracht aan de vlooteenheden in de
Firth of Clyde, Schotland. Ook prins Philip
was daarbij aanwezig. Van de Maidstone"
af slaat de koninklijke familie de duik-
manoeuvres van een eskader onderzeeërs
gade.
Handwerktentoonstelling
•n bet Frans Halsmuseum
Van 29 October tot en met
1 November
De verenigingen „Arbeid Adelt" en „Tes-
selschade" hebben het initiatief genomen
tot een reizende tentoonstelling van naald
en kunstnaaldwerk van de laatste vijftig
jaar.
Het doel van deze expositie, die in ver
schillende plaatsen van ons land gehouden
zal worden, is. deze zo specifiek vrouw
lijke kunst en vaardigheid opnieuw onder
het oog en de aandacht te brengen van
Nederlandse vrouwen en meisjes.
De organiserende verenigingen vrezen,
dat op den duur de handwerktechnieken
verloren zullen gaan, temeer daar ze op
de scholen onvoldoende onderwezen wor
den.
Men vermoedt echter, dat zich in parti
culier bezit nog vele werkstukken bevin
den, die elke vrouw boeien en die er toe
zullen medewerken een beter begrip, mis
schien liefde voor de kunst van het hand
werk ook bij de jongere generatie te wek
ken.
De tentoonstelling komt van 29 October
tot en met 1 November te Haarlem in het
Frans Halsmuseum.
Mevrouw Koene Azing-Venema, Boe-
kenrodeweg 83, Aerdenhout, zal nu reeds
gaarne opgaven van deelneming ontvangen
en kan ook alle verdere inlichtingen ver
strekken. De mzenddata bij het plaatselijk
depót van „Arbeid Adelt", Grote Houtstraat
119 te Haarlem, zijn gesteld van 8 tot 13
September.
In Groningen wordt een tentoonstelling
voorbereid „Stad en lande van Groningen 1948".
die als manifestatie van de energie, waarmee in
deze provincie aan de opbouw wordt gewerkt,
moet gelden. Data: 25 Augustus—e September
1948.
Liefdadigheid
met vertraging
Misschien herinneren
onze lezers zich nog
de trieste foto van
een Londens trottoir-
artist, die in de felle
koude van de afge
lopen winter een
tragische illustratie
vormde van het leed,
dat de winter voor
velen mat zich bracht.
Thans komt het be
richt dat bedoelde
fóto het hart van een
Nieuw-Zeelandse
dame beroerde. Zij
zond de arme kunste
naar een voedselpak
ket. Het pakket is
lang onder weg ge
weest, want de straat-
art ist nam het pas
dezer dagen (onder
de stralen van een
gloeiende zomerzon)
in ontvangst.
Prof. dr. Faggïnger Auer, die een Mid
delburger van geboorte is, maar sinds 1902
in Amerika vertoeft, vertelt ons dan aller
eerst hoe reeds lang in Amerika de ge
dachte levendig was om tot een nauwer
universitair contact tussen beide landen te
komen, hetgeen onze zegsman vooral voor
Nederland van niet te onderschatten be
lang acht. Tegen het einde van de oorlog
namen deze plannen een nog concreter
vorm aan. Toen werd mede reeds de wen
selijkheid onder ogen gezien om het boe
kenbezit der Nederlandse universiteiten
dat door de oorlog niet of heel moeilijk
kon worden uitgebreid van Amerika uit
aan te vullen. Uit die tijd dateert reeds de
oprichting van de Int. University Founda
tion, waartoe mede prof. dr. J. A. de Haas.
hoogleraar aan de Harvard-universitcit, de
stoot heeft gegeven. Sindsdien vonden, me
de dank zij de steun van de Nederlandse
Ambassade te Washington en het royale
aanbod van enkele Amerikaanse uitgevers,
duizenden boeken hun weg naar Neder
landse universiteiten.
Naast vele aanzienlijke giften, welke wij
voor dit doel in Amerika mochten ont
vangen, aldus ging prof. dr. Fagginger
Auer verder, mag hier zeker niet onver
meld blijven de belangrijke bijdrage van
f 50.000.—, welke wij voor dit werk onder
persoonlijke invloed van de gouverneur,
dr. P. Kasteel, van de Staten van Curacao
ontvingen.
Was op deze wijze reeds een streven
merkbaar om Nederlandse universiteiten
van Amerika uit te steunen en zodoende
het contact te bevorderen, door het bezoek
van mr. Idenburg werd eerst recht duide
lijk, dat in deze richting nog veel meer zou
kunnen geschieden en dat vooral de uitwis
seling van hoogleraren en andere weten
schappelijke werkers ter hand moest wor
den genomen. Tevens werd daardoor een
nieuwe weg ingeslagen, namelijk het di
recte blijvende contact van een bepaalde
universiteit hier met een bepaalde in de
Verenigde Staten.
Wij in Amerika zijn toen dadelijk aan de
slag gegaan, hebben velen financiëel voor
de plannen weten te interesseren en zijn
thans zover, dat prof. dr. William Hocking,
oud-hoogleraar aan de Harvard-Univer-
siteit, met September a.s. voor één jaar
naar Nederland zal komen, waar hij aan
de Leidse Universiteit een aantal colleges
zal geven over „De wijsbegeerte van het
recht". Het ligt in de bedoeling, dat prof.
Hocking ook in andere universiteitssteden
voordrachten zal houden. Het volgend jaar
September zal prof. dr. Schlesinger, hoog
leraar in de geschiedenis aan de Harvard-
Universiteit, naar Nederland komen om
eveneens colleges aan de Leidse Hogeschool
te geven.
Daarnaast zyn wij in staat geweest om
enige honderden boeken aan te schaffen,
welke collectie aan de Leidse Universiteit
ten geschenke zal worden aangeboden. De
ze zending zal na verloop van enige tijd
nog worden gevolgd door een nieuwe par
tij studieboeken, zodat binnen niet al te
lange tijd de Leidse Universiteit met een
belangrijke collectie „Americana" zal zijn
verrijkt.
Financiëel hebben wij de zaak thans in
zoverre geregeld, dat wij voor ons de ga
rantie hebben, dat dit contact in ieder ge
val voor drie jaar gegarandeerd is. Een
vriendelijke geste deed ook de Holland-
Amerika-lijn, welke voor ieder der pro
fessoren een vrije overtocht heeft aange
boden. Een aanbod, dat gaarne is aanvaard.
Wederkerig worden er thans pogingen
in het werk gesteld om ook ieder jaar ten
Leids hoogleraar naar Amerika uit te zen
den.
Prof. dr. Fagginger Auer, die met waar
dering gewag maakte van de steun, welke
zowel het ministerie van Onderwijs als de
Amerikaanse Ambassade bij deze plannen
hebben toegezegd, zeide ons, dat nu ook
andere Nederlandse universiteiten de mo
gelijkheid overwegen om tot een dergelijk
contact met andere instellingen van Hoger
Onderwijs in Amerika te geraken.
Politierechter
„In 1945 anderhalf jaar wegens diefstal,
in '43 één jaar, in 1941 anderhalf jaar, in
'40 zes maanden, in '39 zes maanden en.
daarvoor nog wat kortere straffen", zegt
de politierechter.
„Ja", vult de verdachte aan, „en op het
ogenblik zit ik een straf van anderhalf jaar
uit en vorige wepk ben ik in Amsterdam
tot tweeënhalf jaar ve*«*rdeeld".
De hilariteit, die de publieke tribune
meestal bevangt bij het horen van een
respectabele straflijst maakt plaats vpor
een beklemmende stilte.
Dit is niet grappig meer.
De man in het bankje is bleek, maar nïel
van emotie. Het is alleen maar de bleekheid
van een man, die van de laatste acht jaar
vijf jaar in de gevangenis heeft gezeten.
Zijn gezicht staat niet brutaal, niet on
verschillig, niet bang; men vindt er alleen
maar botte hopeloosheid op. Hij zal hoog
stens dertig jaar oud zijn.
De officier leest de dagvaarding voor:
diefstal van een fiets, een paar billardbal-
len, flessen champagne en een kasregister
uit een café. Verdachte geeft alles toe. Met
hetzelfde gebrek aan geestelijke weerstand
dat wel de oorzaak zal zijn geweest van de
aaneenschakeling van misdrijven, die hij
op zijn geweten heeft, ondergaat hij nu de
gevolgen er van
De eis luidt: zes maanden.
„Heeft u hier nog wat op te zeggen ver
dachte?" vraagt de politierechter.
Een ogenblik dwalen de fletse ogen in
het bleke gezicht naar de hoge ramen van
de rechtszaal. Dan haalt hij zijn schouders
op en zegt: „Ach, d'r staan me nog vier
veroordelingen te wachten".
Het is afzichtelijk hopeloos.
De uitspraak is zes maanden.
Zes maanden meer in een grauwe zee
van tijd. Voor champagne, billardballen en
een fiets.
De man wordt weggeleid. Dan. voor het
eerst, komt er leven in zijn ogen. Hij
zoekt de publieke tribune af. Ineens steekt
hij zijn hand op. Op de tribune wordt zijn
groet beantwoord. Een klein mannetje met
een grote hoed over een rattengezicht. Eén
van de collega's.
Dan lacht de veroordeelde. Hij is blij,
want de „jonges" zijn hem niet vergeten.
Hij gaat met een bijna gelukkig gezicht
het trapje af.
Als hij naar beneden is, schudt het man
netje met het rattengezicht vrolijk glim
lachend het hoofd en verdwijnt dan ge
ruisloos. Hij gaat naar de „jonges" om hun
te vertellen, dat die hopeloze sufferd van
Henk er weer zes maanden bijgeeft.
Children's Corner
HET IS BIJNA VEERTIG JAAR geleden
dat de Franse meester Claude Debussy
de kleine suite voor piano „Children's Cor
ner", coin des enfants, het kinderhoekje,
schreef. Het bekoorlijke werk heeft drie
aspecten, waarvan de poëzie tot één schoon
heid verweven is. Met de dagelijkse wer
kelijkheid van het speelgoed van 's compo
nisten dochtertje begon het muzikale
sprookje, de zelfstandigheid van Debussy's
muziek kwam er uit voort en ten slotte
bleek er een eerbiedwekkend levend monu
ment der klassieke Franse schoonheid vol
tooid te zijn. Wie, die een deel van zijn
muzikale hart verpand heeft aan de even
zeer tedere als krachtige gevoelens der
oude meesters als Couperin, Ram eau cn
Daquin, vindt zich niet bij het spelen van
deze suite in de liefelijke vertrouwelijk
heid van de fantasie waarin kinderen en
grote mensen elkander verstaan? Als wij
kinderen met verhaaltjes bezighouden is de
grootste ernst zeker aan hun zijde, maar de
opgewektheid van de verteller wordt door
hun ernst gedragen cn samen vinden zij
elkaar in de ware diepte van het leven
waarin het zonlicht ongestoord blijft schij
nen cn de eigenwijsheid der volwassenen
geen toegang krijgt. Het komt er op aan
dat de verteller een kind weet te zijn en
dat hij niet het kind opeist voor zijn vol
wassenheid. Het moet een humoristische
sprong zijn uit de veelwetende wereld naar
het eigenlijke paradijsje dat wij nooit
moesten verlaten.
Ik weet niet of Debussy lang heeft zitten
dromen voor het speelgoedhoekje van zijn
dochtertje, maar het is zeker dat <iit we
reldje hem als een muzikaal toverlandje
heeft geboeid. Hij heeft zeker ook geweten
dat wat voor haar, zijn kleine Chouchou,
een werkelijkheid bleef, voor hem een aan
leiding tot volwassen muziek zou zijn. Het
verwondert ons niet dat hij na de vol
tooiing van zijn muziek onder de titel
schreef: „aan mijn lieve kleine Chouchou,
met de tedere exeuses van haar vader voor
hetgeen volgen gaat." Want was het hier
niet alsof het kind aan vader heuselijke
verhaaltjes had verteld? En kon het kleine
verhaalstertje wel begrijpen op welke ma
nier haar vader haar had begrepen? Zeker,
hij had wel het aardige plan kunnen ma
ken een aantal stukjes voor Chouchou te
schrijven die zij zou kunnen spelen cn
waarin zij wat gelijkenis met haar speel
goed zou horen, maar zó viel het nu een
maal niet uit. Hij was getroffen en geboeid
door haar en het was zeer de vraag of zij
nu door hem geboeid kon zijn. Hij heeft de
werkelijke ernst van haar speelgoed in de
hand genomen en zijn geestigheid heeft het
laten spelen; het tovert een lach op ons
gezicht en wij zouden met Chouchou wil
len spelen te midden van haar poppen,
maar zij zou ons, om te beginnen waar
schijnlijk verwonderd en aandachtig aan
kijken.
Voor Chouchou had de werkelijke mu
ziek nog niet veel aantrekkelijks; je kunt
pleizieriger met je poppen bezig zijn dan
études op de piano te moeten spelen! Het
vingeroefeningen-drama werd een ironisch
beeld van de piano-studie: „Doctor Gradus
ad Parnassum", oftewel: die eeuwige piano
leraar die ons naar de hoogte der grote
mensen zal brengen. Het stuk werd een
geschikte ouverture voor een suite en de
illustere portretten van Czerny en Clementi
komen ons voor de geest! Maar wat een
gevoelig mengsel van sentiment en koppig
heid; dat wil zeggen welk een levendige
muzikaliteit. Niet leuk voor kinderen, maar
amusant voor vaders. Inderdaad, dc excu
ses mochten geen ogenblik uitgesteld zijn.
Had vader wel eens ongemerkt opgelet
hoe Chouchou de kleine olifant tot slapen
gaan vermaande? Het moet wel, want hoe
zou hij anders de muziek gehoord hebben
van „Jumbo's Lullaby"? Is dit tweede stukje
niet prachtig van klank? Ik weet niet pre
cies wat impressionisme is, maar als het
betekent het opvangen cn weergeven van
de muzikale poëzie der dingen, dan moet
dit stukje volmaakt heten. Als u niet wist
dat dit een doeken-beestje voorstelde met
zo'n knorretje van binnen als je er in
knijpt, dan zou u toch genieten van deze
volkomen zuivere muziek.
Zo gaat het ook met de andere stukjes
in deze suite. Wat is dus het impressionis
me? Ik zal het aan de kleine Chouchou niet
vragen cn haar vader heeft zich om dit
woord nooit bekommerd. Het is een term
voor doctor Gradus ad Parnassum, die de
leerlingen wel inpompt dat het een vor*m-
loze kunst is, waarin de impressie van het
gegeven door de componist wordt weerge
geven. En daarmee is het een geschikt
genre geworden voor namaak-compomsten.
Debussy was niet zo precies op de hoogte,
maar zijn intuïtie was zonder weifeling en
zijn muzikaliteit had de zekerheid van de
meester.
Het derde stukje is een serenade: de
piano moet tinkelen als een mandoline,
enkele melodietjes leven er tussen in met
een glimlachende melancholie en het ge
heel is een teder scherzo. Wat is hier de
werkelijkheid, wat de impressie? Ik kan
niet nagaan of de dichterlijke vader eens
met Chouchou op zijn schoot naar de
sneeuw in de tuin zat te kijken of dat hij
haar alléén naar buiten zag mijmeren en
oplette hoe zij naar de schichtig-zoekende
vogeltjes keek, al spelende verliest men
zich bij „The snow is dancing" in het lie-
fehjk-klagende raffinement van dit pianis
tische klavierstuk. Welk een innige roman
tiek!
Voor rustige naturen, die naast de wildste
muziek de positieve schoonheid van-bijna-
stilstaande poëzie kunnen genieten is ook
„The little shepherd" een muzikaal ge
dichtje. Tenslotte laat de vader de gekke
maai altijd toch lieve „Gollivvogg" eens
pittig dansen: een cake-walk! Ja, lieve
Chouchou, voor je vader werd het nu een
maal nog niets anders dan jouw poppen
dans. Waarom zou hij middenin „avec une
grande emotion" onverwacht de aanhef van
Wagner's Tristan citeren? Dit lachje is er
maar een van de duizend die er voort
durend van geest tot lippen kwamen in de
artist, voor wie de waarde der muziek niet
alleen bepaald werd door zware ernst.
HENDRIK ANDRIESSEN.
Agenda voor Haarlem
Gom. Concertgebouw: Feestavond met demon
stratie Jiu Jltsu, 8 uur. Palace: „Tien dagen in
Parijs", toegang boven 14 Jaar. 2 30. 7 en 9.15 tnir
(Zondag 2. 4.55, 7 en 9.15 uur): Luxor: „De ge
heimzinnige Mr. Sylvaln", toegang boven 18
;aar 2.30. 7 en 9.15 uur (Zondag 2 4.15, 7 en 9 IS
uur); City: „Marte Louise", alle leeftijden 2 15.
4.30 7 en 9 25 uur; Spaarne: „Convooi". toegang
boven 14 Jaar, 2.30. 7 en 9 15 uur (Zondag 2. 4 15,
7 en 9.15 uur); Rembrandt: „Mannen genoeg",
toegang alle leeftijden, 2.30, 7 en 9.15 uur (Zon
dag 2, 4.15 7 en 9.15 uur); Frans Hals: „Shanhal
Cobra", toegang boven 14 Jaar, 2 30, 7 en 9.15 uur
(Zondag 2, 4.30, 7 en 9.15 uur).
ZONDAG 27 JULI.
Bioscopen: Middag- cn avondvoorstellingen.
MAANDAG 28 JULI.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.