Een holle wenteltrap Literaire kanttekeningen De 9 Muzen Vier honderd jaar geleden stierf de schepper van „Don Quichotte" Louis Moor en Jacob van Lennep ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1947 3 LEO TOLSTOI: Hadzji Moerat (vert. Wils Huisman, houtsneden Thijs Mauve). 1 Uitgeverij Contact, Amsterdam. „Die man" heeft Maxim Gorki eens ge- schreven, „is God gelijk" en hij doelde op Tolstoi. Dat mag misschien profaan, zelfs heidens klinken en toch had Tolstoi moei lijk scherper gekarakteriseerd kunnen wor den. Tolstoi, gezeten op zijn ahorntroon, eenzaam, groots, zoals Gorki hem zag, Tol stoi, met iets wilds in zijn speurende grijze ogen onder de borstelige wenkbrauwen iets wilds dat herinnerde' aan de blik van een dier, Tolstoi met zijn sterke reuk, zijn ontembare kracht, zijn vurig verlangen naar de jacht, dat hij. alleen in latere jaren be dwong uit Christelijke overtuiging.... het was alles oerkracht in hem. En men kan zich indenken hoe Gorki op zijn tenen weg sloop toen hij de grootste schrijver van het Russenvolk eens gewaar werd, zittend aan het strand, als een magiër, de kleine groene golven gehoorzaam aan zijn voeten spoe lend, de wind spelend met zijn grijzende baard. „Hij leek", dacht Gorki toen, „een oude, levend geworden steen, die het begin en het einde van alle dingen weet, en over denkt hoe het einde van de stenen, het gras der aarde, het water van de zee, het ganse heelal van zandkorrel tot zon eens zal zijnOnbewegelijk zat Tolstoi daar, verbonden met de oerelementen, zelf zo'n oerelement: wind en zee, ruisen en bruisen de schrijver van „Oorlog en Vrede", van „Anna Karénina". Tolstoi aan zee: wie zijn werk en leven kent, kan zich bijna niets madhtigers voorstellen; zij horen bij elkaar, zoals het aanrollen van de golven behoort tot het overweldigende majestueuze van zijn episch proza, waarin het dreigt en be zweert, wild en vertederd tegelijk. Tolstoi die een berkenboom streelt, Tolstoi met zijn deernis om het menselijk leed dat is de oerkracht der natuur op zijn weg tot ver geestelijking, dat is .mensenliefde, zo vurig en hevig, dat „normaal"-menselijke maat staven tekort schieten om de diepte ervan te peilen. Natuurkind was hij. Er is een sage van Antaeus, zoon van Gaea, van Moeder Aarde dus, die onoverwinlijk was, zolang hij de aarde aanraakte. Zo'n Antaeische gestalte was Tolstoi, met een onstilbaar verlangen, een nooit aflatende drang naar vergeeste lijking, die hem met zijn berenkracht onder een voortdurende zelfstrijd en een genade loos tuchtigen van zichzelf vergunde, bin nen te gaan in het menselijk domein. Tuist omdat hij de oerdriften zo wel kende, brandde het zo vurig in hem naar vergees telijking, vermenselijking; daarom was ook voor 'hèm als voor die andere grote, met wie Thomas Mann hem eens zo zinvol ver geleek voor Goethe de humaniteit in diepste strekking het streven en strijden van heel zijn leven. Juist omdat hij zich magisch verbonden voelde met de oorsprong der dingen, vocht hij zo wanhopig om zede lijke waarden, streed de heiden in hem om de verovering van het Christendom. Wie Tolstoi's grootsheid tracht te peilen met behulp van het ..gangbare" der gecivi liseerde samenleving, moet wel te kort schieten: hij zal Tolstpi's stem nooit horen. Hij ontglipt aan de algemeen erkende af metingen, hij is bijna te groot en te groots om door een modern oor nog verstaan te worden in zijn .grondeloze diepte en onpeil bare hoogte. Hij zag de Natuur niet als een fraai en aangenaam décor, dat als een keu rig aangelegd park deze aarde bewoonbaar schijnt te maken. En het is diezelfde oer kracht, dat verbonden-zijn met de diepste zin der dingen, waarvan hij zichzelf eens bewust was, toen hij, sprekend over zijn „Kinder- en Jeugdjaren" eens zei: „Zonder valse bescheidenheid, er is iets van de Ilias in." Het klinkt in al zijn werk, dat oer- geluid. Niets is ge-kunst-eld, niets gemaakt, gecomponeerd. Het is gegroeid, ingefluis terd vanuit diepten, waarvan de moderne mens nauwelijks nog enig besef heeft. Men moet eens luisteren naar de onderstroom, die door dit proza rolt als een golfslag, breed en geweldig, ontzagwekkend. Het verraadt meer van de zin des levens, van het mysterie van de dood dan welk mo dern schriftuur, hoe scherpzinnig analy serend ook. Niet dat Tolstoi mysticus was, integendeel: aan zijn scherp spiedend oog ontging niets:.hij was, als men het zo noe men wil, een realist van nature. Tolstoi behoefde niet te zoeken naar een hereniging met de oerbron van alle dingen: deze was In hem, maar wonderlijk mens-nabij. En zo kon hij schijnbaar simpel vertellen van de eenvoudige soldaat, de zwoegende boer, de Russische aristocratie, van zichzelf, om te vertolken wat algemeen menselijk is. Ook in deze roman van Hadzji Moerat spreekt de „god die op een ahorntroon ze telt onder een gouden linde", in volle epi sche kracht. Och, het is een eenvoudige geschiedenis, die van Hadzji Moerat, een Kankasisoh Mohammedaan, een bergbewo ner, ééns in verzet tegen de Russische over heersers, nu' overgelopen naar de Russen, verkerend tussen officieren, diplomaten en vorsten, in hofkringen dus, even ondoor grondelijk in zijn spaarzaam spreken als het landschap van zijn herkomst. Hij is een door het lot getekende, deze Hadzji, in wie de oerkracht leeft van een mens, die, hoe ook ingekapseld in de normen van een „be schaafde" maatschappij, zich niet gewon nen geeft voor de laatste levenskracht uit hem is geweken, zoals de tartarendistel, die Tolstoi tot dit verhaal inspirerend, met alle middelen die de natuur hem had verleend: taaiheid van stengel, verwondende stekels, zich verdedigend de aarde niet wilde los laten, omdat hij leven wilde en bloeien. De mens overwon: de distel werd geplukt en Hadzji Moerat viel tijdens zijn vlucht naar de bergen, als een furie vechtend, met de doodsverachting van een dier. Zijn hoofd werd triomfantelijk binnengedragen in de wereld der geciviliseerden, als trofee men kan ook zeggen als offer van de na tuur aan de bewoonbare wereld van men sen, in wie de natuurkracht, onder een dunne laag van beschaving schuilgaand, zich openbaart in verdekte laaghartigheid. Tolstoi ooi-deelt niet, moraliseert niet. Hij tekent, hij licht alle gestalten uit de nevel die hen omringt en plaatst hen voor ons mensenoog alsof hij, voor wie het Goede een werk van het wonder was, als een machtig god op zijn ahorntroon tegen de nietige mensen zegt: „hier, ménsenlevens, zo zijn ze, zo doen ze en weet nu bij genade wat goed is en wat slecht." Lees. lezer, dit imet zoveel zorg vertaalde verhaal, niet als een historische episode, als een strijdkroniek, als een schildering van een liederlijk leven van aristocraten. Zoek er geen tendenz in, maar onderga een brok machtig natuurgebeuren, getemperd door het menselijk woord, en ge zult begrijpen, wat Gorki bedoelde toen hij zei: die man is God gelijk. C. J. E. DINAUX. Haarlemse Kunstgemeenschap begint weer. Met een voordracht van Dostojewski's ..Zacht moedige" door Max Ctrnset opent de Haarlemse Kunst gemeenschap op Zaterdag 4 October in het gebouw Lange Margarethastraat 13 het 6eizoen. Cervantes, naar een schilderij van Juan de Jauregui. George van Renesse naar Finland. Aan boord van het K.T..M.-vliegtuig, dat Woensdagmiddag naar Kopenhagen vertrok, bevond zich de Ne derlandse pianist George van Renesse. Van Ko penhagen zal Van Renesse doorreizen naar Helsinki, waar hij met het plaatselijk orkest zal optreden onder leiding van de Haagse dirigent Frits Schuurman Ontbijt In dc l-akenhal. In de Leidse ..La kenhal" is een werk van de 17e eeuwse Haar lemse schilder Francois Elout opgenomen. Na een lichte reiniging, waarbij enige oude vernis lagen werden verwijderd, is dit schilderij thans voor het publiek te beziohügen. Het sobere maar tevens zeer gevoelig geschil derde stilleven is een zogenaam „oivtbijtjen" en vertoont twee roemers en citroenen op een tin nen schotel. Van Francois Elout ls behalve dit schilderij geen enkel werk bekend. Het herin nert in stijl en vooral in kwaliteit sterk aan meestere als Heda cn Pieter Claesz. onder wier naam waarschijnlijk menige Elout thans sohuil gaat. Vier eeuwen Engelse liederen. De British Council heeft in samenwerking met de vereni gingen Nederland—Engeland en BelgiëEnge land een tournée georganiseerd voor dc tenor Rénê Soames en de pianist John Wills, om in Nederland en Betgné Engelse liederen te vertol ken van de periode van koningin Elisabeth af tot heden. Nieuwe medewerkers aan de Nederlandse opera. De heer Abraham van der Vies maakt thans als regisseur deel uit van de artistieke leiding bij de Nederlandse Opera. Hel nieuwe ballet is samengesteld en onder leiding van me vrouw Dar ja Collin met de training begonnen. Toneelherinneringen en toneeiportretten In mijn herinneringen neemt Louis Moor een grote plaats in. Nog altijd ben ik dank baar. dat ik met hem bevriend ben ge weest. Wanneer ik bij hem op zijn kamer zat cn hij mij sprak over de oude tijd, dan was er steeds een sfeer van intimiteit om ons. Het verleden ging voor mij leven, wanneer hij met levendige mimiek, fraaie gebaren en met zijn mooi getimbreerde stem dat verleden ophaalde, pittig, gees tig en nooit banaal. Wie zou mij als Moor met zijn wonder lijk sterk geheugen nog hebben kunnen vertellen van Jacob van Lennep en de Rederijkerskamer Achilles, uit de tijd, die nu bijna 100 jaar achter ons ligt? „Ik heb aan Jacob van Lennep". zo ver telde Moor, „mijn eerste opleiding voor het toneel te danken. Van Lennep was toondertijd „Keyzer" van de Rederijkers kamer ..Achilles" te Amsterdam. In 1851 werd ik met nog vijf anderen als éleve van Achilles ter opleiding voor het toneel aangenomen. Je had toen nog geen toneelschool zoals nu. maar je kreeg on derricht van verschillende meesters, van een taalmeester, een dansmeester, een gymnastiekmeester en nog anderen, bij wie je aan huis les nam. Je moest voor je lessen soms de halve stad doordraven. Jacob van Lennep, die rijksadvocaat was en op de Keizersgracht woonde, was een autoriteit op toneelgebied. Hij was MIGUEL DE CERVANTES SAAVEDRA Zijn werk weerspiegelt het bewogen tijdperk der Renaissance 17 INDE SEPTEMBER zal het vierhonderd l komt in contact met de Madrileense toneel- jaar geleden zijn, dat Miguel de Cer-I wereld: het succes is echter matig. Geen vantse Saavedra, de beroemde schrijver j wonder, hij zal daar tegenover zijn grote van de Don Quichotte in een klein stadje rivaal komen te staan, „het monster der na- Alcala de Henares (ten Oosten van Ma drid) het levenslicht aanschouwde. Het leven der groten der aarde was zelden een blijde, zonnige dag. Vele waren hun wederwaardigheden, maar niettemin wis ten zij zich te ontworstelen, wisten zij te overwinnen door hun scheppende genie: Cervantes leefde in een tijd van bewo genheid. Leefden de grote wegbereiders niet steeds in tijden van ommekeer, van geestelijke conflicten, de barensweeën der nieuwe idee? tuur", de vechtersbaas, dichter, avonturier en geestelijke Lope de Vega, schrijver van honderden drama's. Bij een dergelijk fenomeen verbleekt zijn ster. Dan zoekt Cervantes het op ander terrein, het proza. In 1584 schrijft hij zijn herders roman, de Galatea, product der Renais- sance-cultuur, een herdersverhaaltje van weinig waarde, maar waarin Cervantes toch blijk geeft van zijn knappe verteltrant, zijn voorkeur voor de kleine novelle en uitstek Spaans genre. Maar tevens bergen ze een hogere tegenstelling: Don Quichotte, de idealist. Sancho, de materialist. Zo is de mens; hij is materialist en idealist: het zijn de aspecten, die steeds wisselen. En dit is het prachtige in deze roman, dat in het tweede deel van de Don Quichotte (1615) een fluïdum van de schone geest van Don Quichotte utistroomt naar het boertige ma terialisme van Sancho. De verdere levensloop van Cervantes, zijn functie als commissaris voor de levens middelenvoorziening van de Armada, zijn vele moeilijkheden, zijn excommunicatie en gevangenneming, het is alles te veel om in kort bestek te releveren. We noemen nog even zijn prachtige novellen, spiegel van het bewogen tijdperk der Renaissance, een bonte maatschappij van zwervers (picaro's) avonturiers, gitanos (zigeuners) moriscos, tovenaars en estadistas (politieke kannen- gieters en fantasten). Aldus omvat Cervantes het gehele leven van zijn tijd; onsterfelijk echter zal hij blijven door het hoge en algemeen mense lijke in zijn subliem meesterwerk: de Don Quichotte de la Mancha.J. F. A. ALLEN. Deze aera noemen wij de Renaissance, j arcadische sfeer, die wij in menig verhaal de hergeboorte der klassieke schoonheid, der Don^ Quichotte zullen aantreffen. de creatie van de nieuwe mens, de nieuwe idéé, los van middeleeuwse scholastische bespiegeling, los van traditie. Deze brede stroming (de bron was het bloeiende Italië der 15de eeuw) stuwde in een gestage golfstroom voort over ge heel West-Europa en in elk land nam In 1605 verschijnt zijn hoofdwerk, het eerste deel van de Don Quichotte, dat hem met één slag beroemd zal maken. Waarin ligt nu de grote waarde van dit meesterwerk? De,Don Quichotte is een parodie op de middeleeuwse ridderroman. De „Keltische' doze Renaissance eigen aspecten aan, naar roman, waarin de heldenfeiten der ridders de geaardheid van bodem en volk. van de Ronde Tafel in verzen bezongen Zo is ook de Spaanse Renaissance van worden, is de grondslag van al deze cheva- een zeer eigen aard. verschillend van het leresque avonturen, van gevechten met overige Europese continent. Spanje met monsters en reuzen, bevrijdingen van jonk zijn geografische isolatie, zijn zeer typische vrouwen, alles geheven in hoog-christelijke geaardheid, wars van Westers inteUectua- sfwj en het graalmysterie. Deze roman lisme. moest zich wel een eigen norm "ndt zijn vertakkingen en bewerkingen creëren. Deze gedachte is nawijsbaar in door geheel West-Europa en zal uitlopen de gehele Spaanse cultuur, niet in het een fantastisch prozaverhaal van dwe- minst in haar litteratuur cn dus ook' in pende liefdesdienst en ndderlykheid: de het gehele werk van Cervantes van zijn Amadis van Gallie, de Palmenjn van En- eerste pastorale: de Galatea via zijn novel- geland, de Ridder van Hwebus. even span ten tot in zijn meesterwerk: de Don Qui- j "end a s onze moderne detectives. Ze wa- chotte toe ren geestelijk voedsel van Cervantes Van Cervantes' milieu valt weinig bij- tijdgenoten.ZeMs de Heilige Teresa in haar zenders te releveren. Hij kwam uit een 1 vertelt ervan hoe zij verzonken bescheiden, burgerlijk gezin: zijn vader was in deze lectuur. Ignatius van Loyola blac 7e> in 7tin cnlHatrmtnd cn c ,He Rn was chirurgijn en had 't dikwijls povertjes. De familie veranderde nog al eens van woonplaats; dan treffen we haar te Al cala. dan te Valladolid. dan weer te Ma drid en Sevilla aan. Deze wisseling van entourage is van be las ze in zijn soldatentijd en ze stijfde de Spanjaard in zijn hoge trots. Al is de Don Quiohotte een parodie, toch heeft de schrijver zeer genoten van deze avontuurlijke moderomans. Dit blijkt wel uit de gehele opzet van het boek; de stijl. jjeze wisseling van ciit,uuiaKe is vctu uc- - - - lang. Het blijkt wel uit de beschrijvingen de gememoreerde woord in de novellen en in de Don Quichotte, dat het alles «etranspo- Cervantes al deze regionen perfect ge- h p kend heeft. De Spaanse steden en dorpen en Sancho Pa™ zan de van het Noorden en Zuiden hebben name- wed*''""ier. m dc lijk zeer verschillende aspecten en boven- I rsroman) en bu al heel andere geaardheid in volkstype, ja zelfs een zeer afwijkend idioom. Een universitaire opvoeding (en dat was in die tijden een filologische) genoot de zoon der vrij behoeftige familie niet en wij zijn cr de omstandigheden dankbaar voor: ze hebben Cervantes er voor be hoed een geleerde te worden in een eeuw zo vol van Latijnse en Griekse dikke- De minister-president van Eire, de Valera, heeft dezer dagen een bezoek aan Londen gebracht en langdurige commerciële onder handelingen gevoerd met Britse autoritei ten. Hij bracht ook een bezoek aan de Engelse minister-president Attlee op Downingstreet nummer 10. De Valera en de Ierse zaakgelastigde Dulanty gekiekt bij het verlaten van Attlee's ambtswoning. I een man, die het wist cn ik heb dan ook altijd gróte eerbied voor hem als toneel kenner gehad. Op mijn veertiende jaar j maakte ik voor het eerst kennis met Van Lennep. Hij interesseerde zich voor mij, omdat ik een echt toneelkind was. Mijn moeder was namelijk een zeer talentvolle actrice, die vele jaren gespeeld heeft in j het Salon des Variétés van Duport in de Nes en later bij Boas en Judels in Den i Haag. Jacob van Lennep was niet alleen op to- neelgebied een autoriteit. Wanneer jc bij hem kwam, ontving hij je altijd even hof felijk, maar hij wist je ook even hoffelijk te beduiden, dat je weer heen kon gaan. I Van Lennep was zelf een hartstochtelijk rederijker. Met Beider de vader van Pine Beider, de actrice behóórde hij tot de eerste krachten van Achilles. Zo'n I rederijkerskamer in die tijd was heel wat anders dan een rederijkerskamer van tegen woordig. Je had er in die dagen wel 'n zeven, alleen in Amsterdam. Elke ,.Ka- j nier" had haar eigen zaal. Zo speelde Achilles in de zaal van Fras- cati in de Nes. Ze hadden alleen maar een podium met niets anders dan in het fond een groot wit doek, dat over de gehele breedte was uitgespannen. In dit doek waren drie „opkomst-openingen". Op het podium stonden een of twee stoelen en verder niets. Daar, op zo'n podium speelde men in rok en met witte hand schoenen aan Lucifer.Adam in Balling schap en Joseph in Dothan van Vondel. In Joseph in Dothan heb ik zelf op 16-jarige leeftijd nog meegespeeld als Joseph. Ik weet nog. dat ik in de aanvang van het stuk in een stoel moest zitten slapen cn ik zie de heer Beider nog voor mij. zoals hij in zijn rok en met zijn witte hand schoenen aan uit het boek de rey voorlas: Ziet Joseph, Rachel's zoon en Jakobs staf en stut, Hier slapen in de hei, bij dien bemosten put. Op zulke voorstellingen kwam de élite van Amsterdam. Men kwam om de verzen van Vondel mooi te horen zeggen. De rede rijkers van die tijd hadden de pretentie het beter te kunnen dan de toneelspelers en het was ook zo: zij konden het beter. Later ben ik nog zeer veel met Van Lennep in aanraking geweest. Hij kwam dikwijls op de repetities van stukken, die hij zelf vertaald of geschreven had. Zo speelden wij Romeo en Julia en Othello in die tijd niet anders dan in de vertaling van Van Lennep. Van Lennep had gezag bij de toneel spelers en dat zegt wat voor .die tijd want over het algemeen moest men vroe ger niet veel van schrijvers op de repeti ties hebben. Ik heb zelfs een toneelspeler gekend Van der Grijp die het perti nent vertikte om te repeteren, als een schrijver bij de repetitie was, ook al gaf men hem de hoogste boete of bedreigde men hem met ontslag. Van Lennep was een heel geestig man. Hij wist dit ook wel en wilde het gaarne zijn. Het gebeurde dikwijls, dat Van Lennep een brief, die hij had geschreven, weer verscheurde, omdat er geen geestig heid, geen „pointe" in zat. Op een avond zat hij eens met Hofdijk op een feestdis aan. Van Lennep had gezegd, dat hij nooit meer zou dichten en Hofdijk begon ln die tijd als dichter bekend te worden. Hofdijk had een tafelrede gehouden en van ver schillende zijden werd Van Lennep aan gezocht te antwoorden. Eindelijk stond hij op en zei alleen maar deze drie regels: Een dichter verdween. Een dichter verscheen, Een ongeluk komt nooit alleen. Ook herinner ik mij nog een avond in de stadsschouwburg, dat Ristori, de grote Italiaanse tragédienne, in Medea optrad. Het publiek was opgetogen. Ook Jacob van Lennep applaudisseerde heel enthousiast. Maar op eens zie ik hem in zijn loge voor overbuigen en ik hoor hem tot Beider, die in een andere loge zat. roepen: „Zeg Bei der. dit begint nu op Wattier te gelijken! Johanna Ziesenis-Wattier was dc Holland se tragédienne, die voor Napoleon I bij het bezoek van de Franse keizer aan Am sterdam Phèdre van Racine had gespeeld en van Napoleon uit bewondering voor haar spel een jaargeld had gekregen. Het gezegde van Jacob van Lennep be wees wel, hoe grote eerbied hij voor deze Hollandse actrice heeft gehad". J. B. SCHUIL. Over Muziek Carmen II boeken-geleerdheid. Hij kende echter zijn klassieken: dit blijkt wel uit zijn gehele oeuvre en tévens: hij kende Portugees en ook Italiaans, de Renaissance taal par excellence. Een zware bui bedreigt Europa; het zijn de' opdringende Turkse horden. In 1570 maken de paus, Venetië, Genua en Spanje zich gereed om tegen de Turken op te trekken en Cervantes, als vurig Kastiliaan, neemt dienst in het Spaanse leger. Hij strijdt in de roemruchtige zeeslag bij Lepanto (1571) onder opperbevel van de ridderlijke Don Juan (halfbroer van Fi- lips II). Daarbij verliest hij de linkerhand. ..tot grotere eer van de rechter" zoals hij. in navolging der Jezuïtische machtspreuk, verklaart. Dan volgt zijn zwarte tijd. Na veel omzwervingen door Italië, na een verblijf in Napels (toen onder Spaanse heerschappij) scheept Cervantes zich met zijn jongere broer in, op de galei „El Sol", om na zovele jaren zijn land terug te zien. Ter hoogte van de Franse kust en in 't zicht van de Spaanse kustlijn, wordt hij meegevoerd naar de vunzige, holle spe lonken. de onderaardse Algerijnse kerkers, waar duizenden zuchten, waar duizenden lijden onder afgrijselijke martelingen. Later, in zijn Don Quichotte. zal hij deze episode herdenken in het verhaal van <fe krijgsgevangene"; trouwens, er zijn veel autobiografische trekjes in geheel zijn oeuvre aanwijsbaar. Na veel onderhandelingen wordt Cervan tes, die al een belangrijk man blijkt (hij heeft namelijk aanbevelingsbrieven van Don Juan, zijn beschermer bij zich) los gekocht. Eindelijk: hij is vrij! H;,i zal Spanje weer zien. Hij vindt evenwel niet meer het glo- FilmJ p EN WENTELTRAP is een wonderlijk ding men loopt er steeds hetzelfde rondje en komt toch nooit op hetzelfde punt meer terug echt iets om van te dromen. Dat is de onwillekeurige suggestie die dadelijk uit gaat van de filmtitel „De Wenteltrap". Die indruk is juist, want de wenteltrap waar het hier om gaat is de griezelige spil waar een ganselijke „crime story" om draait, een die vrijwel alle ver diensten van haar genre heeft en die is zoals haar titel: suggestief tot in alle onder delen. Er wordt in verteld van een meisje, dat haar spraakvermogen verloren heeft en dat moet vertoeven in een huis waar een moordenaar leeft, die niemand heeft weten te ontmaskeren. Het is een groot landhuis, w'aar aller lei merkwaardige figuren samen gebracht zijn: een ontevreden, bitse verpleeg ster, een dronken keukenmeid, een dood zieke, maar scherpzinnige vrouw, een jonge losbol, een over-correcte geleerde en een ampureuse secretaresse. Elk van deze men sen heeft zijn eigen geheimen cn die ge heimen samen vormen de spanning, waarin een trap-spijl een monster wordt en een klapperend raam een schrikbeeld. Dat er een stuk of wat moorden geschie den is min of meer bijzaak en dat pleit wel voor de kwaliteiten van deze „crime story" die eigenlijk dergelijke effecten best had kunnen missen, want ze werd gemaakt door een begaafd vakman Robert Siodmak. Hij hoort, hoewel hij Amerïltaan van ge boorte is en ook steeds zijn nationaliteit behield, tot de pioniers van de avant- garde die eens in Duitsland opvallende dingen deed. In de jaren om 1928 traden vijf mensen op de voorgrond: Dupont, Murnau, Ozep, Pabet en Siodmak. Wat zij gemeen had den zich vrijwel geheel binnen vier muren af en waren niettemin uiterst „bewogen" werken dank zij het feit dat de film camera er tot een intens meelevend per sonage was geworden. Dat is een erg oude geschiedenis die nie mand meer wat zegt, maar er schuilt een elementaire filmische wet in, die eertijds een openbaring was en nu nog niets van haar kracht heeft verloren. Zie: „De Wen teltrap", waar zich binnen een zeer be perkte ruimte met maar weinig mensen en twijfelachtige motieven een dramatische spanning ontwikkelt, zó hevig, dat ze een obsessie wordt. Het verhaaltje, dat in de eerste de beste Dorothy Mc Guire (tweede van rechts) speelt een navrante rol in „The spiral staircase". stationskiosk gekocht had kunnen zijn, brengt de kwaliteiten niet aan het is louter de verdienste der verfilming, de kracht van de intensieve aandacht voor dc reacties der personages. In het bijzonder richt de belangstelling zich op het stomme meisje in wier wezen zich, omdat ze zich niet kan uiten, een ondragelijke spanning ont wikkelt tot zij zich ten langen leste als bekroning van een perfecte climax uit. Ook dat laatste effect is tot het uiterste beheerst en uitgebuit. Het jammerlijke van al dit knappe film werk is, dat het werd besteed aan een hol verhaaltje, een cliché uit het Hollywoodse film-archief, dat met zijn boulevard-sensatie niemand iets te zeggen heeft. Zouden al die scenario-schrijvers en draaiboekfan tasten geen ander motief meer kunnen bedenken dan de altijd maar weer krankzinnige moordenaar? Dit is een knap gemaakte wenteltrap, maar ze klinkt al te hol onder de voeten. v. G. rieuze Spanje van weleer: het is gedaan den was hun belangstelling voor de psy- met het grote wereldrijk van Karei V: hetchologische gesteldheid van hun figuren, begin van een langzaam maar zeker ver- Als hun voornaamste taak zagen zij zo \?1 doet zich duidelijk voelen. Cervsnte diep mogelijk in het binnenste van hun tref: in Madrid zïin familie, verarmd door mensen te kijken en de kleinste trilling, het enorme losgeld, dat ze voor de gevangen de intiemste gedachte af te lezen, zoon moest fourneren. Hï.i moet nu emplooi J Hun werk kreeg daardoor een soms heel zoeken en tracht van zijn pen te leven. Hij merkwaardig karakter. Duponfs „Menschen schrijft zijn eerste dramatische werken, im Kafig" en Siodmak's „Abschied" speel- meestcrwerk, dat het niet gemakkelijk te classificeren is. Ik heb de vorige week enkele woorden over de vorm van de opera geschreven, maar dc kwestie van het fei telijke aesthetische karakter niet ter sprake gebracht. Men weet dat de opera's in Frankrijk in de 19e eeuw romantische opera's zijn. Nu is dit eigenlijk een zeer al gemene. niet duidelijk begrensde bepaling: zonder romantiek bestaat geen enkel echt kunstwerk; het is ten tweede waar, dat het romantische element in de kunst in de 19e eeuw overheersend is. Geheel bevredigende bepalingen der romantiek bestaan er niet; men kan aanduiden dat in een romantisch werk de geest, de fantasie cn het sentiment van de maker zich bezighielden met andere zaken dan de werkelijkheid, waarin hij leeft. Het kunnen andere tijden in de ge schiedenis zijn, het kunnen bepaalde ver halen zijn die op de genade der illusie leven: maar iedere charge van menselijke ondervindingen kan men al romantisch noemen. Waar is het*begin en waar is het einde? Moet men zelf buiten alle roman tiek zijn om te weten wat het is? Maar hoe kan men het dan weten? En welke artist kan zonder gewetensbezwaar uitrekenen wat romantisch is en wat niet? Als ik mij houd aan de 19e eeuwse opera in Frank rijk dan weet ik dat de componisten aan een zekere sprookjesachtigheid van het leven werkelijkheid geven. Maar ik laat het titans aan u waarde lezer om over de werkelijkheid van het sprookjes achtige te mijmeren. Wat en hoe is het leven: wat cn hoe is de werkelijkheid! In het verloop der 19e eeuw kwamen cr in de wereld der opera zogenaamde veris- tische stromingen: het waren bijvoorbeeld Puccini in Italië en Alfred Bruneau en Charpentier in Frankrijk die zonder illu sies en zonder omwegen de realiteit van het leven wilden weergeven. De hardheid van het werkelijke leven zou niet uitgeslo ten worden, men zou de gebeurtenissen in het leven niet styleren, niet vermooien, niet oplossen in gelukstoestanden; men zou realistisch te werk gaan, niet alleen in de keuze van het onderwerp, maar ook in wijze van weergave. Er is dan wel een verschil, maar is dit verschil zo wezenlijk als het lijkt? Een musicus kan nooit iets anders realiseren dan de muziek, die in de dingen van het leven bestaat. Hij doet dit door zijn temperament, door zijn geest, door zijn hart. Waar is hel einde der romantiek, waar begint de realiteit? Pelléas et Méli- sande van Maeterlinck en Debussy (ten spijt van alle realisme, na de veristen ge schreven) wordt een soort sprookje ge noemd, maar de tijd- en levensbepaling dezer mensen is juist even reëel als fantas tisch. De „Louise" van Charpentier zal niet blijven bestaan voor zover zij de zoge naamde Parijse werkelijkheid, mitsgaders de nobele bedoelingen van de componist weergeeft, maar alléén voorzover de mu ziek van het zieleleven dier arme mensen levenskrachtig genoeg tot kunstwerk is geworden. De geschiedenis van Carmen en Don José is een tragedie. Om mee te leven en mee te lijden behoeft men au fond niet meer te doen dan het verhaal stil voor zich zelf te lezen. Maar wanneer het zien en horen begint is men in de macht van de componist. Het drama wordt op het toneel evenmin werkelijkheid als in de geest van de lezer, maar de ziel dier mensen en hun levenslot krijgen door de klinkende muziek een werkelijk-levende gestalte. Gij kunt de componist niet voor zijn met zijn fan tasie, hij overmeestert u door de macht van zijn muzikale hart. door de genialiteit van zijn uilbeeldingsvermogen. Maar voor dat ge komt tot bewuste bewondering van het genie, hebt ge de hartstochtelijkheid der muziek als de warmte der natuur in u op genomen. En of ge nu hoort het onbedorven wezen van José of het demonische vuur van Carmen of de primitieve ijdelheid van Escamilio, ge hoort schoonheid, warme schoonheid. En dit is wat Bizet hoopte: dat zijn figuren hun wezen, him natuur, hun hart zouden uitzingen. Wat is nu realisme, wat is verisme, wat is romantiek? En waartoe behoort deze Carmen-muziek, die buiten alle intellec tualiteit ontstond, die de harten verovert en de critische geest tot zwijgen brengt? Ik heb de grootste bewondering voor dc ver fijnde geest van Vincent d'Indy die „Ter- vaal" en „L'Etranger" maakte, voor de evenzeer fijnzinnige Roussel die „Padma- vati" schreef, maar zij konden in deze dra matische werken niet het vuur van de hemel dwingen en aan ons overbrengen. Zij wisten te veel en hadden te weinig. Ja, ik weet het wel, wanneer men niet muzikaal is, kan ook Bizet's muziek u niet aangrijpen. Dan blijft de rumoerige verto ning van een wilde geschiedenis over: ik kan niet getuigen hoe deze situatie eigen lijk is. Iedere opera loopt altijd de kans door velen op de eerste plaats graag ge zien te worden, zo op de manier der films waarbij men de krassende geluiden der muziekband meteen mee opslurpt, zonder enig vohvaardig-mooi geluid te horen. De hemel beware ons voor een geraffineerd gefotografeerde film van het Carmen- verhaal met een bijzaak van grommen de loud-speaker geluiden met hun groe zelige samenklanken. Denken zij, die niet muzikaal zijn, dat zij dan de Carmen zou den leren kennen? Neen. zingend toneel spelen is de ware werkelijkheid; het is de natuurlijke vervulling van onze romantiek en heel het klassieke geharrewar met dc materiële nabootsingen op het toneel heeft zijn betekenis in het levensbeginsel der theaterkunst. Als de brillante, schetterende ouverture van Carmen begint, worden de vensters van het leven opengeworpen. HENDRIK ANDRIESSEN, Tekenfilms van Toonder Marten Toonder, de tekenaar van ons „Panda"-verhaal, koestert ambitieuze film plannen. Hij wil komen tot de vervaardi ging van grote gekleurde tekenfilms en hoopt daarmee binnen enkele jaren te kunnen beginnen. Thans is hij bezig aan dc Vervaardiging van zes gekleurde reclame-teken films voor Philips. Agenda voor Haarlem ZATERDAG 27 September. Stadsschouwburg: „Candida", 8 uur. Spaarne: „Vrije levens", 14 j„ 2,30, 7,00 i, o ÏF' Rembrandt: „Rhapsody in S fi ik on en 9,30 uur (Z°ndag Ï.15, uur) Frans Hals: „Mensen- jaeht O.S.S. 14 j., 2.30, 7.00 en 9-15 uur (Zondag 2. 4 30, 7 en 9,15 uur). - Palace: „De tweelingbroeders", 18 j„ 2.00. 4.15. 7 00 en 9.15 uur - City: ..His butler's sister", alle leeft.. 2.1o. 4.30 7.00 en 9.15 uur - Luxor: ..Dr. Ehrlich". 11 j 2.00. 4 15. 7 00 cn 9.15 uur. ZONDAG 28 September. Stadsschouwburg: ..Candida". 8 uur Gem. Concertgebouw: Piet Kohier in t Gouden Haantje". 8 uur. - Bioscopen: Mid dag- en avondvoorstellingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 5