Literaire kanttekeningen Uit de tijd van de „Schmiere" Film zonder bioscoop „Kunst zij ons doel" exposeert ZATERDAG II OCTOBER 1947 3 WALTER BRANDLIGT: „De Kromme Voorzienigheid" Een bundel nagelaten werk. A. W. Bruna Zn. Utrecht, (ingeleid door 3ohan van der Woude en C. 3. Kelk). Tl/ALTER BRANDLIGT, hij die te licht brandde en daarom misschien wel voorbestemd was, door de hevigfheid van Zijn levens-, zijn dadendrang, jong afscheid te nemen van het leven, viel in de verzets strijd, in 1943, nauwelijks 42 jaar oud. Tragisch was zijn dood en fcodh is er een wonderlijke harmonie in zijn leven en ster ven. Steeds is hij vol onrust geweest een goddelijke onrust weliswaar, zoals hij zelf in een van zijn verhalen, zeker autobiogra fisch, schreef, maar dan toch een vul- kaniteit, een te veel wellicht aan vitaliteit, om hem binnen de grenzen van zijn levens jaren te doen rijpen en uitgroeien tot dié evenwichtigheid, dié innerlijke vrede, waaruit alleen een gaaf kunstwerk voort komt. Het was onstuimig in hem, hij kon zijn bestemming niet vinden, deze zwerver van ziel en lichaam. En zo leefde hij in spanning, verhevigd door zijn fijnafgestem de ontvankelijkheid, die voor hem zichtbaar en voelbaar maakte, -.vat anderen ontgaat. Hij kon zijn weg niet vinden binnen het domein van een afgepaald genoeglijk en zelfvoldaan burgerlijk leven, hij moest altijd weer opnieuw zichzelf beproeven, zich wagen. Hij moest telkens weer in strijd zijn tussen een hoog ideaal en een wild ver langen tot handelen, tussen geest en ver fijnde oerdrang, tussen plicht en zonde. Het is juist wat Kelk in zijn voorwoord schrijft: „met een ongewone felheid en vaart is hij de wereld tegemoet gevlogen en zoals een vogel, die al "te fel vliegt in een blinde bezetenheid naar vrijheid en ruimte, heeft hij wel dc vlerken zich ge kwetst en heeft zijn licht brandend hart 'ook wel gebloed." Vrijheid en ruimte: Brandligt was een hartstochtelijk jager en Visser en waar hij ééin was met de lieflijke cn barre natuur, daar was zijn ziel, daar lééfde hij, vrij van het genormaliseerd 'be staan waarin hij zich bekneld, benauwd en geschonden voelde. Bankbeambte was hij, boekhouder, handelsreiziger, firmant van een importeur Zuidvruchten, en kon de rust niet vmuen, tot hij eindelijk de moed had te zijn wat hij naar zijn aard en aanleg was: een schrijver, misschien één die te laat zijn bestemming kreeg wie zal het na zo'n abrupt afgesneden leven, zeggen misschien ook evenmin daarin de vervulling van zijn op-aarde-zijn had ge vonden. Er waren perioden in zijn leven van tot- ziohzelf-komen: „Witte Gait", zijn debuut, deed eraan geloven, dat „herfstlied in pro za", zoals Kelk het met fijnzinnig onder- scheidingsgevoel noemde. Men moet zelf even eenzaam en tot berstens toe vol leven gedwaald hebben door herfstbossen, wereld en mensen vergetend, om in zijn „Witte Gait" de roest-bruine kleuren zo herfste- lijk-weemoedig en vol van levensafscheid weer te zien, de kruidig-vochtige geuren van het najaar zo weer te ruiken. Daar was Brandligt buiten de wereld, daar was hij. die eens getuigde, dat hij de eenzaamheid die hij niet dragen kon altijd weer zocht en cultiveerde, zichzelf. Waar hij van men sen ging verhalen, zoals in zijn „Kerels in Grandel"', miste hij die gloed, zelfs het uit innerlijke overtuiging opgaan in andere ge stalten, andere mensenlevens, om er een gaaf kunstwerk van te kunnen maken. In een van de verhalen, in deze bundel opgenomen, staat één, die van een liefde vervuld is, die hem Brandligt was een predikantszoon eigenlijk zondig voor komt, in een kleine kerk en plotseling is er iets in hem dat hem drijft, in de gewijde stilte zichzelf vergetend, op tie kansel plaats te nemen en te lezen wat daar geschreven staat in het opengeslagen Boek der Boeken. Zonder het te weten leest hij hardop, alsof er een ander was, die in hem sprak: „Is er een hand vol koren op de bergen, de vrucht daarvan zal ruischen als de Libanon, en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde Maar dan wordt hij zich van zichzelf be wust, hij hoort zijn eigen stem en evenals een predikant, die eens in dezelfde kerk de slotaccoorden van Bach's Dorische Toccata niet wist te spelen, gaat ook voor hem dit begenadigd ogenblik van vervoering voor bij. Er is een leven van dwalen en een ver langen naar ongereptheid: aan die tegen stelling heeft Brandligt men behoeft zijn in deze bundel opgenomen Poppenspel maar te lezen om ervan te weten zon der twijfel geleden. Daaruit kwam al zijn rusteloos zoeken, zijn wekkende en fnui kende drang voort en evenzeer de onvol komenheid, de onevenwichtigheid van vele dezer verhalen. Toch is dit tekort zo diep menselijk, wellicht zelfs tragisch, dat men dit werk niet anders dan kan liefhebber,, ook al is het als kunst niet voldragen móét liefhebben niet alleen om het véle schoons dat er achter een vaak gebrekkige compositie schuilgaat, maar terwille van dat wat Goethe bedoelde toen hij eens dichtte: Ich bin ein Mensoh gewesen nriid das heiszt ein Kampfer sein." En een Strijder was hij, een onverzadigbare, die rusten noch berusten kon in de begrensde mogelijkheden die het leven hem, die zo vulkanisch was, bood. Wellicht was het zo met hem, dat hij te weinig burger was om zich naar de gangbare normen te plooien en te zeer belast van geweten met een plichtenleer om die innerlijke vrijheid, waarnaar hij zo hunkerde, te veroveren, welke in het schrijven alleen een roeping doet vinden. Er staat in deze posthume bundel een tweetal verzen: één ervan is getiteld symbolisch bijna „Laat Getij". Het is een herfstgedicht van bossen, die „geel en dood nog eenmaal wilden bloeien, maar in het laat getij bloeiend te sterven staan." Zo was het in hem. Zegt het slotcouplet, dat ik tot besluit citeer, niet alles, voor wie wel verstaat, van d i t leven en van deze onverwachte, gewelddadige maar voor een zo vurig en hongerend bestaan zinvolle dood: Van 'l laat getij zie 'k door mijn venster dit gericht En denk: ,,'t Is uit. Een schoone dood moest komen Na dit festijn. Maar zalig zijn zij toch die in 't gezicht Der late. herfst hun levensstaf genomen Zien door jonge handen en 't kostbaarst goed, Het Leven, zien in eigen vleesch, in 't bloed van eigen bloed." C. J. E. DINAUX. De 9 Muzen Passlo. De „Passlo" van Theo van der Bijl zal op Zondag 2 November onder leiding van de componist in het Concertgebouw te Amsterdam uitgevoerd worden. De H. O. V, verzorgt de begeleiding. Ere-tentoonstelling Ton Meyer en Jelle Troel stra. Prins Bernhard heeft zich bereid ver klaard zitting te nemen in het ere-comité voor de Jubileumtentoonstelling van werken van de schilders Ton Meyer en Jelle Troelstra, die in de bezettingsjaren hun 50ste geboortedag hebben bereikt. Deze jubileumtentoonstelling zal ge opend worden door de secretaris-generaal van O. K. en W„ mr, H. J. Relnink op Zaterdag 1 November ln de kunstzaal Van Lier te Am sterdam. Bioscopen in de hoofdstad, welke niet aan gesloten zijn bij de grote concerns, hebben be sloten een combinatie te vormen. Deze combi natie omvat de volgende bioscopen: Desmet, Rex, Kultura, Uitkijk. Parisien, twee Hollandia- bioscopen, Prinsentheater, Van Swinden, De Liefde en Olympia. Tonrclhcrinneringen en toneel portretten Agenda voor Haarlem ZATERDAG 11 OCTOBER Stadsschouwbuprg: „De dag van je leven", 8 uur Frans Hals: „Tot de laatste man", 2,30. 6.45 en 9.30 uur. Palace: „De wenteltrap", 18 j., 2.00. 4.15, 7.00 en 9.15 uur. City: „Tarzan, de onover winnelijke", 14 J„ 2.15, 4.30, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: „De bronzen, godin". 18 j., 2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: „Mijn vrouw heeft een baantje", alle leeft., 2.30. 7.00 en 9.15 uur Rem brandt: „De vrouw met het geschonden gelaat", toegang 18 jaar 2.00, 4,15, 7.00 en 9.16 uur. ZONDAG 12 OCTOBER Stadsschouwburg: „De dag van je leven", 8 uur. Gemeentelijk Concertgebouw: „Het Schof fie", 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoor- itellingen. MAANDAG 13 OCTOBER. Frans Halsmuseum: Tentoonstelling „Kunst Zij Ons Doel". 10—5 uur. Bioscopen: Middag- en avond voo rs tellingen. 1-ïET WAREN NIET enkel model-opvoe ringen. zoals van de oude Rotterdam mers, die ik in myn jonge jaren het» ge zien. Behalve het gezelschap van Le Gras en Haspels speelde op de kermis te Har- lingen ook geregeld een toneeltroep, die onder directie stond van de heer Bakker uit Leeuwarden. Het was een troep, die voornamelijk de Noordelijke provincies Friesland, Groningen en Drente bereis de en op de kermissen in een houten tent de „schouwburgloge", zoals ze deftig heette haar voorstellingen gaf. Het was een Schmiere-troep, die veel overeenkomst vertoonde met de illustere troep van de onsterfelijke Striese uit „De Sabijnse Maagdenroot"'. De leden van het gezelschap wijdden zidli niet enkel aan de kunst maar oefenden, als zij niet reisden en speelden, ook nog andere beroepen uit, evenals de toneelspelers in de tijd van Vondel dit deden. Niet alleen in Friesland waren er een halve eeuw geleden van die reizende Sehmiere-troepen. Ook Brabant bijvoor beeld heeft ze gekend en kent ze nog -en een onzer grootste en gevoeligste toneelspeelsters Tilly Lus stamt uit een geslacht, dat op kermissen in zulk een milieu draken speelde. De ouderen onder mijn lezers zullen zich nog wel die houten schouwburgtenten van de kermissen uit vroegere jaren herinne ren. Zeer bekende tenten bijvoorbeeld waren de schouwburg-loges van Kinsber- gen en Dassy. In die tenten speelden vol strekt niet uitsluitend Sehmiere-troepen. Ik weet mij nog heel goed te herinneren, dat in mijn jonge jaren op de kermis in Leeuwarden het gezelschap van Le Gras en Haspels in zo'n „schouwburgloge" zijn opvoeringen gaf en ik zie nog op een mid dag Derk en Jaap Haspels, beiden heel deftig in zwarte jassen gekleed en met hoge hoeden op, de houten tent binnen gaan. Ook in Haarlem stond geregeld op de kermis tot 1914 toe de schouwburg loge van Kinsbergen op de Nassaulaan en het was in die tent, dat ik voor het eerst in 1904 Heyermans' Ghetto zag opvoeren door de Nederlandse To neelvereniging van Van der Horst en Ternooy Apèl. Maar in de schouwburg van Bakker gaven ze minder hoge kunst. Daar stroom de nog het echte, onvervalste draken bloed. Ik zag er De twee Wezen, Paljas, De Man met de Wassenbeelden, De Schip breuk der Medusa, De Voddenraper van Parijs, De Koerier van Lyon en De Neger hut van Oom Tom. Men zal misschien zeggen, dat het niet pleitte voor mijn kunstzin, dat ik naast de voortreffelijke opvoeringen van de Rot terdammers ook voorstellingen van een Schmiere-troep bezocht, doch men ver- gete niet, dat ik nog heel jong was en de titels van deze stukken mij machtig aan trokken. Maar wel opmerkelijk is het, dat terwijl ik mij de voorstellingen van Le Gras en Haspels en de stukken, die zij gaven, nog geheel herinner, ik al die oude draken geheel vergeten ben. Wel weet ik nog, dat het publiek bij die Schmiere-opvoeringen veel meer mee leefde dan bij de prachtige voorstellingen van het Rotterdamse gezelschap. Nooit zal ik vergeten, dat toen bij de opvoering van De Schipbreuk der Medusa een kind van een vlot in de golven verdween en de schipbreukelingen dat niet opmerkten, een juffrouw op het schellinkje op eens in onvervalst stads-Fries schreeuwde: „Och mensen, help toch eerst dat kien!" Maarde meest komische herinnering •heb ik bewaard aan een opvoering in een schouwburgtent te Franeker, waar een figurant de oorzaak werd. dat de meest dramatische scène een uitbundig lach succes werd. Het was bij de opvoering van Marie Antoinette door de troep van Blaaser en Bigot,het gezelschap dat in die tijd het Salon des Variétés in de Am- stelstraat te Amsterdam bespeelde. Marie Verstraete de moeder van de bekende acteur Jules Verstraete was Marie An toinette en Blaaser Lodewijk XVI. Men was gekomen tot de gevangenis scène, waarin Santerre met twee sans culottes de cel van Marie Antoinette binnentreedt om de kleine dauphin van de ongelukkige koningin te scheiden. San terre zette zich schrijlings op een stoel midden op het toneel en aan de ingang van de cel stonden rechts en links van de deur de twee sans-culottes, figuran ten beiden, aan wie het duidelijk was te zien, dat zij nog nooit van hun leven op de planken hadden gestaan. Santerre deelde de koningin het doel van zijn komst mede en toen Marie An toinette hoorde, dat men de dauphin van haar wilde scheiden, plaatste zij zich voor haar twee kinderen de prins en de prin ses en in een hartroerende scène smeekte zij hem om haar haar kind te laten. Santerre echter bleef onbewogen en grijnzend op zijn stoel zitten en wij zend naar de kinderen, zeide hij: „Grijpt de dauphin!" Als zoutpilaren stonden de twee sans culottes bij de deur en staarden met open mond naar Marie Antoinette, die daar als een beeld van de grootste smart voor hen stond met de twee kinderen tegen zich aangedrukt. Heel de zaal was in opperste spanning. Ik hoorde snikken om mij heen en ook ik was mij bewust één van de meest tragi sche momenten uit de geschiedenis van Frankrijk daar voor mij op het toneel te zien afspelen. Weer bulderde Santerre: „Grijpt de dauphin!" Met een door tranen verstikte stem kreet de koningin nog eens, dat zij zich nooit en nimmer van haar kind zou laten scheiden. Toen schuifelde heel voorzichtig een der twee sans-culottes naar voren „Wreedaards! Beulen! Moordenaars. Laat af van mijn kind!" gilde Marie An toinette. De sans-culotte stond vlak voor de ko ningin. Het was hoorbaar stil in de zaal. Nu zou het gebeuren, nu zou de arme dauphin van zijn moeder worden geschei den. Op eens keek de sans-culotte naar San terre en wijzend naar de twee kinderen, zei hij: „Welke müt ik hè, dizze of die?" Marie Antoinette vergat op hetzelfde ogenblik heel haar moederlijk gevoel proestte het uit, Santerre zat te schudden van het lachen op zijn stoel en de dauphin liep, krom van de pret. naar zijn vijand, de sans-culotte. Een daverend gelach klonk op uit de zaal. Ze hebben het doek zo snel mogelijk moeten laten zakken. J. B. SCHUIL. „De Kennemer Kunstkring" geeft op Don derdag 16 October in de Stadsschouwburg een opvoering van „De Zwerver", toneelspel in drie bedrijven. „Katja" krijg! 20 jaar Hot Bijzonder Gerechtshof in Amster dam heeft de thans 22-jarige Catherina M. Schot uit Amsterdam, die tijdens de bezetting „Aufseherin" was in de vrou wenafdeling van het concentratiekamp Vugftt, veroordeeld tot 20 jaar gevange nisstraf, nadat de advocaat-fiscaal veer tien dagen geleden levenslang tegen haar had geëist- De vrouw, die zich „Katja" liet noemen, stond bij de gevangenen bekend als de „ergste sadiste van Vught". Als représaille voor het kaalknippen van een verraadster heeft Katja 91 vrouwen in twee slechts enkele kubieke meters metende cellen ge perst en bijna twee dagen aan haar lot overgelaten. Toen de deuren eindelijk ge opend werden, waren vele vrouwen ge storven, anderen waren krankzinnig ge worden. Veertig vrouwen, die nog in staat waren naar buiten te strompelen, werden door Katja opnieuw in een cel opgesloten. Het Hof heeft bij de bepaling van de strafmaat in aanmerking genomen, dat Katja in een N.S.B.-miLicu was opgevoed en ten tijde van het misdrijf nog geen 19 jaar was. Zij kreeg het recht tot beroep in cassatie. Tulpen in Amerika De grote vlucht, welke de tulpencul tuur in Amerika in de afgelopen 25 jaar heeft genomen, heeft geleid tot oprichting van de National Tulip Society Inc. te New York City. De nieuwe organisatie stelt zich ten doel de belangstelling voor de tulpencultuur, alsmede de internatio nale handel in tulpen te vergroten door tentoonstellingen. Presidente is mrs. J. J. Nicholson, Atlanta Georgia. De leden zul len regelmatig publicaties over de tulpen cultuur ontvangen. Men is voornemens deel te nemen aan het tulpenfeest, dat in het volgende voorjaar in Holland Michigan gehouden zal worden. De oprichting van de nieuwe organisatie is gedeeltelijk te danken aan het initiatief van de Asso ciated Bulb Growers, het bureau van de importeurs van Nederlandse bloembollen. „Supersonische" raket Engelands eerste raket, gebouwd om bij een snelheid groter dan die van het ge luid aërodynamische gegevens op te tekenen* is met succes losgelaten uit een moedervliegtuig, een mosquito dat op 11.500 meter hoogte boven de Atlantische Oceaan vloog. De snelheid van de raket ligt tussen 1400 en 1600 k.m. per uur. Na een vlucht van slechts twee minuten dook zij in de Oceaan. Het resultaat van deze vlucht is door middel van automatische zenders over geseind naar een basis op de Seilly eilan den, waar deskundigen van het Britse mi nisterie van Luchtvaart de gegevens uit werken. Als zij hiermee gereed zijn, na ongeveer een week. zullen nog meer proe ven met dit soort raketten worden ge nomen. „Holland calling" Verenigde Staten in de De internationale programmadienst van de Wereldomroep heeft ter ondersteuning van de publiciteit omtrent Nederland in de Verenigde Staten in samenwerking met het Netherlands Information Bureau te New York een serie radioprogramma's samengesteld, weke wekelijks gedurende negen maanden over ruim 100 omroep- zenders in Noord-Amerika zullen worden uitgezonden. In elk dezer programma's wordt op po pulaire wijze een bepaald aspect van de Nederlandse na-oorlogse bedrijvigheid, het herstel en de wederopbouw belicht en wel op zodanige wijze, dat de stof at tractief is voor het publiek in de Verenig de Staten. De Wereldomroep verkreeg hierbij de medewerking van de heer H. Ellis, radio-officer van het N.I.BNew York, die zijn uitgebreide radio-ervaring gedurende de afgelopen vier maanden voor dit doel te zijner beschikking heeft ge steld. De serie, getiteld „Holland calling", is thans gereed gekomen. In Bristol is een groot Engels Brabazonvliegtuig gedoopt, dat het grootste toestel heet te zijn dat ooit ter wereld gemaakt is. In het Frans Halsmuseum te Haarlem expo seert „Kunst Zij Ons Doel" tot en met 26 Oc tober werken der tweede groep van zijn leden. Dit twee-groepen-systeem heeft het voordeel, dat de veel gesmade zolderverdieping niet meer behoeft te worden gebruikt, waardoor het geheel overzichtelijker wordt. Als zo'n expositie nu eens waarlijk belangrijk is dan zal zulk een beperking tot één zaal buitengewoon aangenaam zijn. Ras Lundbye met zijn mozaïeken en N. Schrier met een ontwerp voor glas-in-lood ver tegenwoordigen het decoratieve element. Beeld houwers zijn er altijd weinig. Van de drie die hier aanwezig zijn verdient vooral de aandacht: S. Klinkenberg met een pikant ding: een fel geobserveerde „Harpij". Hoogwout zond „Mieke" een wat zwaar geval, waarin de argeloze houding goed is betrapt, doch dat het kinderlijke ver liest door het massieve. Een treurende vrouwen figuur. fragment van het oorlogsmnnument te Bennebroek, vertegenwoordigt men. T. Loefi van Someren Grcve. Vijf etsen van Dirk Har- ting vertellen als steeds van diens welhaast unieke techniek. Hij is een meester op dit gebied. Met het stugge, dramatische zelfportret van Cor Dik, dat hier als verdwaald is geraakt en Li ET ZIEN van een film betekent voor ^vrijwel iedereen naar de bioscoop gaan en ook de beschouwingen over het wezen van de film en de mogelij kheden van een al dan niet erkende filmkunst rich ten zich welhaast automatisch op hetgeen in de bioscoop te zien is. Dat er daarnaast nog een andere film bestaat betekent voor de meesten niet veel meer dan een min of meer donkere ruimte, waar een spreker yv of een filmend familielid T"'*1 rolprenten tracht te ver- 1 hllm I tonen met behulp van een snorrend en tikkend toestel, - -s een vlekkerige film en als het heel modern gaat een afwisselend kra- - keilde, loeiende en verraderlijk zwügende niets aKlors dan Mn bijzondcre vertak- luidspreker Zulke vertoningen kunnen king va„ de normaIc film mct mogelijk- dan nog onderbroken worden door onver- hedm gebieden die een bioscoop nooit klaarbare storingen m de technische uit- prijken kan. rusting, door een verlichting die op ver keerde ogenblikken aangaat of weigert uit Zo'n hele smalfümbioscoop van het te gaan allemal dingen die weinig bij- modernste type kan in twee handkof- dragen tot waardering voor het medium *ers van bescheiden afmetingen vervoerd smalfilm. worden, zij levert geen brandgevaar op en Al die tekortkomingen ten spijt is de §eeft een beeld dat desnoods weinig klei- smalfilm toch uitgegroeid boven het ama- ner behoeft te zijn dan dat van een mid- teurisme in ongunstige zin, waaraan zij delmatige bioscoop en dat voor een pu- oorspronkelijk was overgeleverd en wan- bliek van één tot duizend man goed te neer gij naar een goede zaak op dit ge- volgen is. bied toe gaat zal men u films te zien en Op het platteland, in scholen en les te horen geven, waarvan ge niet kunt lokalen en op andere plaatsen waar de zeggen of zij het normale bioscoop-formaat normale film niet bruikbaar is, komt de van 35 millimeter hebben, dan wel 16 smalfilm met een normaal bioscoop-pro millimeter breed zijn. gramma als het nodig is. Haar gemakke- Het is niet langer waar dat de smal- Iijke hanteerbaarheid bestemt de smalfilm film een minderwaardige kleine zuster van echter in hoofdzaak voor speciale doel de bioscoop is zij behoeft er niet voor einden. De catalogus van een der ongeveer onder te doen mits zij deskundig ge- tien grote zaken die ons land op dit ge maakt en vertoond .wordt. bied heeft, vermeldt dan ook in de eerste Trouwens, er bestaan in ons land enkele plaats cultuurfilms op alle mogelijke ge- bioscopen die niet anders dan smalfilms bieden. Maar ook tekenfilms, „musicals", vertonen het zijn kleine bedrijven in kluchten en een aantal hoofdfilms ontbre- het Zuiden en Noorden van het land, die ken niet en zij zijn identiek aan wat wij zich overigens in niets onderscheiden van in de bioscoop gewer.d zijn te zien. Het bioscopen elders. De smalfilm is eigenlijk is namelijk technisch heel eenvoudig om De modernste Amerikaanse smalfilm uitrusting bestaat uit twee koffers van alleszins bescheiden afmetingen. Daarmee kunnen een beeld en een geluid voortgebracht worden die een verwende bioscoopganger niet teleurstellen. De groei van de v smalfilm is echter ook al weer een deviezenkwestie, want het is tot nu toe niet mogelijk geweest dergelijke toestellen op grote schaal te importeren en de drooiyi van een bioscoop- in-de-huiskamer zal dan ook voorlopig niet verwezenlijkt kunnen worden, ook al om- dat. de prijs van zo'n uitrus ting nog steeds een flink stuk f van een middelmatig jaar- salaris opslokt. een normale film af te drukken op het formaat van 16 mm en omgekeerd. De Ne derlandse journaal-operateurs gebruiken dan ook dagelijks de gemakkelijk hanteer bare smalfilm-camera's. Wie gaat zoeken, ontdekt dat er een hele reeks Nederlandse smalfilms bestaat. Zij behandelen zowel de „Kleur en glorie" der tropen als de avonturen van Dik Trom, de drooglegging der Zuiderzee en de t.b.c.-bestrijding. Er is helaas veel minderwaardig werk en het wordt menig maal vertoond op een manier die elke critiek tot een euphemisme maakt. Dat heeft tot de mening geleid dat de smal film niet veel zaaks is. Een mening die naarstig bestreden wordt door de Neder landse Smalfilm Unie, waarin vele belang hebbenden zich verenigd hebben, en die, wijzend op het voorbeeld van het buiten land, betoogt dat de smalle „film zonder bioscoop" niet onder behoeft te doen voor haar bredere zuster. Dat wil zeggen dat het, wanneer aller lei beperkingen eens opgeheven zouden zijn, verre van uitgesloten is dat de smal film een veel belangrijker plaats inneemt dan tot nu toe mogelijk is geweest. V, G, Over Muziek Prof. Reeser het kloeke „Appelen" maar meer nog „Meisje in Klederddacht" van mej. Rompelman, die met rake toets in fraaie kleur weet te overtuigen, heb ik zonder enige twijfel het beste genoemd van de schilderijen, die deze tentoonstelling biedt. In Herman Janssen's „Pastorietuin" waardeer Ik de rust, die achter de rammelende twichelaar zweeft. In een heldere nacht kan de maan wel eens prachtig verward zitten in zoo'n boom-net, maar in de heldere dag. die dit doek wil Reven, brengt zulk een veelheid van lijnen en krullen onrust te weeg. Altijd boeiend is Van der Colk wanneer hij in de broeikas kruipt en er liet bloemenleven betrapt op zijn wonderlijke rijk dom. Zijn „Begonia's" zijn hiervopr het bewijs. Degelijk schilder en goed tekenaar is J. B. Kamp in zijn beide bloemstukjes; rustig en toe gewijd is Lary ln zijn Brabantse „Heide". Tine Honig met „Mand met paddestoelen" vertoont lang niet haar minste werk. Als een bordure-in-verf is v. d. Vloot's „Stil leven"; met vakmanschap geschilderd is het wijde „De bul" van H. Wesseling. L. de Winter kan veel meer dan hij hier geeft in zijn „Tul pen". Het portrelstudietje „Meisje" van mevr. Henr. Marcus is fijn van toon. heeft echter veel te verduren van het sterk kleurige „Delphi nium" van Jan Visser. Jan Visser's bloemen in teressen mij steeds om de correcte tekening en lichtende kleur. „Delphinium" bezit beide qualiteitcn. Zijn „Autobiografie" evenwel kan me niet bekoren. Deze slap-lyrische ontboeze ming in pastel-fondant is de knappe Jan Visser onwaardig. Guitig is J. Pander's „Toosje" (zijn de handen niet iets te klein?); fraai-kleurig Benno Logten- berg's „Gedroogde bloemen". Met aandacht volg ik G, Huijsser in zijn huidige experimen tele periode. Op afstand gezien tonen zijn gobe- Un tin ten een wel fijnkleurlg geheel. Is dit de bedoeling dan is hij reeds nu geslaagd. De rood-krijttekeningen van L. J. Franke ver tonen, althans het portret van „Plebaan Filbry", uiterlijke gelijkenis. Sanguine-krijt leent zich bij voorkeur goed voor een lichte, spelende tech niek en is het fraaist wanneer het niet te veel j wordt „uitgewreven", dit moge de tekenaar een volgend maal in acht nemen. Naast het wel pittige „Wit huisje" van Julia Glesberts noem ik nog. om het eigene der tech niek „Stilleven" van P. v. Heerden. waarin dc gipskop nog wel eens mag worden bekeken. Contrasten: het vrije aquarel met de dreigende lucht „Ko'.k" van J. v. Gocm èn „Navigatie", een stilleven van v. Drimmelen Altena. keurig als een ambtenaar op Zondag een droge vertelling. Daar is evenwel in het passertje iets, dat op een sluimerend verlangen r.aar vrijheid wijst. De schilder moge ditzelfde motief, dat zeer interes sant is. eens wat vrijer en plttoreskcr behan delen. Er zit heel wat in. Wie in het bezit is van zulk een optimistisch kacheltje als Matthé van der Weiden is gelukkig le prijezn. „Je brüte tout 1' hlver" zegt het gaaf getekende ding on danks de spaarzame kolenvoorziening cn die aanstaande winterkoude. Na deze blijde voorspelling eindig ik mijn rondwandeling, ln de hoop. dat ook K. Z. O. D. heel de komende winter moge branden, neen laaien van enthousiasme om dan ln 't volgend seizoen eens voor de dag te komen met een werkelijk sterke, belangwekkende tentoon stelling. HERMAN MOERKERK Frans professor fraudeerde De 73-jarige professor Gustave Roussy, voormalig rector van de Sorbonne en Frans vertegenwoordiger in de commissie voor de atoom-energie der UNO, heeft voor de rechter moeten verschijnen onder beschuldiging van malversaties. Hij zou frauduleus schatkistbiljetten tot een be drag van achttien millioen francs hebben afgestempeld om geen belasting daarop te behoeven te betalen. Toen Roussy op 28 Mei j.l. een afschrift van de acte van be schuldiging ontving, werd vastgesteld, dat hij aan de gevolgen van een vergiftiging leed. Verscheidene dagen was zijn toe stand hoogst ernstig. DE VORIGE WEEK heeft dr. Eduard Reeser zyn ambt als bijzonder hoog leraar in de cultuurgeschiedenis der mu ziek aan de Rijksuniversiteit te Utrecht aanvaard met een rede over „de muziek :n de gemeenschap der kunsten" Prof Reeser is theoretisch gezien de opvolger van Willem Mengelberg, aan wie in 1934 werd toegestaan als bijzonder hoogleraar in de „reproductieve toonkunst" op te treden; praktisch beschouwd heeft deze leerstoel van Mengelberg nooit bestaan. In zijn dankwoord aan het hoofdbestuur der Mij. tot bevordering der Toonkunst, dat op voordracht van het curatorium de leer stoel aan dr. Reeser toevertrouwde merkte de nieuwe hoogleraar op: „Ik heb gemeend het ietwat raadselachtige begrip „repro ductieve toonkunst", zoals destijds de leeropdracht luidde, in die zin te mogen interpreteren, dat daaronder kan worden verstaan de functie van de muziek als klankverschijnmg in de geschiedenis van de Europese cultuur". Prof Reeser zeide overtuigd te zijn dat het op gezette tijden noodzakelijk is de vele cultuur-historische facetten om de muziek heen te bungelen Dit feit wijst op de grote uitgebreidheid van dit studiegebied. Ik veroorloof mij enige zinnen uit de rede te citeren; ten eerste de volgende, die niet in de eigen lijke, zakelijke voordracht staat. maar evenals de boven aangehaalde behoorde tot de woorden welke de nieuw benoemde hoogleraar tot de bestuursleden van Toon kunst sprak. „Wie zich bijvoorbeeld afvraagt, hoe een stad als Mannheim in de achttiende eeuw een brandpunt van muzikaal mo dernisme is kunnen worden, of wie een verklaring zoekt voor de onderling zo verschillende impulsen, die gedurende de zestiende en zeventiende eeuw van Florence en Venetië, Rome en Napels zijn uitgegaan, dient niet alleen te on derzoeken, welke de betekenis deze cen tra ook voor de geschiedenis van de beeldende kunsten, toneel cn letteren hebben gehad, maar hij zal bovendien vraagstukken van politieke, religieuse en ethnologische aard onder het oog moeten zien en ook verschijnselen, die met het maatschappelijke leven samen hangen, niet mogen verwaarlozen. Wel iswaar kan met behulp van al die kennis nog niet het causale verband tussen de aldus onderzochte omstandigheden cn het ontstaan van de symphonie en het madrigaal, de chromatiek en de mo nodie aan het licht worden gebracht, maar dit doel behoeft de cultuurhisto ricus zich ook niet te stellen, indien hij zich tenminste bepalen wil tot wat Hui- zinga als doelstelling van de cultuur geschiedenis heeft omschreven: „Zij wendt zich tot haar objecten, concen treert er haar aandacht op. maar keert telkens en voortdurend van de objecten zelf tot de wereld, waarin zij hun plaats hadden, terug". Wie uit deze woorden zou afleiden dat prof. Reeser een algemene beschouwende vergelijking van stijlen in de verschillende kunsten als voldoende doel van onder zoek mocht opvatten, zou zich bedriegen. Zijn rede geeft op verschillende plaatsen aan dat de nieuwe hoogleraar wel degelijk concrete zaken, die niet zonder de speciale techniek der kunsten te verklaren zijn, als vergelijkingsmateriaal behandelen zal. Het is waar dat hij een terrein betreedt waar talloze voetangels en klemmen liggen. Het moet al direct een arbeid van betekenis zijn duidelijk te maken hoezeer de verge lijkende kunstgeschiedenis herhaaldelijk aangegrepeh is door dilettantische artis tieke meningen, die de cultuur-betekenis der kunsten en vooral der muziek, schijn baar belichten, maar in werkelijkheid ver duisteren, ja soms verdonkeremanen. In het begin van zijn toespraak maakte prof. Reeser terecht de volgende opmerkingen: „Tot voor betrekkelijk korte tijd zyn beschouwingen over de functie van de muziek in de gemeenschap der kun sten beperkt gebleven tot het domein der „Schöngeisterei" en daar een prooi geworden van filosoferende oestheten, wie het doorgaans te zeer ontbrak aan kennis van de zo uiteenlopende tech nieken, waarmee de verschillende kunst vormen zijn opgebouwd, om tot resul taten te kunnen komen, die togen een zelfs maar oppervlakkige critiek be stand waren". Er valt niet aan te twijfelen dat de nieuwe hoogleraar sterk bewapend in het moei lijke strijdperk treedt. Zeker rechtvaardi gen zijn schrifturen tot nu toe de ver wachting dat de vele kwesties welke zijn nieuwe arbeid oproepen grondig behandeld zullen worden. Prof. Reeser noemde vier gezichtspun ten die richting zullen kunnen geven aan een vergelijkend onderzoek. Hij zeide: „In de eerste plaats kan worden getracht vast te stellen welke directe invloed de ver schillende kunsten wederzijds op elkaar hebben uitgeoefend". Als tweede gezichts punt noemde hij de gelijkenissen-zonder- historische samenhang. Ten derde sprak hij over de vergelijkbaarheid in natuur wetenschappelijke zin, en ten slotte over de gemeenschappelijkheid naar het aesthe- tisch effect en in historisch verband. Deze gezichtspunten werden in de inaugurele rede reeds met enkele zeer duidelijke be sprekingen verantwoord; het kan echter hier mijn taak niet zijn op Reescr's woor den uit%'oerig in te gaan. Veel aandacht vroeg de nieuwe hoogleraar voor de mu ziekhistorische werken van Curt Sachs, die inderdaad bij deze materie niet voor bijgezien mogen worden. Hij prijst inzake de stijlbepalingen de terminologie van Sachs, wanneer deze spreekt van ethos en pathos. „Onder deze twee gezichtspunten stelt hij tegenover elkaar een Dorische tempel en een Gotische Kathedraal, het Laatste Avondmaal van Leonardo da Vinei en dezelfde voorstelling bij Tintoretto, een Rondo van Mozart en een Toccata van Froberger, een menuet en een primitieve dans. Nedere omschrijvingen van dit be gripspaar zijn vervat in de woorden wezen en verschijning, schoonheid en karakter, onpersoonlijkheid en persoon lijkheid. gebondenheid en ongebonden heid. kalmte en passie, volmaaktheid en onvermaaktheid. bestendigheid en ver andering". Prof. Reeser is zich echter het gevaarlijke van Sachs' beschouwingswijze bewust en erkent de betrekkelijkheid van zijn ge volgtrekkingen. Tenslotte sprak de nieuwe hoogleraar tot de studenten van zijn overtuiging dat de beoefening van de kunstwetenschap, in welk harer onderdelen ook, alleen vruchtbaar kan zijn, ab» wij ons steeds weer open stellen voor de innerlijke be wogenheid, zonder welke het kunstwerk geen weerklank kan vinden, HENDRIK ANDRIESSEN,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 5