Literaire kanttekeningen
Uit de tijd van de „Schmiere"
Film zonder bioscoop
„Kunst zij ons doel"
exposeert
ZATERDAG II OCTOBER 1947
3
WALTER BRANDLIGT: „De Kromme Voorzienigheid"
Een bundel nagelaten werk. A. W. Bruna Zn.
Utrecht, (ingeleid door 3ohan van der Woude en
C. 3. Kelk).
Tl/ALTER BRANDLIGT, hij die te licht
brandde en daarom misschien wel
voorbestemd was, door de hevigfheid van
Zijn levens-, zijn dadendrang, jong afscheid
te nemen van het leven, viel in de verzets
strijd, in 1943, nauwelijks 42 jaar oud.
Tragisch was zijn dood en fcodh is er een
wonderlijke harmonie in zijn leven en ster
ven. Steeds is hij vol onrust geweest een
goddelijke onrust weliswaar, zoals hij zelf
in een van zijn verhalen, zeker autobiogra
fisch, schreef, maar dan toch een vul-
kaniteit, een te veel wellicht aan vitaliteit,
om hem binnen de grenzen van zijn levens
jaren te doen rijpen en uitgroeien tot dié
evenwichtigheid, dié innerlijke vrede,
waaruit alleen een gaaf kunstwerk voort
komt. Het was onstuimig in hem, hij kon
zijn bestemming niet vinden, deze zwerver
van ziel en lichaam. En zo leefde hij in
spanning, verhevigd door zijn fijnafgestem
de ontvankelijkheid, die voor hem zichtbaar
en voelbaar maakte, -.vat anderen ontgaat.
Hij kon zijn weg niet vinden binnen het
domein van een afgepaald genoeglijk en
zelfvoldaan burgerlijk leven, hij moest
altijd weer opnieuw zichzelf beproeven,
zich wagen. Hij moest telkens weer in strijd
zijn tussen een hoog ideaal en een wild ver
langen tot handelen, tussen geest en ver
fijnde oerdrang, tussen plicht en zonde.
Het is juist wat Kelk in zijn voorwoord
schrijft: „met een ongewone felheid en
vaart is hij de wereld tegemoet gevlogen
en zoals een vogel, die al "te fel vliegt in
een blinde bezetenheid naar vrijheid en
ruimte, heeft hij wel dc vlerken zich ge
kwetst en heeft zijn licht brandend hart
'ook wel gebloed." Vrijheid en ruimte:
Brandligt was een hartstochtelijk jager en
Visser en waar hij ééin was met de lieflijke
cn barre natuur, daar was zijn ziel, daar
lééfde hij, vrij van het genormaliseerd 'be
staan waarin hij zich bekneld, benauwd en
geschonden voelde. Bankbeambte was hij,
boekhouder, handelsreiziger, firmant van
een importeur Zuidvruchten, en kon
de rust niet vmuen, tot hij eindelijk de
moed had te zijn wat hij naar zijn aard en
aanleg was: een schrijver, misschien één
die te laat zijn bestemming kreeg wie
zal het na zo'n abrupt afgesneden leven,
zeggen misschien ook evenmin daarin de
vervulling van zijn op-aarde-zijn had ge
vonden.
Er waren perioden in zijn leven van tot-
ziohzelf-komen: „Witte Gait", zijn debuut,
deed eraan geloven, dat „herfstlied in pro
za", zoals Kelk het met fijnzinnig onder-
scheidingsgevoel noemde. Men moet zelf
even eenzaam en tot berstens toe vol leven
gedwaald hebben door herfstbossen, wereld
en mensen vergetend, om in zijn „Witte
Gait" de roest-bruine kleuren zo herfste-
lijk-weemoedig en vol van levensafscheid
weer te zien, de kruidig-vochtige geuren
van het najaar zo weer te ruiken. Daar was
Brandligt buiten de wereld, daar was hij.
die eens getuigde, dat hij de eenzaamheid
die hij niet dragen kon altijd weer zocht
en cultiveerde, zichzelf. Waar hij van men
sen ging verhalen, zoals in zijn „Kerels in
Grandel"', miste hij die gloed, zelfs het uit
innerlijke overtuiging opgaan in andere ge
stalten, andere mensenlevens, om er een
gaaf kunstwerk van te kunnen maken.
In een van de verhalen, in deze bundel
opgenomen, staat één, die van een liefde
vervuld is, die hem Brandligt was een
predikantszoon eigenlijk zondig voor
komt, in een kleine kerk en plotseling is er
iets in hem dat hem drijft, in de gewijde
stilte zichzelf vergetend, op tie kansel plaats
te nemen en te lezen wat daar geschreven
staat in het opengeslagen Boek der Boeken.
Zonder het te weten leest hij hardop, alsof
er een ander was, die in hem sprak: „Is er
een hand vol koren op de bergen, de vrucht
daarvan zal ruischen als de Libanon, en
die van de stad zullen bloeien als het kruid
der aarde
Maar dan wordt hij zich van zichzelf be
wust, hij hoort zijn eigen stem en evenals
een predikant, die eens in dezelfde kerk de
slotaccoorden van Bach's Dorische Toccata
niet wist te spelen, gaat ook voor hem dit
begenadigd ogenblik van vervoering voor
bij. Er is een leven van dwalen en een ver
langen naar ongereptheid: aan die tegen
stelling heeft Brandligt men behoeft zijn
in deze bundel opgenomen Poppenspel
maar te lezen om ervan te weten zon
der twijfel geleden. Daaruit kwam al zijn
rusteloos zoeken, zijn wekkende en fnui
kende drang voort en evenzeer de onvol
komenheid, de onevenwichtigheid van vele
dezer verhalen. Toch is dit tekort zo diep
menselijk, wellicht zelfs tragisch, dat men
dit werk niet anders dan kan liefhebber,,
ook al is het als kunst niet voldragen
móét liefhebben niet alleen om het véle
schoons dat er achter een vaak gebrekkige
compositie schuilgaat, maar terwille van
dat wat Goethe bedoelde toen hij eens
dichtte: Ich bin ein Mensoh gewesen
nriid das heiszt ein Kampfer sein." En een
Strijder was hij, een onverzadigbare, die
rusten noch berusten kon in de begrensde
mogelijkheden die het leven hem, die zo
vulkanisch was, bood. Wellicht was het zo
met hem, dat hij te weinig burger was om
zich naar de gangbare normen te plooien
en te zeer belast van geweten met een
plichtenleer om die innerlijke vrijheid,
waarnaar hij zo hunkerde, te veroveren,
welke in het schrijven alleen een roeping
doet vinden.
Er staat in deze posthume bundel een
tweetal verzen: één ervan is getiteld
symbolisch bijna „Laat Getij". Het is
een herfstgedicht van bossen, die „geel en
dood nog eenmaal wilden bloeien, maar in
het laat getij bloeiend te sterven staan."
Zo was het in hem. Zegt het slotcouplet,
dat ik tot besluit citeer, niet alles, voor
wie wel verstaat, van d i t leven en van
deze onverwachte, gewelddadige maar
voor een zo vurig en hongerend bestaan
zinvolle dood:
Van 'l laat getij zie 'k door mijn venster
dit gericht
En denk: ,,'t Is uit. Een schoone dood
moest komen
Na dit festijn. Maar zalig zijn zij toch
die in 't gezicht
Der late. herfst hun levensstaf genomen
Zien door jonge handen en 't kostbaarst
goed,
Het Leven, zien in eigen vleesch, in 't bloed
van eigen bloed."
C. J. E. DINAUX.
De 9 Muzen
Passlo. De „Passlo" van Theo van der Bijl
zal op Zondag 2 November onder leiding van de
componist in het Concertgebouw te Amsterdam
uitgevoerd worden. De H. O. V, verzorgt de
begeleiding.
Ere-tentoonstelling Ton Meyer en Jelle Troel
stra. Prins Bernhard heeft zich bereid ver
klaard zitting te nemen in het ere-comité voor
de Jubileumtentoonstelling van werken van de
schilders Ton Meyer en Jelle Troelstra, die in
de bezettingsjaren hun 50ste geboortedag hebben
bereikt. Deze jubileumtentoonstelling zal ge
opend worden door de secretaris-generaal van
O. K. en W„ mr, H. J. Relnink op Zaterdag 1
November ln de kunstzaal Van Lier te Am
sterdam.
Bioscopen in de hoofdstad, welke niet aan
gesloten zijn bij de grote concerns, hebben be
sloten een combinatie te vormen. Deze combi
natie omvat de volgende bioscopen: Desmet,
Rex, Kultura, Uitkijk. Parisien, twee Hollandia-
bioscopen, Prinsentheater, Van Swinden, De
Liefde en Olympia.
Tonrclhcrinneringen en toneel portretten
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 11 OCTOBER
Stadsschouwbuprg: „De dag van je leven", 8
uur Frans Hals: „Tot de laatste man", 2,30. 6.45
en 9.30 uur. Palace: „De wenteltrap", 18 j., 2.00.
4.15, 7.00 en 9.15 uur. City: „Tarzan, de onover
winnelijke", 14 J„ 2.15, 4.30, 7.00 en 9.15 uur.
Luxor: „De bronzen, godin". 18 j., 2.00, 4.15, 7.00
en 9.15 uur. Spaarne: „Mijn vrouw heeft een
baantje", alle leeft., 2.30. 7.00 en 9.15 uur Rem
brandt: „De vrouw met het geschonden gelaat",
toegang 18 jaar 2.00, 4,15, 7.00 en 9.16 uur.
ZONDAG 12 OCTOBER
Stadsschouwburg: „De dag van je leven", 8
uur. Gemeentelijk Concertgebouw: „Het Schof
fie", 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoor-
itellingen.
MAANDAG 13 OCTOBER.
Frans Halsmuseum: Tentoonstelling „Kunst Zij
Ons Doel". 10—5 uur. Bioscopen: Middag- en
avond voo rs tellingen.
1-ïET WAREN NIET enkel model-opvoe
ringen. zoals van de oude Rotterdam
mers, die ik in myn jonge jaren het» ge
zien. Behalve het gezelschap van Le Gras
en Haspels speelde op de kermis te Har-
lingen ook geregeld een toneeltroep, die
onder directie stond van de heer Bakker
uit Leeuwarden. Het was een troep, die
voornamelijk de Noordelijke provincies
Friesland, Groningen en Drente bereis
de en op de kermissen in een houten tent
de „schouwburgloge", zoals ze deftig
heette haar voorstellingen gaf.
Het was een Schmiere-troep, die veel
overeenkomst vertoonde met de illustere
troep van de onsterfelijke Striese uit „De
Sabijnse Maagdenroot"'. De leden van het
gezelschap wijdden zidli niet enkel aan de
kunst maar oefenden, als zij niet reisden
en speelden, ook nog andere beroepen uit,
evenals de toneelspelers in de tijd van
Vondel dit deden.
Niet alleen in Friesland waren er een
halve eeuw geleden van die reizende
Sehmiere-troepen. Ook Brabant bijvoor
beeld heeft ze gekend en kent ze nog
-en een onzer grootste en gevoeligste
toneelspeelsters Tilly Lus stamt uit
een geslacht, dat op kermissen in zulk een
milieu draken speelde.
De ouderen onder mijn lezers zullen zich
nog wel die houten schouwburgtenten van
de kermissen uit vroegere jaren herinne
ren. Zeer bekende tenten bijvoorbeeld
waren de schouwburg-loges van Kinsber-
gen en Dassy. In die tenten speelden vol
strekt niet uitsluitend Sehmiere-troepen.
Ik weet mij nog heel goed te herinneren,
dat in mijn jonge jaren op de kermis in
Leeuwarden het gezelschap van Le Gras
en Haspels in zo'n „schouwburgloge" zijn
opvoeringen gaf en ik zie nog op een mid
dag Derk en Jaap Haspels, beiden heel
deftig in zwarte jassen gekleed en met
hoge hoeden op, de houten tent binnen
gaan.
Ook in Haarlem stond geregeld op de
kermis tot 1914 toe de schouwburg
loge van Kinsbergen op de Nassaulaan
en het was in die tent, dat ik voor het
eerst in 1904 Heyermans' Ghetto
zag opvoeren door de Nederlandse To
neelvereniging van Van der Horst en
Ternooy Apèl.
Maar in de schouwburg van Bakker
gaven ze minder hoge kunst. Daar stroom
de nog het echte, onvervalste draken
bloed. Ik zag er De twee Wezen, Paljas,
De Man met de Wassenbeelden, De Schip
breuk der Medusa, De Voddenraper van
Parijs, De Koerier van Lyon en De Neger
hut van Oom Tom.
Men zal misschien zeggen, dat het niet
pleitte voor mijn kunstzin, dat ik naast de
voortreffelijke opvoeringen van de Rot
terdammers ook voorstellingen van een
Schmiere-troep bezocht, doch men ver-
gete niet, dat ik nog heel jong was en de
titels van deze stukken mij machtig aan
trokken. Maar wel opmerkelijk is het,
dat terwijl ik mij de voorstellingen van
Le Gras en Haspels en de stukken, die
zij gaven, nog geheel herinner, ik al
die oude draken geheel vergeten ben.
Wel weet ik nog, dat het publiek bij
die Schmiere-opvoeringen veel meer mee
leefde dan bij de prachtige voorstellingen
van het Rotterdamse gezelschap. Nooit
zal ik vergeten, dat toen bij de opvoering
van De Schipbreuk der Medusa een kind
van een vlot in de golven verdween en de
schipbreukelingen dat niet opmerkten,
een juffrouw op het schellinkje op eens
in onvervalst stads-Fries schreeuwde:
„Och mensen, help toch eerst dat kien!"
Maarde meest komische herinnering
•heb ik bewaard aan een opvoering in een
schouwburgtent te Franeker, waar een
figurant de oorzaak werd. dat de meest
dramatische scène een uitbundig lach
succes werd. Het was bij de opvoering
van Marie Antoinette door de troep
van Blaaser en Bigot,het gezelschap dat in
die tijd het Salon des Variétés in de Am-
stelstraat te Amsterdam bespeelde. Marie
Verstraete de moeder van de bekende
acteur Jules Verstraete was Marie An
toinette en Blaaser Lodewijk XVI.
Men was gekomen tot de gevangenis
scène, waarin Santerre met twee sans
culottes de cel van Marie Antoinette
binnentreedt om de kleine dauphin van de
ongelukkige koningin te scheiden. San
terre zette zich schrijlings op een stoel
midden op het toneel en aan de ingang
van de cel stonden rechts en links van
de deur de twee sans-culottes, figuran
ten beiden, aan wie het duidelijk was te
zien, dat zij nog nooit van hun leven op
de planken hadden gestaan.
Santerre deelde de koningin het doel
van zijn komst mede en toen Marie An
toinette hoorde, dat men de dauphin van
haar wilde scheiden, plaatste zij zich voor
haar twee kinderen de prins en de prin
ses en in een hartroerende scène
smeekte zij hem om haar haar kind te
laten. Santerre echter bleef onbewogen
en grijnzend op zijn stoel zitten en wij
zend naar de kinderen, zeide hij: „Grijpt
de dauphin!"
Als zoutpilaren stonden de twee sans
culottes bij de deur en staarden met
open mond naar Marie Antoinette, die
daar als een beeld van de grootste smart
voor hen stond met de twee kinderen
tegen zich aangedrukt.
Heel de zaal was in opperste spanning.
Ik hoorde snikken om mij heen en ook ik
was mij bewust één van de meest tragi
sche momenten uit de geschiedenis van
Frankrijk daar voor mij op het toneel te
zien afspelen. Weer bulderde Santerre:
„Grijpt de dauphin!"
Met een door tranen verstikte stem
kreet de koningin nog eens, dat zij zich
nooit en nimmer van haar kind zou laten
scheiden. Toen schuifelde heel voorzichtig
een der twee sans-culottes naar voren
„Wreedaards! Beulen! Moordenaars.
Laat af van mijn kind!" gilde Marie An
toinette.
De sans-culotte stond vlak voor de ko
ningin. Het was hoorbaar stil in de zaal.
Nu zou het gebeuren, nu zou de arme
dauphin van zijn moeder worden geschei
den.
Op eens keek de sans-culotte naar San
terre en wijzend naar de twee kinderen,
zei hij: „Welke müt ik hè, dizze of die?"
Marie Antoinette vergat op hetzelfde
ogenblik heel haar moederlijk gevoel
proestte het uit, Santerre zat te schudden
van het lachen op zijn stoel en de dauphin
liep, krom van de pret. naar zijn vijand,
de sans-culotte. Een daverend gelach
klonk op uit de zaal. Ze hebben het doek
zo snel mogelijk moeten laten zakken.
J. B. SCHUIL.
„De Kennemer Kunstkring" geeft op Don
derdag 16 October in de Stadsschouwburg een
opvoering van „De Zwerver", toneelspel in drie
bedrijven.
„Katja" krijg! 20 jaar
Hot Bijzonder Gerechtshof in Amster
dam heeft de thans 22-jarige Catherina
M. Schot uit Amsterdam, die tijdens de
bezetting „Aufseherin" was in de vrou
wenafdeling van het concentratiekamp
Vugftt, veroordeeld tot 20 jaar gevange
nisstraf, nadat de advocaat-fiscaal veer
tien dagen geleden levenslang tegen haar
had geëist-
De vrouw, die zich „Katja" liet noemen,
stond bij de gevangenen bekend als de
„ergste sadiste van Vught". Als représaille
voor het kaalknippen van een verraadster
heeft Katja 91 vrouwen in twee slechts
enkele kubieke meters metende cellen ge
perst en bijna twee dagen aan haar lot
overgelaten. Toen de deuren eindelijk ge
opend werden, waren vele vrouwen ge
storven, anderen waren krankzinnig ge
worden. Veertig vrouwen, die nog in staat
waren naar buiten te strompelen, werden
door Katja opnieuw in een cel opgesloten.
Het Hof heeft bij de bepaling van de
strafmaat in aanmerking genomen, dat
Katja in een N.S.B.-miLicu was opgevoed
en ten tijde van het misdrijf nog geen 19
jaar was. Zij kreeg het recht tot beroep
in cassatie.
Tulpen in Amerika
De grote vlucht, welke de tulpencul
tuur in Amerika in de afgelopen 25 jaar
heeft genomen, heeft geleid tot oprichting
van de National Tulip Society Inc. te
New York City. De nieuwe organisatie
stelt zich ten doel de belangstelling voor
de tulpencultuur, alsmede de internatio
nale handel in tulpen te vergroten door
tentoonstellingen. Presidente is mrs. J. J.
Nicholson, Atlanta Georgia. De leden zul
len regelmatig publicaties over de tulpen
cultuur ontvangen. Men is voornemens
deel te nemen aan het tulpenfeest, dat in
het volgende voorjaar in Holland Michigan
gehouden zal worden. De oprichting van
de nieuwe organisatie is gedeeltelijk te
danken aan het initiatief van de Asso
ciated Bulb Growers, het bureau van de
importeurs van Nederlandse bloembollen.
„Supersonische" raket
Engelands eerste raket, gebouwd om bij
een snelheid groter dan die van het ge
luid aërodynamische gegevens op te
tekenen* is met succes losgelaten uit
een moedervliegtuig, een mosquito dat op
11.500 meter hoogte boven de Atlantische
Oceaan vloog. De snelheid van de raket
ligt tussen 1400 en 1600 k.m. per uur. Na
een vlucht van slechts twee minuten dook
zij in de Oceaan.
Het resultaat van deze vlucht is door
middel van automatische zenders over
geseind naar een basis op de Seilly eilan
den, waar deskundigen van het Britse mi
nisterie van Luchtvaart de gegevens uit
werken. Als zij hiermee gereed zijn, na
ongeveer een week. zullen nog meer proe
ven met dit soort raketten worden ge
nomen.
„Holland calling"
Verenigde Staten
in de
De internationale programmadienst van
de Wereldomroep heeft ter ondersteuning
van de publiciteit omtrent Nederland in
de Verenigde Staten in samenwerking
met het Netherlands Information Bureau
te New York een serie radioprogramma's
samengesteld, weke wekelijks gedurende
negen maanden over ruim 100 omroep-
zenders in Noord-Amerika zullen worden
uitgezonden.
In elk dezer programma's wordt op po
pulaire wijze een bepaald aspect van de
Nederlandse na-oorlogse bedrijvigheid,
het herstel en de wederopbouw belicht
en wel op zodanige wijze, dat de stof at
tractief is voor het publiek in de Verenig
de Staten. De Wereldomroep verkreeg
hierbij de medewerking van de heer H.
Ellis, radio-officer van het N.I.BNew
York, die zijn uitgebreide radio-ervaring
gedurende de afgelopen vier maanden voor
dit doel te zijner beschikking heeft ge
steld.
De serie, getiteld „Holland calling", is
thans gereed gekomen.
In Bristol is een groot Engels Brabazonvliegtuig gedoopt, dat het grootste toestel
heet te zijn dat ooit ter wereld gemaakt is.
In het Frans Halsmuseum te Haarlem expo
seert „Kunst Zij Ons Doel" tot en met 26 Oc
tober werken der tweede groep van zijn leden.
Dit twee-groepen-systeem heeft het voordeel,
dat de veel gesmade zolderverdieping niet meer
behoeft te worden gebruikt, waardoor het geheel
overzichtelijker wordt. Als zo'n expositie nu
eens waarlijk belangrijk is dan zal zulk een
beperking tot één zaal buitengewoon aangenaam
zijn.
Ras Lundbye met zijn mozaïeken en N.
Schrier met een ontwerp voor glas-in-lood ver
tegenwoordigen het decoratieve element. Beeld
houwers zijn er altijd weinig. Van de drie die
hier aanwezig zijn verdient vooral de aandacht:
S. Klinkenberg met een pikant ding: een fel
geobserveerde „Harpij". Hoogwout zond „Mieke"
een wat zwaar geval, waarin de argeloze houding
goed is betrapt, doch dat het kinderlijke ver
liest door het massieve. Een treurende vrouwen
figuur. fragment van het oorlogsmnnument te
Bennebroek, vertegenwoordigt men. T. Loefi
van Someren Grcve. Vijf etsen van Dirk Har-
ting vertellen als steeds van diens welhaast
unieke techniek. Hij is een meester op dit gebied.
Met het stugge, dramatische zelfportret van
Cor Dik, dat hier als verdwaald is geraakt en
Li ET ZIEN van een film betekent voor
^vrijwel iedereen naar de bioscoop gaan
en ook de beschouwingen over het wezen
van de film en de mogelij kheden van een
al dan niet erkende filmkunst rich
ten zich welhaast automatisch op hetgeen
in de bioscoop te zien is. Dat er daarnaast
nog een andere film bestaat betekent voor
de meesten niet veel meer dan een min
of meer donkere ruimte, waar een spreker
yv of een filmend familielid
T"'*1 rolprenten tracht te ver-
1 hllm I tonen met behulp van een
snorrend en tikkend toestel,
- -s een vlekkerige film en als
het heel modern gaat een afwisselend kra- -
keilde, loeiende en verraderlijk zwügende niets aKlors dan Mn bijzondcre vertak-
luidspreker Zulke vertoningen kunnen king va„ de normaIc film mct mogelijk-
dan nog onderbroken worden door onver- hedm gebieden die een bioscoop nooit
klaarbare storingen m de technische uit- prijken kan.
rusting, door een verlichting die op ver
keerde ogenblikken aangaat of weigert uit Zo'n hele smalfümbioscoop van het
te gaan allemal dingen die weinig bij- modernste type kan in twee handkof-
dragen tot waardering voor het medium *ers van bescheiden afmetingen vervoerd
smalfilm. worden, zij levert geen brandgevaar op en
Al die tekortkomingen ten spijt is de §eeft een beeld dat desnoods weinig klei-
smalfilm toch uitgegroeid boven het ama- ner behoeft te zijn dan dat van een mid-
teurisme in ongunstige zin, waaraan zij delmatige bioscoop en dat voor een pu-
oorspronkelijk was overgeleverd en wan- bliek van één tot duizend man goed te
neer gij naar een goede zaak op dit ge- volgen is.
bied toe gaat zal men u films te zien en Op het platteland, in scholen en les
te horen geven, waarvan ge niet kunt lokalen en op andere plaatsen waar de
zeggen of zij het normale bioscoop-formaat normale film niet bruikbaar is, komt de
van 35 millimeter hebben, dan wel 16 smalfilm met een normaal bioscoop-pro
millimeter breed zijn. gramma als het nodig is. Haar gemakke-
Het is niet langer waar dat de smal- Iijke hanteerbaarheid bestemt de smalfilm
film een minderwaardige kleine zuster van echter in hoofdzaak voor speciale doel
de bioscoop is zij behoeft er niet voor einden. De catalogus van een der ongeveer
onder te doen mits zij deskundig ge- tien grote zaken die ons land op dit ge
maakt en vertoond .wordt. bied heeft, vermeldt dan ook in de eerste
Trouwens, er bestaan in ons land enkele plaats cultuurfilms op alle mogelijke ge-
bioscopen die niet anders dan smalfilms bieden. Maar ook tekenfilms, „musicals",
vertonen het zijn kleine bedrijven in kluchten en een aantal hoofdfilms ontbre-
het Zuiden en Noorden van het land, die ken niet en zij zijn identiek aan wat wij
zich overigens in niets onderscheiden van in de bioscoop gewer.d zijn te zien. Het
bioscopen elders. De smalfilm is eigenlijk is namelijk technisch heel eenvoudig om
De modernste Amerikaanse smalfilm
uitrusting bestaat uit twee koffers
van alleszins bescheiden afmetingen.
Daarmee kunnen een beeld en een
geluid voortgebracht worden die een
verwende bioscoopganger niet
teleurstellen. De groei van de
v smalfilm is echter ook al weer
een deviezenkwestie, want
het is tot nu toe niet mogelijk
geweest dergelijke toestellen
op grote schaal te importeren
en de drooiyi van een bioscoop-
in-de-huiskamer zal dan ook
voorlopig niet verwezenlijkt
kunnen worden, ook al om-
dat. de prijs van zo'n uitrus
ting nog steeds een flink stuk
f van een middelmatig jaar-
salaris opslokt.
een normale film af te drukken op het
formaat van 16 mm en omgekeerd. De Ne
derlandse journaal-operateurs gebruiken
dan ook dagelijks de gemakkelijk hanteer
bare smalfilm-camera's.
Wie gaat zoeken, ontdekt dat er een
hele reeks Nederlandse smalfilms bestaat.
Zij behandelen zowel de „Kleur en glorie"
der tropen als de avonturen van Dik
Trom, de drooglegging der Zuiderzee en
de t.b.c.-bestrijding. Er is helaas veel
minderwaardig werk en het wordt menig
maal vertoond op een manier die elke
critiek tot een euphemisme maakt. Dat
heeft tot de mening geleid dat de smal
film niet veel zaaks is. Een mening die
naarstig bestreden wordt door de Neder
landse Smalfilm Unie, waarin vele belang
hebbenden zich verenigd hebben, en die,
wijzend op het voorbeeld van het buiten
land, betoogt dat de smalle „film zonder
bioscoop" niet onder behoeft te doen voor
haar bredere zuster.
Dat wil zeggen dat het, wanneer aller
lei beperkingen eens opgeheven zouden
zijn, verre van uitgesloten is dat de smal
film een veel belangrijker plaats inneemt
dan tot nu toe mogelijk is geweest.
V, G,
Over Muziek
Prof. Reeser
het kloeke „Appelen" maar meer nog „Meisje
in Klederddacht" van mej. Rompelman, die met
rake toets in fraaie kleur weet te overtuigen,
heb ik zonder enige twijfel het beste genoemd
van de schilderijen, die deze tentoonstelling
biedt.
In Herman Janssen's „Pastorietuin" waardeer
Ik de rust, die achter de rammelende twichelaar
zweeft. In een heldere nacht kan de maan wel
eens prachtig verward zitten in zoo'n boom-net,
maar in de heldere dag. die dit doek wil Reven,
brengt zulk een veelheid van lijnen en krullen
onrust te weeg. Altijd boeiend is Van der Colk
wanneer hij in de broeikas kruipt en er liet
bloemenleven betrapt op zijn wonderlijke rijk
dom. Zijn „Begonia's" zijn hiervopr het bewijs.
Degelijk schilder en goed tekenaar is J. B.
Kamp in zijn beide bloemstukjes; rustig en toe
gewijd is Lary ln zijn Brabantse „Heide". Tine
Honig met „Mand met paddestoelen" vertoont
lang niet haar minste werk.
Als een bordure-in-verf is v. d. Vloot's „Stil
leven"; met vakmanschap geschilderd is het
wijde „De bul" van H. Wesseling. L. de Winter
kan veel meer dan hij hier geeft in zijn „Tul
pen". Het portrelstudietje „Meisje" van mevr.
Henr. Marcus is fijn van toon. heeft echter veel
te verduren van het sterk kleurige „Delphi
nium" van Jan Visser. Jan Visser's bloemen in
teressen mij steeds om de correcte tekening
en lichtende kleur. „Delphinium" bezit beide
qualiteitcn. Zijn „Autobiografie" evenwel kan
me niet bekoren. Deze slap-lyrische ontboeze
ming in pastel-fondant is de knappe Jan Visser
onwaardig.
Guitig is J. Pander's „Toosje" (zijn de handen
niet iets te klein?); fraai-kleurig Benno Logten-
berg's „Gedroogde bloemen". Met aandacht
volg ik G, Huijsser in zijn huidige experimen
tele periode. Op afstand gezien tonen zijn gobe-
Un tin ten een wel fijnkleurlg geheel. Is dit de
bedoeling dan is hij reeds nu geslaagd.
De rood-krijttekeningen van L. J. Franke ver
tonen, althans het portret van „Plebaan Filbry",
uiterlijke gelijkenis. Sanguine-krijt leent zich
bij voorkeur goed voor een lichte, spelende tech
niek en is het fraaist wanneer het niet te veel j
wordt „uitgewreven", dit moge de tekenaar een
volgend maal in acht nemen.
Naast het wel pittige „Wit huisje" van Julia
Glesberts noem ik nog. om het eigene der tech
niek „Stilleven" van P. v. Heerden. waarin dc
gipskop nog wel eens mag worden bekeken.
Contrasten: het vrije aquarel met de dreigende
lucht „Ko'.k" van J. v. Gocm èn „Navigatie", een
stilleven van v. Drimmelen Altena. keurig als
een ambtenaar op Zondag een droge vertelling.
Daar is evenwel in het passertje iets, dat op een
sluimerend verlangen r.aar vrijheid wijst. De
schilder moge ditzelfde motief, dat zeer interes
sant is. eens wat vrijer en plttoreskcr behan
delen. Er zit heel wat in. Wie in het bezit is van
zulk een optimistisch kacheltje als Matthé van
der Weiden is gelukkig le prijezn. „Je brüte
tout 1' hlver" zegt het gaaf getekende ding on
danks de spaarzame kolenvoorziening cn die
aanstaande winterkoude.
Na deze blijde voorspelling eindig ik mijn
rondwandeling, ln de hoop. dat ook K. Z. O. D.
heel de komende winter moge branden, neen
laaien van enthousiasme om dan ln 't volgend
seizoen eens voor de dag te komen met een
werkelijk sterke, belangwekkende tentoon
stelling. HERMAN MOERKERK
Frans professor fraudeerde
De 73-jarige professor Gustave Roussy,
voormalig rector van de Sorbonne en
Frans vertegenwoordiger in de commissie
voor de atoom-energie der UNO, heeft
voor de rechter moeten verschijnen onder
beschuldiging van malversaties. Hij zou
frauduleus schatkistbiljetten tot een be
drag van achttien millioen francs hebben
afgestempeld om geen belasting daarop te
behoeven te betalen. Toen Roussy op 28
Mei j.l. een afschrift van de acte van be
schuldiging ontving, werd vastgesteld, dat
hij aan de gevolgen van een vergiftiging
leed. Verscheidene dagen was zijn toe
stand hoogst ernstig.
DE VORIGE WEEK heeft dr. Eduard
Reeser zyn ambt als bijzonder hoog
leraar in de cultuurgeschiedenis der mu
ziek aan de Rijksuniversiteit te Utrecht
aanvaard met een rede over „de muziek :n
de gemeenschap der kunsten" Prof Reeser
is theoretisch gezien de opvolger van
Willem Mengelberg, aan wie in 1934 werd
toegestaan als bijzonder hoogleraar in de
„reproductieve toonkunst" op te treden;
praktisch beschouwd heeft deze leerstoel
van Mengelberg nooit bestaan. In zijn
dankwoord aan het hoofdbestuur der Mij.
tot bevordering der Toonkunst, dat op
voordracht van het curatorium de leer
stoel aan dr. Reeser toevertrouwde merkte
de nieuwe hoogleraar op: „Ik heb gemeend
het ietwat raadselachtige begrip „repro
ductieve toonkunst", zoals destijds de
leeropdracht luidde, in die zin te mogen
interpreteren, dat daaronder kan worden
verstaan de functie van de muziek als
klankverschijnmg in de geschiedenis van
de Europese cultuur". Prof Reeser zeide
overtuigd te zijn dat het op gezette tijden
noodzakelijk is de vele cultuur-historische
facetten om de muziek heen te bungelen
Dit feit wijst op de grote uitgebreidheid
van dit studiegebied. Ik veroorloof mij
enige zinnen uit de rede te citeren; ten
eerste de volgende, die niet in de eigen
lijke, zakelijke voordracht staat. maar
evenals de boven aangehaalde behoorde
tot de woorden welke de nieuw benoemde
hoogleraar tot de bestuursleden van Toon
kunst sprak.
„Wie zich bijvoorbeeld afvraagt, hoe
een stad als Mannheim in de achttiende
eeuw een brandpunt van muzikaal mo
dernisme is kunnen worden, of wie een
verklaring zoekt voor de onderling zo
verschillende impulsen, die gedurende
de zestiende en zeventiende eeuw van
Florence en Venetië, Rome en Napels
zijn uitgegaan, dient niet alleen te on
derzoeken, welke de betekenis deze cen
tra ook voor de geschiedenis van de
beeldende kunsten, toneel cn letteren
hebben gehad, maar hij zal bovendien
vraagstukken van politieke, religieuse
en ethnologische aard onder het oog
moeten zien en ook verschijnselen, die
met het maatschappelijke leven samen
hangen, niet mogen verwaarlozen. Wel
iswaar kan met behulp van al die kennis
nog niet het causale verband tussen
de aldus onderzochte omstandigheden
cn het ontstaan van de symphonie en
het madrigaal, de chromatiek en de mo
nodie aan het licht worden gebracht,
maar dit doel behoeft de cultuurhisto
ricus zich ook niet te stellen, indien hij
zich tenminste bepalen wil tot wat Hui-
zinga als doelstelling van de cultuur
geschiedenis heeft omschreven: „Zij
wendt zich tot haar objecten, concen
treert er haar aandacht op. maar keert
telkens en voortdurend van de objecten
zelf tot de wereld, waarin zij hun plaats
hadden, terug".
Wie uit deze woorden zou afleiden dat
prof. Reeser een algemene beschouwende
vergelijking van stijlen in de verschillende
kunsten als voldoende doel van onder
zoek mocht opvatten, zou zich bedriegen.
Zijn rede geeft op verschillende plaatsen
aan dat de nieuwe hoogleraar wel degelijk
concrete zaken, die niet zonder de speciale
techniek der kunsten te verklaren zijn, als
vergelijkingsmateriaal behandelen zal. Het
is waar dat hij een terrein betreedt waar
talloze voetangels en klemmen liggen. Het
moet al direct een arbeid van betekenis
zijn duidelijk te maken hoezeer de verge
lijkende kunstgeschiedenis herhaaldelijk
aangegrepeh is door dilettantische artis
tieke meningen, die de cultuur-betekenis
der kunsten en vooral der muziek, schijn
baar belichten, maar in werkelijkheid ver
duisteren, ja soms verdonkeremanen. In
het begin van zijn toespraak maakte prof.
Reeser terecht de volgende opmerkingen:
„Tot voor betrekkelijk korte tijd zyn
beschouwingen over de functie van
de muziek in de gemeenschap der kun
sten beperkt gebleven tot het domein
der „Schöngeisterei" en daar een prooi
geworden van filosoferende oestheten,
wie het doorgaans te zeer ontbrak aan
kennis van de zo uiteenlopende tech
nieken, waarmee de verschillende kunst
vormen zijn opgebouwd, om tot resul
taten te kunnen komen, die togen een
zelfs maar oppervlakkige critiek be
stand waren".
Er valt niet aan te twijfelen dat de nieuwe
hoogleraar sterk bewapend in het moei
lijke strijdperk treedt. Zeker rechtvaardi
gen zijn schrifturen tot nu toe de ver
wachting dat de vele kwesties welke zijn
nieuwe arbeid oproepen grondig behandeld
zullen worden.
Prof. Reeser noemde vier gezichtspun
ten die richting zullen kunnen geven aan
een vergelijkend onderzoek. Hij zeide: „In
de eerste plaats kan worden getracht vast
te stellen welke directe invloed de ver
schillende kunsten wederzijds op elkaar
hebben uitgeoefend". Als tweede gezichts
punt noemde hij de gelijkenissen-zonder-
historische samenhang. Ten derde sprak
hij over de vergelijkbaarheid in natuur
wetenschappelijke zin, en ten slotte over
de gemeenschappelijkheid naar het aesthe-
tisch effect en in historisch verband. Deze
gezichtspunten werden in de inaugurele
rede reeds met enkele zeer duidelijke be
sprekingen verantwoord; het kan echter
hier mijn taak niet zijn op Reescr's woor
den uit%'oerig in te gaan. Veel aandacht
vroeg de nieuwe hoogleraar voor de mu
ziekhistorische werken van Curt Sachs,
die inderdaad bij deze materie niet voor
bijgezien mogen worden. Hij prijst inzake
de stijlbepalingen de terminologie van
Sachs, wanneer deze spreekt van ethos
en pathos.
„Onder deze twee gezichtspunten stelt
hij tegenover elkaar een Dorische tempel
en een Gotische Kathedraal, het Laatste
Avondmaal van Leonardo da Vinei en
dezelfde voorstelling bij Tintoretto, een
Rondo van Mozart en een Toccata van
Froberger, een menuet en een primitieve
dans. Nedere omschrijvingen van dit be
gripspaar zijn vervat in de woorden
wezen en verschijning, schoonheid en
karakter, onpersoonlijkheid en persoon
lijkheid. gebondenheid en ongebonden
heid. kalmte en passie, volmaaktheid en
onvermaaktheid. bestendigheid en ver
andering".
Prof. Reeser is zich echter het gevaarlijke
van Sachs' beschouwingswijze bewust en
erkent de betrekkelijkheid van zijn ge
volgtrekkingen.
Tenslotte sprak de nieuwe hoogleraar
tot de studenten van zijn overtuiging dat
de beoefening van de kunstwetenschap,
in welk harer onderdelen ook, alleen
vruchtbaar kan zijn, ab» wij ons steeds
weer open stellen voor de innerlijke be
wogenheid, zonder welke het kunstwerk
geen weerklank kan vinden,
HENDRIK ANDRIESSEN,