Literaire kanttekeningen Tragiek in Bouwmeesters loopbaan „Willem Ruys" verbeidt eerste reis ZATERDAG 22 NOVEMBER 1947 3 THEO 1 VAN DER WAL: Over de poëzie en over de gedichten der Jongeren. (L. J. Veen's Uitg. Mij., Amsterdam). z"p E MIDDEN VAN DE overstelpende boekenstroom spuiïng van rijp en groen der tijdens de bezetting opgezamel- de manuscripten is aan één schriftuur minder aandacht ten deel gevallen dan het verdient: bovengenoemde diagnose van Theo van der Wal, waarin de schrij ver zich rekenschap tracht te geven van het tekort juister misschien het falen der dichtproeven van de jongere en jongste generatie. Het beangstigend grote aantal van debu tanten, de omvang van ieders „poëtisch oeuvre", de plotselinge toeneming van be langstelling thans, dunkt mij, alweer aan het tanen voor de dichtkunst, heb ben, bij wie scherp toeziet, en niet van onderscheidingsvermogen verstoken is, terecht argwaan gewekt ten aanzien van het dichterlijk gehalte dezer talrijke pu blicaties. Vele jongeren schrijven „technisch", dus aan de buitenkant bezien, een passabel en veelal zelfs een goed vers. Desondanks kan niet beweerd worden, dat de moderne dichtkunst een peil bereikt, dat haar een redelijke kans op duurzaamheid biedt. Wat hapert er? Het antwoord op die. voor de waarachtigheid onzer poëzie zo beslis sende, vraag kan alleen zinvol gegeven worden, zodra de producten van het dich terlijk kunnen getoetst worden aan een norm, die zelf bepaald wordt door het wezen van het poëtische woord, dat de vergankelijkheid van stromingen, mo des, tijdsverschijnselen, onaangetast wist te weerstaan. Zo is het onvermijdelijk, dat Theo van der Wal aan de aanvang van zijn studie vraag die zóveel gesteld en nimmer tot in zijn diepste wezen beantwoord is, omdat het onzegbare zich nu eenmaal niet in woorden en begrippen laat vangen zich rekenschap tracht te geven het karakter en de functie der dichtkunst, kunst dus die zich van het in de dagelijkse spraak- omgang ge- en misbruikte woord bedient, om (letterlijk bedoeld) mede-te-delen wat er, om het eenvoudig te zeggen, in de dichter is omgegaan. Het is jammer, dat de schrijver, zelf al schrijvend tastend naar klaarheid, niet steeds die helderheid van formulering heeft weten te bereiken, om in zijn ernstig en met zoveel verrassende intuïtie onder scheidend onderzoek voor het. verzen- lezend publiek het „gemis" der jongste poëzie en daarmee het wezen der niet aan tijd en plaats gebonden (dus blijvende, waarachtige) dichtkunst bloot te leggen. Maar dit neemt niet weg, dat in deze studie (hoe noodzakelijk in deze tijd van onbespeurde vervlakking en afdwaling van de diepste zin der woordmagie) zo wèl onderscheiden wordt tussen „rijp" en „groen", echt en onecht, bovendien zulke scherpzinnig-critische en kernachtige ka rakteristieken worden gegeven, dat men van der Wal's diagnose in handen moet wensen van allen, die de dichtkunst ter diepste harte gaat en.van vele jongere dichters, opdat ook deze zich bezinnen op de roeping van hun dichterschap. Poëzie, zegt van der Wal, is een code, het is een mededelen in symbolen, die het Woord weer bezielen met zijn oerbetekenis en, zo doende, degeen die het dichterlijk woord ondergaat terugvoert naar de oor sprong van alle dingen, waarnaar be wust of onbewust alle verlangen uitgaat. Wie de woorden van zijn code ontleent aan het tijdelijke, persoonlijke, verganke lijke, en daarmede dus buiten 's mensen verbondenheid met het eeuwige mysterie blijft, waarvan het verstand noch het ge voel, maar enkel een heimelijke intuïtie weet, kan zich nóg zo getrouw houden aan regels van metrum en rijm, hij kan dus, op het oog gezien, een technisch nog zo aanvaardbaar samenstel van woorden schrijven: dichten doet hij niet. Het waar achtige gedicht onthult, neemt sluiers weg, doet dank zij de bezwerende toverkracht van het woord of liever van door het rhythme (dat met zijn doorzield ademha len het contact herstelt met het eeuwige) verbonden woorden. de geheimenissen van het leven en van zijn tegenstelling: de dood, openbloeien en doet ons terug reizen „tot onze oorsprong om verborgen I paradijzen te ontdekken, te hèrontdekken". Dichten, aldus van der Wal, is geen pro duct van de bovenste laag van ons begrip der dingen en verschijnselen: het intel lect. Het is evenmin een „voortbrengsel" van het tot gelijkgestemden sprekend ge voel als tweede laag van ons kennen; het is het vertolken van wat er in ons onbe wuste verborgen ligt aan sluimerende kracht der eeuwigheid, aan „magisch weten". Aan deze begripstelling, die zeker niet onfeilbaar in formulering genoemd kan worden, maar toch zo dicht nadert tot de „zin" der dichtkunst die van alle tijden en alle oorden is, toetst van der Wal dan (al te leerstellig gebonden wellicht aan zijn uitgangspunt) het dichtwerk van vele jongeren en hij komt daarmee zeker het tekort of beter gezegd, gemis op het spoor, dat aan zoveel verkapt en bovendien nog weinig zeggend proza de schijn geeft van poëzie. Wat, aldus signaleert van der Wal, vele jongeren aan het herkennen van het sym bool ontbreekt, moet worden verborgen door een suggestie der woorden en zo geraken velen in het doolhof van een valse mystiek: „vals", omdat een wissel getrok ken wordt op vage en zwevende toekomst mogelijkheden, in plaats van een in het rhythmisch woord herkennen, tijdens de ondoorgrondelijk-begenadigde ogenblik ken der kunstschepping, van de eeuwige, kosmische zin van al wat is, natuur en mens. Zo worden vele jongeren gewogen: Hoornik, Tergast, van Baaren, van Lier, Anna Blaman, Lehmann ik noem er maar enkelen en.te licht bevonden. En zo wordt ook aan het waarachtig dich terschap van anderen op goede gronden recht gedaan: A. Roland Holst, Bloem, Nijhoff om van vroegere geciteerde dichters te zwijgen. Zelfs de aan dergelijke zuiver gestelde maatstaven getoetste dichterlijke waarden blijken aan een persoonlijke voorkeur niet te ontkomen: zo schijnt het mij toe, dat den Brabander over-, Gerrit Achterberg onderschat wordt. Maat ook al is men het in onderdelen niet met deze criticus eens, men moet hem dankbaar zijn hem, die niet schroomt een gedicht te ontleden, zonder daarmee aan zijn schoonheid enige afbreuk te doen dat hij vele verzen lezers (en dichters) die het spoor bijster zijn, op weg helpt naar een weer op zuivere gronden onderscheiden van wat schijn en wezen, echt en gekunsteld is in de schone kunst van het zingend woord. En het is daarom dat voor deze met zoveel consciëntie geschreven studie in onze ru briek aandacht wordt gevraagd. C. J. E. DINAUX. Agenda voor Haarlem ZATERDAG 22 NOVEMBER Stadsschouwburg: „Candida", 8 uur. Spaarne: „Bleke Bet'",, alle leeft., 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Frans Hals: „Sport staalt spieren", alle leeft,, 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Rembrandt: „Neem mijn leven", 12 j„ 2.00, 4,15, 7.00 en 9.15 uur. Palace: „Het huls der vrouwen", 18 j„ 2.00, 4.15, 7.00 en 9,15 uur. Luxor: „Het huis der verloren kin deren", 18 j., 2.30, 7.00 en 9.15 uur. City: George wint op alle fronten",, alle leeft,, 2.15, 4.30, 7.00 en 9,15 uur. ZONDAG 23 NOVEMBER Stadsschouwburg: „Het glazen paleis", 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 24 NOVEMBER Brinkmann: Boekverkopersbond, lezing dr. A. Melchlor over „De Eerste walvisvaart van de Willem Barendsz", 8 dur. Heemstede, Heem- steedse Sportparken, Partij van de Vrijheid, spreker mr, G. Vonk, 8 uur. Bioscopen: Middag en avondvoorstellingen. Tomeelfaerimnerimgen en toneclportrctfcn Hoe groot Louis Bouwmeester als toneel speler ook moge zijn geweest, hij was aller minst een geletterd man en hij stond in beschaving en ontwikkeling ver beneden de meeste prominente acteurs van heden. Hij moest bijna alles van zijn geniale in tuïtie hebben. Was het bijvoorbeeld niet opmerkelijk, dat deze man, die slechts enkele eenvoudige boeken bezat en herhaaldelijk placht te zeggen: „Vondel kan mij gestolen worden!" Vondels alexan drijnen zo prachtig wist te zeggen, dat bij de voorstellingen van de Gijsbreght door het oude „Neêrlands" het toneel van de Bode, gezegd en gespeeld door Bouwmees ter, altijd weer het hoogtepunt van de opvoering werd. Hoe geniaal Bouwmeester als speler ook wais, voor toneelleider en regisseur miste hij door gebrek aan eruditie ongeveer alle eigenschappen. Daarom is het wel zeer te betreuren geweest, dat hij in 1902 Het Nederlands Toneel verliet. Het is waai', dat hij gegronde grieven had zo had hij het terecht zeer kwalijk genomen, dat de leden van de Raad van Beheer voor de voorstel ling van De Koopman van Venetië naar Parijs eerste Idas reisden, terwijl hij, Bouwmeester, die de Koninklijke Vereni ging haar grootste triomf bezorgde, als „employé" tweede klas moest reizen maar het besluit om Het Nederlands Toneel te verlaten is voor Bouwmeesters verder kunstenaarsleven niet minder dan funest geweest. Zijn triomf als Shylock met Het Neêrlands te Parijs in het Huis van Molière wais het hoogtepunt in dit rijke kunste naarsleven. Na 1902 ging de belangstelling voor Bouwmeester in dalende lijn en dit had hij voor een groot deel aan zichzelf te wijten. Nadat Het Lyrisch Toneel, waarbij Bouwmeester als „ster" was geëngageerd, reeds na een jaar ophield te bestaan, heeft onze grootste toneelspeler in zijn verder leven bijna voortdurend gespeeld in een milieu, dat hem feitelijk dhwaardig was. Bouwmeester zelf was de regisseur en lei der van zijn troep en hiervoor miste hij, de kunstenaar van intuïtie maar niet van intellect, nu juist de vereiste gaven. De voorstellingen van Het Haarlems Toneel waren artistiek zeer slecht verzorgd en dat in een tijd, toen Royaards en Verkade als spelleiders het publiek hadden geleerd aan een opvoering artistieke eisen te stellen. Ik heb Bouwmeester Shylock zien spelen op een toneel, waarop een Hollands straatje Venetië moest verbeelden en de doge zijn rechtzitting hield in een vertrek, dat meer aan een kamer van een Hollandse woning dan aan een zaal in het dogenpaleis deed denken. Ik herinner mij een voorstelling van Narciss in de schouwburg aan de Jansweg, waarbij in het bekende tafereel, waarin Narciss voor madame de Pompa dour zijn grote door de hertog van Choiseul gearrangeerde toneelspelersscène speelde, de hofhouding van Pompadour bestond uit twee figuranten, brave schoonmaaksters van de schouwburg, die met scheve, lelijke pruiken en gekleed in slecht zittende hob bezakjurken tijdens heel die scène met open mond en de handen in hun schoot verwezen als slachtoffers op het schavot, naar de grote Louis zaten te kijken. Was het wonder, dat het publiek zich in die tijd langzamerhand van Bouwmeester af wendde? In 1914 was er vreugde bij alle toneel liefhebbers in Nederland, toen men ver nam, dat Louis Bouwmeester weer zijn oude plaats als eerste dramatische kracht op het Leidse Plein zou innemen en alge meen hoopte men, dat met Louis en Theo Mann-Bouwmeester de oude glorietijd van Het Nederlands toneel zou terugkeeren. Dat is helaas niet het geval geweest. Het is een desillusie geworden voor 1-Iet Nederlands Toneel, maar nog meer voor Bouwmeester, vooral nadat Eduard Ver kade als artistiek leider op het Leidse Plein kwam. Verkade en Bouwmeester waren geen naturen, die elkander verdroegen. Bouwmeester was een te groot en zelf standig acteur en te veel een speler uit de oudere school om zich te schikken naar een modem en artistiek zo geheel anders ingesteld regisseur als Verkade. En Ver kade meende, dat een spéler als Bouw meester niet in zijn ensemble paste. Bouw meester, eens de verafgodW speler van het Nederlands publiek, kwam, terwijl hij toch op het Leidse Plein geëngageerd was, er bijna niet meer aan te pas. Ik heb nog steeds een brief van Bouwmeester in bezit, waarin hij zich daarover tegen mij in de heftigste termen beklaagt. In 1919 werd de verbintenis -met „Het Neerlands" verbroken en ving voor or.ze grootste toneelspeler weer het zwervers bestaan aan, zoals in de jaren van Het Haarlems Toneel na 1903. Dat was de tragiek in Bouwmeesters kunstenaarsleven. Pas nadat hij de 80 gepasseerd was, kwam weer de grote belangstelling voor Bouwmeester's kunst, al reisde hij dan ook toen met een derderangs troep. Het was, of velen zich bewust werden, dat het leven van dit genie niet lang meer zou duren en dat met zijn dood een ster van de eerste grootte zou verdwijnen. Ook zijn triomfen aJs Shylock in Engeland en in het Burg theater te Wenen 'schudden het Neder landse volk wakker. Men ging weer naar! het theater om Bouwmeester te zien spelen, de grote acteur, die in het laatste jaar van zijn leven door zijn onverwoestbare vitali teit en zijn onvergelijkelijk spel het publiek nog eens overtuigde van zijn genie. Zo heeft hij in de avond van zijn leven tenminste; weer voor stampvolle zalen gespeeld als in de tijd, toen hij op het toppunt stond van zijn roem. J. B. SCHUIL Chaja Goldstein op tournée. Chaja Goldstein heeft uit Parij9 een invitatie ontvangen, om aldaar op 24 November in het Palais de Ohaillot met haar nieuw programma een voorstelling te geven. Op 3 December zal zij te Brussel optre den. In Februari 1948 begint zij in Praag een uitgebreide tournée door Midden- en Oost- Europa en de Balkan. Geza Frid zal haar op deze tournée begeleiden. EEN NOBEL SCHIP In de haven van Rotterdam, die grauw is en nog altijd de verbrokkelde en roestige wonden loont van een tijd waarin tot ver nietiging alle krachten werden ingespan nen ligt een nieuw schip. Een schip van roomwitte en zacht-grijze gratie, dat wacht op zijn eerste reis. Een nobel schip. Nobel, omdat het in zijn lange, even wichtige lijnen de schoonheid herbergt, die meesterlijk vakmanschap voortbrengt, wanneer er met liefde en kennis van za ken geschapen wordt. Nobel, omdat het de traditie van het kunnen voortzet, dat zelfs tegen oorlogen bestand bleek. En de Rotterdamse Lloyd had dit schip niet beter kunnen noemen dan „Willem Ruys", omdat die naam het schip eert èn de man, die in de oorlog als gijzelaar werd vermoord. Het schip is geen zeekasteel geworden, in de overdadig-luxueuze zin van het woord. Geen weelderig hötel, waar men de nek breekt over te dure tapijten of or- namentale tierlantijnen. Integendeel alle interieurs kenmerken zich door een sta tige, stijlvolle soberheid. Veel glad-houten paneelwerk, rustige kleuren, strenge, voor name salons, wat lichter en luchtiger eet zalen. Overal wordt de distinctie bereikt met geraffineerde eenvoud, met het weinige. Meen niet dat men tegen kale wanden zou hoeven op te kijken, want er zijn ge noeg decoraties en staaltjes van binnen huisarchitectuur aan boord waarvoor men met plezier een hele dag zou kunnen uit trekken, om ze eens rustig te bekijken. Natuurlijk is het schip niet gemaakt om louter aesthetische redenen, maar dat de Koninkl ij ke Rotterdamse Lloyd B\j de officiële overdracht van de „Wil lem Ruys" door de werf „De Schelde" aan de Rotterdamse Lloyd heeft mr. K. P. van der Mandele, Kamerheer in bui tengewone dienst van H.M. de Koningin, medegedeeld, dat aan de Rotterdamse Lloyd het praedicaat Koninklijkeis verleend. De heer Van der Mandele overhandigde aan de heer W. Rïiys Sr. de nieuwe rederijvlag, thans voorzien van het Koninklijk embleem. Tevoren was in het trappenhuis bij de conversatie zaal eerste klasse een borst beeld onthuld van wijlen de heer W. Ruys Bzn., in leven directeur van de Rotterdamse Lloyd, die op 15 Augustus 1942 op 48-jarige leeftijd met vier andere Nederlanders als gijzelaars door de Duitsers werd gefusilleerd. p)E HEKSENJACHT in Hollywood is '-'voorbij en de aandacht valt er weer op zorgen van dagelijkse aard. De heksenjacht, dat was het onderzoek van de Commissie voor Niet-Amerikaanse Activiteit, die ge durende het reces van het Huis van Afge vaardigden voor politieke deining heeft ge zorgd. De zittingen, die ten doel hadden communistische activiteit van Amerikaanse filmers aan de kaak te stellen begonnen als een grootscheepse show, met luidruchtige publiciteit. De 125000 dollars belastinggeld die voor de commissie besteed zijn, sche nen hun rente op te brengen, toen een reeks prominente filmfiguren verklaringen aflegde. Maar na een poosje was de sen satie er af en begon Hol lywood terug te slaan. Te genover de enkele sterren i J en producers, die voor de Vcommissie verschenen ston den er vele anderen die zich verzetten en de commissie verweten, dat zij Hollywood probeert voor te schrijven wat het filmen moet en dat zij on-Amerikaanse methodes toepaste bij het horen van getuigen, omdat de leden der commissie zowel openbare aanklagers, als rechters en jury-leden wa ren. En hoewel aan de ene kant schrijvers en medewerkers in Hollywood ontslagen worden omdat zij te „linkse" denkbeelden gehad zouden hebben, is verder enig con creet of opzienbarend resultaat van de be moeienissen der commissie tot nu toe uitge bleven. Hollywood heeft al weer andere zorgen. Bijvoorbeeld dat de schone Rita Hayworth gescheiden is van Orson Welles of dat Mar garet Sullavan gaat scheiden. Huwelijks kwesties zijn in filmland altijd erg belang rijk. Margaret Sullavan is tien jaar ge trouwd geweest, maar heeft nu onenigheid met de heer Leiand Hayward gekregen, omdat zij met haar drie kinderen uit de filmsfeer weg wil wat niet zo onver standig is. Zo is het klimaat van filmstad: succes en het verlangen naar nog meer succes laten weinig tijd meer over voor de levensbelangen, die niet in dollars kunnen worden uitgedrukt. Hollywood is Jfcn ook DOOPSGEZIND ZANGKOOR In gebouw „Zang en Vriendschap" hield het Doopsgezind Zangkoor zijn 53ste jaar vergadering onder leiding van de heer C. Overbeek. Het jaarverslag van de secreta- 1 een ongunstig oord voor kinderen, ook al ris de heer J. ten Wolde en het financiëel krijgen zij naar de foto's leren er overzicht van de penningmeester de heer mooi en duur speelgoed en al geven be- H, G. Zeilmaker werden goedgekeurd. De roemde mensen er zo nu en dan een kinder periodiek aftredende bestuursleden mej. S. oartij met grootscheepse attracties. Walt Zanen en de heren Joh. de Jager en C. Overbeek werden met algemene stemmen herkozen. De vorming van een garantie fonds voor de uitvoering der Mattheus Passion van J. S. Bach vindt gestadig voortgang. Disney heeft het laatst nog gedaan om de twintigste verjaardag van de onsterfelijke Mickey Muis te vieren. Maar alle kwistig geschonken limonade en uitgedeelde lucht ballonnetjes konden niet wegwissen dat de hele zaak toch eigenlijk alleen maar een reclame voor zijn nieuwste film: „Fun and Fancy Free" was. Overigens is Filmstad altijd openhartig in het openbaren van dat eigenbelang. Claudette Colbert heeft zo laatst stof voor opschudding en gelach opgeleverd. Zij moest onder regie van Frank Capra een rol spelen in „The State of the Union", maar weigerde op het laatste ogenblik haar con tract te ondertekenen hoewel alle mogelijke voorbereidingen al getroffen waren. De re den was: zij kon niet 's middags om vijf uur naar huis. Het werd op z'n Hollywoods een hele affaire, totdat Claudette ronduit vertelde, dat zij best wist dat ze geen vijf- en-twintig jaar meer is en dat zij, als ze van 's ochtends negen tot 's middags vijf heeft gewerkt, te veel rimpels in haar ge zicht krijgt om nog behoorlijke voor de camera te kunnen verschijnen. Zij roerde een algemeen verschijnsel aan: de beroemde sterren beginnen een jaartje ouder te worden. Velen van hen hebben een mooie staat van dienst en staan op het hoogtepunt van hun kunnen, maar er moet nieuw talent gevonden worden. Weliswaar heeft Norma Shearer een mooi en begaafd meisje ontdekt, dat Janet Leigh heet en als een toekomstige ster gedoodverfd wordt, maar goede en nieuwe spelers zijn nog al tijd goud waard. Samuel Goldwyn, een der bekende producers, is op het ogenblik bij voorbeeld ernstig aan het zoeken naar spe lers van formaat eer hij een nieuwe film kan maken. Dat is één kant der moeilijkheden van het Amerikaanse filmcentrum. De andere kant is, dat de maatschappijen niets liever doen dan iets maken dat de aandacht trekt, want hun inkomsten zijn sterk achteruit gelopen en willen maar niet stijgen zo lang de buitenlandse markt niet meer kan kopen. Hollywood is er van overtuigd, dat het in het volgende jaar en misschien in vele volgende jaren niet meer de grote win sten van vroeger zal kunnen maken. En al zijn er dan op tijd de schandaaltjes en sensalietjes, waarover de publiciteitsmen- sen zich naar behoren druk kunnen maken, de stemming is niet al te optimis tisch. Geen wonder dat de Commissie voor On-Amerikaanse Activiteit zo'n boos ge grom terug kreeg. v. G. De kinderen van Hollywood op een partij tje, luaar hun plezier reclame voor een nieuwe film betekent. Van links naar rechts: Edgar Bergen nu niet met zijn sprekende pop Charley Mac Arthy, maar met zijn dochtertje, staande Walt Disney, nqast hem de actrice Joan Bennet met de jongste van haar drie dochters en helemaal rechts het dochtertje van Lana Turner. Een voorbeeld van dc sobere stijl, die bij de inrichting van de „Willem Ruys" is ge volgd. Dit is de zogenaamde „social hall". Rechts op de voorgrond ziet men een hou ten beeld van een zeemeermin vervaardigd door de beeldhouwer Titus Leeser. schoonheid zo direct in het oog springt is een compliment voor de bouwers, die de synthese met het nuttige hebben weten te verwerkelijken. Want verbluffend practisch is alles aan boord. En om nu eens niet meteen naar het comfort van de passagiers te kijken noemen wij het voorbeeld van de maaltij den die uit de keuken naar de eetsalons gaan. De Javaanse bediende neemt met zijn serveerblad op een roltrap plaats, wandelt boven twee meter, verbreekt een onzichtbare lichtstraal uit het „magisch oog" en meteen gaat de deur van de eet zaal automatisch voor hem open. Zo zouden er tientallen staaltjes te noe men zijn van technisch vernuft ten dienste van passagiers en bemanning. Cijfers. Het schip biedt plaats aan 840 passagiers en heeft een bemanning van 400 koppen. Voor de passagiers zijn zes dekken, waarop elke hul warm en koud stromend water heeft. Er zijn 88 badkamers, 79 toiletten, danszalen, bibliotheken, een kapel, een zwembad, een solarium, bars, kinderka mers, promenade- en sportdekken, een muziekzaal, strijkkamers. winkels en zes hondenhokken aan boord. Afgezien dan nog van de eet-, rook- en conversa tiezalen. Wat er allemaal nodig is voor de ver zorging van de inwendige mens, zowel wat eet- en drinkbaarheden als ruimte om deze op te slaan betreft, zullen wij maar niet noemen, maar het is heel erg veel. Wat de technische outillage betreft, noe men wij het Gyro-kompas met automati sche stuurinrichting, radar, radio-echolood en de centrale brandblus-installatie (Sprinkler-systeem), maar daarmee zijn wij er nog lang niet. De aandrijving van het schip geschiedt door acht tweetact-motoren met acht cy linders elk, die de twee schroeven doen draaien. De uitlaasgassen worden benut bij het maken van stoom voor het distil leren van zeewater en het aandrijven van een generator. Deze laatste wordt boven dien een handje geholpen door vier hulp diesels. Benauwde bouw-historie. De kiellegging vond reeds op 25 Januari 1939 plaats en bij het uitbreken van de oorlog was de romp reeds voor het grootste deel gereed. De Duitsers verboden alras de afbouw van het schip en de directies van de Lloyd en de werf „De Schelde" be sloten het casco op de helling te houden. In de oorlog maakte het benauwde mo menten door bij enige bombardementen en vooral toen de beschermers springladingen onder de romp aanbrachten, scheen het lot van het schip bezegeld, maar het is hei personeel van de werf gelukt om zowel het schip als de materialen, voor de ver dere bouw die inmiddels goed .verstopt waren te behouden. Het is te begrijpen, dat de zeeman, die nu eenmaal een beetje bijgelovig is, dit gelukkig gesternte als een goed voorteken beschouwt. En al is de „Willem Ruys" met haar 21.300 ton niet het grootste en met haar 24 mijl per uur niet het snelste schip van Nederland en in zekere zin een groentje op de zeven zeeën, zij (want een schip is nu eenmaal een „zij" op zee) zal het geschraagd door de ervaring van de Nederlandse scheepsbouw best klaren, wanneer zij op 2 December a.s voor haar maiden-voyage" naar 'de 0>st vertrekt. Onder de leeslamp Steekproef: leest U en wat? „Bent u op het ogenblik een boek aan het lezen?" vroegen de enquêteurs van het Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie vorige maand aan een „steekproef" van mannen en vrouwen in alle delen van ons land. 37% bleek een boek onder handen te hebben, 63% las geen boek. Van de mensen, die alleen een lagere school bezochten, was 21 een boek aan het lezen, van hen die M.U.L.O., vakscholen e.d. bezochten 55% en van hen die op H.B.S., Gymnasium e.d. geweest zijn: 62%. Van alle ondervraagde mannen las 39%, van alle vrouwen 34% een boek. De Gallup-enquêteurs hebben ook ge vraagd -wat voor soort boek men onder handen had. Dit bleek uit de antwoorden: Over Muziek Meyerbeer G 14% 1% 2% 1% S! S 44% 2% 3% 3% Roman 26% Wetenschapp. werk 4% Gods. theol. boek 2% Politiek werk 1 Poëzie Ander soort 4% Vrouwen lazen meer romans, maar veel minder dan de mannen wetenschappelijke, theologische e.d. werken. De romans, die door ruim een kwart van het publiek op het tijdstip der enquête (vorige maand) gelezen bleken te worden, 'VHa verder geanalyseerd. IACOMO MEYERBEER heette eigen lijk Jacob Meyer Beer. Hij was als zoon van een Berlijns bankier op 5 Sep tember 1791 geboren. Hij maakte uitste kende studies en was jarenlang bevriend met zijn studiegenoot Carl Maria von Weber. Zijn operastijl verschilde echter van Weber's kunst; Meyerbeer ging geheel op in de Italiaanse Theaterwereld van Rossini. Toen zijn opera's in Duitsland geen succes hadden hoopte hij zijn land genoten tevreden te stellen met een soort Duits-nationaal werk: Das Brandenburger Thor, maar het stuk werd niet opgevoerd. Hij had zijn weg nog niet gevonden. Toen hij hoorde, dat zijn vereerde Rossini grote successen had in Parijs, maakte hij plan nen om naar Frankrijk te gaan. Vervuld van de eerzucht, zich in Parijs terdege te doen gelden, maakte hij enige jaren lang studies van de ontwikkelingsgang der Franse kunst en speciaal van de toenmaals volkomen nieuwe instrumentatiekunst van Berlioz. Toen hij in 1830 in Parijs was deed hij een zeer fantastische, om niet te zeggen potsierlijke aanval op de opera stellingen met zijn „Robert le diabic". Men kent de zwakke zijde van het kunst leven in die dagen: drakerige hevigheden bezielden de geesten van auteurs en be goochelden de hoofden van lezers en toe schouwers. Meyerbeer profiteerde van de barre lief- en leed-romantick en vroeg aan Eugène Scribe om een toneelbewer king van de. legende van hertog Robert, die onder invloed van de duivel geboren was. Het schijnt dat de componist vervuld was van een vast plan, het met dit stuk zo erg mogelijk te maken en alles in het werk stelde om het huil-publiek iets heer lijks voor te stellen. Hij liet de gerouti neerde Scribe geen ogenblik met rust en stelde allerlei specifieke effect-eisen. Richard Wagner, die Meyerbeer's tech niek bewonderde, verachtte terecht de ordinaire succes-jacht van de componist. In zijn studie „Opel* und Drama" schrijft hij o.a.: „Hoe was het mogelijk dat de zelfde dichter, die voor andere opera componisten licht vloeiende, vaak interes sante ontwerpen, in elk geval met veel na tuurlijk talent uitgevoerde dramatische gedichten vervaardigde, welke althans steeds een bepaalde handeling tot grond slag hadden en met deze handeling over eenstemmende licht begrijpelijke situaties bevatten hoe is het mogelijk dat de zelfde buitengewoon geroutineerde schrij ver voor Meyerbeer ongezonde, gezwollen taal, actie zonder handeling, situaties van de.onzinnigste verwarring, karakters van de belachelijkste zotheid schiep? Dit kon niei op natuurlijk wijze, toegaan: zo licht laat een nuchter verstand als dat van Scribe zich niet in met experimenten der dolheid. Scribe moest zelf eerst verwron gen Worden, eer hij een Robert le Diable voor de dag bracht: hij moest eerst van alle zin voor dramatische handeling be roofd worden, eer hij zich in de „Huge noten" tot een compilator van decoratieve nuances en contrasten verlaagde, hij moest met geweld in de mysteriën der histori sche schurkerij ingewijd worden eer hij zich liet overhalen een „Profeet" der spitsboeven te worden". In 1867 werd Robert le Diable voor de vijfhonderdste maal opgevoerd. Intussen had de componist van het onedele werk zich van een heel andere zijde doen ken nen: enige jaren na het eerste succes van de Robert schreef hij zijn grote opera „Les Huguenots". Er is veel getwist over de inhoud van dit werk. maar wie de parti tuur kent moet van Meverbeer's muziek met bewondering getuigen. Ook over dit werk schrijft Wagner een en ander en ik neem er enkele zinnen van over: .en de conroonist, die bij het uitputten van het vermogen zijner muzikale voorgangers niet een enkele teug werkelijke inspiratie kon geven, is hier ineens in staat de rijk ste, edelste en zielroerendste muzikale uit drukking te vinden. Ik herinner hier voor namelijk aan enkele passages in de beken de liefdesscène van het vierde bedrijf der Hugenoten en vooral aan de wonderbaar lijk pakkende melodie in Ges Dur. die geurigste bloem ener situatie, die het menselijk hart met zalige smart vervult; Slechts zeer weinig en alleen het aller voortreffelijkste uit de gehele muzikale literatuur kan daarbii vergeleken worden". Men weet dat in die tïid ook de dichter Heine in Parijs woonde. H'i hoorde een der opvoeringen van „de Hugenoten" °n srhrfiri er ondor andere het volgende over' „Sedert Don Juan is er geen groter ohenomeen in het rijk der toonkunst ge weest dan de vierde acte der Hugenoten, waarin op de schrikverwekkende „Béné- dietion des Poignards". de zegening van de moordlqst. een duo volgt, dat het eer ste effect- nog overtreft: een kolossaal waagstuk, dat men van een zo angstig genie als Meyerbeer nauwelijks verwacht zou hebben, maar dat gelukt is en evenzeer onze bewondering als verwondering wekt. Wat mij betreft, ik geloof dat Meyerbeer dit probleem niet door kunstmiddelen maar door natuurmiddelen heeft opge lost. Wat mij betreft, ik beken dat mijn hart bij het aanhoren van muziek nog nooit zo sterk geklopt heeft als by de vierde acte der Huaenot»ri", On de 2e Mei van 1864 is Meverbeer gestorven. HENDRIK ANDRIESSEN. 62% der roman-lezers en lezeressen bleken een oorspronkelijke Nederlandse ro man onder handen te hebben. De meest gelezen auteurs (in volgorde): A. M. dc Jong, Piet Bakker, A. don Doolaard, Willem van Iependaal, Jan de Hartog, Anton Coolen en Jan H. Eekhout. 20% las een uit het Engels vertaalde roman 6% een roman in het Engels. (Bij deze twee groepen bleken het. meest ge lezen: Betty McDonald: „Het ei en ik" en Graham Greene: „Oog om Oog".) 6% was bezig met boeken van (van oor sprong) Duitse auteurs, waarvan bij na de helft met Erich Maria Re marque's „Are de Triomphe". 2% las een werk in het Frans of uit het Frans vertaald. 4% vertaalde romans van auteurs uit andere landen, in de eerste plaats Scandinavische (Gulbransen in het bijzonder). Bedrijfscoöperaties verlagen priizen van levensmiddelen De centrale der Nederlandse Bedrijfs- coöperaties heeft aan de overheid mede gedeeld te zullen overgaan tot prijsverla ging van een aantal belangrijke levensmid delen. Als voorbeeld geldt een prijsverla ging van huishoudjam van 9 cent per pond. Indien de fabrikanten van jam en s'roop dit voorbeeld zouden volgen, zou dit voor het huishoudbudget gelijk staan met een verlaging van de broodprijs met bijna twee cent.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1947 | | pagina 5