Literaire kanttekeningen
Tragiek in Bouwmeesters loopbaan
„Willem Ruys" verbeidt eerste reis
ZATERDAG 22 NOVEMBER 1947
3
THEO 1 VAN DER WAL: Over de poëzie en over de gedichten
der Jongeren. (L. J. Veen's Uitg. Mij., Amsterdam).
z"p E MIDDEN VAN DE overstelpende
boekenstroom spuiïng van rijp en
groen der tijdens de bezetting opgezamel-
de manuscripten is aan één schriftuur
minder aandacht ten deel gevallen dan
het verdient: bovengenoemde diagnose
van Theo van der Wal, waarin de schrij
ver zich rekenschap tracht te geven van
het tekort juister misschien het falen
der dichtproeven van de jongere en
jongste generatie.
Het beangstigend grote aantal van debu
tanten, de omvang van ieders „poëtisch
oeuvre", de plotselinge toeneming van be
langstelling thans, dunkt mij, alweer
aan het tanen voor de dichtkunst, heb
ben, bij wie scherp toeziet, en niet van
onderscheidingsvermogen verstoken is,
terecht argwaan gewekt ten aanzien van
het dichterlijk gehalte dezer talrijke pu
blicaties.
Vele jongeren schrijven „technisch",
dus aan de buitenkant bezien, een passabel
en veelal zelfs een goed vers. Desondanks
kan niet beweerd worden, dat de moderne
dichtkunst een peil bereikt, dat haar een
redelijke kans op duurzaamheid biedt.
Wat hapert er? Het antwoord op die. voor
de waarachtigheid onzer poëzie zo beslis
sende, vraag kan alleen zinvol gegeven
worden, zodra de producten van het dich
terlijk kunnen getoetst worden aan een
norm, die zelf bepaald wordt door het
wezen van het poëtische woord, dat de
vergankelijkheid van stromingen, mo
des, tijdsverschijnselen, onaangetast wist
te weerstaan.
Zo is het onvermijdelijk, dat Theo van
der Wal aan de aanvang van zijn studie
vraag die zóveel gesteld en nimmer tot in
zijn diepste wezen beantwoord is, omdat
het onzegbare zich nu eenmaal niet in
woorden en begrippen laat vangen zich
rekenschap tracht te geven het karakter
en de functie der dichtkunst, kunst dus
die zich van het in de dagelijkse spraak-
omgang ge- en misbruikte woord bedient,
om (letterlijk bedoeld) mede-te-delen wat
er, om het eenvoudig te zeggen, in de
dichter is omgegaan.
Het is jammer, dat de schrijver, zelf al
schrijvend tastend naar klaarheid, niet
steeds die helderheid van formulering
heeft weten te bereiken, om in zijn ernstig
en met zoveel verrassende intuïtie onder
scheidend onderzoek voor het. verzen-
lezend publiek het „gemis" der jongste
poëzie en daarmee het wezen der niet aan
tijd en plaats gebonden (dus blijvende,
waarachtige) dichtkunst bloot te leggen.
Maar dit neemt niet weg, dat in deze
studie (hoe noodzakelijk in deze tijd van
onbespeurde vervlakking en afdwaling van
de diepste zin der woordmagie) zo wèl
onderscheiden wordt tussen „rijp" en
„groen", echt en onecht, bovendien zulke
scherpzinnig-critische en kernachtige ka
rakteristieken worden gegeven, dat men
van der Wal's diagnose in handen moet
wensen van allen, die de dichtkunst ter
diepste harte gaat en.van vele jongere
dichters, opdat ook deze zich bezinnen op
de roeping van hun dichterschap.
Poëzie, zegt van der Wal, is een code,
het is een mededelen in symbolen, die het
Woord weer bezielen met zijn oerbetekenis
en, zo doende, degeen die het dichterlijk
woord ondergaat terugvoert naar de oor
sprong van alle dingen, waarnaar be
wust of onbewust alle verlangen uitgaat.
Wie de woorden van zijn code ontleent
aan het tijdelijke, persoonlijke, verganke
lijke, en daarmede dus buiten 's mensen
verbondenheid met het eeuwige mysterie
blijft, waarvan het verstand noch het ge
voel, maar enkel een heimelijke intuïtie
weet, kan zich nóg zo getrouw houden aan
regels van metrum en rijm, hij kan dus,
op het oog gezien, een technisch nog zo
aanvaardbaar samenstel van woorden
schrijven: dichten doet hij niet. Het waar
achtige gedicht onthult, neemt sluiers weg,
doet dank zij de bezwerende toverkracht
van het woord of liever van door het
rhythme (dat met zijn doorzield ademha
len het contact herstelt met het eeuwige)
verbonden woorden. de geheimenissen
van het leven en van zijn tegenstelling:
de dood, openbloeien en doet ons terug
reizen „tot onze oorsprong om verborgen I
paradijzen te ontdekken, te hèrontdekken".
Dichten, aldus van der Wal, is geen pro
duct van de bovenste laag van ons begrip
der dingen en verschijnselen: het intel
lect. Het is evenmin een „voortbrengsel"
van het tot gelijkgestemden sprekend ge
voel als tweede laag van ons kennen; het
is het vertolken van wat er in ons onbe
wuste verborgen ligt aan sluimerende
kracht der eeuwigheid, aan „magisch
weten".
Aan deze begripstelling, die zeker niet
onfeilbaar in formulering genoemd kan
worden, maar toch zo dicht nadert tot de
„zin" der dichtkunst die van alle tijden en
alle oorden is, toetst van der Wal dan (al
te leerstellig gebonden wellicht aan zijn
uitgangspunt) het dichtwerk van vele
jongeren en hij komt daarmee zeker het
tekort of beter gezegd, gemis op het spoor,
dat aan zoveel verkapt en bovendien nog
weinig zeggend proza de schijn geeft van
poëzie.
Wat, aldus signaleert van der Wal, vele
jongeren aan het herkennen van het sym
bool ontbreekt, moet worden verborgen
door een suggestie der woorden en zo
geraken velen in het doolhof van een valse
mystiek: „vals", omdat een wissel getrok
ken wordt op vage en zwevende toekomst
mogelijkheden, in plaats van een in het
rhythmisch woord herkennen, tijdens de
ondoorgrondelijk-begenadigde ogenblik
ken der kunstschepping, van de eeuwige,
kosmische zin van al wat is, natuur en
mens.
Zo worden vele jongeren gewogen:
Hoornik, Tergast, van Baaren, van Lier,
Anna Blaman, Lehmann ik noem er
maar enkelen en.te licht bevonden.
En zo wordt ook aan het waarachtig dich
terschap van anderen op goede gronden
recht gedaan: A. Roland Holst, Bloem,
Nijhoff om van vroegere geciteerde
dichters te zwijgen.
Zelfs de aan dergelijke zuiver gestelde
maatstaven getoetste dichterlijke waarden
blijken aan een persoonlijke voorkeur niet
te ontkomen: zo schijnt het mij toe, dat
den Brabander over-, Gerrit Achterberg
onderschat wordt. Maat ook al is men het
in onderdelen niet met deze criticus eens,
men moet hem dankbaar zijn hem, die
niet schroomt een gedicht te ontleden,
zonder daarmee aan zijn schoonheid enige
afbreuk te doen dat hij vele verzen
lezers (en dichters) die het spoor bijster
zijn, op weg helpt naar een weer op
zuivere gronden onderscheiden van wat
schijn en wezen, echt en gekunsteld is in
de schone kunst van het zingend woord.
En het is daarom dat voor deze met zoveel
consciëntie geschreven studie in onze ru
briek aandacht wordt gevraagd.
C. J. E. DINAUX.
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 22 NOVEMBER
Stadsschouwburg: „Candida", 8 uur. Spaarne:
„Bleke Bet'",, alle leeft., 2.30, 7.00 en 9.15 uur.
Frans Hals: „Sport staalt spieren", alle leeft,,
2.30, 7.00 en 9.15 uur. Rembrandt: „Neem mijn
leven", 12 j„ 2.00, 4,15, 7.00 en 9.15 uur. Palace:
„Het huls der vrouwen", 18 j„ 2.00, 4.15, 7.00 en
9,15 uur. Luxor: „Het huis der verloren kin
deren", 18 j., 2.30, 7.00 en 9.15 uur. City: George
wint op alle fronten",, alle leeft,, 2.15, 4.30, 7.00
en 9,15 uur.
ZONDAG 23 NOVEMBER
Stadsschouwburg: „Het glazen paleis", 8 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 24 NOVEMBER
Brinkmann: Boekverkopersbond, lezing dr. A.
Melchlor over „De Eerste walvisvaart van de
Willem Barendsz", 8 dur. Heemstede, Heem-
steedse Sportparken, Partij van de Vrijheid,
spreker mr, G. Vonk, 8 uur. Bioscopen: Middag
en avondvoorstellingen.
Tomeelfaerimnerimgen en toneclportrctfcn
Hoe groot Louis Bouwmeester als toneel
speler ook moge zijn geweest, hij was aller
minst een geletterd man en hij stond in
beschaving en ontwikkeling ver beneden
de meeste prominente acteurs van heden.
Hij moest bijna alles van zijn geniale in
tuïtie hebben. Was het bijvoorbeeld niet
opmerkelijk, dat deze man, die slechts
enkele eenvoudige boeken bezat en
herhaaldelijk placht te zeggen: „Vondel
kan mij gestolen worden!" Vondels alexan
drijnen zo prachtig wist te zeggen, dat bij
de voorstellingen van de Gijsbreght door
het oude „Neêrlands" het toneel van de
Bode, gezegd en gespeeld door Bouwmees
ter, altijd weer het hoogtepunt van de
opvoering werd.
Hoe geniaal Bouwmeester als speler ook
wais, voor toneelleider en regisseur miste
hij door gebrek aan eruditie ongeveer
alle eigenschappen. Daarom is het wel zeer
te betreuren geweest, dat hij in 1902 Het
Nederlands Toneel verliet. Het is waai', dat
hij gegronde grieven had zo had hij het
terecht zeer kwalijk genomen, dat de leden
van de Raad van Beheer voor de voorstel
ling van De Koopman van Venetië naar
Parijs eerste Idas reisden, terwijl hij,
Bouwmeester, die de Koninklijke Vereni
ging haar grootste triomf bezorgde, als
„employé" tweede klas moest reizen
maar het besluit om Het Nederlands Toneel
te verlaten is voor Bouwmeesters verder
kunstenaarsleven niet minder dan funest
geweest. Zijn triomf als Shylock met Het
Neêrlands te Parijs in het Huis van Molière
wais het hoogtepunt in dit rijke kunste
naarsleven. Na 1902 ging de belangstelling
voor Bouwmeester in dalende lijn en dit
had hij voor een groot deel aan zichzelf te
wijten.
Nadat Het Lyrisch Toneel, waarbij
Bouwmeester als „ster" was geëngageerd,
reeds na een jaar ophield te bestaan, heeft
onze grootste toneelspeler in zijn verder
leven bijna voortdurend gespeeld in een
milieu, dat hem feitelijk dhwaardig was.
Bouwmeester zelf was de regisseur en lei
der van zijn troep en hiervoor miste hij, de
kunstenaar van intuïtie maar niet van
intellect, nu juist de vereiste gaven. De
voorstellingen van Het Haarlems Toneel
waren artistiek zeer slecht verzorgd en dat
in een tijd, toen Royaards en Verkade als
spelleiders het publiek hadden geleerd aan
een opvoering artistieke eisen te stellen.
Ik heb Bouwmeester Shylock zien spelen
op een toneel, waarop een Hollands straatje
Venetië moest verbeelden en de doge zijn
rechtzitting hield in een vertrek, dat meer
aan een kamer van een Hollandse woning
dan aan een zaal in het dogenpaleis deed
denken. Ik herinner mij een voorstelling
van Narciss in de schouwburg aan de
Jansweg, waarbij in het bekende tafereel,
waarin Narciss voor madame de Pompa
dour zijn grote door de hertog van Choiseul
gearrangeerde toneelspelersscène speelde,
de hofhouding van Pompadour bestond uit
twee figuranten, brave schoonmaaksters
van de schouwburg, die met scheve, lelijke
pruiken en gekleed in slecht zittende hob
bezakjurken tijdens heel die scène met
open mond en de handen in hun schoot
verwezen als slachtoffers op het schavot,
naar de grote Louis zaten te kijken. Was
het wonder, dat het publiek zich in die tijd
langzamerhand van Bouwmeester af
wendde?
In 1914 was er vreugde bij alle toneel
liefhebbers in Nederland, toen men ver
nam, dat Louis Bouwmeester weer zijn
oude plaats als eerste dramatische kracht
op het Leidse Plein zou innemen en alge
meen hoopte men, dat met Louis en Theo
Mann-Bouwmeester de oude glorietijd van
Het Nederlands toneel zou terugkeeren.
Dat is helaas niet het geval geweest.
Het is een desillusie geworden voor 1-Iet
Nederlands Toneel, maar nog meer voor
Bouwmeester, vooral nadat Eduard Ver
kade als artistiek leider op het Leidse Plein
kwam. Verkade en Bouwmeester waren
geen naturen, die elkander verdroegen.
Bouwmeester was een te groot en zelf
standig acteur en te veel een speler uit de
oudere school om zich te schikken naar
een modem en artistiek zo geheel anders
ingesteld regisseur als Verkade. En Ver
kade meende, dat een spéler als Bouw
meester niet in zijn ensemble paste. Bouw
meester, eens de verafgodW speler van het
Nederlands publiek, kwam, terwijl hij toch
op het Leidse Plein geëngageerd was, er
bijna niet meer aan te pas. Ik heb nog
steeds een brief van Bouwmeester in bezit,
waarin hij zich daarover tegen mij in de
heftigste termen beklaagt.
In 1919 werd de verbintenis -met „Het
Neerlands" verbroken en ving voor or.ze
grootste toneelspeler weer het zwervers
bestaan aan, zoals in de jaren van Het
Haarlems Toneel na 1903. Dat was de
tragiek in Bouwmeesters kunstenaarsleven.
Pas nadat hij de 80 gepasseerd was,
kwam weer de grote belangstelling voor
Bouwmeester's kunst, al reisde hij dan ook
toen met een derderangs troep. Het was,
of velen zich bewust werden, dat het leven
van dit genie niet lang meer zou duren en
dat met zijn dood een ster van de eerste
grootte zou verdwijnen. Ook zijn triomfen
aJs Shylock in Engeland en in het Burg
theater te Wenen 'schudden het Neder
landse volk wakker. Men ging weer naar!
het theater om Bouwmeester te zien spelen,
de grote acteur, die in het laatste jaar van
zijn leven door zijn onverwoestbare vitali
teit en zijn onvergelijkelijk spel het publiek
nog eens overtuigde van zijn genie. Zo heeft
hij in de avond van zijn leven tenminste;
weer voor stampvolle zalen gespeeld als in
de tijd, toen hij op het toppunt stond van
zijn roem. J. B. SCHUIL
Chaja Goldstein op tournée. Chaja Goldstein
heeft uit Parij9 een invitatie ontvangen, om
aldaar op 24 November in het Palais de Ohaillot
met haar nieuw programma een voorstelling te
geven. Op 3 December zal zij te Brussel optre
den. In Februari 1948 begint zij in Praag een
uitgebreide tournée door Midden- en Oost-
Europa en de Balkan. Geza Frid zal haar op deze
tournée begeleiden.
EEN NOBEL SCHIP
In de haven van Rotterdam, die grauw
is en nog altijd de verbrokkelde en roestige
wonden loont van een tijd waarin tot ver
nietiging alle krachten werden ingespan
nen ligt een nieuw schip. Een schip van
roomwitte en zacht-grijze gratie, dat wacht
op zijn eerste reis.
Een nobel schip.
Nobel, omdat het in zijn lange, even
wichtige lijnen de schoonheid herbergt,
die meesterlijk vakmanschap voortbrengt,
wanneer er met liefde en kennis van za
ken geschapen wordt. Nobel, omdat het de
traditie van het kunnen voortzet, dat zelfs
tegen oorlogen bestand bleek.
En de Rotterdamse Lloyd had dit schip
niet beter kunnen noemen dan „Willem
Ruys", omdat die naam het schip eert èn
de man, die in de oorlog als gijzelaar werd
vermoord.
Het schip is geen zeekasteel geworden,
in de overdadig-luxueuze zin van het
woord. Geen weelderig hötel, waar men
de nek breekt over te dure tapijten of or-
namentale tierlantijnen. Integendeel alle
interieurs kenmerken zich door een sta
tige, stijlvolle soberheid. Veel glad-houten
paneelwerk, rustige kleuren, strenge, voor
name salons, wat lichter en luchtiger eet
zalen. Overal wordt de distinctie bereikt
met geraffineerde eenvoud, met het
weinige.
Meen niet dat men tegen kale wanden
zou hoeven op te kijken, want er zijn ge
noeg decoraties en staaltjes van binnen
huisarchitectuur aan boord waarvoor men
met plezier een hele dag zou kunnen uit
trekken, om ze eens rustig te bekijken.
Natuurlijk is het schip niet gemaakt om
louter aesthetische redenen, maar dat de
Koninkl ij ke
Rotterdamse Lloyd
B\j de officiële overdracht van de „Wil
lem Ruys" door de werf „De Schelde"
aan de Rotterdamse Lloyd heeft mr. K.
P. van der Mandele, Kamerheer in bui
tengewone dienst van H.M. de Koningin,
medegedeeld, dat aan de Rotterdamse
Lloyd het praedicaat Koninklijkeis
verleend. De heer Van der Mandele
overhandigde aan de heer W. Rïiys Sr.
de nieuwe rederijvlag, thans voorzien
van het Koninklijk embleem.
Tevoren was in het trappenhuis bij de
conversatie zaal eerste klasse een borst
beeld onthuld van wijlen de heer
W. Ruys Bzn., in leven directeur van de
Rotterdamse Lloyd, die op 15 Augustus
1942 op 48-jarige leeftijd met vier
andere Nederlanders als gijzelaars door
de Duitsers werd gefusilleerd.
p)E HEKSENJACHT in Hollywood is
'-'voorbij en de aandacht valt er weer op
zorgen van dagelijkse aard. De heksenjacht,
dat was het onderzoek van de Commissie
voor Niet-Amerikaanse Activiteit, die ge
durende het reces van het Huis van Afge
vaardigden voor politieke deining heeft ge
zorgd. De zittingen, die ten doel hadden
communistische activiteit van Amerikaanse
filmers aan de kaak te stellen begonnen als
een grootscheepse show, met luidruchtige
publiciteit. De 125000 dollars belastinggeld
die voor de commissie besteed zijn, sche
nen hun rente op te brengen, toen een
reeks prominente filmfiguren verklaringen
aflegde. Maar na een poosje was de sen
satie er af en begon Hol
lywood terug te slaan. Te
genover de enkele sterren
i J en producers, die voor de
Vcommissie verschenen ston
den er vele anderen die zich verzetten en
de commissie verweten, dat zij Hollywood
probeert voor te schrijven wat het filmen
moet en dat zij on-Amerikaanse methodes
toepaste bij het horen van getuigen, omdat
de leden der commissie zowel openbare
aanklagers, als rechters en jury-leden wa
ren. En hoewel aan de ene kant schrijvers
en medewerkers in Hollywood ontslagen
worden omdat zij te „linkse" denkbeelden
gehad zouden hebben, is verder enig con
creet of opzienbarend resultaat van de be
moeienissen der commissie tot nu toe uitge
bleven.
Hollywood heeft al weer andere zorgen.
Bijvoorbeeld dat de schone Rita Hayworth
gescheiden is van Orson Welles of dat Mar
garet Sullavan gaat scheiden. Huwelijks
kwesties zijn in filmland altijd erg belang
rijk. Margaret Sullavan is tien jaar ge
trouwd geweest, maar heeft nu onenigheid
met de heer Leiand Hayward gekregen,
omdat zij met haar drie kinderen uit de
filmsfeer weg wil wat niet zo onver
standig is. Zo is het klimaat van filmstad:
succes en het verlangen naar nog meer
succes laten weinig tijd meer over voor de
levensbelangen, die niet in dollars kunnen
worden uitgedrukt. Hollywood is Jfcn ook
DOOPSGEZIND ZANGKOOR
In gebouw „Zang en Vriendschap" hield
het Doopsgezind Zangkoor zijn 53ste jaar
vergadering onder leiding van de heer C.
Overbeek. Het jaarverslag van de secreta- 1 een ongunstig oord voor kinderen, ook al
ris de heer J. ten Wolde en het financiëel krijgen zij naar de foto's leren er
overzicht van de penningmeester de heer mooi en duur speelgoed en al geven be-
H, G. Zeilmaker werden goedgekeurd. De roemde mensen er zo nu en dan een kinder
periodiek aftredende bestuursleden mej. S. oartij met grootscheepse attracties. Walt
Zanen en de heren Joh. de Jager en C.
Overbeek werden met algemene stemmen
herkozen. De vorming van een garantie
fonds voor de uitvoering der Mattheus
Passion van J. S. Bach vindt gestadig
voortgang.
Disney heeft het laatst nog gedaan om de
twintigste verjaardag van de onsterfelijke
Mickey Muis te vieren. Maar alle kwistig
geschonken limonade en uitgedeelde lucht
ballonnetjes konden niet wegwissen dat de
hele zaak toch eigenlijk alleen maar een
reclame voor zijn nieuwste film: „Fun and
Fancy Free" was.
Overigens is Filmstad altijd openhartig
in het openbaren van dat eigenbelang.
Claudette Colbert heeft zo laatst stof voor
opschudding en gelach opgeleverd. Zij
moest onder regie van Frank Capra een rol
spelen in „The State of the Union", maar
weigerde op het laatste ogenblik haar con
tract te ondertekenen hoewel alle mogelijke
voorbereidingen al getroffen waren. De re
den was: zij kon niet 's middags om vijf
uur naar huis. Het werd op z'n Hollywoods
een hele affaire, totdat Claudette ronduit
vertelde, dat zij best wist dat ze geen vijf-
en-twintig jaar meer is en dat zij, als ze
van 's ochtends negen tot 's middags vijf
heeft gewerkt, te veel rimpels in haar ge
zicht krijgt om nog behoorlijke voor de
camera te kunnen verschijnen.
Zij roerde een algemeen verschijnsel aan:
de beroemde sterren beginnen een jaartje
ouder te worden. Velen van hen hebben een
mooie staat van dienst en staan op het
hoogtepunt van hun kunnen, maar er moet
nieuw talent gevonden worden. Weliswaar
heeft Norma Shearer een mooi en begaafd
meisje ontdekt, dat Janet Leigh heet en als
een toekomstige ster gedoodverfd wordt,
maar goede en nieuwe spelers zijn nog al
tijd goud waard. Samuel Goldwyn, een der
bekende producers, is op het ogenblik bij
voorbeeld ernstig aan het zoeken naar spe
lers van formaat eer hij een nieuwe film
kan maken.
Dat is één kant der moeilijkheden van
het Amerikaanse filmcentrum. De andere
kant is, dat de maatschappijen niets liever
doen dan iets maken dat de aandacht trekt,
want hun inkomsten zijn sterk achteruit
gelopen en willen maar niet stijgen zo lang
de buitenlandse markt niet meer kan
kopen. Hollywood is er van overtuigd, dat
het in het volgende jaar en misschien in
vele volgende jaren niet meer de grote win
sten van vroeger zal kunnen maken. En al
zijn er dan op tijd de schandaaltjes en
sensalietjes, waarover de publiciteitsmen-
sen zich naar behoren druk kunnen
maken, de stemming is niet al te optimis
tisch. Geen wonder dat de Commissie voor
On-Amerikaanse Activiteit zo'n boos ge
grom terug kreeg. v. G.
De kinderen van Hollywood op een partij
tje, luaar hun plezier reclame voor een
nieuwe film betekent. Van links naar
rechts: Edgar Bergen nu niet met zijn
sprekende pop Charley Mac Arthy, maar
met zijn dochtertje, staande Walt Disney,
nqast hem de actrice Joan Bennet met de
jongste van haar drie dochters en helemaal
rechts het dochtertje van Lana Turner.
Een voorbeeld van dc sobere stijl, die bij
de inrichting van de „Willem Ruys" is ge
volgd. Dit is de zogenaamde „social hall".
Rechts op de voorgrond ziet men een hou
ten beeld van een zeemeermin vervaardigd
door de beeldhouwer Titus Leeser.
schoonheid zo direct in het oog springt is
een compliment voor de bouwers, die de
synthese met het nuttige hebben weten te
verwerkelijken.
Want verbluffend practisch is alles aan
boord. En om nu eens niet meteen naar
het comfort van de passagiers te kijken
noemen wij het voorbeeld van de maaltij
den die uit de keuken naar de eetsalons
gaan. De Javaanse bediende neemt met
zijn serveerblad op een roltrap plaats,
wandelt boven twee meter, verbreekt een
onzichtbare lichtstraal uit het „magisch
oog" en meteen gaat de deur van de eet
zaal automatisch voor hem open.
Zo zouden er tientallen staaltjes te noe
men zijn van technisch vernuft ten dienste
van passagiers en bemanning.
Cijfers.
Het schip biedt plaats aan 840 passagiers
en heeft een bemanning van 400 koppen.
Voor de passagiers zijn zes dekken, waarop
elke hul warm en koud stromend water
heeft. Er zijn 88 badkamers, 79 toiletten,
danszalen, bibliotheken, een kapel, een
zwembad, een solarium, bars, kinderka
mers, promenade- en sportdekken, een
muziekzaal, strijkkamers. winkels en zes
hondenhokken aan boord. Afgezien dan
nog van de eet-, rook- en conversa
tiezalen.
Wat er allemaal nodig is voor de ver
zorging van de inwendige mens, zowel
wat eet- en drinkbaarheden als ruimte om
deze op te slaan betreft, zullen wij maar
niet noemen, maar het is heel erg veel.
Wat de technische outillage betreft, noe
men wij het Gyro-kompas met automati
sche stuurinrichting, radar, radio-echolood
en de centrale brandblus-installatie
(Sprinkler-systeem), maar daarmee zijn
wij er nog lang niet.
De aandrijving van het schip geschiedt
door acht tweetact-motoren met acht cy
linders elk, die de twee schroeven doen
draaien. De uitlaasgassen worden benut
bij het maken van stoom voor het distil
leren van zeewater en het aandrijven van
een generator. Deze laatste wordt boven
dien een handje geholpen door vier hulp
diesels.
Benauwde bouw-historie.
De kiellegging vond reeds op 25 Januari
1939 plaats en bij het uitbreken van de
oorlog was de romp reeds voor het grootste
deel gereed. De Duitsers verboden alras
de afbouw van het schip en de directies
van de Lloyd en de werf „De Schelde" be
sloten het casco op de helling te houden.
In de oorlog maakte het benauwde mo
menten door bij enige bombardementen en
vooral toen de beschermers springladingen
onder de romp aanbrachten, scheen het
lot van het schip bezegeld, maar het is hei
personeel van de werf gelukt om zowel
het schip als de materialen, voor de ver
dere bouw die inmiddels goed .verstopt
waren te behouden.
Het is te begrijpen, dat de zeeman, die
nu eenmaal een beetje bijgelovig is, dit
gelukkig gesternte als een goed voorteken
beschouwt. En al is de „Willem Ruys"
met haar 21.300 ton niet het grootste en
met haar 24 mijl per uur niet het snelste
schip van Nederland en in zekere zin een
groentje op de zeven zeeën, zij (want een
schip is nu eenmaal een „zij" op zee) zal
het geschraagd door de ervaring van de
Nederlandse scheepsbouw best klaren,
wanneer zij op 2 December a.s voor haar
maiden-voyage" naar 'de 0>st vertrekt.
Onder de leeslamp
Steekproef: leest U en wat?
„Bent u op het ogenblik een boek aan
het lezen?" vroegen de enquêteurs van het
Nederlands Instituut voor de Publieke
Opinie vorige maand aan een „steekproef"
van mannen en vrouwen in alle delen van
ons land.
37% bleek een boek onder handen te
hebben,
63% las geen boek.
Van de mensen, die alleen een lagere
school bezochten, was 21 een boek aan
het lezen, van hen die M.U.L.O., vakscholen
e.d. bezochten 55% en van hen die op
H.B.S., Gymnasium e.d. geweest zijn: 62%.
Van alle ondervraagde mannen las 39%,
van alle vrouwen 34% een boek.
De Gallup-enquêteurs hebben ook ge
vraagd -wat voor soort boek men onder
handen had. Dit bleek uit de antwoorden:
Over Muziek
Meyerbeer
G
14%
1%
2%
1%
S!
S
44%
2%
3% 3%
Roman 26%
Wetenschapp. werk 4%
Gods. theol. boek 2%
Politiek werk 1
Poëzie
Ander soort 4%
Vrouwen lazen meer romans, maar veel
minder dan de mannen wetenschappelijke,
theologische e.d. werken.
De romans, die door ruim een kwart van
het publiek op het tijdstip der enquête
(vorige maand) gelezen bleken te worden,
'VHa verder geanalyseerd.
IACOMO MEYERBEER heette eigen
lijk Jacob Meyer Beer. Hij was als
zoon van een Berlijns bankier op 5 Sep
tember 1791 geboren. Hij maakte uitste
kende studies en was jarenlang bevriend
met zijn studiegenoot Carl Maria von
Weber. Zijn operastijl verschilde echter
van Weber's kunst; Meyerbeer ging geheel
op in de Italiaanse Theaterwereld van
Rossini. Toen zijn opera's in Duitsland
geen succes hadden hoopte hij zijn land
genoten tevreden te stellen met een soort
Duits-nationaal werk: Das Brandenburger
Thor, maar het stuk werd niet opgevoerd.
Hij had zijn weg nog niet gevonden. Toen
hij hoorde, dat zijn vereerde Rossini grote
successen had in Parijs, maakte hij plan
nen om naar Frankrijk te gaan. Vervuld
van de eerzucht, zich in Parijs terdege te
doen gelden, maakte hij enige jaren lang
studies van de ontwikkelingsgang der
Franse kunst en speciaal van de toenmaals
volkomen nieuwe instrumentatiekunst van
Berlioz. Toen hij in 1830 in Parijs was
deed hij een zeer fantastische, om niet te
zeggen potsierlijke aanval op de opera
stellingen met zijn „Robert le diabic".
Men kent de zwakke zijde van het kunst
leven in die dagen: drakerige hevigheden
bezielden de geesten van auteurs en be
goochelden de hoofden van lezers en toe
schouwers. Meyerbeer profiteerde van de
barre lief- en leed-romantick en vroeg
aan Eugène Scribe om een toneelbewer
king van de. legende van hertog Robert,
die onder invloed van de duivel geboren
was. Het schijnt dat de componist vervuld
was van een vast plan, het met dit stuk
zo erg mogelijk te maken en alles in het
werk stelde om het huil-publiek iets heer
lijks voor te stellen. Hij liet de gerouti
neerde Scribe geen ogenblik met rust en
stelde allerlei specifieke effect-eisen.
Richard Wagner, die Meyerbeer's tech
niek bewonderde, verachtte terecht de
ordinaire succes-jacht van de componist.
In zijn studie „Opel* und Drama" schrijft
hij o.a.: „Hoe was het mogelijk dat de
zelfde dichter, die voor andere opera
componisten licht vloeiende, vaak interes
sante ontwerpen, in elk geval met veel na
tuurlijk talent uitgevoerde dramatische
gedichten vervaardigde, welke althans
steeds een bepaalde handeling tot grond
slag hadden en met deze handeling over
eenstemmende licht begrijpelijke situaties
bevatten hoe is het mogelijk dat de
zelfde buitengewoon geroutineerde schrij
ver voor Meyerbeer ongezonde, gezwollen
taal, actie zonder handeling, situaties van
de.onzinnigste verwarring, karakters van
de belachelijkste zotheid schiep? Dit kon
niei op natuurlijk wijze, toegaan: zo licht
laat een nuchter verstand als dat van
Scribe zich niet in met experimenten der
dolheid. Scribe moest zelf eerst verwron
gen Worden, eer hij een Robert le Diable
voor de dag bracht: hij moest eerst van
alle zin voor dramatische handeling be
roofd worden, eer hij zich in de „Huge
noten" tot een compilator van decoratieve
nuances en contrasten verlaagde, hij moest
met geweld in de mysteriën der histori
sche schurkerij ingewijd worden eer hij
zich liet overhalen een „Profeet" der
spitsboeven te worden".
In 1867 werd Robert le Diable voor de
vijfhonderdste maal opgevoerd. Intussen
had de componist van het onedele werk
zich van een heel andere zijde doen ken
nen: enige jaren na het eerste succes van
de Robert schreef hij zijn grote opera „Les
Huguenots". Er is veel getwist over de
inhoud van dit werk. maar wie de parti
tuur kent moet van Meverbeer's muziek
met bewondering getuigen. Ook over dit
werk schrijft Wagner een en ander en ik
neem er enkele zinnen van over: .en
de conroonist, die bij het uitputten van
het vermogen zijner muzikale voorgangers
niet een enkele teug werkelijke inspiratie
kon geven, is hier ineens in staat de rijk
ste, edelste en zielroerendste muzikale uit
drukking te vinden. Ik herinner hier voor
namelijk aan enkele passages in de beken
de liefdesscène van het vierde bedrijf der
Hugenoten en vooral aan de wonderbaar
lijk pakkende melodie in Ges Dur. die
geurigste bloem ener situatie, die het
menselijk hart met zalige smart vervult;
Slechts zeer weinig en alleen het aller
voortreffelijkste uit de gehele muzikale
literatuur kan daarbii vergeleken worden".
Men weet dat in die tïid ook de dichter
Heine in Parijs woonde. H'i hoorde een
der opvoeringen van „de Hugenoten" °n
srhrfiri er ondor andere het volgende
over' „Sedert Don Juan is er geen groter
ohenomeen in het rijk der toonkunst ge
weest dan de vierde acte der Hugenoten,
waarin op de schrikverwekkende „Béné-
dietion des Poignards". de zegening van
de moordlqst. een duo volgt, dat het eer
ste effect- nog overtreft: een kolossaal
waagstuk, dat men van een zo angstig
genie als Meyerbeer nauwelijks verwacht
zou hebben, maar dat gelukt is en evenzeer
onze bewondering als verwondering wekt.
Wat mij betreft, ik geloof dat Meyerbeer
dit probleem niet door kunstmiddelen
maar door natuurmiddelen heeft opge
lost. Wat mij betreft, ik beken dat
mijn hart bij het aanhoren van muziek
nog nooit zo sterk geklopt heeft als by
de vierde acte der Huaenot»ri",
On de 2e Mei van 1864 is Meverbeer
gestorven. HENDRIK ANDRIESSEN.
62% der roman-lezers en lezeressen bleken
een oorspronkelijke Nederlandse ro
man onder handen te hebben. De
meest gelezen auteurs (in volgorde):
A. M. dc Jong, Piet Bakker, A. don
Doolaard, Willem van Iependaal, Jan
de Hartog, Anton Coolen en Jan H.
Eekhout.
20% las een uit het Engels vertaalde roman
6% een roman in het Engels. (Bij deze
twee groepen bleken het. meest ge
lezen: Betty McDonald: „Het ei en
ik" en Graham Greene: „Oog om
Oog".)
6% was bezig met boeken van (van oor
sprong) Duitse auteurs, waarvan bij
na de helft met Erich Maria Re
marque's „Are de Triomphe".
2% las een werk in het Frans of uit het
Frans vertaald.
4% vertaalde romans van auteurs uit
andere landen, in de eerste plaats
Scandinavische (Gulbransen in het
bijzonder).
Bedrijfscoöperaties verlagen
priizen van levensmiddelen
De centrale der Nederlandse Bedrijfs-
coöperaties heeft aan de overheid mede
gedeeld te zullen overgaan tot prijsverla
ging van een aantal belangrijke levensmid
delen. Als voorbeeld geldt een prijsverla
ging van huishoudjam van 9 cent per pond.
Indien de fabrikanten van jam en s'roop
dit voorbeeld zouden volgen, zou dit voor
het huishoudbudget gelijk staan met een
verlaging van de broodprijs met bijna twee
cent.