L iteraire \en Neen AKKERTJE Louis van Gasteren, die 6 Maart jubileert Madame la Mode ZATERDAG 28 FEBRUARI 1948 LOS ZIJN ZE, aaneengeregen, als de hangertjes aan een kinderarmband, deze acht verhalen: speeldingen van een fantasie, waarin de lijnen van de tot cliché geworden werkelijkheid juist zoveel ver schoven kunnen worden, dat het benepene belachelijk wordt, het banale liefdeloos, het verstarde tragisch en het tragische verlossend, verlossend omdat in dit omvormingsproces van een ongeremde, argeloze verbeelding de kracht vrijkomt, een ernstig spel te spelen met de ernst* in een charmante nonchalance naar het schijnt, een luchtig stoeien met wat in een kleine wereld van kleine belangen zo zwaarwichtig genomen wordt, zó zwaar wichtig, dat het lichte, beminnelijke, zui vere en kostelijke er om vergeten wordt: het leven. Humor is er in de „bedeltjes" van deze verhalen-ketting te over, en een flinke dosis „spot en een tikje (misschien wel twee tikjes en meer) verholen wee moed en veel, veel levens- en mensen liefde. In de parodie heeft Henriëtte van Eyk van den beginne af de vorm gevonden voor wat ze met grillige invallen, baldadige vitaliteit, potsierlijke situaties, onverwacht- koddige wendingen wilde hekelen; wat er aan stoffige, verkleurde en beduimelde requisieteri van een in conventie verstard leven onder haar ogen kwam. Als een taal- goochelaarster heeft ze gejongleerd met de leugenachtige leuzen en holle frazen en idat alles met een zo boeiende vingervlug heid, dat er onder de zelfvoldaanste toe schouwers wel moesten zijn, in wie arg wanend een sprankje aangloeide van de gedachte: is het zó gesteld met mij, met ons, met de wereld? Zo was er bijvoorbeeld een oud stadje met „restjes bouwsel van heel vroeger", en toch ook met geschetter van loudspeakers, het geloei van stofzui gers, het lawaai van gramofoöns achter de kleine ramen. De mensen raakten er uit hun humeur: ze wilden een eeuwenoud stadhuis èn een biogcoop-theater, de ruïnes van een klooster èn een beton-en-glazen modemagazijn „ze wilden", zegt Hen riëtte van Eyk, „open haarden hebben èn centrale verwarming, tegelijkertijd thuis zitten en in de bioscoop. Ze wilden kortweg te véél". En daarom werden ze somber en prikkelig. Wat deed Henriëtte van Eyk's burgemeester (want ze is dol op burge meesters. die redevoeringen houden en plannen maken en vol goede bedoelingen zijn), om iets te dóén? Hij organiseerde een'Kerstfeest met behulp van een Ver eniging tot Verbetering van het Kerst feest, die het goed meende en ondanks dat maar niet bedenken kon, hoe dat nu eigen lijk gedaan moest worden: een écht Kerst feest organiseren. In datzelfde oude stadje liep er in die dagen een ijsco-mannetje. „Er hingen ijspegeltjes aan de klep van z'n witte pet. Z'n schoenen zagen er uit als witte schuimtaartjes, de randjes van z'n brilleglazen waren wit-bevroren, om z'n dunne nek lag eeu glinsterend wit walletje j van sneeuw Hij was eigenlijk helemaal j wit. alleen z'n neus en z'n handen 'waren j lichtblauw". En dit symbolische ijscoman netje van Henriëtte van Eyk was het, die het échte Kerstfeest ontdekte: hij snoepte van zijn eigen ijs, omdat toch niemand het kocht en hij honger had en niets warms j dan zijn eigen adem. Tóén wist hij hfct. I „Toen wist ie ineens alles: waarom de I mensen hem lieten zitten met z'n wafels j en bekers; wat hij nodig had, wat ze alle maal nodig hadden.En hij holde naar het stadhuis en vertelde wat hij nu wist: dat het een Kerstfeest moest zijn met warme dingen, warme cadeautjes. Ze wer den gemaakt, de warme dingen, technisch- ingenieus, afgesteld op zendstation: hart- warmertjes. De mensen waren gelukkig in hun kunstmatig-verwarmde hartjes, totdat er kortsluiting kwam. En toen? Toen was er in hef kerststadje nog maar één die niet met klodders hazenpastei en blauwbran- dende plumpuddingen gooide uit wraak vanwege het verraad: het ijscomannetje; hij sliep, vredig en wel. met het hoofd op zijn kat. Een barmhartige satyre, een bonte fantasie uit weemoed, een naden kend spel met een bedeltje aan een ketting van milde gedachten, die niet anders kun nen dan altijd weer in verzet komen tegen een verkillende vermechanisering waar voor het hart is weggevlucht. Voor deze vorm van grillige, geestige, soms studentikoze, maar altijd verrassende hekeling heeft Henriëtte van Eyk sinds haar debuut de enig passende stijl gevon den, die in dartele lenigheid en in spits vondige woordspeling onnavolgbaar is, hoe vaak het dan ook beproefd mag zijn, haar HENRIëTTE VAN EYK: „Bedelarmband" (Querido's Uitgevers Mij, Amsterdam) te imiteren. Maar mét die stijl heeft zij zichzelf gebonden aan een procédé, dat weinig kans biedt op vernieuwing en zelfs aan een verdieping in de weg staat. Aan de grens van werkelijkheid en fantasie balancerend op de smalle basis van kluch- tig-luchtige ernst heeft deze qnieke schrijf trant een behoorlijke dosis evenwichts gevoel nodig, om zich te hoeden voor een teveel en daarmee een parodie op de pa rodie te worden. Daarom juist is het dub bel waardeerbaar, dat Henriëtte van Eyk en dat in een toon die aan warmte won zichzelf wist te blijven, al „ver nieuwde" zij zich dan ook niet. Wie als zij een verhaal kan schrijven als „De Geschie- nis van Groote Storm" het gaafste wel v,an deze bundel mag nog zo veel bui telingen maken aan de trapeze van het satyrisch woorden-, gedachten- en sym- bolenspel, ze zal nooit misgrijpen, kan niet misgrijpen, omdat een zo vitaal talent zijn beste impulsen krijgt uit een hart dat de deernis kent en dus de warmte, die on danks alle spot spontaan en argeloos ge noeg is, om het zinvolle spel te spelen met een bedelarmband. C. J. E. DINAUX. Grieperig Nederlandse Reis vereniging In de onder leiding van de heer C. Spaar garen gehouden jaarvergadering van de Nederlandse Reisvereniging heeft de secre taris, de heer W. E. Zuurendonk. een over zicht gegeven van de werkzaamheden. Het programma vermeldde een groot aantal bij eenkomsten en 22 excursies. De belangstel ling was steeds goed. In de loop van het jaar is het aantal leden iets teruggelopen tot 2700, doch het begin van 1948 bracht vele aanmel dingen. De heren C. Spaargaren (voorzitter) en H. van Donkelaar (penningmeester) wer den herkozen. Het financiëel verslag gaf een saldo aan. De voorzitter deelde mee, dat 260 leden zullen deelnemen aan de tocht naar Hilver sum op 2 Maart, waar een avond van „de Bonte Dinsdagavondtrein" wordt bijgewoond. 13 Maart wordt een cabaretavond gehouden en op 18 Maart spreekt Herman Felderhof over Zwitserland. Het lid van het hoofdbestuur dr. Walch deed mededelingen over de komende reizen naar het buitenland. Er wordt zoveel moge lijk gedaan de prijzen laag te stellen. Ernest van der Hallen overleden. De Vlaamse letterkundige Ernest van der Hallen is te Lier op 48-jarige leeftijd overleden. Van zijn hand verschenen verscheidene dichtbun dels. romans en reisverhalen. Ernest van der Hallen was in de kring der Vlaamse kathh- lieke jongeren een bekende figuur. Hef sportpark aan de Schalkwijkerweg Aanleg van vier voetbalvelden B. en W. van Haarlem hebben aan de raad een plan overgelegd voor het sport park aan de Schalkwijkerweg. Op het meest noordelijk ter hoogte van de Buitenrustbrug gelegen terrein zijn voorlopig al sportvelden en een kin derspeeltuin aangelegd. Het meest zuide lijk gelegen terreincomplex komt in aan- werking voor de aanleg van vier voetbal velden en enige tennisvelden. Aangezien een deel van het terrein nog niet vrij van huur is. kunnen de tennisvelden nog niet totstand komen. Daarentegen kunnen thans wel de voetbalvelden worden aangelegd. De daaraan verbonden kosten zijn geraamd op 126.000. B. en W. vragen dit crediet ter beschik king te stellen. Twee nieuwe schepen voor de K.N.S.M. De Nederlandse koopvaardij breidt zich gestadig uit: ditmaal is het de K.S.N.M., wier vloot dezer dagen weer met twee zeer moderne vrachtschepen met kleine passagiersaccomodatie wordt vergroot. Het zijn de motorschepen „Oberon" en „Posei don", de laatste twee van een viertal, dat door William .Hamilton and Co. Ltd., Port Glasgow, tfoor rekening van de K.N.S.M. is gebouwd. De bediening van beide schepen (roer, laadlier en ankerspil) is volkomen elec- trisch. Het koken geschiedt op electrische fornuizen. Vrijdag heeft de „Oberon" zijn proeftocht gemaakt. Het is een schip van het open Shelterdeck-type van 3490 ton, met vries- en koelruimten. Een motor van 3200 pk geeft het schip een snelh.eid van ruim 14 mijl. Het m.s. „Poseidon" zal midden Maart zijn proeftocht maken, waarna beide sche pen zullen worden ingedeeld op de route New YorkWest-Indië. Toneelhcriimeringen en toneelportretten Louis van Gasteren, die 6 Maart in Am sterdam zijn 40-jarig jubileum zal vieren, is een van de meest ernstige acteurs in ons land. Zwaar van ernst is hij als mens en als kunstenaar. De mens en de kunstenaar, ze zjjn bij Van Gasteren moeilijk te schei den. De toneelspeler is langzamerhand zo zeer zijn tweede ik geworden, dat deze hem nooit meer geheel verlaat. Het toneel heeft Van Gasteren's harts tochtelijke liefde, niet het toneel, dat zich richt naar het amusement, maar zoals hij het zich in zijn mooiste ogenblikken droomt. Het toneel heeft volgens deze acteur een hogere roeping dan enkel te dienen tot vermaak en tijdverdrijf van het publiek. Hij heeft zijn ogen steeds naar het Oosten gericht, naar Duitsland, toen Over Muziek Hugo Wolf Jongeman werd door landwachters vermoord Tegen twee Haarlemmers levenslang en 10 jaar geëist Na een zeer scherp requisitoir heeft de advocaat-fiscaal bij het Bijzondere Ge rechtshof te Arnhem levenslange gevange nisstraf geëist tegen de 28-jarige behanger J. van den B. uit Haarlem en tien jaar tegen de 53-jarige fabrieksarbeider H. C., eveneens uit Haarlem, die in December 1944, toen zij als landwachters de spoor lijn bij Apeldoorn moesten bewaken, de Uit Arnhem geëvacueerde zoon van een predikant hebben doodgeschoten. De jongeman werd destijds in overspan nen toestand bij het onderkomen van de landwacht in Apeldoorn aangetroffen. Hij liet zich in een gesprek met een der land wachters verleiden tot zeer anti-Duitse opmerkingen. De „opperschaarleider" Van den B. gaf daarop aan zijn plaatsvervanger, de Zaanse melkslijter H. G. M. opdracht, de jongeman dood te schieten. De Haar lemmer H. C. werd aangewezen om daar bij assistentie te verlenen: M. en C. lieten de gevangene eerst een graf graven, waar na M. het dodelijke schot loste. Daarna werd het slachtoffer door M. en C. be graven. Deze misdaad was zelfs de Duitsers te bar geweest. De drie betrokkenen moesten voor een Duits „Kriegsgericht" terecht staan en kregen drie jaren gevangenisstraf, welke zij niet behoefden te ondergaan, toen zij zich vrijwillig voor het z.g. „Himmelfahrtkommando" van de SS aan meldden. Zij hebben deze „zelfmoord- groep" der Waffen SS levend kunnen ver laten en nu kwamen zij in de verdachten- bank van het Bijzondere Gerechtshof te Arnhem. Van den B. verzocht het Hof de zwaarste straf te mogen dragen, omdat hij de verantwoordelijkheid droeg voor de moord. „Het is een onmenselijke daad geweest", aldus de advocaat-fiscaal, die tegen Van den B. levenslang eiste, tegen M. 20 jaren en tegen C. 10 jaren gevangenisstraf. Uitspraak op 10 Maart Wie mocht menen dat het hierbij afgebeelde nieuwe model voor de hoedenmode enigszins op een pannekoe k lijkt, doch aarzelen mocht die denigrerende vergelij king uit te spreken, mag zich gerust gesteld ach ten door de vermelding dat de ontwerper zelf aan zijn creatie de naam: „Pannekoek" gaf. Een waar kunstenaar schaamt zich nooit voor zijn geesteskinderen, ook al lijken zij wange drochten. Tenslotte is ook een mode-ontwerp de expressie van een artistieke impressie, waarbij de vraag of die impressie gewekt wordt door een pannekoek of een zonnebloem, van geen belang is. Een tweede belangrijke eigenschap^van dit mo del: het is een zuivere overgangscreatie, een „missing link" tus sen kleine herfst-dop en zwierige zomerzon- werende parasolhoe d. Men ziet: de Mode is een wetenschap. Louis van Gasteren. dat land nog niet door Hitier vergiftigd was, en vooral naar Rusland, waar het toneel zoals hij het eens uitdrukte in een interview -„de spreektribune is van de Tijd". Daarom heeft het Van Gasteren dikwijls moeite gekost in stukken te spe len, die louter op dat amusement waren ingesteld en enkel op het repertoire kwa men, omdat de theaterkas dat nu eenmaal eiste. Het is dan ook wel zeker, dat Van Gasteren vele van zijn rollen heeft ge speeld „met de dood in het hart". Doch Van Gasteren is een zo ernstig kunstenaar, dat hij eenmaal in zulk een stuk ge plaatst alles zal doen opi zijn kunst zo veel mogelijk te „dienen". Nooit zelfs niet in het grootste prul heeft hij zijn rol „en bagatelle" opgevat. Ook de rollen, die hem als artist tegen stonden, heeft hij steeds met de meest mogelijke ernst een ernst, die wel eens wat nadrukkelijk werd gespeeld. Hij is geen toneelspeler,die op zijn in tuïtie speelt. Zijn spel moge wel eens door zijn grote ernst een weinig aan spontaneïteit inboeten, het is altijd verant woord. Het is steeds de man van intellect, die de rol heeft opgebouwd en uitgewerkt en voor een ensemble is Van Gasteren dan ook- een niet genoeg te waarderen kracht. Vooral in het klassieke werk, waar voor zijn talent zich wel bij uitstek leent. Van Gasteren ïs in zijn element in stuk ken, die breed gebadr, sterke dictie en klassieke beelding vragen. Hij toonde dit al, toen hij zeer jong nog koning' Claudius in Hamlet onder Verkade speel de. Toen Cor van der Lugt Melsert enige jaren later bij Het Hofstad Toneel Julius Caesar op het repertoire nam, was Van Gasteren de* enige, die in de rol van Brutus in staat was om spel in klas sieke stijl te geven. Zijn talent als klassiek speler bewees hij ook, toen hij onder Wil lem Royaards en later, in 1940, onder regie van Defresne .de opvoeder was in Sophocles' Elektra, van welke opvoering ik mij altijd nog het prachtig beeldend en met zo'n meeslepend entrain door hem voorgedragen verhaal van de wagenrennen herinner. Zijn talent als klassiek speler toonde hij ook bij het Nederlands Toneel onder regie van Defresne, zowel in de rol van Theseus in Racine's Phaedra, die hij indrukwek kend van plastiek en volkomen in styl speelde, als in zijn strakke, koude, krach tige Burleigh in Schiller's Maria Stuart. Maar het meest toch nog in Vondel's Peter en Paulus als Nero, een zijner mooiste rollen, waarin hij het toneel van de waan zin aangrijpend, aldoor beheerst en toch zeer suggestief tot een indrukwekkende solo-scène opvoerde. Ook in het moderne repertoire vooral, wanneer de rollen van de speler scherp intellect en hartslochtelüke overtuiging vragen, heeft Van Gasteren zich herhaal delijk een voortreffelijk acteur getoond, al gaat zijtalent vooral door zijn bronzen stem veel meer naar het zwaar dra matische dan naar het komische. Ik heb het voorrechf gehad Louis van Gasteren in een tijd, die voor ons beiden moeilijk was, meer intiem te leren ken nen. Het was de mobilisatie van 1914, die ons in het vriendelijke dorp Oisterwijk nader tot elkander bracht. Op een morgen stond hij in zijn donker blauw uniform in ons hotel voor.mij en het viel mij onmid dellijk op, welk een decoratief soldaat hij was. Voelde hij de soldaat ook als een rol? Zeker is het, dat hij deze rol evenals al zijn andere met de meeste ernst heeft gespeeld. Wij werkten er samen voor de ontspanning van de militairen, Van Gaste ren als soldaat, ik als kapitein, maar bei den gelijkelijk vervuld van de liefde voor het toneel. Ik hoor Van Gasteren nog in een barak aan de grens met zijn bronzen sxem „De Kurassiers van Canrobert" voor dragen en zie hem nog „jongejannen" met zijn talentvolle vriend Poestkoke in Heyermans' „De brand in de Jonge Jan". Hij bleef met zijn ernstige voor drachten ook in uniform zijn principes van kunstenaar trouw. Die voordrachten heeft hij later, na de mobilisatie, in breder kring voortgezet. In zijn voordrachten kon hij in die tijd iets van zijn illusies als kunstenaar tot verwe zenlijking brengen. Als voordrachtkunste naar stónd hij midden in de hevig-bewo- gen tijd, gaf hij, wat fel in hem leefde, was hij een propagandist, een apostel. De keuze der voorgedragen werken Acioka van Gonggrijp. Massa Mens van Ernst Tolla cn ..Van het Westelijk Front geen Nieuws" van Remarque wees er op, dat hij niet een man was van de „l'art pour l'art" theorie, maar met zijn kunst ook iets zeggen wilde, dat brandde in zijn ziel. Het was de ernstige mens en kunstenaar, die wfj in deze voordrachten hoorden. Tenslotte moge hier ook vermeld wor den. dat Van Gasteren jaren lang de regie heeft gevoerd van De Haarlemse Toneel club en met deze club mooie successen o.a. met het Spaanse stuk „De Kringloop der Belangen" heeft behaald. J. B. SCHUIL. Smokkelsehepen met een zwarte lading De rijkspolitie te water, gedetacheerd te Sliedrecht, heeft een goede vangst gedaan. Op de Merwede hield zij twee schepen aan, afkomstig uit de Russische zóne van Ber lijn. Deze schepen waren in de bezetting door de Duitsers in beslag genomen en als oorlogsbuit naar Duitsland gesleept. Zij waren thans vrijgegeven en op weg naar Rotterdam en Alphen aan de Rijn. Bij on derzoek bleken het smokkelsehepen te zijn. De politie -vond radiotoestellen, gelijkrich- ters, motoronderdelen, scheepsonderdelen, roeiboten, kolen, motorbrandstof en teken gereedschap. De schepen waren bovendien geladen met steenkolen. Twee grote vrachtauto's waren nodig, om de in beslag genomen goederen te vervoeren. Het schip bestemd voor Alphen aan de Rijn werd te Sliedrecht verzegeld, waarna het onder geleide naar Alphen voer. Ook daar kwa men bij onderzoek tal van artikelen te voorschijn, inboedels, kisten serviézen en kisten conserven. De in beslag genomen goederen vertegenwoordigen een vervaar- digingswaarde van 6000. Tegen de smok kelaars is proces-verbaal opgemaakt. Herstel oorlogsschade in Haarlem Nog verschillende schade die in de oor logsjaren ontstaan is, moet hersteld worden. B. én W. doen daarvoor enige voorstellen aan de raad. Wponschepenhaven In de woonschepenhaven aan het Noor der Buiten Spaarne liggen enige wrakken woonschepen. De eigenaars, onder steunden, kunnen de kosten van het ver wijderen daarvan niet betalen. Bovendien moet 2200 mr bagger ver wijderd worden. De kosten zijn geraamd op 8400. Indertijd is reeds een crediet van 4250 toegestaan voor het herstellen van 5 steigers. Gemeentewoningen In de winter 19441945 zijn de percelen Wicherstraat 15 en Thorbeckestraat 59 uit- gesloopt. Met het herstel is 4067 gemoeid. Ook de woningen Tulpenstraat 24rd„ 17 zwart en 25 rood zijn uitgesloopt. Daarvan zijn de herstelkosten óp 6475 geraamd. Aankleding Stadhuis Tijdens de oorlog zijn enige kleden en kleedjes uit het Stadhuis verdwenen. Het Beheersinstituut heeft toen 11 kleden en 4 kleedjes aan de gemeente in bruikleen af gestaan. De gemeente kan die thans over nemen voor 5835. B. en W stellen de raad voor dit aanbod te aanvaarden UITSPRAKEN BIJZONDER HOF. Het Bijzondere Gerechtshof te Amster dam heeft uitspraak gedaan in de zaken tegen de Haarlemse caféhouder J. H. en tegen de. voortvluchtige C. J. M. Tegen de eerste was door de advocaat-fiscaal mr. F. P. Th. Rohling, negen jaar geëist wegens het verrgad van de tandarts H Cox, in de oorlog commandant van de Haarlemse K.P.'s. Het Hof veroordeelde de caféhouder tot één jaar met aftrek, met alle bijzondere omstandigheden rekening houdende. C. J. M., die de Feldgendarmerie bij het opsporen en arresteren van illegale wer kers behulpzaam was geweest en zijn slachtoffers vaak beestachtig behandelde, werd conform de eis tot twintig jaar ver oordeeld. QJAD ERAT DEMONSTRANDUM, het* geen te bewijzen was, is een formule, die gebruikelijker is in de mathematiek dan in de cinematografie. In de regel „bewijst" de rolprent niets, wil dat ook niet doen, doch constateert slechts, ook al kan dat constateren betrek king hebben op een situatie, die in de wer kelijkheid niet bestaat. Alleen wanneer filosofen zich met de film gaan inlaten, is de kans groot, dat er iets onomstotelijk bewezen moet worden. Het is echter duidelijk, dat het medium film, die zoals alle andere kunstvormen nu niet in de eerste plaats ten dienste van de wijsgeren staat, met de grootste omzich tigheid gehanteerd zal moeten worden, wil men niet zoals „Les jeux sont faits" („De weg zonder einde") •een resultaat produceren, Hl lm I dat juist het tegenover- I 11111 gestelde geeft van wat men V y had willen aantonen. „De mens heeft zijn lot in eigen hand, als hij zijn hart en verstand daar volledig op instelt", zo proclameert Jean Paul Sartre in drie regels zijn existensialisme op het witte doek, voordat „De weg zonder einde" betreden wordt. Een strijder voor de democratische vrij heid wordt door een politieke tegenstander gedood; in het hiernamaals ontmoet hij een vrojiw, waarvoor hij van stonde af aan een grote liefde, die volledig beantwoord wordt, opvat. Zij verkrijgen het recht om vierentwintig uur op aarde terug te keren. In die tijd zullen zij moeten bewijzen, dat zij inderdaad voor elkaar bestemd waren. De nederlaag is volkomen. Want Pierre zal die dag in beslag genomen worden door zijn politieke actie, daar anders zijn mede- I strijders een zekere dood tegemoet gaan en Eva heeft nog zo het een en ander te regelen met haar schurkachtige echt genoot. En tussen de twee gelieven in staat reuzen-groot en onontwijkbaar het maat schappelijk verschil: hij een ijzergieter, zij vrouw van een minister. Als wij dan bedenken, dat „het existensi alisme de bevestiging betekent véfn de ab solute vrijheid van de mens", dan vrezen wij, dat de belijders van de nieuwe leer nog menige teleurstelling te incasseren krijgen. Het is veel meer zo, dat in „De weg zon der einde" een pleidooi wordt geleverd voor de stelling, dat de mens product van de omstandigheden is. De Franse titel van het werk duidt daar ook op: Les jeux sont faits, het spel is bepaald. Komen de zwakheden van het scénario voor rekening van Sartre, de regisseur Jean Delannoy draagt de verantwoordelijk heid voor de vlakke en traditionele regie. Het is hier de plaats om een enkel woord te zeggen over het laatste modeverschijnsel in de studio's, dat tevens kenmerkend is voor het imperialisme, dat de film, zoals iedere andere kunst, eigen is. Wij bedoelen de neiging om bij gebrek aan „aardse" problemen blijkbaar meer en meer het leven na de dood in de cinematografische vormgeving te betrekken. Dat kan schert senderwijs gebeuren, zoals in Lubitsch „De hemel kan wachten" en in Cowards „Ik zie, ik zie", het kan bittere ernst zijn, zoals in Powell Presburgers „Zaak van leven en dood", het kan tenslotte zoals bij Sartre- Delannoy een vermenging van beide zijn, die juist daardoor kwetsend is. Wanneer de hemel der existensialisten' overigens zo morbide is, als ons in „De weg zonder einde" wordt beloofd, dan hou den wij het voorlopig maar liever op een leer, die ons in heden en toekomst meer blijmoedigheid verzekert. In ieder geval hebben de filmproducenten ingezien, dat de stelling, dat er een leven na de dood is, meer mogelijkheden biedt dan de tegen overgestelde opvatting. Was daar niet het eerlijke spel van Micheline Presle zullen wij haar creatie in „Le diable au corps" in Nederland ooit te zien krijgen? en van Marcel Pagliero eertyds regisseur, die in „Rome, open stad" een opvallend debuut maakte dan zouden we van een volslagen mislukking kunnen spreken. Jean Paul Sartre had moeten bedenken, dat voor de film andere wetten gelden dan voor de wijsbegeerte Een onderscheid, dat uiteindelijk bepaald wordt door de uiteen lopende kwanti- en kwaliteit der belang stellenden. En tegen die harde werkelijk heid begint zelfs een existensialist niets. J. H. B. Eve Micheline Presle) en Pierre (Marcel Pagliero) voor „Petrus", dit keer in de gedaante van een onvervalste Parijse con cierge met haar onafscheidelijke kat. Als rijkdom bestaat in veelheid van ver scheidenheid, dan zijn er in de wereld twee steden die men rijke muziek-steden kan noemen: Parijs en Wenen. Het is alsof onze kunst maatschappelijk beschouwd twee harten heeft, zonder dubbelhartig te zijn; want wie terecht zegt dat Parijs al tijd het hart van het creatieve muziekleven is, zal tevens wel weten, dat ook Wenen gedurende lange tijd een levensbron van muziek bevatte. Laat ik eens alleen een paar verschillen tot voorbeeld nemen: in Parijs kwamen zowel César Franck als Strawinskv tot bloei, in Wenen Johannes Brahms en Hugo Wolf. Brahms" verhouding tot de poëzie heeft mij altijd volkomen steriel geleken. (Hugo Wolf noemde Brahms' muziek zelfs on waarheid) maar Wolf's verhouding tot de poëzie was een natuurlijke, onverbreek bare vereniging. Hij was de musicus der dichters, of, beter gezegd, hij was de mu sicus der poëzie, want hij kende bijvoor beeld de Italiaanse en Spaanse volksge dichten alleen in Duitse vertalingen en componeerde ze, alsof hij in de Zuidelijke landen geboren en getogen was. Zijn fan- taisie was het aanwezig zijtj waar de liefde is; zo kende Bach Italië, zo kende Bizet Spanje. Zij behoefden er niet voor te rei zen en maakten geen folkloristische stu dies. Ik heb nooit gehoord dat fantaisie overdaad is voor een artist en men moet Brahms wel beklagen dat hij ernstig rond draaide in zijn „tonend bewogte Formen", zonder meer van de muziek te beleven dan haar physieke elementen. Deze elementen hanteerde hij geestelijk en practisch als een meester, maar wat Hugo Wolf in één gedicht van zijn „Italienisches Liederbuch" als musicus beleefde was veel meer, veel beter en veel mooier. Met dit te beweren pleit ik niet voor de inmepging van litte raire waarden in de muziek, verdedig ik niet een dilettantische liefhebberij met muzikale schilderingen, maar bedoel ik al leen, dat er in de muziek meer is dan wat Brahms er in hoorde. De muziek heeft haar eigen poëzie en Hugo Wolf behoort tot de componisten, die door een gedicht tot die poëzie werden gebracht. Wanneer Wolf zelf zegt dat het vers superieur is bij het lied. dan klinkt dit heel eenvoudig, maar het is eigenlijk niet precies waar, ook niet by zijn eigen liederen. De wer kelijkheid is dat de poëtische grondslag der verzen superieur is voor dichter en componist en deze grondslag is in wezen muzikaal. Bij Chopin vond deze grondslag onmid dellijk weerklank, bij Hugo Wolf werd hij j furieus ontvonkt door het lezen van een gedicht. Wat Hugo Wolf zich bewust was, betrof slechts zijn practische werkzaam heid als componist; zijn inspiratie was verwarmd door bewondering voor het ge- gevene en van daar uit declameèrde hij in zijn melodieën zorgvuldig de gang der verzen, maar in de onbewustheid sprak hij de zelfstandige muziek van het genie. Er zijn talloze componisten, die ernstig-prin- cipieel nauwkeurig de gedichten, die zij tot liederen willen maken, declameren, maar het blijft meestal een verhoogd pra ten met willekeurig aangewende muzikale elementen. De sympathieke, talentvolle André Caplet componeerde op deze wijze. In de Duitse taal ken ik naast Wolf slechts liederen van Schubert en een paar van Peter Cornelius, waarin de poëzie dieper muzikale grond heeft dan alleen de be wondering voor de verzen of stemmings aangelegenheden. In Hugo Wolf leefde de muziek met de monische kracht. Als men van iemand kan zeggen dat hij door de muziek bezeten was, dan was het deze vurige artist, die al evenzeer als zijn vereerde Bruckner in Wenen vereenzaamd leefde in de officiële muziekwereld. Ook hij behoorde meer tot de natuur dan tot de stad, maar in hem brandden al de natuurkrachten der men selijke ziel binnen in de gekartelde cirkel van zijn wezen. Hij was van binnen uit er toe bestemd, zich in een klein aantal maten te bevrijden van de genotvolle kwelling zijner aandoeningen; en hoe ver schilde hij dus van de ruige landman Bruckner, die zijn gevoelens breed uit zwaaide. Ruimte en breedte waren de nerveuze Wolf vreemd, slechts de diepte, de intensiteit hield hem in brand en ver teerde hem. Ik neem aan dat u enig geduld moet inschakelen om naar Bruckner te luisteren, maar u moet ook weten dat, wanneer u het tempo van uw muzikaal leven niet zeer versnellen kan, u de mu zikale gedachte van Hugo Wolf ontgaat. Een lied van twee of drie minuten bij Wolf is voorby voor dat u het weet: inmiddels heeft een wereld van muzikale poëzie rondgewenteld. Vele moderne psycho- analystische componisten zijn langzame peuteraars vergeleken bij de felle Hugo Wolf, die in het oude centrum Wenen misschien de laatste werkelijk geïnspi reerde musicus was. Het behoort niet tot mijn bestek de ruim 250 liederen van Wolf te behande len. Trouwens wie zou bet wezenlijke van deze kunst onder woorden kunnen bren gen? Ook hier geldt alweer: wij kunnen zijn techniek analyseren, wij kunnen zyn stijl omschrijven en wij kunnen biogra fische gegevens verwerken, maar wij '-■liiven ^ltüd od de stoep van het huis 'aan E" Wolf was er de man niet naar, un naar buiten te komen en te zeggen: komt u eens gemoedelijk bij mij zitten oraten. Ik moet dus eindigen in het besef dat ik de Moricke-lieder. de Eichendorff- lieder, de Goethe-1 ieder, het Spanisches en Italienisches Liederbuch en de Michel- Angelo-lieder feitelijk onaangeroerd liet. HENDRIK ANDRIESSEN. Ook de Belgische politie treedt op tegen smokkelaars Ook de Belgische politie heeft een on derzoek ingesteld naar de vertakkingen van de smokkelzaak-Braspenninckx in België. Zij is thans overgegaan tot de aan houding van zes personen uit Antwerpen. Tot de gearresteerden behoren drie Belgi sche wielrenners. De smokkelwaar werd vervoerd in ge pantserde auto's, welke werden uitgerust door zekere L. uit St. Lenaarts. Zijn zoon bestuurde deze auto's. Beiden werd in be waring gesteld. De zesde persoon, die werd aangehouden, was A. L. uit Borgerhout, die de overtocht over de grens organi seerde. De parketten van Antwerpen en Breda hebben aan de Belgisch-Nederlandse grens te Zundert-Zandvliet, waarlangs de toch ten met de geblindeerde smokkel wagen steeds ging, een onderzoek ingesteld. Al gemeen is men de opvatting t«rc'! i;:n. dat de gehele smokkelgroep, waarvan de wiel renner Braspenninckx een der leiders was, is opgerold.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 5