c (hefarme! 3 Rattenbestrijding De 9 Muzen had een bevredigend resultaat De Haarlemse Paardentram begon 70 jaar geleden te rijden Poolse schilders bii Leffelaar Wat Chrispijn mij vertelde van de oude tijd ZATERDAG 10 APRIL 1948 ARTHUR VAN SCHENDEL: Menschen en Honden. (I. M. Meulenhoff, Amsterdam). Wie zich er over verbazen mocht, dat in van Schendel's nalatenschap een met zo veel zorg gekozen verzameling' citaten en boekfragmenten uit alle eeuwen (ook van hem zelf) aanwezig bleek, die betrekking heeft op de vertrouwelijke omgang tussen mens en hond, is het wellicht ontschoten, dat van Schendel's „verdwaalde en verlief de zwerver" Tamalone gestalte uit zijn jeugdperiode al vergezeld ging van een hond; en mogelijk ontging hem het in be perkte oplage verschenen boekje „Huon of over den Hond", waarin, verhalend in het beschouwelijk proza, van Schéndel eigen, een bescheiden deel werd verwerkt van het met zoveel speurzin en liefderijke ge negenheid voor 's mensen trouwe vriend vergaarde materiaal. We weten het wel: hoe in sprookjes en fabels, in mythen en volksmond het de hond is geweest, die onder de dieren werd uitverkoren, de mens op zijn vaak onher bergzame tocht door het leven het onbaat- zuchtigst tot makker te dienen. Waarom zou men uit de vele veronderstellingen omtrent de verwantschap tussen mens en hond niet de voorkeur geven aan die éne, welke van Schendel kiest en het er voor houden,'dat er in de dagen der Schepping twee wezens waren, boven anderen met verstand begaafd, waarvan de ene, de hond, uit drang om lief te hebben, en de andere, de mens, uit zucht tot heersen, gestalte aannam? De hond werd vereeuwigd in het ster- rebeeld van Orion, die machtige jager, die door D'iang vanwege zijn liefde voor Eos, Godin van de Dageraad, werd gedood, maar van Venus een onvergankelijke plaats aan^het hemeli-uim kreeg, verge zeld van zijn honden. Heiligen hoe vaak worden ze niet afgebeeld met een hond als symbolische begeleider: S. Rochus bij voorbeeld, de schutspatroon der pestlij ders, die, toen hij zelf aangetast was door de schrikwekkende ziekte en daarom ver bannen uit zijn stad, gevoed werd door zijn hond. Men kent de verering van de Franse natuurvorser Buffon, die ondanks zijn koel-wetenschappelijke betoogtrant zulke warme woorden (opgenomen in deze bloemlezing) wist te vinden waar het onze getrouwe viervoeter betreft, voor de hond, die hij „een voorbeeld voor dè mens" noemde, een voorbeeld, omdat hij alle warmte van het gevoel kent en meer dan de machtige tweebeen de trouw, de stand vastigheid in genegenheid. En vanwaar die di-ang, die onbedwing bare behoefte"aan de nabijheid van een zo menselijk-vertrouwd wezen als de.-hond, in de velen op wie de taak van het schep pend werk rust? Alexander Dumas' gast vrijheid voor zwervende honden is legen darisch en wie weet er niet van de mar meren zuil, die Verdi liet plaatsen op het graf van zijn geliefde* dierlijke vriend, en van het fijnzinnig-veelzeggend antwoord dat hij gaf op de vraag, welke kunstenaar daar wel begraven lag? „Geen kunste naar", zei hij: „mijn hond maar dat is dikwijls hetzelfde". Men herinnert zich de grafsteen, die Byron oprichtte op de rust plaats van zijn bevriende „Boatswain"; de ijver waarmee de schilder Millet de be roemde Pasteur onthqpd om zijn zieke hond te genezen; Dickens' onafscheidelijke „Sultan" uit het ras der Spaanse mastiffs, die, hoe zacht en aanhankelijk voor zijn meester, zóveel schade aanrichtte, dat hij moest worden afgemaakt. En Pope's „Bounce" behoedde de Engelse dichter, die door zijn felle hekelzucht van meer dan één zijde gevaar I^ad te duchten, voor een moordaanslag. Ze zijn allen herdacht in deze bundel, de trouwe kunstenaarsmak kers. Maar één voorftl: de hond uit R. N. Roland Hoist's „Overpeinzingen van een Bramenzoeker", dit nauwelijks vindbare en kostelijke boekje, dat nog geschreven kon worden in tijden, waarin er oor was voor het innigst zielsgeluid dat alleen in de stilte hoorlgaar is, en waar het peinzend- wijs heet: „Ja, juist wanneer gij, meer af gekeerd en zelfvervulder zijt, wanneer de herfstkleurige stilte in u, ver nog van winterse onttakeling u tot een te licht ge wonnen vrede neigen doet, ja juist in dat levenstijdperk wens ik u een hond toe tot gezel, ook wel omdat ge troost behoeft allicht, maar veel eerder oog, omdat het heilzaam is, dat naast u een hartelijk we zen leeft, dat niets weet van wat gij hebt bereikt, noch maalt om wat ge bereiken wilt, dat wat gij gewichtig acht niet telt, en veeleisend als hij is, u nimmer spaart. doch telkens overwint", diepzinniger woorden dan ze bij het eerste lezen lijken. Wat is het dan, dat vooral kunstenaars zo van harte bindt aan de viervoetige metgezel? Schopenhauer niet genoemd in deze bloemlezing wist, er van: om/aan de eenzaamheid de mens verlatenheid te ontnemen, beveel ik de omgang aan met honden, aan welker mo rele en intellectuele eigenschappen men wel altijd vreugde zal'beleven"; en daar mee doelt hij op diè eenzaamheid, die hij zelf zo goed kende en van eendere aard is als Baudelaire's pijnlijk gevoel van ver wantschap met de paria-hond, de zwerver: Onrustig, gejaagd? Mijnhardt's Zenuwtabletten sterken en kalmeren Uw zenuwen. „Ik zing van de rampzalige honden, die met knipperende en wijze ogen tot de verlaten man hebben gezegd: Neem me bij je, misschien maken we samen van ons beider ellendigheid een soort van geluk". En van Schendel-zelf? Hij kon als het moest schrijven te midden van alle be drijvigheid vanuit zijn diepste terugge trokkenheid. En juist deze laatste zal het geweest zijn, die hem de vriendschap leer de waarderen van de nooit teleurstellende viervoetige vriend en hem deze unieke verzameling van getuigenissen omtrent de verknochtheid tussen „mensen en dieren" deed aanleggen. „Door het verstand van de hond bestaat de wereld", aldus luidt een uitspraak van de Iraanse wijsgeer Zarathustra, aan dit boek als motto meegegeven. Mogelijk is het zo. En wellicht dacht Baudelaire deze „filosofen op vier poten", ter beloning van zoveel goed, een afzonderlijk paradijs toe, omdat hij wist wat het betekende, „thuis komend, terug uit de wereld der mensen, bitter over het eeuwig te veel aan woor den het innerlijk vertrouwen doorschoten en geknauwd", te worden opgewacht door de zwijgzame vriend, met welke woorden R. N. Roland Holst eens zijn honden vriendschap beleed. C. J. E. DINAUX. Schevenings muziekconcours trekt velé buitenlanders Het muziekconcours, dat van 19 tot 29 Mei te Scheveningen zal worden gehouden, zal een wel bij uitstek internationaal ka rakter dragen. Tot nu toe is naast de 40 Nederlandse deelnemers nog een groot aèntal inschrijvingen ingekomen uit de volgende landen: Hongarije, Oostenrijk, Tsjechoslowakije, Spanje, Roemenië, Grie kenland, Polen, Frankrijk, Engeland, Zuid- Afrika, Zwitserland, Italië, België en de Scandinavische landen. Ook uit Noord- en Zuid-Amerika verwacht men veel deel nemers. In Argentinië en Brazilië worden zelfs voor-concoursen gehouden, teneinde de beste artisten naar Scheveningesi af te vaardigen. Culturele verenigingen als „Ne derland-Frankrijk", „Alliance fran?aise", „Nederland-Engeland", „Nederland-Zwe den" en „Nederland-Zwitserland" zullen haar medewerking verlenen om de jeug dige musici wat meer te laten zien van en wat meer te vertellen over Nederland. In de gezondshcidstoestand van Prins Bernhard is verbetering ingetreden. De' be handelende arts acht echter een verlenging van de voorgenomen rustperiode noodzake lijk. Vermoedelijk zal de Prins in April zijn werkzaamheden nog niet kunnen hervatten. Werken van Pjjper over Franse zenders. Donderdag 15 April van 19.07 tot 20 uur zal de Franse omroep- (431 m.) een uitzending wijden aan de Nederlandse componist Willem Pijper. Aan dit concert, dat zal worden inge leid door Frank Onnen. werken mede de zangeres Noëmie Perugia, de pianisten Ginette Doyen en Hélène Pignari en het Lespine-strijkkwartet. Duvivier naar Bali. De Franse film regisseur Julien Duvivier. die onder meer Carnet- de Bal op zijn naam heeft staan, zal binnenkort naar Bali vertrekken om een film in kleuren op te nemen. Charlotte Kohier naar Parijs. De Neder landse voordrachtkunstenares Charlotte Kohier zal 27 April te Parijs voor de Neder landse kolonie optreden, bij welke gelegen heid het Spaanse volksverhaal „Frasquita' van Pedro de Alarcon zal worden voorge dragen. Jef Last 50 jaar. Onder voorzitterschap van oud-minister prof. dr. ir. W. Schermer- horn is een ere-comité gevormd, dat de schrijver Jef Last bij zijn 50ste verjaardag op 2 Mei een blijk van belangstelling'Wil doen toekomen. Daartoe zal in de eerste plaats een tentoonstelling van zijn werken worden ge organiseerd in de kunstzaal „de* Krulle" te Amsterdam. Bovendien wordt in overleg met de jubilaris een geschenk aangeboden, dat hem in de gelegenheid zal stellen zijn Chi nese studies te voltooien. Thans bestaat gevaar voor veldmuizenplaag Met vijf en een half millioen giftige broodblokjes, elk van vijf gram, is men in de afgelopen winter in een gebied, dat drie-vijfde van ons land beslaat, de bruine rat te lijf gegaan. De resultaten van deze verdelgings actie, voorzover thans geregistreerd, zijn zeer bevredigend. In totaal hebben 610 gemeenten aan de actie deelgenomen. Van 472 gemeenten zijn de vragenlijsten ontvangen. Daarin werd' gevraagd hoe de totale indruk dei- actie geweest was. De totale indruk bleek in 109 gemeenten zeer goed te zijn, in 253 goed, in >1 vol doende, in 32 matig en in 7 slecht. Dat betekent dat 78.81 pCt. zeer goed geacht moet worden. Voegt men daaraan toe de gemeenten, waar de resultaten voldoende Uit Haarlems verleden Nu wij in deze tijd in Haarlem en om streken in onzekerheid zijn of de elctrische tram verdrongen zal worden door de auto bus, is het wel aardig te herinneren, dat het dit jaar juist 70 jaar geleden is, dat de paardentram hier ging rijden. Dat was voor die tijd een gebeurtenis. De 'lijn liep van het Stationsplein naar de Hout nabij „de Hertenkamp. De remise stond in de Rozenstraat, terwijl de stallen in de Baljuwslaan gevonden werden. Dit rit werd in ongeveer 12 minuten volbracht. Aanvankelijk moest vijf cent betaald worden per sectie (StationGrote Markt en Gr. Markt—de Hout), maar later werd het vijf cent voor het gehele traject. Een winstöbject is de tram nooit geweest, als een goed jaar gemaakt werd kbnden enige procenten dividend aan de aandeel houders betaald worden. Aanvankelijk had het comité dat voor de tram ijverde nog al tegenstand te over winnen, want er waren velen die vreesden dat de veiligheid van het verkeer in de hoofdstraten ernstig in gevaar zou ko men als de tramwagens, soms door twee paarden getrokken, langs de ijzeren baan Zolang de utiliteit nog hand in hand gaat met de Nederlandse schoenen- fabricage onder waak zaam geleide van een schoenenbon valt erjn de modellen en materia len die op de schoenen- markt komen weinig ge raffineerde luxe te be speuren. In Parijs, waar ook nog lang niet ieder een zoveel schoenen kan kopen als hij zou willen, beginnen de mode-ont werpers toch reeds bru tale pogingen in de richting der voor-oor- logse extravagantie 'te doen. Het bekleedsel van de elegante vrouwen zoet. dat op bijgaand plaatje wordt aangepast is wel zeer uitzonderlijk en bewerkelijk bij hei aantrekken. Het wekt herinneringen aan de sierlijke Romeinse kuit banden madr of het aller bewondering zal wegdragen staat te be zienHet is hier weer zo als altijd: Wie de schoen zouden snellen. Als men de mensen van 1878 eens had kunnen laten zien, hoe 60 jaar later de grote Leidse diensten door dezelfde straten zouden gaan rijden. De kleine wagentjes van de paardentram zouden daarbij in het niet gezakt zijn! De tegenstand tegen de paardentram was gauw overwonnen. De koetsiers en conducteurs werden van alle passagiers oprechte vrienden. Vaste halten kende men niet, de tram stopte voor elk huis dat een passagier opgaf. Met alle wensen werd rekening gehouden. Een conducteur had er niets op tegen voor-een mevrouw" op de Di-eef even te stoppen, niet omdat zij wilde meerijden, maar om een briefje met een bestelling voor een winkelier in de stad mee te geven aan de conducteur. Dit spaarde tramgeld uit, maar de heer des huizes constateerde af. en tóe, dat de si garen in zijn kistje gauw slonken! Als het koud was kregen de koetsiers ^n conducteurs van enkele bewoner? van de straten waardoor de tram reed, warme koffie of thee. De passagiers konden wgl even wachten. Het leven was toen nog niet zo gehaast! De tram had zijn vaste klanten, die pre cies op tijd aan het station moesten zijn. De koetsiers stonden al naar hen uit te kijken. Waren zij 'een enkele keer over tijd, dan werd even gewacht. Soms belde de conducteur „of m'nheer al klaar was". Kinderen liet men zonder bedenking alleen reizen. De moeder leverde ben af aan de conducteur en die zorgde dat zij werden afgeleverd aan het opgegeven adres. O, heerlijke, gemoedelijke tijd! Toen de eléctrische tram ging rijden kon slechts het jonge personeel door de nieuwe onderneming overgenomen, worden. Er werd toen een comité uit de burgerij ge vormd om voor de tram-veteranen te zorgen. Uit het feit, dat dit comité veel medewerking kreeg, kwam opnieuw uit, Over Muziek waren, dan komt men tot een percentage van 91.74. Nu de strijd tegen de ratten achter de rug is, bestaat er vrees voor een veldmuizenplaag. Het aantal veldmui zen was in het begin van dit jaar groter dan normaal. Om de vier a vijf jaar pleegt er een muizenplaag op te treden. Aangezien er in 1943-1944 een in ons land geweest is, was men bang voor een herhaling. Wanneer er een droog jaar komt zou een dergelijke plaag catastrofaal kunnen worden. De veldmuizen richten grote vernielingen aan aan het wintergraan en aan het win- terkoolzaad, voorts aan het gras- en hooi land en aan landbouwgewassen. Bij de vo rige veldmuizenplaag werd speciaal het stroomgebied van de grote rivieren ge troffen met een uitloper in Westelijk Utrecht. De plaag zou ook kunnen optreden in Friesland. In 1943 hadden de diertjes zich genesteld in de Afsluitdijk en in de polders tussen Den Bosch en Grave, daar na in Maas en Waal en de Betuwe. In 1944 traden zij op in het Hollandse en Utrechtse polderland. In* veel gevallen was hierdoor de hooi-opbrengst slechts 30 pCL van de normale opbrengst. Een eenvoudige be- strijdingsmethode is die door middel van zogenaamde muizentarwe, welke methode de goedkoopste is. Bestrijding is thans van belang, omdat men op het ogenblik met minder bestrijdingsmiddel toe kan en bovendien, is thans de toepassing minder tijdrovend, omdat het gewas nog niet hoog is. Er zijn al bestrijdingen geweest dooi de tuinders van de Wieringermeer bij Me- demblik. Waar dit geschied is blijkt in de wortel- en aardappelkuilen geen schade te zijn aangericht. Wie niet mee heeft ge daan moest ervaren, dat zijn terrein dik onder de muizen zat. Waar de veldmuizen plaag in 1943 opti-ad was het wintergraan en het winterkoolzaad finaal weg; er kwam niets van terecht. Tijdige bestrijding biedt voordelen, omdat het aantal muizen nog gering en de schade dus nog beperkt is. Omdat het gewas nog laag is, zijn de gaten gemakkelijker te zien. Nu hebben de be- betrokkenen meer tijd voor de verdelging beschikbaar. Vier beroemde genees middelen in één tablet. Bij griep, verkoudheid, tegen alle pijnen enz., Is CHEFARINE „4" een bijzonder krachtig maar toch weldadig middel, want hét bevat vier werkzame bestanddelen, stuk voor stuk In de gehele wereld al beroemd. Eén bestanddeel - Chefarox - zorgt dat, al is de werking zeer krach tig, zelfs een gevoelige maag niet van streek raakt \'f sen personeel en passagiers. De veearts Van Oyen had het toezicht op de paarden. Hij wijdde daaraan veel zorg, maar had dan ook de voldoening, dat het algemeen erkend werd, dat de tram uitstekende paarden had. DIRECTEUR RIJKSLUCHTVAART SCHOOL GAAT HEEN De heer J. A. Bach, directeur van de Rijksluchtvaartschool heeft per 1 Juni ontslag uit deze functie gevi-aagd. De heer Bach, die in zijn lange vliegersloopbaan een totaal van 7500 vlieguren heeft behaald op vrijwel alle vliegtuigtypes, die Nederland heeft gekend, zal vóór zijn afscheid van de school nog een Beechcraft-vliegtuig uit Amerika via Groenland en IJsland naar Nederland vliegen. Daarna zal hij zijn tandartspraktijk hervatten. Behalve als vliegbr heeft de heer Bach ook bekend heid gekregen als oprichter en hoofd redacteur van het tijdschrift „Vliegwereld". Ton cclherinneri ugen en toneelpo.t fretten Kimstgemeenschap vertoont avant-garde films Zondagmorgen geeft de Haarlemse Kunst gemeenschap in het Luxor Theater een vqorstelling van het bekende Tsjechische filmwerk „Extase". Er is evenwei vooral een belangwekkend voor-programma. Vertoond worden enige avant-garde films n.l. „Fait divers" van Claude Autant-Lara en Walter Ruttmann's „Opera 2, 3 en 4". Dr. Menno ter Braak schrijft in zijn boekje „De absolute film" over de „Opera": „Drie korte en slechts met abstracte 'mid delen gemaakte filihs, product van moei- •zaam atelierwerk, drie documenten van de mogelijkheden der filmkunst. Het zijn ideale composities van beeldvlakmuziek, beknopte scheppingen van een koele fan tasie. Opus 2 boeit door de prachtige week heid der romantische motieven, opus 3 is ruwer, zwaarder, rechtlijniger, in Opus 4 openbaart zich Ruttmann het duidelijkst: in zijn snel meeslepend tempo en zijn voor beeldige bewerking van het ratelende li neaire en breed vloeiende gebogen thema, is het „muzikaal" volkomen overtuigend." In Autant Lara^s „Fait divers" zijn de rhytmische associaties geheel dienstbaar geworden aan de psychologische. Opvallend is de bezieling die de dode voorwerpen door het oog van de camera eigen is geworden. Chrispijn ik schreef dit reeds in mijn vorig artikel was een geestig cau seur. Wanneer hij goed „los" kwam en begon te praten over het toneel uit de goede, oude tijd, dan was het door zijn amusante manier van voordragen, zijn levendige gebaren en steeds bewegelijk ge- .zicht, of hij een rol uit een of andere comedie voor mij speelde. In een mijner eerste artikelen in deze reeks heb ik reeds geschreven, wat Chris- pijn over het spel en vooral het spreken van de groten uit zijn jonge tijd mij had verteld. In het spreken van artisten als Morin, mevr.' Kleine-Gartman, Christine Stoetz, Louis Moor, Veltman, Van Zuylen, Rosier Faassen en de Haspelsen was dik wijls een natuurlijkheid en een eenvoud, waaraan volgens Chrispijn de artis ten van latere, generaties een voorbeeld zouden hebben kunnen nemen. En zij waren altijd heel anders dan de soms zo broddelende acteurs en actrices van tegenwoordig in alle hoeken van vde schouwburg verstaanbaar. Maar zo waren ze lang niet allen. „Je had'er ook bij" zo vertelde Chris pijn mij eens, „die zo rhetorisch en hol- pathetisch spraken, dat je er de stuipen van op het lijf kreeg. Ik herinner mij, dat ik als jong broekje een rel had van een bediende, die een toen heel beroemd acteur in het stuk zijn jas moest afnemen. De „grote" man liep over het toneel als een krankzinnige te ijsberen en zei zijn tekst .met een pathos en een holle keel klank, dat je er akelig van werd. „Moet ik van die krankzinnige de jas aannemen?" vroeg ik in mijn naïveteit aan Ketman, de regisseur. Ketman proestte het uit en vijf minuten later wisten- allen, Veltman, me vrouw Kleine en de anderen, wat ik ge zegd had.' Ik had de grote man blijkbaar precies gekarakteriseerd". Op eens ging Chrispijn. die altijd van de hak op de tak sprong, als hij het over het toneel van vroeger had, op een ander chapiter over. „Men spreekt tegenwoordig van theater- versnippering, maar in de jaren, toen ik aan het toneel kwam zo ongeveer 1875 waren er misschien evenveel gezel schappen. Je had in Amsterdam de „Ver enigde Tonelisten" onder Stumpf en Velt man, die in Amsterdam het Grand Théatre in de Amstelstraat bespeelden en bij welk gezelschap ik mijn eerste engagement kreeg. Dan was er in Amsterdam dat prachtige ensemble van Albrecht en Van Ollefen, dat zijn opvoeringen gaf in de Stadsschouwburg. In Den Haag had je de troep van Valois, waarbij Rosier Faassen en de Haspelsen waren. Verder was er nog het gezelschap van Boas en Judels waar toe de Bouwmeesters behoorden dat uit twee afdelingen bestond, één voor blij spelen en één voor draken. Verder in Am sterdam een operette-troep onder Henri Morriën, die in Tivoli in de Nes speelde en. het blijspel-ensemble van Prot, dat in Frascati zijn opvoeringen gaf. En behalve al die toneelgezelschappen was er een Franse opera in Den Haag, een Duitse in Rotterdam en later een Hollandse onder De Groot in Amsterdam." Met enthousiasme sprak Chrispijn altijd zoals trouwens alle oude toneelspelers en toneelspeelsters over de oude heer Abraham van Lier, de vader van de nu ook reeds lang overleden drie gebroeders Van Lier. „Dat was een buitengewoon directeur'en een buitengewoon impressario. Van Lier liet alle beroemde buitenlanders naar Hol-, land komen. In die tijd dachten de buiten landers er niet over in de Stadsschouwburg op te treden. Men kwam in het Grand Théatre. Zelf engageerde Van Lier een Duitse en een Franse troep, die hier in Am sterdam geregeld speelden en de stukken instudeerden, waarin de buitenlanders op traden. Alex Sqalborn de vader 'van Louis Saalborn was regisseur van de Duitse troep. Wanneer 'n acteur als Possart bijvoorbeeld naar Holland zou komen om er de rebbe Sichel in Vfiend Fritz te spelen, Tot 24. April exposeren bij Leffelaar, Grote Markt, elf Polen. Het is een goede gedachte van de Kunsthandel om ons ook eens te laten kennismaken met, zoals het dat er een hechte band was ontstaan tus- j bulletin vermeldt, het culturele trait i d'union tussen Oost en West. Of dit hele maal waar is betwijfel ik. Er is namelijk niets bijzonder Pools noch Oosters aan dit werk. Het is in 't algemeen, net als overal tegenwoordig, overgoten met de saus van gebruikelijke moderne effecten. Niettemin zijn er dingen te zien, die onze belangstel ling waard zijn. Het belangrijkste is voor mij de „Poolse Bedevaart" van Wojcieck Weiss, die goed gecomponeerd is en van een schone Jdeur-gebondenheid. Als het verschiet even voortreffelijk was als de rest zou ik het een uitnemend schilderij noemen, ook om zijn originaliteit. Origineel zijn deze Polen overigens niet. ook niet nieuw, want wat we tegenwoordig behoren te verstaan onder modern begint zo lang zamerhand al ouderwets te worden. Dit gangbaar-moderne dan vinden we in „Strand" van Matuszcak met zijn eigen aardig handschrift en in „Wasdag" van Mackicwicz. Het is mijn schuld niet, dat deze collega's van het trait d'union zulke halsbrekende namen hebben. Het „Poolse boerinnetje" van Wladyslaw Jarocki kon van een Noor zijn. 't Is goed geschilderd. Adam Marczynski en Filip Kiewicz zijn er met vermeldenswaardige „Stillevens" en Frederik Pautsch met een in felle gloed geschilderde „Poolse boer" en het „Gezicht op Kossow", dat ongetwij feld atmosfeer heeft. Volstrekt niet de sterkste is Mieszko Jablonski, maar hij biedt de meeste stof voor bespreking. Hij is beminnelijk-oppervlakkig, heeft maling aan stofuitdrukking, kan soms als in „Privé-secretaresse" en in „Bloemstilleven" heel fijn zijn, maar zweeft met een haast slaafse voorkeur rondom het aureool van wijlen de grote Franse meester Auguste Renoir. Dit is het dan ook, dat hem de Franse allure geeft. Renoir is teer als een bloem, Jablonski is frivoler. De gesublimeerde burger-schilder Renoir met zijn charmante, verleidelijke leegheid, ongecompliceerd van aard en wezen, alleen maar het métier aanbiddend, heeft zich met dit alles eèn plaats veroverd op de Olympus der schilders. Hij heeft een eigen stijl, die in ieder geval uniek is. Daaromheen dartelt Jablonski, zich niet bekommerend om het métier, in suiker zoete tinten rond, te bescheiden om wel lustig te worden genoemd, allervriende lijkst met een ongevaarlijke koketterie. We kunnen er van denken wat we willen, maar Mieszko Jablonski weet hoe hij het moet aanleggen óm de aandacht te vragen zonder al te goedkope reclamemiddelen te gebrui ken. Al zijn het niet allemaal lofprijzingen, dit staat vast: als men over een kunste naar zoveel kan praten is dat toch wel een bewijs voor de waarde van zijn persoon lijkheid. Jablonski maakt ons nieuwsgierig naar Jater werk in volkomen vrijheid ontstaan. Het „zelfportret" van Joz. Mieszkowski „neem-ik-niet" Het is kolder of het nou uit Het Oosten of het Westen of uit het hartje van Polen komt. HERMAN MOERKERK EEN SLEEP SCHUILT VOOR SLECHT WEER. De sleepboot „Blankenburg" van L. Smit en Co.'s Internationale Sleepdienst, die met twee bakken op sleeptouw van Rotterdam onderweg was naar Sfax, is wegens slecht weer achter het eiland Wight ten anker gegaan en wacht beter weerberichten af. stuurde hij vooraf zijn Duits regieboek. Saalborn studeerde met de troep' in Am sterdam het stuk in en Possart behoefde maar één of twee maal te repeteren om met het Amsterdamse ensemble op te tre den. Zo liet Van Lier artisten als Seebach, Junkermann, Ludwig Barnay, Carl Tiefel, Mitterwiirzer, Clarè Ziegler, Coquelin. Sarah Bernhard en anderen naar Holland komen en het Grand Théétre was onder hem het centrum van de goede toneelkunst in Amsterdam." Op mijn vraag, of hij nog op een toneel school was geweest, antwoordde Chrispijn: „Ja, maar niet op de toneelschool van het Toneelverbond. In mijn tijd was er een toneelschooltje van het Nut van het Alge meen. Ik kreeg taalles op het Westerplein, schermles op de Prinsengracht, gymnastiek weer heel ergens anders, je moest heel Amsterdam doorrennen^om van de ene les naar de andere te komen. Maar het eigen lijke vak, het toneelspelen, leerde ik op de planken van mevrouw Kleine, Veltman en Ketman. Ketman was mijn eerste regisseur en een uitstekende, dat verzeker ik je. Ketman hij schreef ook onder de naam van Floris van Wesiervoorde was een uitmuntend leider. De arme kerel is later te Antwerpen in de komedie in het donker van een trap dood gevallen". Heel veel heeft Chrispijn me nog verteld. Van zijn reizen, eerst naar Londen in 1880 met het gezelschap Le Gras en Haspels, waar ze bijna uitsluitend Hollandse stuk ken als Janus Tulp van Justus van Maurik, Zwarte Griet en Annemie van Rosier Faas sen speelden, en later in 1895 met de Tor neelverenigin'g naar Berlijn. Twee jaar was Chrispijn nog costumier geweest, toen hij niet mocht spelen, omdat de dokters hadden verklaard, dat hij t.b.c. had. „Maar toen ze mij hadden gezegd, dat een gezonde kerel als ik geen t.b.c. kon hebben, verklaarden ze mij beter en een week later stond ik al weer op de planken in Rotterdam bij het gezelschap van Alex Faassen en Van Korlaar. Dat is, geloof ik. de gelukkigste dag van mijn leven geweest. Want als je eenmaal voor het toneel gebo ren bent, dan wil je er ook op sterven". J. B. SCHUIL Etudes Alles wat de pianomuziek bevat aan melodie, harmonie en rhythme moet door tien vingers op het klavier tot klank wor den gebracht. Met de klank begint de muziek. De verwachting van de schoon heid kan als een vreugdevolle reis vol overweging volgen. Het is waar dat ver wachting en herinnering in zekere zin de werkelijkheid kunnen overvleugelen, maar even zeker is het dat de reële klank het doel en de bevrediging van de reis is. Deze tien vingers moeten wonderen verrichten. Is het met het vingerspel op het klavier niet enigszins als met het zien van de ogen? Tot op.de grens van de betoverende afgrond is de lichamelijke arbeid te ver klaren, maar over de grens heerst de schoonheid.- Men weet dat de speciale kunst van het piano-spelen' begint met Chopin en Liszt. Wat zouden wij er wel niet voor over hebben, eens naar de tijd van honderd jaar geleden terug te vliegen om te kunnen luisteren naar wat de handen van Chopin konden oproepen. Sinds Lisv.fc en Chopin zijn de piano's steeds verbeterd, maar evenals de mechaniek der instru menten steunt 'de moderne techniek der pianisten op wat men kende en begreep in de dagen dier kunstenaars. Techniek is toegepaste kennis der na tuur. Voorzover dit het piano-spelen be treft moet dus de speler kunnen rekenen op de doelmatige geschiktheid van zijn handen en van het instrument. De aan houdende zorg voor deze geschiktheid be hoort tot het wezenlijke van de pianisti sche studie; maar de drijfveer voor deze studie is tyet bereiken van dc muzikale schoonheid van de klank in ieder tempo. Niet alleen de harmonife en de melodie, ook het rhythme moet in de klank ver wezenlijkt zijn, want iets anders dan de klank bestaat niet. Er zijn altijd pianisten geweest, die door de aard van hun wezen zich tot de technische studie bleven be palen; zij bereikten dan zelf wel niet het doel der studie, maar verschaften de mid delen aan allen, die naar het doel streef den. Hun werk had dus altijd alle reden van bestaan. In Chopin's tijd waren het bijvoorbeeld Hummel. Moscheles en Czerny. Er gaat geen licht van emoties voor ons op als wij deze namen lezen, maar het is toch waar dat de technische kennis dezer pianisten van grote betekenis was. Ik mag niet vergeten, hierbij de oudere Clementi te noemen, die in Mo zart's tijd beroemd was om zijn formidabel klavierspel. Mflzart schijnt de practijk van zijn kunde gewaardeerd te hebben, maar hij was niet blind voor de spektakel-kant van de presaties. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een brief van Mozart aan zijn zuster (op 7 Juni 1783) waarin hij Clementi be schrijft als een „ciarlatono", „bekwaam in het welslagen van tertsengangen, omdat hij er dag en nacht voor gezweet heeft. maar zonder stijl, smaak of sentiment". Maar niemand kan zonder nauwkeurige technische oefening iets bereiken. Geldt dit alleen voor virtuozen? Neen, dit geldt voor iedereefl, die graag mooie muziek wil spelen; dit geldt voor alle leeftijden en op de eerste plaats voor de kinderen. Het komt er maar op aan hoe men de jeugd kan winnen voor de ontwikkeling van het spel: clit is een vak op zichzelf! En nu komt het nare'woord Etude ter sprake en iedereen denkt nu meteen aan de nooit versleten koning dezer oefeningen- Carl Czerny. Deze Czerny werd in 1791 te Wenen geboren; hij had eerst lessen van zijn vader, daarna van Beethoven. Hij componeerde meer dan 1000 werken, maar werd wereldberoemd alleen door zijn études. Hij behoorde tot de zogenaamde Weense school in de opvattingen der kla- vierteehniek, waartoe het bereiken van een heldere toon en een lichte vingervlug heid op de eerste plaats behoorden. Liszt behoorde enige tijd tot zijn vele later vermaarde leerlingen. Men kan natuur lijk zonder vrees voor overdrijving de muziek van Czerny een droge zaak vinden, maar het zuiverrmechanische doel dezer études kan juist goed bereikt worden om dat men niet afgeleid wordt door enige emotie. Etudes moet men studeren met een zeker gemoedelijk fanatisme', in het volle bewustzijn dat het een fijne gymnastiek is. Zodra de toepassing komt in bij voorbeeld een sonate van Haydn of Mozart, moet in het muzikale hart het licht ontstoken worden en dan profiteert men van de vorderingen van de hand. Sommige dilettanten, die deze zaak hel der inzien, maken nochtans op een zeker ogenblik in hun hoofd een rare sprong. Zij concluderen: ik bereik nooit het vol maakte doel, dus ik sueel niet meer. Dit lijkt mij een principiële fout. Ten eerste bestaat, menselijkerwijs gesproken, het volmaakte doel niet; ten tweede spreekt hier een geheime'hoogmoed, die een ge zonde liefde voor het musiceren verdringt. Men moet zoveel mogelijk en vooral zo doelmatig mogelijk studeren, maar men moet niet wachten met te musiceren. De muziek bestaat voor elkeen, die behoefte heeft aan musiceren en zij is geen voedsel om alleen docfr virtuozen verslonden te worden- Want verslinden doen zij dikwijls, die virtuozen. Weinigen dazfr klaviertij- eers beheersen de houding ten opzichte der schoonheid. Er zijn er, die drie klavier- concerten op een avond met een orkest bevechten en de volgende avond in een Nocturne van Chopin een stupide nuchter heid aan de dag leggen. Men kan namelijk ook in de muziek het doel voorbij schieten. HENDRIK ANDRIESSEN. ENGELSE MAATKLEDING VOOR ONS LAND. Het zal in de loop van dit jaar weer mogelijk zijn, om in beperkte mate Engejse maatkleding te betrekken. Daarmee wordt voor het eerst na de oorlog dit onderdeel van de kledinghandel met Engeland weer gecontinueerd. Het dit jaar tussen Engeland en Neder land gesloten handelsverdrag houdt name lijk een bepaling in, dat ons land voor een zeker bedrag, dat op ongeveer 10.000 pond sterling kan geschat worden, Engelse maatcostuums zal betrekken. De wijze van uitvoering wordt nog na der geregeld. Uiteraard dient men bij de aanschaffing van een dergelijk maatcos- tuum ook zijn textielpunten in te leveren. Over enige tijd zal worden bekend ge maakt op welke wijze tot het betrekken dezer kleding zal kunnen worden overge gaan. BELGISCHE AMBTENAREN BEZOEKEN LISSE. Een aantal ambtenaren van het Belgi sche ministerie van Economische Zaken brengteen bezoek aan Nederlandse col lega's in Den Haag. Maandag gaat het gezelschap per trein naar Lisse, waar, na een ontvangst door minister Van den Brink en de burgemeester van Lisse, een bezoek aan de bloembollen- velden zal worden gebracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 5