c
(hefarme!
3
Rattenbestrijding
De 9 Muzen
had een bevredigend resultaat
De Haarlemse Paardentram
begon 70 jaar geleden te rijden
Poolse schilders
bii Leffelaar
Wat Chrispijn mij vertelde van de oude tijd
ZATERDAG 10 APRIL 1948
ARTHUR VAN SCHENDEL: Menschen en Honden.
(I. M. Meulenhoff, Amsterdam).
Wie zich er over verbazen mocht, dat in
van Schendel's nalatenschap een met zo
veel zorg gekozen verzameling' citaten en
boekfragmenten uit alle eeuwen (ook van
hem zelf) aanwezig bleek, die betrekking
heeft op de vertrouwelijke omgang tussen
mens en hond, is het wellicht ontschoten,
dat van Schendel's „verdwaalde en verlief
de zwerver" Tamalone gestalte uit zijn
jeugdperiode al vergezeld ging van een
hond; en mogelijk ontging hem het in be
perkte oplage verschenen boekje „Huon of
over den Hond", waarin, verhalend in het
beschouwelijk proza, van Schéndel eigen,
een bescheiden deel werd verwerkt van
het met zoveel speurzin en liefderijke ge
negenheid voor 's mensen trouwe vriend
vergaarde materiaal.
We weten het wel: hoe in sprookjes en
fabels, in mythen en volksmond het de
hond is geweest, die onder de dieren werd
uitverkoren, de mens op zijn vaak onher
bergzame tocht door het leven het onbaat-
zuchtigst tot makker te dienen. Waarom
zou men uit de vele veronderstellingen
omtrent de verwantschap tussen mens en
hond niet de voorkeur geven aan die éne,
welke van Schendel kiest en het er voor
houden,'dat er in de dagen der Schepping
twee wezens waren, boven anderen met
verstand begaafd, waarvan de ene, de
hond, uit drang om lief te hebben, en de
andere, de mens, uit zucht tot heersen,
gestalte aannam?
De hond werd vereeuwigd in het ster-
rebeeld van Orion, die machtige jager, die
door D'iang vanwege zijn liefde voor Eos,
Godin van de Dageraad, werd gedood,
maar van Venus een onvergankelijke
plaats aan^het hemeli-uim kreeg, verge
zeld van zijn honden. Heiligen hoe vaak
worden ze niet afgebeeld met een hond
als symbolische begeleider: S. Rochus bij
voorbeeld, de schutspatroon der pestlij
ders, die, toen hij zelf aangetast was door
de schrikwekkende ziekte en daarom ver
bannen uit zijn stad, gevoed werd door
zijn hond. Men kent de verering van de
Franse natuurvorser Buffon, die ondanks
zijn koel-wetenschappelijke betoogtrant
zulke warme woorden (opgenomen in deze
bloemlezing) wist te vinden waar het onze
getrouwe viervoeter betreft, voor de hond,
die hij „een voorbeeld voor dè mens"
noemde, een voorbeeld, omdat hij alle
warmte van het gevoel kent en meer dan
de machtige tweebeen de trouw, de stand
vastigheid in genegenheid.
En vanwaar die di-ang, die onbedwing
bare behoefte"aan de nabijheid van een zo
menselijk-vertrouwd wezen als de.-hond,
in de velen op wie de taak van het schep
pend werk rust? Alexander Dumas' gast
vrijheid voor zwervende honden is legen
darisch en wie weet er niet van de mar
meren zuil, die Verdi liet plaatsen op het
graf van zijn geliefde* dierlijke vriend, en
van het fijnzinnig-veelzeggend antwoord
dat hij gaf op de vraag, welke kunstenaar
daar wel begraven lag? „Geen kunste
naar", zei hij: „mijn hond maar dat is
dikwijls hetzelfde". Men herinnert zich de
grafsteen, die Byron oprichtte op de rust
plaats van zijn bevriende „Boatswain"; de
ijver waarmee de schilder Millet de be
roemde Pasteur onthqpd om zijn zieke
hond te genezen; Dickens' onafscheidelijke
„Sultan" uit het ras der Spaanse mastiffs,
die, hoe zacht en aanhankelijk voor zijn
meester, zóveel schade aanrichtte, dat hij
moest worden afgemaakt. En Pope's
„Bounce" behoedde de Engelse dichter, die
door zijn felle hekelzucht van meer dan
één zijde gevaar I^ad te duchten, voor een
moordaanslag. Ze zijn allen herdacht in
deze bundel, de trouwe kunstenaarsmak
kers. Maar één voorftl: de hond uit R. N.
Roland Hoist's „Overpeinzingen van een
Bramenzoeker", dit nauwelijks vindbare
en kostelijke boekje, dat nog geschreven
kon worden in tijden, waarin er oor was
voor het innigst zielsgeluid dat alleen in
de stilte hoorlgaar is, en waar het peinzend-
wijs heet: „Ja, juist wanneer gij, meer af
gekeerd en zelfvervulder zijt, wanneer de
herfstkleurige stilte in u, ver nog van
winterse onttakeling u tot een te licht ge
wonnen vrede neigen doet, ja juist in dat
levenstijdperk wens ik u een hond toe tot
gezel, ook wel omdat ge troost behoeft
allicht, maar veel eerder oog, omdat het
heilzaam is, dat naast u een hartelijk we
zen leeft, dat niets weet van wat gij hebt
bereikt, noch maalt om wat ge bereiken
wilt, dat wat gij gewichtig acht niet telt,
en veeleisend als hij is, u nimmer spaart.
doch telkens overwint", diepzinniger
woorden dan ze bij het eerste lezen lijken.
Wat is het dan, dat vooral kunstenaars
zo van harte bindt aan de viervoetige
metgezel? Schopenhauer niet genoemd
in deze bloemlezing wist, er van:
om/aan de eenzaamheid de mens
verlatenheid te ontnemen, beveel ik de
omgang aan met honden, aan welker mo
rele en intellectuele eigenschappen men
wel altijd vreugde zal'beleven"; en daar
mee doelt hij op diè eenzaamheid, die hij
zelf zo goed kende en van eendere aard
is als Baudelaire's pijnlijk gevoel van ver
wantschap met de paria-hond, de zwerver:
Onrustig, gejaagd?
Mijnhardt's Zenuwtabletten
sterken en kalmeren Uw zenuwen.
„Ik zing van de rampzalige honden, die
met knipperende en wijze ogen tot de
verlaten man hebben gezegd: Neem me bij
je, misschien maken we samen van ons
beider ellendigheid een soort van geluk".
En van Schendel-zelf? Hij kon als het
moest schrijven te midden van alle be
drijvigheid vanuit zijn diepste terugge
trokkenheid. En juist deze laatste zal het
geweest zijn, die hem de vriendschap leer
de waarderen van de nooit teleurstellende
viervoetige vriend en hem deze unieke
verzameling van getuigenissen omtrent de
verknochtheid tussen „mensen en dieren"
deed aanleggen.
„Door het verstand van de hond bestaat
de wereld", aldus luidt een uitspraak van
de Iraanse wijsgeer Zarathustra, aan dit
boek als motto meegegeven. Mogelijk is
het zo. En wellicht dacht Baudelaire deze
„filosofen op vier poten", ter beloning van
zoveel goed, een afzonderlijk paradijs toe,
omdat hij wist wat het betekende, „thuis
komend, terug uit de wereld der mensen,
bitter over het eeuwig te veel aan woor
den het innerlijk vertrouwen doorschoten
en geknauwd", te worden opgewacht door
de zwijgzame vriend, met welke woorden
R. N. Roland Holst eens zijn honden
vriendschap beleed.
C. J. E. DINAUX.
Schevenings muziekconcours
trekt velé buitenlanders
Het muziekconcours, dat van 19 tot 29
Mei te Scheveningen zal worden gehouden,
zal een wel bij uitstek internationaal ka
rakter dragen. Tot nu toe is naast de
40 Nederlandse deelnemers nog een groot
aèntal inschrijvingen ingekomen uit de
volgende landen: Hongarije, Oostenrijk,
Tsjechoslowakije, Spanje, Roemenië, Grie
kenland, Polen, Frankrijk, Engeland, Zuid-
Afrika, Zwitserland, Italië, België en de
Scandinavische landen. Ook uit Noord- en
Zuid-Amerika verwacht men veel deel
nemers. In Argentinië en Brazilië worden
zelfs voor-concoursen gehouden, teneinde
de beste artisten naar Scheveningesi af te
vaardigen. Culturele verenigingen als „Ne
derland-Frankrijk", „Alliance fran?aise",
„Nederland-Engeland", „Nederland-Zwe
den" en „Nederland-Zwitserland" zullen
haar medewerking verlenen om de jeug
dige musici wat meer te laten zien van en
wat meer te vertellen over Nederland.
In de gezondshcidstoestand van Prins
Bernhard is verbetering ingetreden. De' be
handelende arts acht echter een verlenging
van de voorgenomen rustperiode noodzake
lijk. Vermoedelijk zal de Prins in April zijn
werkzaamheden nog niet kunnen hervatten.
Werken van Pjjper over Franse zenders.
Donderdag 15 April van 19.07 tot 20 uur zal
de Franse omroep- (431 m.) een uitzending
wijden aan de Nederlandse componist Willem
Pijper. Aan dit concert, dat zal worden inge
leid door Frank Onnen. werken mede de
zangeres Noëmie Perugia, de pianisten
Ginette Doyen en Hélène Pignari en het
Lespine-strijkkwartet.
Duvivier naar Bali. De Franse film
regisseur Julien Duvivier. die onder meer
Carnet- de Bal op zijn naam heeft staan, zal
binnenkort naar Bali vertrekken om een film
in kleuren op te nemen.
Charlotte Kohier naar Parijs. De Neder
landse voordrachtkunstenares Charlotte
Kohier zal 27 April te Parijs voor de Neder
landse kolonie optreden, bij welke gelegen
heid het Spaanse volksverhaal „Frasquita'
van Pedro de Alarcon zal worden voorge
dragen.
Jef Last 50 jaar. Onder voorzitterschap
van oud-minister prof. dr. ir. W. Schermer-
horn is een ere-comité gevormd, dat de
schrijver Jef Last bij zijn 50ste verjaardag op
2 Mei een blijk van belangstelling'Wil doen
toekomen. Daartoe zal in de eerste plaats een
tentoonstelling van zijn werken worden ge
organiseerd in de kunstzaal „de* Krulle" te
Amsterdam. Bovendien wordt in overleg met
de jubilaris een geschenk aangeboden, dat
hem in de gelegenheid zal stellen zijn Chi
nese studies te voltooien.
Thans bestaat gevaar
voor veldmuizenplaag
Met vijf en een half millioen giftige
broodblokjes, elk van vijf gram, is
men in de afgelopen winter in een
gebied, dat drie-vijfde van ons land
beslaat, de bruine rat te lijf gegaan.
De resultaten van deze verdelgings
actie, voorzover thans geregistreerd,
zijn zeer bevredigend.
In totaal hebben 610 gemeenten aan
de actie deelgenomen. Van 472 gemeenten
zijn de vragenlijsten ontvangen. Daarin
werd' gevraagd hoe de totale indruk dei-
actie geweest was.
De totale indruk bleek in 109 gemeenten
zeer goed te zijn, in 253 goed, in >1 vol
doende, in 32 matig en in 7 slecht. Dat
betekent dat 78.81 pCt. zeer goed geacht
moet worden. Voegt men daaraan toe de
gemeenten, waar de resultaten voldoende
Uit Haarlems verleden
Nu wij in deze tijd in Haarlem en om
streken in onzekerheid zijn of de elctrische
tram verdrongen zal worden door de auto
bus, is het wel aardig te herinneren, dat
het dit jaar juist 70 jaar geleden is, dat de
paardentram hier ging rijden.
Dat was voor die tijd een gebeurtenis.
De 'lijn liep van het Stationsplein naar de
Hout nabij „de Hertenkamp. De remise
stond in de Rozenstraat, terwijl de stallen
in de Baljuwslaan gevonden werden.
Dit rit werd in ongeveer 12 minuten
volbracht. Aanvankelijk moest vijf cent
betaald worden per sectie (StationGrote
Markt en Gr. Markt—de Hout), maar later
werd het vijf cent voor het gehele traject.
Een winstöbject is de tram nooit geweest,
als een goed jaar gemaakt werd kbnden
enige procenten dividend aan de aandeel
houders betaald worden.
Aanvankelijk had het comité dat voor
de tram ijverde nog al tegenstand te over
winnen, want er waren velen die vreesden
dat de veiligheid van het verkeer in de
hoofdstraten ernstig in gevaar zou ko
men als de tramwagens, soms door twee
paarden getrokken, langs de ijzeren baan
Zolang de utiliteit nog
hand in hand gaat met de
Nederlandse schoenen-
fabricage onder waak
zaam geleide van een
schoenenbon valt erjn
de modellen en materia
len die op de schoenen-
markt komen weinig ge
raffineerde luxe te be
speuren. In Parijs, waar
ook nog lang niet ieder
een zoveel schoenen kan
kopen als hij zou willen,
beginnen de mode-ont
werpers toch reeds bru
tale pogingen in de
richting der voor-oor-
logse extravagantie 'te
doen. Het bekleedsel van
de elegante vrouwen
zoet. dat op bijgaand
plaatje wordt aangepast
is wel zeer uitzonderlijk
en bewerkelijk bij hei
aantrekken. Het wekt
herinneringen aan de
sierlijke Romeinse kuit
banden madr of het
aller bewondering zal
wegdragen staat te be
zienHet is hier weer zo
als altijd: Wie de schoen
zouden snellen. Als men de mensen van
1878 eens had kunnen laten zien, hoe 60
jaar later de grote Leidse diensten door
dezelfde straten zouden gaan rijden. De
kleine wagentjes van de paardentram
zouden daarbij in het niet gezakt zijn!
De tegenstand tegen de paardentram
was gauw overwonnen. De koetsiers en
conducteurs werden van alle passagiers
oprechte vrienden. Vaste halten kende
men niet, de tram stopte voor elk huis dat
een passagier opgaf. Met alle wensen werd
rekening gehouden. Een conducteur had er
niets op tegen voor-een mevrouw" op de
Di-eef even te stoppen, niet omdat zij wilde
meerijden, maar om een briefje met een
bestelling voor een winkelier in de stad
mee te geven aan de conducteur. Dit
spaarde tramgeld uit, maar de heer des
huizes constateerde af. en tóe, dat de si
garen in zijn kistje gauw slonken!
Als het koud was kregen de koetsiers ^n
conducteurs van enkele bewoner? van de
straten waardoor de tram reed, warme
koffie of thee. De passagiers konden wgl
even wachten. Het leven was toen nog
niet zo gehaast!
De tram had zijn vaste klanten, die pre
cies op tijd aan het station moesten zijn.
De koetsiers stonden al naar hen uit te
kijken. Waren zij 'een enkele keer over
tijd, dan werd even gewacht. Soms belde
de conducteur „of m'nheer al klaar was".
Kinderen liet men zonder bedenking
alleen reizen. De moeder leverde ben af
aan de conducteur en die zorgde dat zij
werden afgeleverd aan het opgegeven
adres.
O, heerlijke, gemoedelijke tijd!
Toen de eléctrische tram ging rijden kon
slechts het jonge personeel door de nieuwe
onderneming overgenomen, worden. Er
werd toen een comité uit de burgerij ge
vormd om voor de tram-veteranen te
zorgen. Uit het feit, dat dit comité veel
medewerking kreeg, kwam opnieuw uit,
Over Muziek
waren, dan komt men tot een percentage
van 91.74.
Nu de strijd tegen de ratten achter
de rug is, bestaat er vrees voor een
veldmuizenplaag. Het aantal veldmui
zen was in het begin van dit jaar
groter dan normaal. Om de vier a vijf
jaar pleegt er een muizenplaag op te
treden. Aangezien er in 1943-1944 een
in ons land geweest is, was men bang
voor een herhaling. Wanneer er een
droog jaar komt zou een dergelijke
plaag catastrofaal kunnen worden.
De veldmuizen richten grote vernielingen
aan aan het wintergraan en aan het win-
terkoolzaad, voorts aan het gras- en hooi
land en aan landbouwgewassen. Bij de vo
rige veldmuizenplaag werd speciaal het
stroomgebied van de grote rivieren ge
troffen met een uitloper in Westelijk
Utrecht. De plaag zou ook kunnen optreden
in Friesland. In 1943 hadden de diertjes
zich genesteld in de Afsluitdijk en in de
polders tussen Den Bosch en Grave, daar
na in Maas en Waal en de Betuwe. In 1944
traden zij op in het Hollandse en Utrechtse
polderland. In* veel gevallen was hierdoor
de hooi-opbrengst slechts 30 pCL van de
normale opbrengst. Een eenvoudige be-
strijdingsmethode is die door middel van
zogenaamde muizentarwe, welke methode
de goedkoopste is. Bestrijding is thans
van belang, omdat men op het ogenblik
met minder bestrijdingsmiddel toe kan en
bovendien, is thans de toepassing minder
tijdrovend, omdat het gewas nog niet hoog
is. Er zijn al bestrijdingen geweest dooi
de tuinders van de Wieringermeer bij Me-
demblik. Waar dit geschied is blijkt in de
wortel- en aardappelkuilen geen schade te
zijn aangericht. Wie niet mee heeft ge
daan moest ervaren, dat zijn terrein dik
onder de muizen zat. Waar de veldmuizen
plaag in 1943 opti-ad was het wintergraan
en het winterkoolzaad finaal weg; er kwam
niets van terecht. Tijdige bestrijding biedt
voordelen, omdat het aantal muizen nog
gering en de schade dus nog beperkt is.
Omdat het gewas nog laag is, zijn de gaten
gemakkelijker te zien. Nu hebben de be-
betrokkenen meer tijd voor de verdelging
beschikbaar.
Vier beroemde genees
middelen in één tablet.
Bij griep, verkoudheid, tegen alle pijnen enz.,
Is CHEFARINE „4" een bijzonder krachtig maar
toch weldadig middel, want hét bevat vier
werkzame bestanddelen, stuk voor stuk In de
gehele wereld al beroemd. Eén bestanddeel -
Chefarox - zorgt dat, al is de werking zeer krach
tig, zelfs een gevoelige maag niet van streek raakt
\'f
sen personeel en passagiers.
De veearts Van Oyen had het toezicht
op de paarden. Hij wijdde daaraan veel
zorg, maar had dan ook de voldoening, dat
het algemeen erkend werd, dat de tram
uitstekende paarden had.
DIRECTEUR RIJKSLUCHTVAART
SCHOOL GAAT HEEN
De heer J. A. Bach, directeur van de
Rijksluchtvaartschool heeft per 1 Juni
ontslag uit deze functie gevi-aagd. De heer
Bach, die in zijn lange vliegersloopbaan een
totaal van 7500 vlieguren heeft behaald op
vrijwel alle vliegtuigtypes, die Nederland
heeft gekend, zal vóór zijn afscheid van
de school nog een Beechcraft-vliegtuig uit
Amerika via Groenland en IJsland naar
Nederland vliegen. Daarna zal hij zijn
tandartspraktijk hervatten. Behalve als
vliegbr heeft de heer Bach ook bekend
heid gekregen als oprichter en hoofd
redacteur van het tijdschrift „Vliegwereld".
Ton cclherinneri ugen en toneelpo.t fretten
Kimstgemeenschap vertoont
avant-garde films
Zondagmorgen geeft de Haarlemse Kunst
gemeenschap in het Luxor Theater een
vqorstelling van het bekende Tsjechische
filmwerk „Extase". Er is evenwei vooral
een belangwekkend voor-programma.
Vertoond worden enige avant-garde films
n.l. „Fait divers" van Claude Autant-Lara
en Walter Ruttmann's „Opera 2, 3 en 4".
Dr. Menno ter Braak schrijft in zijn
boekje „De absolute film" over de „Opera":
„Drie korte en slechts met abstracte 'mid
delen gemaakte filihs, product van moei-
•zaam atelierwerk, drie documenten van de
mogelijkheden der filmkunst. Het zijn
ideale composities van beeldvlakmuziek,
beknopte scheppingen van een koele fan
tasie. Opus 2 boeit door de prachtige week
heid der romantische motieven, opus 3 is
ruwer, zwaarder, rechtlijniger, in Opus 4
openbaart zich Ruttmann het duidelijkst:
in zijn snel meeslepend tempo en zijn voor
beeldige bewerking van het ratelende li
neaire en breed vloeiende gebogen thema,
is het „muzikaal" volkomen overtuigend."
In Autant Lara^s „Fait divers" zijn de
rhytmische associaties geheel dienstbaar
geworden aan de psychologische. Opvallend
is de bezieling die de dode voorwerpen door
het oog van de camera eigen is geworden.
Chrispijn ik schreef dit reeds in mijn
vorig artikel was een geestig cau
seur. Wanneer hij goed „los" kwam en
begon te praten over het toneel uit de
goede, oude tijd, dan was het door zijn
amusante manier van voordragen, zijn
levendige gebaren en steeds bewegelijk ge-
.zicht, of hij een rol uit een of andere
comedie voor mij speelde.
In een mijner eerste artikelen in deze
reeks heb ik reeds geschreven, wat Chris-
pijn over het spel en vooral het spreken
van de groten uit zijn jonge tijd mij had
verteld. In het spreken van artisten als
Morin, mevr.' Kleine-Gartman, Christine
Stoetz, Louis Moor, Veltman, Van Zuylen,
Rosier Faassen en de Haspelsen was dik
wijls een natuurlijkheid en een eenvoud,
waaraan volgens Chrispijn de artis
ten van latere, generaties een voorbeeld
zouden hebben kunnen nemen. En zij
waren altijd heel anders dan de soms
zo broddelende acteurs en actrices van
tegenwoordig in alle hoeken van vde
schouwburg verstaanbaar.
Maar zo waren ze lang niet allen.
„Je had'er ook bij" zo vertelde Chris
pijn mij eens, „die zo rhetorisch en hol-
pathetisch spraken, dat je er de stuipen
van op het lijf kreeg. Ik herinner mij, dat
ik als jong broekje een rel had van een
bediende, die een toen heel beroemd
acteur in het stuk zijn jas moest afnemen.
De „grote" man liep over het toneel als
een krankzinnige te ijsberen en zei zijn
tekst .met een pathos en een holle keel
klank, dat je er akelig van werd. „Moet
ik van die krankzinnige de jas aannemen?"
vroeg ik in mijn naïveteit aan Ketman, de
regisseur. Ketman proestte het uit en vijf
minuten later wisten- allen, Veltman, me
vrouw Kleine en de anderen, wat ik ge
zegd had.' Ik had de grote man blijkbaar
precies gekarakteriseerd".
Op eens ging Chrispijn. die altijd van
de hak op de tak sprong, als hij het over
het toneel van vroeger had, op een ander
chapiter over.
„Men spreekt tegenwoordig van theater-
versnippering, maar in de jaren, toen ik
aan het toneel kwam zo ongeveer 1875
waren er misschien evenveel gezel
schappen. Je had in Amsterdam de „Ver
enigde Tonelisten" onder Stumpf en Velt
man, die in Amsterdam het Grand Théatre
in de Amstelstraat bespeelden en bij welk
gezelschap ik mijn eerste engagement
kreeg. Dan was er in Amsterdam dat
prachtige ensemble van Albrecht en Van
Ollefen, dat zijn opvoeringen gaf in de
Stadsschouwburg. In Den Haag had je de
troep van Valois, waarbij Rosier Faassen
en de Haspelsen waren. Verder was er nog
het gezelschap van Boas en Judels waar
toe de Bouwmeesters behoorden dat uit
twee afdelingen bestond, één voor blij
spelen en één voor draken. Verder in Am
sterdam een operette-troep onder Henri
Morriën, die in Tivoli in de Nes speelde
en. het blijspel-ensemble van Prot, dat in
Frascati zijn opvoeringen gaf. En behalve
al die toneelgezelschappen was er een
Franse opera in Den Haag, een Duitse in
Rotterdam en later een Hollandse onder De
Groot in Amsterdam."
Met enthousiasme sprak Chrispijn altijd
zoals trouwens alle oude toneelspelers
en toneelspeelsters over de oude heer
Abraham van Lier, de vader van de nu ook
reeds lang overleden drie gebroeders Van
Lier.
„Dat was een buitengewoon directeur'en
een buitengewoon impressario. Van Lier
liet alle beroemde buitenlanders naar Hol-,
land komen. In die tijd dachten de buiten
landers er niet over in de Stadsschouwburg
op te treden. Men kwam in het Grand
Théatre. Zelf engageerde Van Lier een
Duitse en een Franse troep, die hier in Am
sterdam geregeld speelden en de stukken
instudeerden, waarin de buitenlanders op
traden. Alex Sqalborn de vader 'van
Louis Saalborn was regisseur van de
Duitse troep. Wanneer 'n acteur als Possart
bijvoorbeeld naar Holland zou komen om
er de rebbe Sichel in Vfiend Fritz te spelen,
Tot 24. April exposeren bij Leffelaar,
Grote Markt, elf Polen. Het is een goede
gedachte van de Kunsthandel om ons ook
eens te laten kennismaken met, zoals het
dat er een hechte band was ontstaan tus- j bulletin vermeldt, het culturele trait
i d'union tussen Oost en West. Of dit hele
maal waar is betwijfel ik. Er is namelijk
niets bijzonder Pools noch Oosters aan dit
werk. Het is in 't algemeen, net als overal
tegenwoordig, overgoten met de saus van
gebruikelijke moderne effecten. Niettemin
zijn er dingen te zien, die onze belangstel
ling waard zijn. Het belangrijkste is voor
mij de „Poolse Bedevaart" van Wojcieck
Weiss, die goed gecomponeerd is en van
een schone Jdeur-gebondenheid. Als het
verschiet even voortreffelijk was als de
rest zou ik het een uitnemend schilderij
noemen, ook om zijn originaliteit. Origineel
zijn deze Polen overigens niet. ook niet
nieuw, want wat we tegenwoordig behoren
te verstaan onder modern begint zo lang
zamerhand al ouderwets te worden. Dit
gangbaar-moderne dan vinden we in
„Strand" van Matuszcak met zijn eigen
aardig handschrift en in „Wasdag" van
Mackicwicz. Het is mijn schuld niet, dat
deze collega's van het trait d'union zulke
halsbrekende namen hebben.
Het „Poolse boerinnetje" van Wladyslaw
Jarocki kon van een Noor zijn. 't Is goed
geschilderd. Adam Marczynski en Filip
Kiewicz zijn er met vermeldenswaardige
„Stillevens" en Frederik Pautsch met een
in felle gloed geschilderde „Poolse boer"
en het „Gezicht op Kossow", dat ongetwij
feld atmosfeer heeft. Volstrekt niet de
sterkste is Mieszko Jablonski, maar hij
biedt de meeste stof voor bespreking. Hij
is beminnelijk-oppervlakkig, heeft maling
aan stofuitdrukking, kan soms als in
„Privé-secretaresse" en in „Bloemstilleven"
heel fijn zijn, maar zweeft met een haast
slaafse voorkeur rondom het aureool van
wijlen de grote Franse meester Auguste
Renoir. Dit is het dan ook, dat hem de
Franse allure geeft.
Renoir is teer als een bloem, Jablonski is
frivoler. De gesublimeerde burger-schilder
Renoir met zijn charmante, verleidelijke
leegheid, ongecompliceerd van aard en
wezen, alleen maar het métier aanbiddend,
heeft zich met dit alles eèn plaats veroverd
op de Olympus der schilders. Hij heeft een
eigen stijl, die in ieder geval uniek is.
Daaromheen dartelt Jablonski, zich niet
bekommerend om het métier, in suiker
zoete tinten rond, te bescheiden om wel
lustig te worden genoemd, allervriende
lijkst met een ongevaarlijke koketterie. We
kunnen er van denken wat we willen, maar
Mieszko Jablonski weet hoe hij het moet
aanleggen óm de aandacht te vragen zonder
al te goedkope reclamemiddelen te gebrui
ken. Al zijn het niet allemaal lofprijzingen,
dit staat vast: als men over een kunste
naar zoveel kan praten is dat toch wel een
bewijs voor de waarde van zijn persoon
lijkheid.
Jablonski maakt ons nieuwsgierig naar
Jater werk in volkomen vrijheid ontstaan.
Het „zelfportret" van Joz. Mieszkowski
„neem-ik-niet" Het is kolder of het nou
uit Het Oosten of het Westen of uit het
hartje van Polen komt.
HERMAN MOERKERK
EEN SLEEP SCHUILT VOOR SLECHT
WEER.
De sleepboot „Blankenburg" van L.
Smit en Co.'s Internationale Sleepdienst,
die met twee bakken op sleeptouw van
Rotterdam onderweg was naar Sfax, is
wegens slecht weer achter het eiland
Wight ten anker gegaan en wacht beter
weerberichten af.
stuurde hij vooraf zijn Duits regieboek.
Saalborn studeerde met de troep' in Am
sterdam het stuk in en Possart behoefde
maar één of twee maal te repeteren om
met het Amsterdamse ensemble op te tre
den. Zo liet Van Lier artisten als Seebach,
Junkermann, Ludwig Barnay, Carl Tiefel,
Mitterwiirzer, Clarè Ziegler, Coquelin.
Sarah Bernhard en anderen naar Holland
komen en het Grand Théétre was onder
hem het centrum van de goede toneelkunst
in Amsterdam."
Op mijn vraag, of hij nog op een toneel
school was geweest, antwoordde Chrispijn:
„Ja, maar niet op de toneelschool van
het Toneelverbond. In mijn tijd was er een
toneelschooltje van het Nut van het Alge
meen. Ik kreeg taalles op het Westerplein,
schermles op de Prinsengracht, gymnastiek
weer heel ergens anders, je moest heel
Amsterdam doorrennen^om van de ene les
naar de andere te komen. Maar het eigen
lijke vak, het toneelspelen, leerde ik op de
planken van mevrouw Kleine, Veltman en
Ketman. Ketman was mijn eerste regisseur
en een uitstekende, dat verzeker ik je.
Ketman hij schreef ook onder de naam
van Floris van Wesiervoorde was een
uitmuntend leider. De arme kerel is later
te Antwerpen in de komedie in het donker
van een trap dood gevallen".
Heel veel heeft Chrispijn me nog verteld.
Van zijn reizen, eerst naar Londen in 1880
met het gezelschap Le Gras en Haspels,
waar ze bijna uitsluitend Hollandse stuk
ken als Janus Tulp van Justus van Maurik,
Zwarte Griet en Annemie van Rosier Faas
sen speelden, en later in 1895 met de Tor
neelverenigin'g naar Berlijn.
Twee jaar was Chrispijn nog costumier
geweest, toen hij niet mocht spelen, omdat
de dokters hadden verklaard, dat hij t.b.c.
had. „Maar toen ze mij hadden gezegd, dat
een gezonde kerel als ik geen t.b.c. kon
hebben, verklaarden ze mij beter en een
week later stond ik al weer op de planken
in Rotterdam bij het gezelschap van Alex
Faassen en Van Korlaar. Dat is, geloof ik.
de gelukkigste dag van mijn leven geweest.
Want als je eenmaal voor het toneel gebo
ren bent, dan wil je er ook op sterven".
J. B. SCHUIL
Etudes
Alles wat de pianomuziek bevat aan
melodie, harmonie en rhythme moet door
tien vingers op het klavier tot klank wor
den gebracht. Met de klank begint de
muziek. De verwachting van de schoon
heid kan als een vreugdevolle reis vol
overweging volgen. Het is waar dat ver
wachting en herinnering in zekere zin de
werkelijkheid kunnen overvleugelen, maar
even zeker is het dat de reële klank het
doel en de bevrediging van de reis is. Deze
tien vingers moeten wonderen verrichten.
Is het met het vingerspel op het klavier
niet enigszins als met het zien van de
ogen? Tot op.de grens van de betoverende
afgrond is de lichamelijke arbeid te ver
klaren, maar over de grens heerst de
schoonheid.- Men weet dat de speciale
kunst van het piano-spelen' begint met
Chopin en Liszt. Wat zouden wij er wel
niet voor over hebben, eens naar de tijd van
honderd jaar geleden terug te vliegen om
te kunnen luisteren naar wat de handen
van Chopin konden oproepen. Sinds Lisv.fc
en Chopin zijn de piano's steeds verbeterd,
maar evenals de mechaniek der instru
menten steunt 'de moderne techniek der
pianisten op wat men kende en begreep
in de dagen dier kunstenaars.
Techniek is toegepaste kennis der na
tuur. Voorzover dit het piano-spelen be
treft moet dus de speler kunnen rekenen
op de doelmatige geschiktheid van zijn
handen en van het instrument. De aan
houdende zorg voor deze geschiktheid be
hoort tot het wezenlijke van de pianisti
sche studie; maar de drijfveer voor deze
studie is tyet bereiken van dc muzikale
schoonheid van de klank in ieder tempo.
Niet alleen de harmonife en de melodie,
ook het rhythme moet in de klank ver
wezenlijkt zijn, want iets anders dan de
klank bestaat niet. Er zijn altijd pianisten
geweest, die door de aard van hun wezen
zich tot de technische studie bleven be
palen; zij bereikten dan zelf wel niet het
doel der studie, maar verschaften de mid
delen aan allen, die naar het doel streef
den. Hun werk had dus altijd alle reden
van bestaan. In Chopin's tijd waren het
bijvoorbeeld Hummel. Moscheles en
Czerny. Er gaat geen licht van emoties
voor ons op als wij deze namen lezen,
maar het is toch waar dat de technische
kennis dezer pianisten van grote betekenis
was. Ik mag niet vergeten, hierbij de
oudere Clementi te noemen, die in Mo
zart's tijd beroemd was om zijn formidabel
klavierspel. Mflzart schijnt de practijk van
zijn kunde gewaardeerd te hebben, maar
hij was niet blind voor de spektakel-kant
van de presaties. Dit blijkt bijvoorbeeld
uit een brief van Mozart aan zijn zuster
(op 7 Juni 1783) waarin hij Clementi be
schrijft als een „ciarlatono", „bekwaam in
het welslagen van tertsengangen, omdat
hij er dag en nacht voor gezweet heeft.
maar zonder stijl, smaak of sentiment".
Maar niemand kan zonder nauwkeurige
technische oefening iets bereiken. Geldt
dit alleen voor virtuozen? Neen, dit geldt
voor iedereefl, die graag mooie muziek wil
spelen; dit geldt voor alle leeftijden en
op de eerste plaats voor de kinderen. Het
komt er maar op aan hoe men de jeugd
kan winnen voor de ontwikkeling van het
spel: clit is een vak op zichzelf! En nu
komt het nare'woord Etude ter sprake en
iedereen denkt nu meteen aan de nooit
versleten koning dezer oefeningen- Carl
Czerny. Deze Czerny werd in 1791 te
Wenen geboren; hij had eerst lessen van
zijn vader, daarna van Beethoven. Hij
componeerde meer dan 1000 werken, maar
werd wereldberoemd alleen door zijn
études. Hij behoorde tot de zogenaamde
Weense school in de opvattingen der kla-
vierteehniek, waartoe het bereiken van
een heldere toon en een lichte vingervlug
heid op de eerste plaats behoorden. Liszt
behoorde enige tijd tot zijn vele later
vermaarde leerlingen. Men kan natuur
lijk zonder vrees voor overdrijving de
muziek van Czerny een droge zaak vinden,
maar het zuiverrmechanische doel dezer
études kan juist goed bereikt worden om
dat men niet afgeleid wordt door enige
emotie. Etudes moet men studeren met een
zeker gemoedelijk fanatisme', in het volle
bewustzijn dat het een fijne gymnastiek
is. Zodra de toepassing komt in bij
voorbeeld een sonate van Haydn of
Mozart, moet in het muzikale hart het
licht ontstoken worden en dan profiteert
men van de vorderingen van de hand.
Sommige dilettanten, die deze zaak hel
der inzien, maken nochtans op een zeker
ogenblik in hun hoofd een rare sprong.
Zij concluderen: ik bereik nooit het vol
maakte doel, dus ik sueel niet meer. Dit
lijkt mij een principiële fout. Ten eerste
bestaat, menselijkerwijs gesproken, het
volmaakte doel niet; ten tweede spreekt
hier een geheime'hoogmoed, die een ge
zonde liefde voor het musiceren verdringt.
Men moet zoveel mogelijk en vooral zo
doelmatig mogelijk studeren, maar men
moet niet wachten met te musiceren. De
muziek bestaat voor elkeen, die behoefte
heeft aan musiceren en zij is geen voedsel
om alleen docfr virtuozen verslonden te
worden- Want verslinden doen zij dikwijls,
die virtuozen. Weinigen dazfr klaviertij-
eers beheersen de houding ten opzichte
der schoonheid. Er zijn er, die drie klavier-
concerten op een avond met een orkest
bevechten en de volgende avond in een
Nocturne van Chopin een stupide nuchter
heid aan de dag leggen. Men kan namelijk
ook in de muziek het doel voorbij schieten.
HENDRIK ANDRIESSEN.
ENGELSE MAATKLEDING VOOR ONS
LAND.
Het zal in de loop van dit jaar weer
mogelijk zijn, om in beperkte mate Engejse
maatkleding te betrekken. Daarmee wordt
voor het eerst na de oorlog dit onderdeel
van de kledinghandel met Engeland weer
gecontinueerd.
Het dit jaar tussen Engeland en Neder
land gesloten handelsverdrag houdt name
lijk een bepaling in, dat ons land voor een
zeker bedrag, dat op ongeveer 10.000 pond
sterling kan geschat worden, Engelse
maatcostuums zal betrekken.
De wijze van uitvoering wordt nog na
der geregeld. Uiteraard dient men bij de
aanschaffing van een dergelijk maatcos-
tuum ook zijn textielpunten in te leveren.
Over enige tijd zal worden bekend ge
maakt op welke wijze tot het betrekken
dezer kleding zal kunnen worden overge
gaan.
BELGISCHE AMBTENAREN BEZOEKEN
LISSE.
Een aantal ambtenaren van het Belgi
sche ministerie van Economische Zaken
brengteen bezoek aan Nederlandse col
lega's in Den Haag.
Maandag gaat het gezelschap per trein
naar Lisse, waar, na een ontvangst door
minister Van den Brink en de burgemeester
van Lisse, een bezoek aan de bloembollen-
velden zal worden gebracht.