Literaire Kanttekeningen Er is een grote behoefte aan onderwijskrachten """Akkertje Devaluatiegeruchten tegengesproken is ésszm Madame la Mode Herinneringen van een toneelschrijver Chefariiie „4" ZATERDAG 22 MEI 1.948 3 C. 3. KELK: „Egel en Faun" (Gedichten) (Ceder-reeks, 3. M. Meulenhoff, Amsterdam) TiR ZIJN ER NIET zoveel onder onze X!; dichters en schrijvers, die van nature de levenslust kennen als Kelk. In zijn jonge jaren heeft hij gedarteld in de poëzie met een bijna ongebreidelde fantasie, een onge kunstelde zin voor het komische. Speels en ontvankelijk voor het goede der aarde, voor al wat ongecompliceerd is, is zijn aard. Deze blijmoedige vitaliteit was het, die in lijn jeugd het leven van zijn verbeelding prikkelde tot een gehoor geven aan „dol zinnige" invallen een uitlaat voor zijn ongetoomde levensdrift. Om de literaire vorm bekommerde hij zich toen nog wei nig. Hij spotte niet met het leven, hij kende satire noch cynisme, hij stoeide ermee, be leefde er zijn vreugde aan. Zo deed hij, zo dichtte en schreef hij. En daarmee was hij lange tijd ten onrechte buiten het kader der officiële literatuur geplaatst. Enkele „dolle" toneelstukken, tezamen met Chasalle (Constant van Wessem) geschre ven, deden hem, met voorbijzien van alle waardevolle kwaliteiten, die later het op recht karakter van zijn schrijver- en dich terschap zouden doen onderkennen, door gaan voor een potsenmaker. Want dat hij tot werk van bezonkener als men wil .ernstiger" gehalte in staat is, bewees h(j met behoud van de kostelijke ele menten van zijn wezen: humor, oorspronke lijkheid, speelsheid met zijn voortref felijke „Variaties op het thema Vrouw", zijn onlangs (bij A. W. Bruna Zn.) in tweede druk verschenen „Reis door de Wolken" en zijn roman „De Vos en zijn Staart", boeken vol werkelijkheidszin, welke zeker niet het diepste peilen, maar zijn schrijverschap onaanvechtbaar maken. Kelk boeit, bouwt een originele intrige, beschikt ruimschoots over het compositie talent, om met de bontheid van zijn fanta sie uit het gegeven te putten, wat er aan mogelijkheden in besloten ligt. Anders ge zegd: hij kan vertellen, al scheert hij daar bij liever over zonnige oppervlakten dan te duiken in duistere diepten. Hij geeft zich zoals hij is, voelt zich wars van alle lite rair snobisme, houdt zich niet voor meer dan hij is. En dat alleen al, die natuurlijke eerlijkheid, welke zijn wezen en werk be paalt, is goud waard. Wie in hem niet meer dan de luchthar tige sybariet ziet, heeft Kelk niet begrepen. Het jeugdig vuur waarmee hij in vroeger j werk zich verlustigde In gedroomde werel-" den. is met de jaren niet gedoofd. Nog altijd sprankelt het in hem. Maar met de tijd is, hoe licht van toon uitgesproken, wel dege lijk het heimwee gekomen naar de jeugd, naar onbezwaardheid. die van de lasten der rijpere jaren niet weten wil. Elk leven, hoe kan het anders, boet in aan onbevangenheid en onmiddellijk beleven, aan de argeloos heid van weleer. Er is nu eenmaal een levenswerkelijkheid die ontgoochelt: de blijmoedige Kelk weet ervan, zo goed als elk dichter van zwaarder gang. Maar dat be let hem. niet, als een speelzieke faun aan de bron de nymf van zijn®verlangen te ontmoeten, ver van een troebele tijd, de lof te zingen van de edele roemers of een hymne der herinnering op haar. wjer ..lieve, sterke hand was eens het rijkste pand", ook sl weet hij de herfst van zijn leven „vol spinnewebben, vocht en rottend loover". Want dit najaar van het menselijk bestaan ls het juist, dat hem de „onvervangbare" tover van Diana's goddelijk jachtbedrijf onthult, zoals alles wat te ver is om het te achterhalen. Tegen een verstorende wereld wapent zich de „egel" met zijn „stekels .tegen vocht en wind", om des te vrijer de vlam van levensvreugd, nog lang niet ge doofd, te laten spelen met arcadische ge neugten, waarin het onverdeeld geluk der jongelingschap wordt hergenoten, niet met jeugdige lichtzinnigheid, maar in het vol besef van de kostbare belevenis der onge schondenheid. Hij kent het onvermijdelijk eenzaamheidsgevoel van elk dichterschap al te goed. Daarom juist rolt „de egel" zich soms als een bal ineen en' vlucht de „faun", verre van elke melancholie, naar het hef- derlijk oord der dansende nymfen, in eigen zang of in een nadichting van Mallarmés „Namiddag van een Faun" gedroomd minnespel, licht, fris en zinvol. Wellicht bleef Kelk, ook in eigen gevoel, te zeer „burger" (zich bewust van „het rechte rugje van zijn kinderjaren") om een groot dichter te zijn, maar weinigen onder onze letterkundigen zullen een scherper oog hebben voor de-grenzen van hun talent dan Kelk, aan wie niets zo vreemd is als schijnvertoon en veraesthetiseerde kwasi- diepzinnige naargeestigheid, waartegen hij als criticus telkens weer met de onafhan kelijkheid, zijn geest eigen, te velde trekt. Juist de erkenning van de grenzen van zijn dichterschap geeft aan zijn werk het onmis kenbaar teken der echtheid, terwille waar van het tekort aan vormschoon tenslotte aanvaard kan worden als een „défaut de ses qualités". Maar zie ondanks dat niet voorbij aan wat de dichterwoorden verhul len. Het is meer en waardevoller dan de gesanctionneerde „literatuur" die hem I allengs naar waarde leerde schatten des tijds onderkende. Zou een dichter zonder „diepere gronden" na tien jaar de vriend Slauerhoff zo volslagen anders van aan leg, aard en levensbeschouwing zo trouw en van ganser harte hebben kunnen her denken als Kelk deed in het slotgedicht „Herfstregen" van deze bundel? Wie Slauerhoff zulk een onopgesmukt „in me- moriam" kon toedichten, kan als faun ont vluchten aan dit leven, als egel zich pant seren tegen „wat de malle wereld mom pelt", we herkennen hem toch als één die de blijmoedigheid niet wil en zal prijs-t geven, al kent hij ook de benardheid van dat èndere dichterschap: dat van een Slauerhoff. van wie'hij in een van zijn schoonste coupletten schrijft: „De stormwind vliegt bezeten langs mijn ramen en rukt verwoed aan al wat wrikbaar is. Dit was jouw aard, een ieder te beschamen die niet in 't groot geheel onkreukbaar is". Kelk mag zich de mus noemen in Slauer- hoff's kooi der pauwen, hij is een vrije vogel, zingend onder de vrije hemel van zijn levenslust, niet zo welluidend en schoon wellicht als de „groten", maar zuiver en blij genoeg, om er een dag goed mee te maken. C. J. E. DINAUX. Vestzaktheater. Na het vestzakslagschip hebben we nu ook het vestzaktheater. In Genève is een toneelzaal geopend, die aan 90 toeschouwers plaats biedt. Het grote voor deel is natuurlijk, dat alle stukken wegens enorm succes en voortdurend uitverkochte zalen op het affiche blijven. Een methode, die in de bioscoopwereld trouwens wèlbe- kend is. ..Bos en Vaart" schenkt ..Spuitwater". Ter gelegenheid van het Regeringsjubileum van de Koningin geeft de vereniging „Bos en Vaart" 'een feestavond in hótel ,.De Leeuwerik" op Zaterdag 5 Juni. Het dilet tanten-gezelschap „De Draaideur" zal een nieuw programma „Spuitwater", bruisende niemendalletjes opvoeren. Ter gelegenheid van de plechtige herdenking der Vrede van Murister" zal in 't Prinsen hof van Delft in Juni een grote herdenkingstentoonstelling georganiseerd worden. Uit alle delen der wereld zullen voorwerpen naar Delft ivorden gezonden voor deze ex positie. De eerste buitenlandse zending uit het Kunstmuseum te Wenen bevat o.a. het harnas van de Hertog van Alva (links op de foto), op de grond het harnas van Don Juan van Oostenrijk en uit de kist komt juist het schild van Karei V. Het onderwijs een sleutelbedrijf De heer J. d. Meulen, directeur der i Rijkskweekschool te Haarlemschrijft ons: Ontegenzeggelijk heeft het grote cörps van leerkrachten in elk land een zeer be langrijke betekenis. De meer dan 50.000 mannen en vrouwen aan wie het onderwijs en een deel der opvoeding van de school gaande jeugd van 6 tot 18, 19 jaar in ons land is toevertrouwd, kunnen een zeer wezenlijke invloed ten goede uitoefenen op de ontwikkeling van ons volk. Zal het dicht-bevolkte Nederland zich te midden van de omhoogstrevende buurlan den handhaven (en welk land is in de moderne tijd géén concurrerend „buurland" van het onze), dan zal de jonge Nederlan der beter onderwezen, tot groter zelf-disci- pline opgevoed en met grondiger vakken nis van hoog gehalte toegerust moeten wor den dan thans veelal het geval is. Wie dit toegeeft, erkent meteen, dat onze scholen van laag tot hoog te zamen een „sleutelbedrijf" van de eerste orde vormen. In die scholen hangt het resultaat van onderwijs en opvoeding in eerste instantie af van de man en de vrouw voor de klas. Hun vakkennis, hun beroepsliefde en hun toewijding* bepalen in grote mate tot welke hoogte het Nederlandse kind zich kan ont wikkelen tot persoonlijkheid, staatsburger en arbeidskracht. •Het is daarom van grote betekenis, dat de Nederlandse regering eindelijk de posi tie van het leerkrachtencorps in financieel opzicht heeft verbeterd, hoeveel wensen er ook nog op vervulling wachten. Veel te lang heeft het onderwijsambt ge leden onder de druk van te lage salarissen en mede daardoor te geringe aantrekkings kracht gehad op hen die een beroep moeten kiezen. Nog zijn er in bepaalde streken van ons land vele vacatures en. als over enkele jaren de ontstellende bevolkingsaanwas van de jaren 1945 tot 1948 merkbaar zal wor den in de scholen, komen er vele honderden extra eerste-, daarna tweede klassen enz., met andere woorden het leerkrachtencorps zal in 1951-'52 zeer belangrijk uitgebreid moeten worden. He* onderwijsambt biedt thans dus groter mogelijkheden. Onderwijzers en onderwijzeressen moe ten gevormd worden door middel van een degelijke, rustige en vakkundige opleiding, die hun gelegenheid gééft te groeien in het zo verantwoordelijke wejjt. Kiespijn i Adv.) Geschiedt die opleiding op een wijze, die steeds meer rekening houdt met de uit komsten van de zich vernieuwende inzich ten op het gebied van onderwijs en opvoe ding, dan zal in een tiental jaren een frisse geest zich baan breken in onze scholen en zal ons volk de beste kans gegeven wor den, zijn plaats in de wereld te behouden. De opleiding van de leerkrachten van alle takken van'het onderwijs is daarom van zeer grote betekenis. Zij geschiedt in hoofdzaak op de kweekscholen. Wie moeten daar toegelaten worden? Flinke, behoorlijk intelligente jongelui, in wie een zekere mate vart sociaal gevoel en idealisme in de kiem aanwezig is. Deze 1518 jarige jongens en meisjes van nu, met 5- of 3-jarige Middelbare School-opleiding of volledig MULO- diploma zullen na een kweekschooloplei ding over enige jaren een belangrijke taak in één van de duizenden scholen van ons land hebben en zich daar door arbeid en toewijding een positie kunnen veroveren; bij geschiktheid een grote mate van be roepsvreugde kunnen smaken door het levend materiaal dat hen jong houdt; door hun arbeid en studielust een krachtige ver frissing van de Nederlandse scholen mede tot stand brengen en zo een der belangrijk ste drijfkrachten vormen tot verheffing v-an ons volksbestaan. Het verdient aanbeveling, dat ouders met kinderen van die leeftijd en aanleg met el kaar zich bezinnen op de vraag: ligt voor onze zoon (dochter) niet een taak en goede kans in de schoolwereld? Vooral aan man nelijke leerkrachten voor de hogere klas sen, het voortgezet, het Vak- en middelbaar onderwijs bestaat reeds grote behoefte, en daarnaar zal in de komende jaren steeds meer vraag ontstaan. Kan ons volk de goede, doelbewuste werkers in de scholen van alle typen niet opleveren, dan zal daardoor onze volks kracht bedreigd worden. Inquisitie in Franco-Spanje? Björn Hallstrom, Londens correspondent van de „Svenska Morgonbladet". beweert in een brief aan de Manchester Guardian, dat er Protestantse dominees zijn gevan gen gezet onder het regiem van Franco in Spanje. Sommige van hen zouden reeds sedert Franco aan de macht kwam in een gevangenis zijn opgesloten. „De hele voor raad van de Britse en buitenlandse bijbel genootschappen is in 1940 in beslag geno men en wordt nog steeds door de politie van Franco vastgehouden. Daden van ge weld tegenover de protestantse kerken kwamen nog in de afgelopen herfst voor", aldus Hallstrom. Effecten- en Geldmarkt Dat de Amsterdamse beurs haar richting kwijt is, heeft ze in de afgelopen week wel zeer duidelijk getoond. Nadat sinds begin April net aanbod doorgaans de overhand had, trad tegen het einde der vorige week een herstel in, dat na de Pinksterdagen piotseling in een krachtige haussebeweging, gepaard met een veel grotere omzet, over ging onder invloed van nieuwe devaluatie- erwachtingen. Deze vonden hun grond in berichten uit Amerika dat in het raam van de Marshall-hulp op een herziening der West-Europese valuta zou worden aan gedrongen, waarbij met name het Engelse Pond werd genoemd en waaruit onmiddel lijk de conclusie getrokken werd dat dan de Nederlandse Gulden wel zou moeten volgen. De internationale fondsen, als Ko ninklijke, Leverbros, Philips, H.V.A. stegen 10 a 20 punten en het had er alle schijn van dat de onderbroken hausse zou worden hervat. Reeds de volgende dag echter werd op deze beweging de domper gezet door min of meer officiële mededelingen, dat noch de Britse noch de Nederlandse rege ring een devaluatie der valuta overweegt. De ervaring heeft wel geleerd dat men bij de beoordeling zowel van de devaluatie- berichten als van de daarop volgende de menti's uiterst voorzichtig moet zijn. Het verdient de aandacht dat ook na de publi catie der dementi's Paul Hoffman, de admi nistrateur van de E.R.P. de wenselijkheid van een co-ordinatie der West-Europese valuta betoogd heeft en dat ook in de prac- tijk meer en meer blijkt dat een uitbreiding van de internationale handel alleen moge lijk is als daaraan de convertibiliteit der valuta voorafgaat. Dit wil natuurlijk nog niet zeggen dat devaluatie van Pond en Gulden onvermijdelijk is, maar wel dat ten aanzien van de internationale valuta verhoudingen belangrijke beslissingen te wachten zijn. Ten slotte zal er mee moe ten worden gerekend dat niet de regeringen der West-Europese landen ten deze het laatste woord spreken, maar dat de grote geldschieter bepalen zal. wat voor het her stel van het economisch leven in West- Europa noodzakelijk is. Naar aanleiding hiervan mag worden gewezen op een uit lating van minister Lieftinck bij de instal latie varl de Nationale Spaarraad, dat de Staat onder de heersende omstandigheden tot een abnormale financierïngstaak is ge roepen die zo spoedig mogelijk door de par ticuliere instellingen dient te worden over genomen, waarbij de Staat zo nodig subsi diair kan optreden. Ten onzent heeft de regering bij de grote conversielening het voordeel gehad dat zij werd uitgegeven op een tijdstip, waarop de devaluatiegeruchten waren verstomd en de aandelenmarkt een ongeanimeerd verloop had. Dat slechts 106 millioen in vrij geld behoefde te worden terugbetaald, maar anderzijds voor 375 millioen in vrij geld werd ingeschreven, mag als een succes voor de regering worden beschouwd. Met de consolidatie der vlottende schulden moet echter nog worden begonnen en 't slechte verloop van de laatste emissies wijst er wel op dat financiering van het herstel en de expansie van het Nederlandse bedrijfs leven alleen met behulp van buitenlands kapitaal mogelijk zullen zijn. omdat de aan was van het binnenlands vermogen gedu rende de drie jaren na de oorlog door de te korten van de Overheidskas zijn verteerd. Ondanks de Marshallhulp zal te dien op zichte een andere koers moeten worden ingeslagen om te voorkomen fiat na de vor dering van Amerikaanse obligaties en pre ferente aandelen welke thans is aangekon digd. ook ons laatste particulière dollar- bezit niet aan het tekort op de betalings balans ten offer moet vallen. CHIN. IND. REST HONGKONG HAARI.EM Smedestraai 21. THefoon 213T5 ZANDVOORT, Zeestraat 38 - Telefoon 2923 Regeringsrapport over de loon. en prijspolitiek Als publicatie van de Nederlandse rege ring is verschenen een rapport van df interdepartementale commissie in zake de loon- en prijspolitiek. Na een inleiding geeft het rapport een overzicht van de ont wikkeling op het gebied van de prijzen, van de maatregelen der regering om de prijs stijging tegen te gaan en van het verloop van de gezinsonkosten. Het eindigt met een samenvatting en conclusie. Hierin wordt uiteengezet, dat ondanks de stijging van de buitenlandse prijzen en van een aantal andere kostenfactoren bij de productie, de regering erin geslaagd is een belangrijke stijging van het indexcijfer van de kosten van levensonderhoud te voorkomen. Daar naast heeft de regering bevorderd, dat langs verschillende wegen het inkomen dei- arbeidersgezinnen een verhoging heeft ondergaan gemiddeld met 15 a 20 procent. Toch is het niet geheel juist, dat daardoor de spanning tussen lonen en prijzen aan merkelijk is veranderd, omdat de produc tie intussen is toegenomen, waardoor ook de voorziening der bevolking, in het bij zonder met duurzame gebruiksgoederen, verbetering kon ondergaan. Gezien de beperkte mogelijkheden, welke de nog lang niet herstelde arbeidsproduc tiviteit en de sterke afhankelijkheid van financiële hulp uit het buitenland laten, kan worden geconcludeerd aldus het rapport dat de maatregelen der regering tot stabilisatie van het peil der kosten van levensonderhoud en tot vermindering \an 1 de spanning tussen lonen en prijzen be- j vredigend hebben gewerkt en belangrijk hebben bijgedragen tot hetgeen in de rich- ting van het herstel van de welvaart van ons volk is geschied. Deze lieftallige dame schijnt het bewijs te willen leveren dat alles zijn keerzijde heeft, tot zelfs de „New Look" toe. Wat zij nu eigenlijk probeert te laten zien is ons niet recht duidelijk, maar de mode-redacteur is dan ook met vacanfie en hij zou het waar schijnlijk evenmin roe tenMaar in elk geval is 't een gezellig plaatje dat u een indruk geeft van het allerlaatste Parijse snufje op het ge bied van wandeltoilet jes voor soms nog koele namiddagen". Ons adutes aan de candidaten-na- volgsters: wacht liever tot de nog koelere (en bij voorkeur maanloze) nachten tenzij men er anders in behoort te wandelen dan de afge beelde jongedame. Vereniging ,,De Haarlemse Manege" Op de jaarvergadering van de vereniging „De Haarleme Manege", welke grote be langstelling mocht ondervinden, werd een nieuw bestuur gekozen, bestaande uit: dr. M. H. P. M. Eysvogel, voorzitter, M. S. Wijnberg, vice-voorzitter; W. C. Doyer, secretaris; C. Heemskerk Jr., penningmees ter en R. A. G. Davidson, sport-commissa- ris. De heer A. F. Breitenstein, sedert 1932 voorzitter, stelde zich niet meer beschik baar en werd bij acclamatie tot erelid be noemd. Dr. Eysvogel verklaarde, dat de jongere krachten in 't bestuur nu alles in het werk zullen stellen om de ruitersport in Haarlem en omgeving in haar oude glorie te her stellen. Hedenavond worden in het gebouw van de Manége in de Linnaeuslaan enige films over de ruitersport vertoond. Hogeschool- dressuur zal gedemonstreerd worden door de heer Van der Meer. directeur van de manége. Toneelherinneringen ec toneelportretten In een vorig artikel schreef ik over mijn eerste contact als auteur met het „grote toneel". Bij mijn tweede stuk Mésal liance dat door het Rotterdamse To neelgezelschap gespeeld zou worden, was ik zo onverstandig aan de uitnodiging van de heer P. D. van Eysden om de „lezing" bij te wonen, gevolg te geven. Het was een koude winterdag en de dames en heren zaten met jassen en mantels aan om oen tafel in de onverwarmde foyer van de in 1940 afgebrande grote schouwburg in de Aert van Nesstraat. Bij zo'n eerste lezing weet niemand der artisten behalve de regisseur iets van het stuk af. Zij hebben enkel hun uit geschreven rollen ontvangen en leren het stuk eerst door het lezen der rollen in hun onderling verband kennen. Van nuance ring, tempo, sfeer is bij zo'n eerste lezing natuurlijk geen sprake. Het bleek mij al dadelijk, dat al die acteurs en actrices maar één doel hadden: zo spoedig mogelijk weer op straat te staan. Met sneltreins vaart vlogen ze door mijn stuk heen en toen ze eindelijk aan het slot waren ge komen, stond de eerste actrice op en zei: „Zie zo, dat hebben we weer gehad. Dag, allemaal. Smakelijke koffie!" De dames en heren verdwenen en ik bleef geheel gedesillusionneerd alleen met de regisseur Louis Moor achter. Al het vertrouwen in mijn stuk was weg en als de heer Van Eysden mij er niet van terug had gehouden, zou ik mijn stuk mis schien hebben teruggenomen. Toen ik later met een collega over deze deceptie bij mijn eerste lezing sprak, zei hij lachend: „O, dan kan ik je nog wel iets anders vertellen. Ook ik ben eens zo dom geweest een lezing van een stuk van mij mee te maken. Het was 'n blijspel en heette „Ten bate Van" en ging ook bij de Rotterdammers. Het was een satire op de zogenaamde liefdadigheid in de gegoede kringen en het ging over een fancy fair, die zou worden gegeven ten bate van een tot armoede vervallen weduwe. Aan het slot van dat stuk kwam een meisje in de kring van deze deftige dames en heren met de mededeling dat de weduwe gestor-, ven was en het feest dus niet doorging. Ik zelf vond dit nog al een geslaagde vondst en verwachtte er veel van, maar op eens hoor jk een acteur tegen zijn buurman zacht zeggen met een zucht: „Hè, hè, was die juffrouw maar in het eerste toneel dood gegaan, dan hadden wij dat stuk niet gehad!" Ik had te veel gevoel voor humor om niet te lachen, maar dat mijn stuk 'n sof zou worden, daarover was bij mij na die lezing geen twijfel meer. Toen enige jaren later mijn „Zedelijk heidsdictator" door Het Hofstad Toneel gespeeld zou worden, stelde ik de heer Van der Lugt Melsert voor mijn blijspel zelf aan de artisten voor te lezen. „Zou je dat wel doen?" zei Van der Lugt. „.Acteurs zijn nog al critisch en meestal vinden zij zo'n lezing 'n peniten tie!" Maar na mijn ondervinding van de lezing, die ik eens had meegemaakt, bleef ik op mijn stuk staan, zodat ik zelf mijn blijspel aan de dames en heren voorlas. Nu meende ik, dat ik niet al te slecht las, maar het effect was toch enigszins anders dan ik mij had voorgesteld. Ik trachtte de geestigheden of althans, wat ik voor geestigheden hield zo goed mo gelijk te lanceren, maar de dames en heren zaten er bij, of ik een drama inplaats van een blijspel voorlas. Ik wil wel erkennen, dat ik het vertrouwen in mijn stuk al heel spoedig verloor en toen ik de eerste ac trice aan haar buurman hoorde vragen: „hoe laat is het?" zakte alle moed in mijn schoenen. Eindelijk was ik gekomen tot de slot scène, waarin de eerste komiek de naam doet er niet toe een groot en naar ik meende, dankbaar aandeel had. Het was de clou van 't stuk. Op eens hoorde ik naast mij duidelijk gesnork. Ik keek op de komiek sliep, of althans hij deed, of hij sliep. Later hoorde ik, wat de oorzaak van deze slaap was. De acteur had zich bij Van der Lugt beklaagd over de hem opgedra gen rol, omdat hij haar te klein vond voor zijn emplooi en hij had op deze hoorbare wijze zijn ergernis afgereageerd op de on schuldige auteur. Het was voor mij een grote voldoening na de eerste voorstellingen van het stuk, dat een aardig succes had, van deze zelfde acteur een allerhartelijkste brief te ont vangen, waarin hij mij schreef, dat hij de rol met veel genoegen speelde en hoopte haar nog dikwijls te mogen spelen. Wij zijn na die tijd altijd beste vrienden ge bleven. Tenslotte nog een herinnering aan de opvoeringen van mijn komedie uit het kleine stads^ven „Fatsoen" door de Ne derlandse Toneelvereniging. Deze kome die was een satire op het schijnfatsoen van de brave burgers van een kleine stad. Zij was geschreven in de tüd van het realis me en ook ik had geen blad voor de mond genomen. Het klonk hier en daar nog al cru, met het gevolg, dat er misverstand ontstond bij enkelen van het publiek, ja, dat sommigen na de opvoering zelfs spra ken van een „schuin" stuk. Niets had minder in mijn bedoeling gelegen. Ik had enkel de mensen eén spiegel willen voor houden en het schijnfatsoen in tegen stelling met het ware fatsoen willen hekelen. Op een avond woonde ik een voorstel ling van Fatsoen bij in de schouwburg te Leiden. Ik was eens op het schellinkje gaan zitten om hét oordeel van het publiek uit de hogere regionen te horen. Voor mij zaten twee onderofficieren met hun dames In de pauze kregen deze militairen lichte lijk ruzie over mijn blijspel; de een vond 't geestig en raak, de andere noemde het schuin. Eindelijk werd ik in het debat be trokken en vroegen de heren mijn oordeel. Ik verdedigde mijn werk en schaarde mij dus aan de kant van de sergeant, die het stuk niet „schuin" noemde. Daarop vatte de tegenpartij vlam en zei nijdig tegen mij: ..Och, meneer, praat toch over dingen waar je verstand van hebt!" Ik heb hem maar niet verteld, dat ik do schrijver van het stuk was. J. B. SCHUIL. Over Muziek VERGELIJKINGEN Onlangs maakte iemand de king dat een grote fuga van Bach te vergelij ken is met een gothische kathedraal. Het was een opmerking van een ernstig mu ziekliefhebber. die zich ook voor de andere kunsten interesseert. Op de vraag of hier met vergelijken bedoeld wordt het bemer ken van overeenstemming in bepaald op zicht, werd bevestigend geantwoord. Op de vraag of hierbij een overeenstemming van structuur werd aangenomen wilde de opmerker niet stellig antwoorden omdat dit een technische zaak is. maar hij be vestigde overtuigd mijn vermoeden dat hij in de beide gevallen: het horen van een fuga van Bach cn het zien van een go thische kathedraal in dezelfde stemming geraakte. En hiermee bewees de serieuze kunstliefhebber naar mijn idéé, dat een derde waarde hem beïnvloedt tot zijn con clusie. Het is de waarde der religieuze aandoening. In zeker opzicht valt hierover niet te twisten, in een ander bepaald op zicht wel. Ik meen dat dc religieuze aan doening, die een onbetwistbare oprecht heid kan zijn bij hot volgen van kunstwer ken, geen bewijzen van overeenkomst in zake stül en structuur levert. Is er enige overeenkomst tussen de go thische bouwstijl en de fuga-kunst van Bach? Wanneer wij enigszins voldoende willen antwoorden moetciv wij dus ver staan. over welk punt van evolutie in de gothiek wij spreken cn aan welke fuga kunst van Bach wij dan denken. Mijn opmerker vergelijkt een kathedraal uit de rijke bloeitijd dér gothiek met een grote orgelfuga van Bach. Wanneer wij ons bij deze soorten houden, kunnen wij zeggen dat het tot in détails uitgewerkt zijn van één stijl-idêe in later tijd bij Bach's orgel fuga's is aan tc wijzen in de veelvuldige ontplooiing van een hoofdthema en pas sende contra-subjecten. Deze overeenkomst is een kleinigheid vergeleken bij de princi piële overeenstemming tussen architectuur en muziek. Wie over gothiek en Bach spreekt behandelt stijl problemen in de vergelijkende kunstgeschiedenis en wij zouden, vervolgende op bovenstaande technische zaken, altijd spreken van het overblijven van bouwkunstige eigenaardig heden uit de 13e tot de 15e eeuw in de muziek van de 18e eeuw. Smetteloze ze kerheden kunnen hierbij nooit gegeven I worden, omdat de muziek der 18e eeuw I (bij Bach zo goed als bij een ander) ook de kenmerken van zijn tijd heeft en in haar diepste betekenis krachten heeft, welke alle tijdstijlcn te boven gaan. Men zou kunnen zeggen dat zowel de gothische bouwstijl als dc fuga-kunst in Bach's tijd objectief zoveel eisen, dat de persoonlijkheid wordt opgelost; anders ge zegd dat de maker verloren gaat in de stijl. Maar de duurzame schoonheidswaar- de van iedere schepping is afhankelijk van het genie, ook bij een algemene stijl. Om bij de muziek te blijven: Alle componisten van Bach's tijd schreven fuga's naar de zelfde eisen; wat bleef or van over? Wij vereren Bach omdat hij door persoonlijke macht iets bijzonders maakte in die objec tieve stijl. Wanneer men verschillende kunsten wil vergelijken doet zich nog iets anders voor. Het is de ongelijke gang der kunsten in de geschiedenis, waarover ik hierboven reeds iets opmerkte. De historie laat ons zien dat de muziek bij de algemene stijl veranderingen soms op de laatste plaats komt. Datgene wat in de koorzang-kunst van de 16e eeuw als voldragen schoonheid tot zijn recht komt, heeft als geestelijke mededeling al enige honderden jaren eer der in andere kunsten, o.a. in de bouw kunst gebloeid. Zo bestaat in de muziek van de 16e eeuw nog het geestelijk leven van de middeleeuwen, dat in andere kun sten in die tijd al lang verlaten is. Johann Sebastiaan Bach al heeft zijn muziek hier en daar kenmerken van de tijd waar in hij leefde steunt met zijn stijl op de Italiaanse renaissance van de muziek in de 17e eeuw. De beginselen der rénais- sance beheersten de andere kunsten echter veel vroeger. Kunslvergclijkingen brengen dus allerlei haken en ogen mee. Ook als men de aard der kunsten wil vergelijken komt men tot moeilijkheden. Ik geloof dat men de bouwkunst de begrenzing der ruimte kan noemen en de muziek is in zekere zin de begrenzing der stilte; men begrijpt hoe de waarde der stilte door de componist behoort te worden gekend. Wat een musicus in de bouwkunst onder andere aantrekt is dat deze kunst evenals de muziek nooit het element van naboot sing of afbeelding behoeft om volledige kunst te.zjjn. De bouwvormen behoeven nooit van iets anders te getuigen dan van hun doelstelling. Dit nu lijkt mij een over eenkomst met de muziek, die boven alle stijlen geldt. Wanneer een villa handig gebouwd wordt in de vorm van een schip, dan is di' .een aneedotisch aardig (als 't aardig is). En zo kan een muziekstuk dat een hoogoven uitbeeldt toch alléén duurzaamheid hebben buiten 't beeld van die hoogoven om. Mijn opmerker laat zich leiden door ge voelens. die door een practische samen hang der zaken worden opgewekt. Hij hoort met aandacht een fuga van Bach in een kerk en het is niet te verwonderen dat hij in zijn aandoeningen tot bepaalde overeenstemmingen komt. Toch is dc fuga- muziek van Bach een kunst op zichzelf en ik zou in verlegenheid zijn wanneer ik zou moeten bewijzen, dat deze muziek typische kerkmuziek is. Overigens hadden de gothische kathedralen nog zeer onbe holpen orgels, waarop de grote fuga's van Bach onmogelijk gespeeld zouden kunnen worden. Een principiële studie over de vergelij kingspunten in de geschiedenis der kunsten is in alle tijden telkens ondernomen. Het zal altijd een moeilijke zaak blijven, omdat hoezeer ook iedere kunst tot de mense lijke geest en 't menselijk hart spreekt toch elke kunst een wereld op zichzelf is, HENDRIK ANDRIESSEN. TEGEN PHNFN EN GRifi l 0 75 (Adv.) ZARAII I.EANDER GEWEIGERD IN BELGIc. De Belgische regering heeft aan Zarah Leander. die Vrijdagavond voor het eerst in een schouwburg te Brussel zou optre den, op grond van haar nazi-gezinde hou ding tijdens de oorlog een arbeidsvergun ning geweigerd. Hicrt«i» werd hcgVd-m v,dal int io naal verbond van politieke gevangenen geprotesteerd had tegen haar Getreden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 5