en Chefari^e^' Een sluitende Staatsbegroting en haar invloed op de beurs Mozartstad Salzburg betoverl weereen internationaal publiek ZATERDAG 21 AUGUSTUS 1948 CHARLES DICKENS: ingeleid door Dr. J. (Uitgeverij Contact, Amsterdam). David Copperfield". (Vertaald en B. van Amerongen). BIJNA HONDERD JAAR geleden ge schreven, en nóg fris, nóg levendig van beeld en stijl, nog boeiend! Natuurlijk: het is en blijft negentiende eeuw, het Victo riaanse tijdvak. Het is de welgedane bur gerklasse ten voeten uit getekend: goed moedigheid, puriteinse preutsheid, behage lijkheid, w.el geborgenheid de tijd van Old Queen Victoria, van in macht groeien de grootindustrie, armenhuizen, misbruikte vrouwen- en kinderarbeid. Dickens-zelf kwarn voort uit de bevolkingslaag van soeiaal-misdeelden. Hij kende hun noden, hun vreugdeloos leven, en al kwam hij er niet tegen in verzet, al Was hij geen op standige als Shelley, zijn hart was vol van medelijden. Hij, journalist van beroep, als stenograaf van het Parlement geoefend in het puntig samenvatten en scherp onder scheiden, schreef ec-n stijl van een eenvoud en klaarheid, dht een ieder hem verstaan zou. En jnen begréép hem: hij sprak tot het hart van zijn lezers, omdat hij vanuit hun hart sprak. Dickens behóefde de wereld van zijn romans niet te bevolken met uit zonderlijke persoonlijkheden. Hij keek om zich heen, zag het leven, peilde met een onfeilbare scherpte van blik het karak teristieke en al was hij geen psycholoog, hij wist met de tekening van één enkele bijzonderheid zijn persoon te typeren. Pickwick is een goedmoedig-gezet man met een gulle lach en met schalkse ogen, en met dat alles is zijn onproblematische we zen getekend. Uriah Heep heeft altijd klamme handen, de onderwijzer Craekle spreekt met een zacht stemrrfetje uiter lijkheden naar het schijnt, maar door Dickens, te pas gebracht met een zo olijke humor en soms herhaald met een zo zuiver gevoel voor het komische, dat een ieder hen wel dagelijks om zich heen moest zien: de Pickwicks en Wellers, Pecksniffs en Trotwoods, al die brave burgerlieden soms ook die onverlaten, die schurken. Want voor Dickens, groot geworden met de zeer positieve Engelse moraal van zijn tijd, was er alleen maar wit of zwart, goed en kwaad. En het kon lopen zoals het wilde: de snoodaard werd gestraft of be keerd. Maar al was hij dan ook een realist, hij begchikte over de scherpte van blik en de warmte van hart om de prozaïsche gang van het dagelijks leven' tot poëzie te rnaken en de romantiek van de burger klasse te ontdekken. Helden waren het niet, maar mensen in hun gewone doen, lotgevallen van alle-dag, waarmee een ieder zich had kunnen vermaken als hij Dickens' ogen had gehad om er in het Victoriaanse Koninkrijk mee rond te kij ken. Daarom- ook was hij populair in de goede zin van het woord en hij is het nog. Hij troostte, want hij wist wat een armelijk leven betekende; hij spotte zacht aardig, 'want hij kende de vreugdeloosheid van een leven zonder lach och, hij maakte van het weigeborgen burgermans- bestaan een idylle. Nooit waagde hij zich in de afgronden van het menselijk-verbor gene, nooit bestormde hij hemelen: hij was een man van maathouden, een man van de gulden middenweg. Zo was de aard van zijn tijd. En aan zijn humoristische gema tigdheid had hij zijn roem te danken. Toch is er, ondanks al deze weltevre denheid, deze bijna vergoelijkende humor, nog een andere Dickens: één die terugver langde naar zijn jeugd, naar de schuldloos heid van de kinderjaren, waarin het leven nog de glans heeft van het paradijs. In zijn, voorwoord tot David Coppgffield bekende hij, dat deze roman hem het liefste was. Men behoeft maar enkele hoofdstukken ge lezen te hebben om te weten waarom: Copperfield, dat is een herbeleving van Dickens' jeugd, geschreven met alle toe wijding en vooral met de volle liefde van zijn hart. Hij was teruggekeerd naar-het land van zijn verlangen, ook al was daar aan het leed niet vreemd, en het dierbaar ste daarvan is niet enkel het spiegelbeeld van merry old England, het is het algemeen menselijke, beleefd door een inniéfcen zui ver schepse)- Gods. Kinderen witten hem lief. Van hoeveel zijner roman-figuren neemt hij niet afscheid op het ogenblik, dat zij als volwassene het leven" ingaan? En soms soms was dit afscheid onherroepe lijk: ik denk aan de kleine Nell herinne ring aan één, die te vroeg van hem was heengegaan die hij met de dood behoedt voor een leven van teleurstellingen. „Zij - was", tekende een scherpzinnig criticus aan, „zij was hem te lief voor de werke lijke wereld". Maar ook degenen die hij in Haagse recherche speurt a la Klein Duimpje Enige dagen geleden kwam de Haagse politie in het bezit van een aantal snippers' papier. De stukjes werden aan elkaar ge voegd en men constateerde, dat de be scheiden afkomstig waren van een inwo ner uit Arnhem. Men zette het onderzoek te Arnhem voort, waaruit bleek dat de eigenaar van de bescheiden in het begin - van Augustus met een aantal vrienden Den Haag had bezocht. Toen zij 's nachts op het Plein in de auto wilden stappen om de terugtocht te aan vaarden, had zich een bejaarde vrouw, die de* indruk wekte enigszins beschonken te zijn, bij de club gevoegd en was tegen de Arnhemmer aangebotst. Tegelijkertijd had zij een portefeuille met f 100 uit de bin nenzak van de Arnhemmer gerold. Op de terugweg werd de vermissing bemerkt, maar of de portefeuille verloren of op an dere wijze was weggeraakt kon toen niet vastgesteld worden. Als verdacht van deze diefstal werd gearresteerd de 56-jarige G. T. Het bij haar aangetroffen geld werd in beslag genomen. TEGEN PIJNEN EN GRIEP 2C TABLETTEN 0.75 Agenda voor Haarlem ZATERDAG 21 AUGUSTUS Spaarne: „Mijn vriend Trigger", 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Waternimf", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Spring time in the Rockies", 14 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Sneeuwwitje en de zeven dwer gen", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Avontuur aan de Amazone", 2, 7 en 9.15 uur. „Gulliver's reizen", alle leeft., 10.30 en 4.15 u. ZONDAG 22 AUGUSTUS Gem. Concertgebouw: Optreden van Lesti- koff, 8 uur. Bioscopen: Middag- en avond voorstellingen. MAANDAG 23 AUGUSTUS Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. zijn boeken liet voortleven tot op hun oude dag waren hem lief; daarom juist verzoette hij de kleine of grote bitterheid van hun bestaan met zijn levensblije humor, want als sociaal-voelend en -denkend man wilde Ijij helpen, en de nood was groot in een „kleine" eeuw. En daarom ook zal deze schrijver altijd weer gelezen, altijd weer verstaan worden: Dickens kon spotten zon der te kwetsen, verbeteren zonder aan te klagen, lachWi zonder het leed te ontken nen, troosten zonder sentimenteel te wor den. Dat maakte hem onsterfelijk en het onvergetelijkst wel, waar hij zo waarachtig van zichzelf vertelde als in David Copper field. v Een nieuwe bewerking want.van Ame rongen deed meer dan verhalen was dringend nodig, wilde dit meesterwerk niet door een verouderde verteltrant en te woordelijke vertaling in vergetelheid raken. In een waarlijk monumentale uitgave is David Copperfield herrezen, in de „Onster- felijken-Reelcs", fris, levendig en boeiend, alsof het zojuist was geschreven. Laat men er weer zijn vreugde aan hebben en, als een eeuw geleden, in spanning benieuwd naar zijn, of Copperfield zijn Dora wel of niet zal trouwen, Micawber inderdaad na zijn droeve afscheidsbrief het leven vaar wel zal zeggen en laat men er vooral blij om zijn hem, Micawber, ondanks zijn wan hoop, te horen jubelen om het geneugt van een voortreffelijke citroen-punch! C. J. E. DINAUX Rijst en suiker naar de maan Gistermorgen geraakte een grote aan hangwagen van de firma Rozenman en Bïjler te Almelo in het Almelo-Vriezen- veenkanaal.* De wagen was geladen met suiker, rijst, alsmede flessen wijn, bier e.d. Van de lading ging alle rijst en suiker verloren. De aanhangwagen was 's nachts in een garage .nabij het kanaal geparkeerd. In de vroege ochtenduren drukte het persone.el de wagen buiten de garage, Op een gege ven moment was men niet meer bij machte de aanhangwagen in bedwang te houden, waardoor hij in het water reed. De nieuwste foto van liet Prinselijk paar. Effecten- en Geldmarkt Een sluitende staatsbegroting -dat is wel het voornaamste perspectief dat de regeringsverklaring voor de Amsterdamse beurs en allen die direct of indirect bij haar betrokken zijn, heeft geopend. Aller lei maatregelen kunnen worden genomen en overeenkomsten kunnen worden ge sloten en men kan zelfs tot devaluatie overgaan om de economische positie tegen over het buitenland te verbeteren, het zal alles niets baten, zolang de staatshuishou ding tekorten blijft opleveren en de Staat dientengevolge geld moet scheppen, dat een economische basis mist. Zo is het nu jaren gegaan. De regeringen, welke sinds de bevrijding zijn opgetreden, dragen daarvan zeker niét de volle schuld. Er moest in de dringende nood der bevol king worden voorzien, het productie-appa raat was deerlijk gehavend, onze nationale hulpbronnen buitenlandse beleggingen, scheepvaart, Indonesië ze waren ver dwenen of ze functioneerden niet meer en het crediet, dat we in het buitenland nog bezaten, moest tot het uiterste worden ge bruikt. De enige grief tegen het gevoerde beleid kan dit zijn, dat men op de toekomst al te veel wissels heeft getrokken, een te optimistische voorstelling had van ons ccrediet in hét buitenland (Amerika) en het belastingpotentieel in het binnenland nagenoeg tot de bodem heeft uitgeput. Langzamerhand zijn de ogen voor het dreigend gevaar van een financieel débacle open gegaan en de Marshallhulp kwam nog juist op tijd om een catastrofe te voor komen. De toenemende apathie op de staatsfondsen- en obligatiemarkt was een symptomen van een naderend staatsban kroet en de voorwaarden, aan de Marshall hulp verbonden, hebben er ongetwijfeld toe bijgedragen, dat de noodzaak van een meer conservatief financieel beleid werd, ingezien. En nu k'omt de regering dan met de toe zegging dat straks een staatsbegroting zal worden ingediend, welke geen milliarden- tekort meer zal aanwijzen. Natuurlijk zal er ook ditmaal op de totale dienst nog wel een deficit zijn, maar dit zal worden ver oorzaakt door uitgaven, welke min of meer tijdelijk zullen zijn, dan wel als kapitaals uitgaven-kunnen worden beschouwd. Men zal goed doen zijn verwachtingen nog niet te zeer op te voeren, maar reeds de offi ciële erkenning dat ten aanzien van het financieel beleid een andere koers moet worden gevaren en een sluitende begroting als een noodzakelijke voorwaarde van het herstel onzor nationale economie moet worden beschouwd, kan als een moed- geven indicatie worden beschouwd. Voor de beurs en de beleggers is dit van grote betekenis, omdat dit de enige weg is om het dreigend gevaar ener voortgaande ^pflatie te stuiten en de koopkracht van het geld te stabiliseren. Of binnen de financiële en monetaire verhoudingen tot het buiten land nog een herziening van de officiële internationale ruilwaarde van onze valuta zal moeten plaats vinden, is een vraag, die voorlopig nog open blijft, maar wanneer de regering er in slaagt de staatsuitgaven in overeenstemming te brengen met de staat- inkomsten, betekent dat in elk geval voor de toekom:,;: een grotere stabiliteit van de reële geldswaarde. En dit is 'n factor, welke voor de beurs en de daarbij betrokkenen de mogelijkheid opent dat de waardering van aandelen en obligaties weer naar oude normen kan geschieden. Ongetwijfeld heeft dit uitzicht reeds enige invloed op de koersloop van aandelen in zoverre dat de inflatievrees een veel minder sterke prikkel is om zich daarbij te interesseren, al hebben ook andere factoren er aan meegewerkt dat de neiging om uit sluitend aandelen te kopen, is verminderd. Men denke hier aan de zware belastingen op de bedrijfswinsten, waardoor ook bij zeer bemoedigende winsten toch slechts matige dividenden kunnen worden uitge keerd. Maar voor ieder, die kapitaal te be leggen heeft, zal het een geruststellende gedachte zijn als de regering krachtige maatregelen neemt om de verdere „ont aarding" van het geld tegen te gaan en met name zal dit aan de waardering van obli gaties ten goede komen, terwijl in het alge meen de spaarzin, thans door een begrijpe lijk fatalisme geremd, er door wordt be vorderd. Uiteraard zal ook het crediet van de Staat zowel in het binnen- als in het buitenland, er door stijgen en zullen op die wijze ook de mogelijkheden van nieuwe investeringen tot opbouw van ons ^productieapparaat worden vergroot. Daarom wordt de begroting voor 1949 door de beurs, die nog steeds in vac^ntfe- stemming verkeert en waar de zakèn tot een minimum zijn ingekrompen, met meer dan gew«ne belangstelling tegemoet gezien. Woningbouw-record in Juni Zoals wij gisteren reeds in een deel van onze editie meldden, bedraagt het aantal gereed gekomen woningen in Neder land in de maand Juni 2467 stuks, 'een nieuw maandrecord sinds de bevrijding. De in Juni gereed gekomen woningen waren als volgt over de provincies ver deeld: Groningen 137, Friesland 95, Drente 104, Overijssel 129, Gelderland 388, Utrecht 73, Noord-Holland exclusief Amsterdam 219, Amsterdam 77, Zuid-Holland ex clusief Den Haag en Rotterdam 167, Den Haag 20, Rotterdam 10, Zeeland 188, Noord-Brabant 463, Limburg 397. Verliezen Nederlandse strijdkrachten De regering maakt bekend, dat in de af gelopen week tot haar leedwezen de na volgende verliezen zijn gerapporteerd: Koninklijke Landmacht: korp. A. A. van Erp uit Eindhoven, overleden tengevolge van oorlogsverwonding, 16 Augustus 1948. Sold. P. Q. Nagtzaam uit Roosendaal, overleden ten gevolge van oorlogsverwón-' ding op 8 Augustus 1948. Sold. H. W. Scheepers uit Weert, overleden tengevolge van oorlogsverwonding op 13 Aug. 1948. Het Koninklijk Nederlands-Indische le ger heeft in de periode van de afgelopen week geen verliezen gerapporteerd. Ook de Koninklijke Marine heeft in de periode van de afgelopen week geen ver liezen gerapporteerd. Zware last voor K.L.M. Met een speciale vracht-Skymaster van de KLM is onlangs uit New York een 4500 kg zware spoel voor de hoofd-dynamo van de Amerikaanse tanker „Pendelton" ver zonden. De electrische installatie van het schip, dat te Durban lag, raakte dezer dagen onklaar. Men telegrafeerde naar New York en met een „vliegende vrachtwagen" van de KLM vervoerde men in tweemaal 24 uur dit „gewichtige" scheepsonderdeel. In de haven van Durban werd de dynamo spoel in het schip gemonteerd, waarna de tanker zonder noemenswaardig oponthoud zijn reis kon hervatten. Portretten van leden uit Huis Oranje-Nassau Expositie in Teyler Het is een indrukwekkende reeks van vorstelijke portretten, die de directeur van het Haarlemse Teijlers Museum heeft ge- exposeerd in de schilderijenzaal naar aan leiding van het gouden regeringsjubileum van' de Koningin. Als ik een middelpunt zou moeten kiezen waaromheen zich al deze beeltenissen laten groeperen, dan zou ik, om de actuele betekenis, het charmante portretje noemen, dat de Josselin de Jong tekende van Koningin Wilhelmina toen deze in 1898 de regering aanvaardde. I-Iet is de eenvoud zelf. Het is uitmun tend getekend. Zonder enige versiering rijst het jonge, slanke figuurtje tegen een wijde achtergrond. Het is niet veel meer dan een schets, maar het is verrassend compleet. Van dezelfde is er een voor de meesten wel onbekend portret van Koningin Emma op ongeveer dertigjarige leeftijd, op tegel geschilderd. Behalve een minutieuse litho van de Koningin-Moeder door Aart van Dobben- burgh en een gevoelig portret van Prins Hendrik door Dirk Harting bestaat de ver zameling uitsluitend uit waardevolle gra vures, portretten uit het Stamhuis Oranje Nassau, die alle deel uitmaken van de ver zameling van Teijlers Museum. Men staat verbaasd over de technische vaardigheid en het vakmanschap dier oude meesters. En niet alleen over hun technisch kunnen, want vele der geëxposeerde por tretten vertonen daarbij een karakteruit- drukkïng en een gemoedsdiepte, die be wonderenswaardig zijn. Vooral de Lim burgse Haarlemmer Hendrik Goltzius (1558 1617) toont zich een meester van de eer ste rang. Zijn portretten van Prins Willem I overtreffen dan ook in knapheid van fac tuur die van Jonas Suiiderhoef (1613 1686) en Willem Delff (1580—1638), wiens portret van Frederik Hendrik echter nau welijks voor Goltzius onderdoet. Deze Delff was een voornaam heerschap, een zeer ge zien man in zijn tijd. die bovendien ver eerd werd met de benoeming van „graveur van de Koning van Engeland". Jonas Suij- derhoef copieerde veelal, maar hij deed het uitmuntend. Daar zijn twee zeer kleine tekeningetjes van Goltzius, die mij nog liever zijn dan zijn uitvoerige gravures. Het zijn zoge naamde „silverpoinls", getekend met de zilverstift, uiterst gevoelig. Vooral daaruit leert men de artist Goltzius kennen. Daar is een vermakelijke voorstelling waarop Jacob Cats wordt afgebeeld, terwijl hij onderricht geeft aan de jonge Willem II. Van latere tijd zijn de zinken buste van Willem IV, die eenmaal eigendom was van de stichter van Teijlers Museum en fraaie gravures van Jan Willem Friso en diens gemalin Maria Louisa door Houbraken en Tanjé, de eerste een 18e eeuws graveur, die in 1719 te Amsterdam overleed en een soortgelijk werk over Schilderkunst schreef als Carel van Mander: „De groote schouw- burgh der Nederlandsche Konstschilders" en de tweede een graveur, die zich vooral toelegde op het copiëren van portretten, evenals Willem Delff, ofschoon minder knap. Vermeldenswaard zijn nog een prachtige copie naar Antonie van Dijck door Suij- derhoef: Johan graaf van Nassau en een portret door Delff van Joan Maurits van Nassau, gouverneur-generaal van Brazilië De portretten der Koningen Willem I, II en III, gegraveerd door Taurel naar Kruse- man en Nicolaas Pieneman completeren de verzameling. Het is een merkwaardig geheel deze ex positie en stijlvolle collectie, hoe beknopt ook, te midden van de heterogene verza meling van curiositeiten op wetenschappe lijk gebied, instrumenten, half-edelstenen, tekeningen. De expositie der portretten duurt tot en met einde September. HERMAN MOERKERK. Oude charme bleef (Van een bijzondere medewerker) De Salzburger Festspiele waarmee het tijdens het Nazirégime steeds berg afwaarts was^gegaan, nadat als eerste Arturo Toscanini zijn verdere mede werking had geweigerd werden reeds in 1945, drie maanden na het einde van de tweede wereldoorlog, in ere hersteld, doch zijn eigenlijk pas dit jaar voor een breder internatipnaal pu bliek toegankelijk,,Op vertoon van een in deviezen betaald toegangsbiljet voor slechts één enkele voorstelling, krijgt men thans het Oostenrijkse visum en buitenlandse valuta mag men onbe perkt invoeren. Menigeen, die thans naar Salzburg tijgt, zal zich echter met enige bezorgdheid afvragen, of hem geen désillusie wacht: of Salzburg nog wel het Salzburg, de Festspiele nog wel de Festspiele zullen zijn, zoals die in zijn herinnering leven. Herinneringen aan de glansperiode in de jaren 19351937 doemen op, toen Tosca nini op weergaloze wiize Fallstaff, Meister- singer, Fidelio en Zauberflöte dirigeerde en Bruno Walter met Mozart's Don Giovan ni ware triomfen vierde. Hoe kon het ook anders, waar hij na lang zoeken eindelijk de ideale Don Giovanni had gevonden in Ezio Pinza? De opvoeringen van Hofmannsthal's Jedermann die sinds 1920 onafgebroken op het programma stonden, waren in deze jaren reeds Salzbui-gse tra ditie geworden. Sinds 1933 werd Goethe's Faust in de enscenering van Max Reinhardt opgevoerd in de beroemd geworden Faust- stad, die prof. Holzmeister in de Felsenreit- schule had opgericht. Er waren voorts de Serenades in de Felsenreitschule, de Dom- concerten, de concerten .van de Wiener Philharmoniker onder leiding van Tosca nini. Bruno Walter, Knappertbusch, Rod- zinski. Middelpunt van hoge theatercultuur En rondom dit alles de charme van een stad, waarover Hugo von Hofmannsthal I schreef: „De schoonheid van deze stad is i er altijd, als iets vanzelfsprekends; doch in de tyd van de feestspelen wordt ze ons eerst zo recht bewust. Ze is het door de natuur aangewezen middelpunt van een hoge theatercultuur. Hier. alleen hier kon Mozart geboren worden." En zo waar is dit woord van Hofmannsthal, dat men door Salzburg dwalend, van de ene verrukking in de andere vallend, steeds weer nieuwe charmes ontdekkend,' iets ervaart van de ondefinieerbare blijheid, die door vele van Mozart's scheppingen waart, zodat men ge- neigt was Hofmannsthal's woord te verge ten en het als een zelfgevonden waarheid te beschouwen, dat hier en nergens anders het genie van een Mozart tot volle ont plooiing kon komen. Onbezorgde sfeer. Zó was Salzburg in onze herinnering en zó is het gebleven. Is het de weergaloze schoonheid van de stad en van de hele om geving, is het de traditie van een eeuwen oude, de Duitse, Franse en Italiaanse geest in zich verenigende cultuur, die ons die sfeer van onbezorgde, door aardse beslom meringen niet geraakte gemoedelijkheid voortovert, waarin de Salzburgers zich schijnen te bewegen? Zien we hun zorgen niet, die ze toch zeer zeker moeten heb ben? Want de inkomens zijn klein, de toe wijzingen op de levensmiddelenkaarten ge ring, en de-prijzen, die men op de „zwarte" en „grijze" (een van overheidswege oog luikend getolereerde) markt moet betalen zijn in verhouding tot de inkomens zeer hoog. Of zijn ze zelf evenzeer als wij be toverd door de sfeer van hun stad en tellen ze hun zorgen daardoor gering? In elk ge val storen ze bij oppervlakkige beschou wing niet de illusie van de vreemdeling, die in zijn vacantie niet te veel misère wil zien. Ze zijn vrij behoorlijk gekleed. De cafés, waarin men als van ouds uitstekende zwarte koffie en heerlijk gebak krijgt, zit ten vol met Oostenrijkers (de buitenlan ders zijn verreweg in de minderheid) die volstrekt niet de indruk maken tot het zwart-handelende schuim van de maat schappij te horen, en iedereen is het er over eens, dat in de laatste maanden de toestand veel is verbeterd. De prijzen zijn belangrijk gedaald (vooral van de zwarte markt!) en in de winkels is wéér van alles te krijgen. Dit over Salzburg en de Salzburgers. Traditie gehandhaafd. Over de Festspiele zelf slechts dit: on danks de nood der tijden is Salzburg erin geslaagd zijn Festspiele een niveau te ge ven, dat welhaast het peil van de „goede, oude tijd" bereikt, al was het nog niet mo gelijk Bruno Walter en Arturo Toscanini naar Salzburg te brengen. Furlwangler dirigeert „Fidelio", Karajan Gluck's ^Or- pheus und Euridike" en Mozart's „Figaro's Hochzeit". Verder „Entführung aus dem Serail" onder Josef Krips en een modern werk „Le vin herbé" van Frank Martin onder leiding van Ferenc Fricsay. Als toneelstuk is naast „Jedermann" dat als van ouds op het Domplein wordt opgevoerd onder regie van Helene Thimig, in de enscenering van Max Reinhardt een stuk van de grote Oostenrijkse dichter Grill- parzer gekozen, „Des Meeres und der Liebe Wellen" met Paula Wessely in de hoofdrol. Ook de traditie van de concerten van de „Wiener Philharmoniker", van de Serena des in de Felsenreitschule en de Domcon- certen blijft gehandhaafd. Over Muziek EEN GEZEGDE Niets is aardiger dan in hel schemeruur van een zomeravond aan het Buiten- Spaarne te zijn. Ik zat er onlangs aan de kant van het water, niet ver vaiv een hen gelaar. De man sliep; zün gehele hoofd was zozeer, in overeenstemming met zijn ogen, gesloten, dat men niet meer van wijsgerig mijmeren kon spreken. Nadat ik zeer lang in de stilte van nietsdoen en ver-weg kijken over water en weilanden had ge noten, bemerkte ik dat de hengelaar wak ker was geworden. Hij zei „goeien avond" en dat was een aangenaam accent in de stemming. Niet uit hatelijkheid, maar uit belangstelling vroeg ik hem, waarom hen gelen eigenlijk een sport heette. Toen hij antwoordde, dat je zoiets moest begrijpen, toonde ik mij voldaan. De stilte in de avondlucht bleef heerlijk en werd niet ge stoord toen mijn vreedzame buurman op merkte: „er zit anders vanavond niet veel ny.iziek in." „Waarom?", vroeg ik hem. „Wel, in 't water!" Ik begreep dat men ook dit moest begrijpen, maar dacht meteen aan zijn sympathieke slaperigheid, toen hij zei „maar 't hindert niet, ik zit hier goed." Zeer langzaam werd 't wat donkerder en er was steeds minder kleur en tekening in het stille landschap. Wij zaten ér goed, dat was waar. De opmerking dat er „niet veel muziek" in zat, bleef mij bij. Het is de keerzijde van het vrolijke gezegde: daar zit muziek in! I Iedereen voelt, iedereen weet, iedereen be grijpt wat dit betekent. Waar is de taal historicus, die ons meedeelt wie de man is, van v/ie dit gezegde stamt? Die man ver dient een krans; hij zou voortaan genoemd moeten worden als de uitvinder van het beginsel van eenheid in leven en muziek. Hij. moest de vereerde patroon en leidsman zijn van iedereen, die een ander iets moet leren. Maar iemand die zo'n raak woord vindt om iets duidelijk te maken schrijft geen leerboek, geen methode, geen school en doet niet aan 't voorbereiden voor exa mens. Helaas, het zou geen bruikbare def tige zin zijn voor een waardig Hollands examen. Intussen is het gezegde op alles van toepassing: dit is een paard, daar zit muziek in; dit is een onderneming, daar zit muziek in; dat is een gezin, daar zit mu ziek in, enz. En het is altijd te begrijpen, er behoeft geen toelichting gegeven te wor den. Is er iemand die het niet verstaat wel, in zo iemand zit geen muziek. Men kan ook zeggen dat zelfs iemand, die niet muzikaal is, tenminste op dit punt de mu ziek verstaat. Ik kan mij voorstellen dat een litterator, die wars van alle muzikali teit is en slechts met enige vrolijkheid denkt aan het bestaan van de muziek als wezenlijke kunst, op een bepaald ogenblik over een boek zegt: daar zit muziek in. „Hap", zei de hengelaar, en er vloog een flonkerend visje in een boog naar hem toe. „Nou", zei ik, „misschien komt er nu toch een beetje muziek in." „Meneer, het zit er in of het zit er niet in", antwoordde hij „zo'n enkel dingetje is niet genoeg." Ik had iets vriendelijks willen zeggen, maar ben mij bewust dat mijn opmerking eigenlijk niet jüist was: een beetje muziek is geen muziek. Hij was ook helemaal niet in zijn schik en zo langzamerhand vond ik hem saai. Misschien zou hij heel anders geweest zijn als hij al spoedig, nadat hij bij 't water was gaan zitten, had beet ge had; en als hij dan weer niet te lang had behoeven te wachten. Maar ik durf 't niet met zekerheid te zeggen, want ik ben met de sport van het hengelen niet bekend. Ifi ieder geval had hij eens en voor altijd ge zegd, dat er vanavond niet veel muziek in zat, en ik dacht dat ik dit begrepen had. „Ik ga naar huis, 't wordt donker, en 't haalt toch niks uit", zei mijn buurman. Ik zei „goeien avond" en dacht ook maar op te stappen. Maar toen bleek de avond nog mooier te worden, en ik bleef <widat ik merkte, dat er zoveel muziek zat in deze stilte. Zij werd begrensd en bepaald door de enkele geluidjes, die hier en daar soms te horen waren. Er was geen kleur meer te zien, de natuur sloot de ogen en het dromen-leven begon. Nu was het gelukkig om wakker te zijn en te kunnen luisteren naar wat niet hoorbaar was en te kunnen kijken naar de duisternis. Een andere lichtheid en een ander leven waren waak zaam in het landschap. De natuur gaf geen verantwoording en ik voelde mij gedwon gen stil te zijn, zoals men zich rustig houdt in de nabijheid van iemand, van wie men ziet dat hij dromend slaapt. Ik luisterde aandachtig en leefde mee met dit schijnbare stilstaan van de om geving onder de eindeloze lucht. Hoe ver der de herinnering aan de dag verdween, hoe duidelijker de muziek van de nachte lijk^ stilte klonk. Wanneer er een flitsend geluidje van een visje was in het donkere water tekende dit een figuurtje in de ruimte der stilte, waardoor de eenzaamheid nog gz-oter. scheen te worden. De nacht is majestueus, maar de stilte is iets zeer innigs; men leeft, al luistei'end, naar de eenheid in de duisternis. Het Adagio der natuur hewoog zich. schijnbaar zonder maat, in een harmonie die wij niet door- grondefi en met melodieën, die wij even min bepalen kunnen. Maar een zingende muziek was er in deze stilte, een zekerheid van stem in de eenheid van geluidloze ruimte en duisternis, die meer is dan de schaduwzijde van de dag. Het zou nochtans niet goed zijn de schoonheid aan zich te onderwerpen door onbescheiden te blijven en de dageraad af te wachten; dromen voltooit men niet. Ik- stond dus op en dacht aan de henge laar. die zeker thuis al zat te mopperen, dat het zo weinig had uitgehaald, maar toch ook tevreden was met de mooie avond, HENDRIK ANDRIESSEN. Een scène uil Mozarts onsterfelijke opera „De ontvoering uit het Serail' Fraude bij distributie in Hilversum Een 53-jarige Hilversumse loketambte naar van de distributicdienst is döor de politie gearresteerd omdat hij zich in sa menwerking met een viertal burgers, waar onder twee oud-distributie-ambtenaren, schuldig maakte aan fraude. Op inwisselbonnen, welke op de zwarte markt te Amsterdam werden gekocht, ver strekte hij zonder stamkaarten af te krui sen, nieuwe bonkaarten. Deze fraude, welke reeds geruime tijd gaande was, werd ont dekt doordat de man aan een zijner com- olotgenoten kaarten verstrekte op inwissel bonnen, welke nog niet geldig waren. Hij had dit niet bemerkt, maar bij in terne controle kwam de vergissing aan het licht en daarmede de gehele fraude. De ambtenaar, bij wie een bedrag van 1800 in beslag werd genomen, en vier mede plichtigen zijn ingesloten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 5