Het constitutioneel Koningschap' Dp ,-vmh"i,'n van hct Koningschap van Koningin Willielmina Indonesiërs vertellen van hun bewondering voor de Koningin DONDERDAG 26 AUGUSTUS 194R J—I ET MAR 1948 geeft rijkelijk stof tot herdenken en overdenken. Het is driehonderd jasr geleden, dat de souvereiniteit van de Nederlandse staat bij de vrede van Münster officieel erkend werd en honderd jaar, dat in de grondwet van 1848 de grondslagen werden gelegd van die staat in zijn moderne vorm. Voor vijftig jaar tenslotte ging de stralend jonge figuur van Koningin Wilhelmina op van het Paleis op de Dam naar de Nieuwe Kerk om de eed op de Grondwet af te leggen en ingehul digd te worden. Waarlijk reden te over, om te gedenken, en wat meer zegt, dankbaar te gedenken. Die plechtigheid in de Nieuwe Kerk trekt telkens weer de blik, die dwaalt over de halve eeuw, waarin Koningin Wilhelmina aan het hoofd van de Staat stond. Geen kroning het Koninkrijk der Nederlan den kent deze handeling niet maar een eed op de Grondwet, het aanvaarden van de verplichting, om de Staatsinstellingen, de rechten en vrijheden van het Neder landse volk te handhaven. Zij zijn gehand haafd, eerst in een periode, die wel scha duwen, maar ook sterke lichtzijden had, dan in de angstige jaren van de eerste wereldoorlog en in de moeilijke tijd van crises; daarna, tenslotte, zwaarste taak van al, gedurende de tweede wereldoorlog, toen het land overrompeld en de regering in ballingschap was. De eed op de Grondwet, in 1898 afgelegd, is wel het volmaakte tegendeel van een blote formule geweest. Zo hecht is de Koningin met de consti tutie verbonden, èn door haar eed èn door haar beleid, dat het alleszins gerechtvaar digd is, op dit ogenblik een beschouwing te wijden aan het Hoofd van Staat als con stitutionele vorstin. Die beschouwing is intussen zo eenvoudig niet. De figuur van Koningin Wilhelmina en haar regering staan stellig strak genoeg getekend in onze geschiedenis, maar met de aard en de be tekenis van 't constitutioneel koningschap is dat even stellig niet het geval. De Koningin bezwoer de. zij het gewij zigde Grondwet van 1848 en men zou ge neigd kunnen zijn, het constitutioneel koningschap in ons land met dat jaar aan te doen vangen. Juist is dat, strikt genomen, niet. Toen Willem I in 1813 de souvereini teit aanvaardde, deed hij dat onder toe zegging van een „wijze constitutie". Zij werd in 1814 afgekondigd en is met wijzi gingen van kracht gebleven tot 1848 toe. De eerste en de tweede Koning hebben haar plechtig bezworen. Zij zijn beide, krachtens die eed, constitutionele vorsten geweest. Tussen hun constitutioneel ko ningschap en dat van Koningin Wilhelmina ligt echter een groot verschil. Zij regeerden autocratisch, de ministers waren in de let terlijke zin van het woord dienaren van de Kroon, door de Koning naar eigen goed dunken gekozen, de invloed van de volks vertegenwoordiging was gering. De ommekeer van 1848 Inderdaad voltrekt de Grondwet van 1848 in dit opzicht de ommekeer. Zij brengt veel groter invloed van de volksvertegenwoor diging en ten opzichte van het koningschap de uitermate belangrijke bepaling, gefor muleerd in de korte zin, dat de Koning onschendbaar en de ministers verantwoor delijk zijn. Dit betekent het eind van het persoonlijk gouvernement van de Kroon, zoals dit onder Willem I en Willem II had bestaan: tussen de onschendbare Koning en de volksvertegenwoordiging worden de ministers geschoven als verantwoordelijk voor het regeringsbeleid. Toch bracht deze bepaling nog geen constitutioneel koning schap, zoals wij dat in de laatste halve eeuw gekend hebben. Ook de derde Koning had een autocratische inslag en de neiging de ministers te zien als zijn kabinet, dat hij handhaven kon, ook indien het inging tegen de uitdrukkelijke wensen van de volksver tegenwoordiging. Het heeft twintig jaar geduurd, voor in de practijk volledig aan vaard werd, dat geen ministerie regeren kan tegen het verlangen van de Staten- Generaal. De invloed der partijen Na 1870 begint de groei van politieke par tijen in de moderne zin en na 1880 zet deze zeer krachtig door. De formatie van mo derne politieke partijen nu brengt een grote verandering teweeg in de practijk van ons staatsbestuur. Zodra de leden van de Staten-Generaal niet alleen zitting heb ben als vertegenwoordigers van het Neder landse volk. maar ook als exponenten van de georganiseerde politieke groepen, waar in dat volk verdeeld is, breekt de tijd aan voor het parlementaire stelsel, zoals wij dat kennen en dat zonder dit partijwezen ondenkbaar is. Dit betekent onder meer de vestiging van een ander gebruik, n.l. dat het ministerie niet alleen overeenkomstig de wensen van de meerderheid der Kamers regeren moet, maar voortkomt uit de par tijen, die die meerderheid vormen. Ook dit staat niet in de Grondwet omschreven, het is wederom zoals gezegd, een gebruik, een ongeschreven wet. De Staat, waarvan Koningin Wilhelmina het hoofd was, berustte op de Grondwet en de gebruiken van het parlementair stel sel. Naarmate het kiesrecht tot breder kring wordt uitgebreid, tenslotte tot algemeen kiesrecht toe, groeit de Nederlandse Staat tot een parlementaire democratie, die haar bekroning vindt in het koningschap. Dat was de staatsvorm, waarvan Koningin Wil helmina de Grondwet en ongeschreven wetten te handhaven had. Het zal zonder meer duidelijk zijn, dat dit constitutioneel koningschap een gans andere betekenis had dan dat van Koning Willem I of van Ko ning Willem III in de eerste twintig jaren van zijn regering. De vraag dringt zich op, welke die be tekenis dan wel is. Vóór 1840 regeerde de Koning zelf met ministers, alles onder een zeer beperkte medezeggenschap en con trole van de volksvertegenwoordiging. De Koning stond niet boven de partijen, hij stond midden in hun strijd, omdat de han delingen van de regering de zijne waren en onder zijn verantwoordelijkheid ge schiedden. Na 1848 verschoof die verant woordelijkheid wel is waar naar de minis ters, maar Koning Willem III greep voor 1870 nog altijd persoonlijk in en drukte in meerdere of mindere mate zijn stempel op het regeringsbeleid. Na dat jajir wordt dit steeds minder het geval: in de parlemen taire democratie, die zich ontwikkelt, speelt de politieke strijd zich niet af om. maar onder de hoede van het Hoofd van de Slaat. Zijn functie verheft het staatshoofd boven de politieke partijen en hun strijd en uiterst zelden grijpt het in het politieke bedrijf daadwerkelijk in. Het is#om het koningschap stiller geworden dan voor heen. Dit alles zegt intussen slechts, wat het moderne constitutionele koningschap niet is: het geeft zijn perken aan. Welke posi tieve betekenis heeft het echter binnen deze perken? In de parlementaire democratie dan ver vult het constitutioneel koningschap aller eerst de rol van regulator, van vliegwiel. 1 Zolang het ministerie regeert overeenkom stig de wensen van de Staten-Generaal, verloopt het landsbestuur vlot en is er voor regulerend ingrijpen geen aanleiding. Dat verandert echter op het ogenblik, dat een conflict tussen ministerie en volksvertegen woordiging ontstaat. Dan stokt de parle mentair-democratische machinerie en moet zij over het dode punt geholpen worden. Daartoe zou geen ingrijpen van de Kroon vereist zijn. indien in een dergelijk geval de regel gold, dat het Kabinet steeds voor de volksvertegenwoordiging moet wijken. De nadelen van een dergelijke regel sprin gen in het oog; het juiste inzicht in 's lands zaken behoeft niett per se bij de volksver tegenwoordiging te berusten en evenmin is het zeker, dat de kiezers op het punt in geschil steeds achter de Kamer staan. De constitutionele monarchie is het sym bool van de Nederlandse staat. Zij staat in onschendbaarheid en onpartijdigheid boven het gewoel van de politieke strijd. Zij waarborgt de constitutie, de rechten en vrijheden van het Nederlandse volk. Een niet gering deel der Nederlandse politieke groeperingen ziet hier een uiterst belang rijke functie van de constitutionele vorst: zij kennen hem de bevoegdheid toe om, uit een eigen recht, die vrijheden en rechten te beschermen, indien zij in de partijstrijd van meerderheid en minderheid in de ver drukking mochten komen. Tenslotte is het constitutioneel koning schap een nationaal symbool: het vertegen woordigt niet alleen de Nederlandse staat, maar, wat belangrijker is, de Nederlandse natie, haar historie en instellingen. Dat dit in feite zo is, ligt overigens minder aan het koningschap als instituut dan aan de dra gers van ae Kroon. Men kan moeilijk zeggen dat het Nederlandse volk monarchaal is op de wijze, waarop een groot deel van de Duitsers dat b.v. voor 1918 waren. Niet het koningschap als zodanig is voor de Neder lander bij uitstek de regeringsvorm van zijn keuze daartoe heeft hij te lang in de republiek geleefd maar wel een con stitutionele monarchie van het Huis van Oranje. Viel dit laatste weg, dan zou het koningschap voor hem wel een bij uitstek lege vorm worden. De band tussen Neder land en het koningschap in het Huis van Oranje is niet alleen een staatsrechtelijke, maar ook een historische en daarom des te sterker. Vijftig jaar lang is Koningin Wilhelmina het symbool geweest van de Nederlandse natie en de Nederlandse staat, vijftig jaar lang heeft zij het constitutionele koning schap uitgeoefend en haar regulerende functie vervuld met een nauwelijks te overtreffen plichtsbetrachting en hoogheid van geest. Van die voortreffelijke kwali teiten is het Nederlandse volk zich in de jaren van vrede en voorspoed zeer wel be wust geweest. De volle betekenis van het constitutioneel koningschap van de Ko ningin is het Nederlandse volk echter eerst goed ingescherpt, toen de tweede wereld oorlog uitbrak. In Londen vertegenwoor digde Koningin Wilhelmina de Nederlandse natie op wel zeer bijzondere wijze: zij ver beeldde in haar persoon het vrije Neder land. Dit alles heeft de Koningin volbracht op 'n volstrekt eigen wijze, die paste bij haar krachtige en markante persoonlijkheid. Men kan slechts vermoeden, wat een offers aan ontzeggen en verzaken van eigen in zicht de vervulling van dit koningschap aan een figuur als Koningin Wilhelmina gekost heeft. Koningin en socialisme Deze offers zijn echter niet vergeefs ge weest. De positie van het constitutioneel koningschap in Nederland heeft sedert 1890 een duidelijke wijziging ondergaan en wel een wijziging ten goede. Het koning schap heeft in Nederland een breder plaats en een algemener betekenis gekregen. De houding, die het socialisme tegenover de Kroon aannam, kan dit gemakkelijk ver duidelijken. Onder de regering van Koning Willem III was het socialisme niet alleen principieel republikeins, en dus anti-mo narchaal, het richtte zich ook bepaaldelijk tegen de persoon van de Koning. Dat per soonlijk element is niet meer aanwezig in de propaganda van de SDAP, die in 1894 optreedt, maar principieel republikeins is ook zij. Troelstra en de zijnen lieten niet na. het in uiterlijkheden te demonstreren, ook al aanvaardden zij het constitutioneel koningschap in Nederland als een histo risch gegroeide functie. Zo kon het gebeu ren, dat in 1918, toen Troelstra zijn greep naar de macht wilde doen, de tegenactie culmineerde in een grootse huldiging van de Koningin. Het gebaar is te verklaren, al blijft het de vraag, of het wenselijk was, de constitutionele vorst zozeer te betrekken in de strijd der partijen, temeer omdat Troelstra's aanloop nu niet bepaald in de eerste plaats het koningschap gold. Hoe dat zij, men kon verwachten, dat de kloof tussen het socialisme en het koningschap hierdoor blijvend verbreed zou worden. Het is niet gebeurd en de bewering lijkt niet gewaagd, dat nu ook het grootste deel der socialisten in het constitutioneel ko ningschap een symbool en een plechtanker van de Nederlandse staat ziet. Dit vindt de socialistische ideologie, maar evenzeer ten dele zijn oorzaak in een wijziging van in de wijze waarop het constitutioneel ko ningschap door Koningin Wilhelmina is uitgeoefend. In de tragische episode van de Lon- dense ballingschap heeft de Koningin zich en haar functie een uitzonderlijke, brede plaats geschapen in Nederland. Wanneer zij thans wenst af te treden, dan laat zij niet slechts een pijnlijke leegte achter als constitutioneel vorstin en als draagster van Nederlandse ge dachten, maar ook als krachtige en hoekige figuur in ons openbaar leven. Het lijkt op het eerste gezicht zeer op merkelijk, dat een vorstin, die deze eigenschappen had, en ze toonde bovendien, met zo voortreffelijk ge volg het constitutioneel koningschap vervullen kan, dat een niet geringe mate van geestelijke neutraliteit vergt. Wie dit verklaren wil, dient te beden ken. dat Koningin Wilhelmina de draagster was, niet alleen van de Kroon, maar bovendien van een tradi tie die vrij wat ouder is dan het ko ningschap: de verbondenheid van Nederland en Oranje. Prof. dr. A. J. C. RüTER j Op 6 September a.s. zal Koningin Juliana :n de Nieuwe Kerk te Amsterdam plechtig wórden ingehuldigd. Ingehuldigd, niet ge kroond. In de Grondwet staat (art. 10 en 11): „De Kroon der Nederlanden is en blijft opgedragen aan Zijne Majesteit Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau, om door Hem en Zijne wettige nakomelingen te worden bezetenen „De Kroon gaat bij erfopvolging over op Zijne zonen etc." Wanneer dus in Nederland een koning sterft, gaat zijn waardigheid, die hij bij de Gratie Gods vervult, vanzelf over op de grondwettig aangewezen opvolger. Dit is te vergelijken met de vroeger in Frankrijk gebruikelijke proclamatie bij de dood van een koning: „Le roi est mort, vive le roi". De Grondwet heeft ook voorzien in een troonsafstand (hoewel in tijden, dat dit niet het geval was, het onze eerste Koning Wil lem niet weerhouden heeft in 1840 af te treden) en wel in art. 15 „Afstand van de Kroon heeft ten opzichte van de opvolging hetzelfde gevolg als overlijden". De troon opvolger aanvaardt dus op het ogenblik van verscheiden of afstand van de koning de regering, van welk feit hij het volk door een proclamatie kond doet. Een ceremonie van troonsbestijging of kroning heeft niet plaats. Op 30 Maart 1814 had de inhuldiging van de „souvereine vorst" Willem plaats in de Nieuwe Kerk te Amster dam, sindsdien de traditionele plaats, waar ook de volgende Oranjes de eed op de Van onze correspondent te Batavia) Voor de eenvoudige Indonesiër is de Ko ningin een begrip, dat alles wat edel, wijs, rechtvaardig en majestueus is, omvat. Slechts enkele uitverkorenen uit het Indo nesische volk hebben haar aanschouwd en met haar gesproken. Ik ben naar enkelen op zoek geweest om hun Indrukken van Hare Majesteit en de Koninklijke Familie te vragen. Raden Abas Soerianataadmadja, oud regent van Tjiandjoer is een oude en wijze telg uit een vorstengeslacht. Hij kwam mij tegemoet op de voorgalerij van het voor malige residentiehuis te Bandoeng, dat thans het verblijf is van de Wali Negara Wiranata Koesoema, wiens adviseur hij is. „Kom", zei hij, „laten we hier gaan zit ten, dan kunnen we rustig met elkaar pra ten", en hij leidde mij naar een zitje, dat wat afzijdig stond op de grote voorgalerij. Hij was er kennelijk trots op, mij iets te kunnen vertellen van zijn ontmoeting met de Koningin. Zijn stem klonk zacht, maar plechtig, toen hij verklaarde: „Zij is een zeldzame vrouw. Het was zeer indrukwekkend. Ik was er in 1938, tien jaar geleden, ter gelegenheid van het 40-jarige regeringsjubileum. Namens de Regentenbond. waarvan ik secretaris was, heb ik haar een oorkonde aangeboden. Mijn indruk van de Koningin was: een krachtige, eerbied-afdwingende persoon lijkheid, zeer vitaal. Haar stem, zacht en kalm, heeft me bijzonder getroffen. Zij stelde mij enkele vragen over het bestuurs- corps en het was verbazingwekkend zoveel ze ervan af wist. Ze vroeg naar mijn in zichten over de toekomstige politieke ontwikkelingen in Indonesië. Hieruit bleek dat ze reeds toen haar gedachten had laten gaan over wat later werd de opdracht aan de Commissie voor Staatkundige Hervor mingen onder Visman. Later was er een Grondwet hebben afgelegd. Ir. de eerste Nederlandse Grondwet, die de dag vóór de inhuldiging was afgekondigd, 29 Maart 1814, wordt niet van een kroning, maar van een inhuldiging gesproken. De kroning is de spirituele wijding van het koningschap en geschiedt derhalve door een hoge geestelijke autoriteit. (De kro ning van de middeleeuwse Duitse keizers kreeg immers eerst rechtsgeldigheid, wan neer dë Paus zelf de kroning had verricht. En zelfs Napoleon achtte het noodzakelijk zijn illegitieme keizerschap door een pause lijke kroning te laten wijden.) In landen met een staatskerk is het eveneens gebrui kelijk dat een van de hoogste dignitarissen van die kerk de kroning verricht. In En geland de aartsbisschop van Canterbury, in Denemarken een Lutherse bisschop. Doch wie zou in het protestantse Neder land van ongeveer 1815, met zijn sterk Calvinistische inslag, deze plechtigheid hebben moeten verrichten? Door een inhuldiging worden al deze ceremoniële problemen vermeden. Doch hierdoor ontbrak ook voor het vervolg een precedent. Wel liet Koning Willem II bij zijn inhuldiging in 1840, die met veel meer pracht en praal dan die van zijn vader ge paard ging, de in 1815 vastgestelde rijks symbolen, in een fraaiere vorm vervaardi gen, maar tot een kroning werd evenmin overgegaan. En zo is het gebleven. Geen kroning, een inhuldiging, die echter zeker zozeer als een kroning de wezenlijke vorm van ons koningschap aanduidt, want het is de symbolische handeling die vorst, banquet op het Paleis op de Dam, waar een zeer strenge étiquette heerste. We wer den .er door de Hofmaarschalk ontvangen. De Koningin kwam pas binnen, toen ieder een aanwezig was. Ze werd gevolgd door Prinses Juliana en Prins Bernhard. Veel gegeten hebben we niet, want daarvoor was het natuurlijk allemaal veel te deftig. Ik zat in de buurt van de Prinses, die heel gewoon en natuurlijk met ons praatte. Ze vertelde, dat haar grootste verlangen was eens naar Indië te komen. Ze maakte een jonge en spontane indruk; de Prins zag er in zijn officiersuniform erg sportief uit. „Als een goede moeder" Mevrouw Abdoelkaclir, de echtgenote van de huidige directeur van Algemene Zaken en als zodanig de tweede dame in Indië, heeft de Koningin tijdens haar ver blijf in Amerika ontmoet. „De Koningin woonde toen in Stock bridge", vertelde ze. „Mijn man en ik kre gen een uitnodiging om bij haar op de thee te komen. Maar de dag, waarop we uitge nodigd waren, moesten we heel ergens an ders een lezing houden, die niet meer kon worden afgezegd. Toen stonden we voor eëh moeilijke beslissing, maar er viel wei nig aan te doen. We belden de secretaris op en legden hem de zaak uit. Het was zeer pijnlijk een uitnodiging van de Ko ningin te moeten afzeggen en u begrijpt hoe we ons voelden. Maar de Koningin nam het heel gemakkelijk op. „Als u die dag niet kunt, komt u dan de volgende dag", zei ze, en ik kan u niet zeggen, hoe dankbaar we haar daarvoor waren. De Koningin was voor ons een openba ring. Ze was zo eenvoudig, zo doodgewoon lief. Ze ontving ons als een goede moeder. We dronken thee in de tuin. We zaten daar met ons drieën: de Koningin, mijn man en ik. Zelf schonk ze ons de thee in en pre senteerde koekjes. We hebben erg gezellig de door erfrecht koning geworden vorst, met volk verbindt. De nieuwe koning (of koningin) zweert bij deze plechtigheid in een verenigde openbare vergadering dei- beide Kamers der Staten-Generaal trouw aan de Grondwet en aan het Nederlandse volk. Hij of zij doet zulks in de volgende constitutioneel vastgelegde bewoordingen (art. 53): „Ik zweer (beloof) aan het Nederlandse volk, dat Ik de Grondwet steeds zal onder houden en handhaven. „Ik zweer (beloof) dat Ik de onafhanke lijkheid en het grondgebied van de Staat met al Mijn vermogen zal verdedigen en bewaren, dat Ik de algemene en bijzondere vrijheid en de rechten van alle Mijne on derdanen zal beschermen, en tot instand houding en bevordering van de algemene en bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke de wetten te Mijner be schikking stellen, zoals een goed koning schuldig is te doen. „Zo waarlijk helpe mij God almachtig!" („Dat beloof Ik!") waarna de Staten-Generaal als vertegen woordigers van het Nederlandse volk de nieuwe koning, zoals dat heet „ontvangen en huldigen" in de eveneens bij de Grond wet verplichte bewoordingen. Na het uit spreken van de inhuldigingsformule van de Voorzitter der beide Kamers staan beurt om beurt alle Kamerleden op en bevestigen deze plechtige belofte met een „Dat zweer (beloof) ik. Zo waarlijk helpe mij God al machtig." Onmiddellijk na het uitspreken van deze gepraat en daarna heeft ze ons haar huis laten zien. Het ging allemaal doodgewoon: hier werk ik, hier slaap ikEen lieve moeder, die geen geheimen voor je heeft. Later, in Ottawa, hebben we haar nog eens ontmoet. Dat was bij de doopplechtig heid van prinses Margriet eerst in de kerk, daarna bij de lunch ten huize van de Prin ses. Prinses Juliana was al even eenvoudig en hai-telijk als de Koningin Zo kwam ze ons eens opzoeken in ons hotel en bood ons daar een lunch aan Toen nodigde ze ons uit een uurtje later bij haar thuis thee te komen drinken Deze eenvoud is veel in drukwekkender dan elke hofétiquette." Sultan Hamid: „Een lieve oude dame" Sultan Hamid sprak ik in Hotel Homann te Bandoeng, waar hij gedurende de Fede rale Conferentie zijn tenten had opgesla gen. Hij vertelde me, dat hij de Koningin drie keer ontmoet had: in April '46, in Augustus '46 en in Augustus '47. „De eerste keer ontving Hare Majesteit me in haar studeerkamer op het Loo. Ik vond haar allercharmantst in de wijze, v/aarop ze mij te woord stond. Ze was vooral heel gewoon en dat trof me bijzon der, want ik voelde me die eerste keer verre van op mijn gemak. Het jaar daarop ontving ze me in het Huis ten Bosch; ik was toen met mijn vrouw, die al even nerveus was als ik zelf toen ik de eerste keer door haar werd ontvangen. Maar doordat de Koningin zo gewoon deed, als een lieve oude dame, was mijn vrouw heel gauw op haar gemak. Het viel mij op, hoe langzaam en bedachtzaam de Ko ningin sprak, wanneer ze een conversatie voerde. Ik heb ook de allerprettigste herinne ringen aan een lunch in het Prinselijk gezin ten Paleize te Soestdijk. Aanvankelijk heerste er een enigszins officiële atmosfeer, maar toen kwamen plotseling de kinderen de gang door hollen en de kamer binnen en sprongen bij vader op schoot, waarmee het ceremoniële ijs met één slag was ge broken. Daardoor kwam er een opgewekte huiselijke stemming, die haar hoogtepunt bereikte, toen de prins pitjes uit zijn zak opdiepte, die hij met kennis van zaken naar zijn kinderen mikte. Toen was de pret in volle gang en van dat ogenblik af werd er aan geen étiquette meer gedacht." eed door het laatste Kamerlid, zal de oud ste van de Koningen van Wapenen rechtg van de Troan, zwaaiend met zijn scepter, luid verkondigen „Hare Majesteit Koningin Juliana is ingehuldigd" en dan driemaal „Leve de Koningin", een uitroep, die door hem en daarna door de Koning van Wa penen ter linkerzijde van de troon tot drie. maal toe herhaald zal worden. De herauten van wapenen begeven zich dan met hun trompetters naar buiten. De trompetten openen de ban en de herauten van wapenen zullen den volke ver kondigen: „Hare Majesteit Koningin Julia na is ingehuldigd. Leve de Koningin." Het zal dus zo zijn, dat op de dag van de troonsafstand van H. M. Koningin Wil helmina op 4 September a.s. prinses Ju liana bij recht van erfopvolging de troon bestijgt en koningin wordt, doch dat deze nieuwe koningin de band van vorst en volk met haar plechtige inhuldiging op 6 Sep tember bezegelt. Dit in tegenstelling met een land als België, waar tussen de dood van de oude koning en de inhuldiging van de nieuwe een koningloos tijdperk ontstaat, waarin de ministerraad met de waarneming van het koninklijk gezag wordt belast. Troon. Bij een troonsbestijging is het eerste, waaraan men denkt, een troon. Een troon, zoals men zich die in zijn kindertijd voor stelt, zullen wij in de Nieuwe Kerk niet zien. De troon wordt gevormd door een verhoogd platform, waarboven zich een troonhemel bevindt. Deze troonhemel was bij vroegere inhuldigingen van purper flu weel met in het ruggestuk een goud ge stikt Rijkswapen; daarboven waren aange bracht een massief gesneden Koningswapen en enige kronen. Onder de troonhemel is een zetel geplaatst. Aan deze zetel, die Koningin Juliana als troon zal dienen, zijn historische herinneringen verbonden. Het eerst werd hij gebruikt bij de in huldiging van Koning Willem II in 1840. Toen diens zoon Koning Willem III in 1849 op zijn beurt ingehuldigd zou worden, schonk de Koningin-Moeder Anna Pau- lowna de zetel voor deze gelegenheid aan haar zoon. Ook Koningin Wilhelmina is op dezelfde troon ingehuldigd. Thans zal derhalve voor de vierde maal een Oranje daarop haar inhuldiging ontvangen. Kroningsmantel. Ook de z.g. Kroningsmantel, van rood purper fluweel, bezaaid met gouden leeu wen en gevoerd en omboord met het kost baarste hermelijn, heeft reeds drie Oranjei bij deze pleohtige ceremonie om de schou ders gehangen. Behalve de troon en kroningsmantel zal op 6 September vooral in het oog vallen de vóór de troon geplaatste credenstafel, waarop de symbolen van Rijk en Koningschap zijn uitgestald. Dit zijn de z.g. insigna of regalia: de koningskroon, de scepter, de rijksappel en, waar het hier een constitutioneel koningschap betreft, de Grondwet. Gaat de symbolische betekenis van der gelijke voorwerpen tot in de verre oud heid terug, ook de voorwerpen zelf kunnen in de Nederlandse geschiede nis op een verleden bogen en zijn het beschrijven alleszins waard. De Nederlandse Rijkskroon ziet er heel anders uit dan b.v. de Engelse Konings kroon, de Duitse Keizerskroon of de Spaan se of Zweedse. Zij wordt de z.g. open kroon genoemd en bestaat uit een gouden hoofd band, waarin vier grote, ovaalvormige robijnen, vier langwerpige vierkante ge zette saffieren en acht meer kleine in ron de vorm gevatte smaragden elkaar afwis selen. Op die band bevinden zich acht gou den bladen, tussen ieder waarvan op een gouden sierlijke boogpunt een grote parel prijkt, en waaruit acht rijk bewerkte, uit gebogen en weder naar binnen buigende gouden bandeau's oprijzen. Elk dier ban deau's is versierd met een rij van acht paarlen van verschillende grootte, die in formaat afnemen naarmate zij verder wij ken van de hoofdband en meer naderen tot de gouden wereldbol met het kruis, die het hoogste middenpunt der Kroon uitmaakt, waaronder de acht bandeau's zich vereni gen. Deze Kroon is vastgehecht op een rood fluwelen, met wit satijn gevoerde toque, waarop goud, paarlen en edelstenen prach tig uitkomen. Ter ere van de inhuldiging van Koning Willem II is dit sieraad in 1840 in Amster dam vervaardigd, evenals de andere thans in gebruik zijnde insigna. Scepter. Naast de kroon ligt de Rijksscepter, een el lange zilveren, zwaar vergulde staaf, met, zoals dat heet, een bewerking van „palmetten a l'antique", eindigend in een Corinthisch kapiteel, waarop een Rijksappel met kruis zich verheft. Weinig doet de tegenwoordige vorm meer denken aan de vroegere afkomst van lange wandel- of herdersstaf (vgl. de huidige bisschops- of kromstaf), die al spoedig uitdrukking van vorstelijke waardigheid is geworden. Het doen dalen van de scepter in de hand van de vorst was in de Middeleeuwen een teken van vorstelijke genade, het kussen daarvan een blijk van onderwerping. RijksappeL En thans de Rijksappel. Dat deze appel eigenlijk de aardbol voorstelt, is begrijpe lijk. Reeds de eerste Romeinse keizer Augustus wordt op munten met de Rijks appel afgebeeld, die eens zelfs de letters EUR (Europa), ASI (Azië) en AFR (Afri ka) draagt. Amerika en Australië, toen nog onbekend, ontbreken xiiteraard. Het Nederlandse Kroonsieraad bestaat uit een gladde vergulde bal, in een antieke rand van goud gevat, ingelegd met schitte rend gekleurde stenen. Een functie in de plechtigheid hebben de beschreven rijkssieraden niet, zij hebben slechts symbolische waarde. Twee andere attributen van het Rijk worden nog wel meegevoerd. Dat zijn het Rijkszwaard, dat ontbloot, voor de koning of koningin uit, wordt gedragen door een hoge militaire dignitaris en het Rijks vaandel. Rijkszwaard. De drager van het Rijkszwaard, embleem van het wereldlijk gezag, stelt zich wan neer de stoet de kerk is binnengetreden, naast de troon op en blijft daar gedurende de plechtigheid' onbewegelijk staan. Het zwaard bestaat uit een antiek lem met, de greep met rood fluweel bekleed en met kostbaar gesteente en goud geïncru- steerd. Rijksvaandel. Ter andere zijde van de troon stelt zich de di'ager van het Rijksvaandel op. De be tekenis van het vaandel behoeft niemand verteld te worden, ieder weet en voelt dit aan; het is, zoals de Fransen het zo mooi uitdrukken: „la robe même de la patrie". Het vaandel hangt aan een vergulde speer en is van witte moiré zijde, waarop het Rijkswapen is geschilderd en die afge zet is met franjes en kwasten van goud en Nassaus blauw. Eén oordeel: „een zeer bijzondere vrouw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 2