Het constitutioneel Koningschap' Dp ,-vmh"i,'n van hct Koningschap
van Koningin Willielmina
Indonesiërs vertellen van hun
bewondering voor de Koningin
DONDERDAG 26 AUGUSTUS 194R
J—I ET MAR 1948 geeft rijkelijk stof tot herdenken en overdenken. Het is driehonderd
jasr geleden, dat de souvereiniteit van de Nederlandse staat bij de vrede van
Münster officieel erkend werd en honderd jaar, dat in de grondwet van 1848 de
grondslagen werden gelegd van die staat in zijn moderne vorm. Voor vijftig jaar
tenslotte ging de stralend jonge figuur van Koningin Wilhelmina op van het Paleis
op de Dam naar de Nieuwe Kerk om de eed op de Grondwet af te leggen en ingehul
digd te worden. Waarlijk reden te over, om te gedenken, en wat meer zegt, dankbaar
te gedenken.
Die plechtigheid in de Nieuwe Kerk trekt
telkens weer de blik, die dwaalt over de
halve eeuw, waarin Koningin Wilhelmina
aan het hoofd van de Staat stond. Geen
kroning het Koninkrijk der Nederlan
den kent deze handeling niet maar een
eed op de Grondwet, het aanvaarden van
de verplichting, om de Staatsinstellingen,
de rechten en vrijheden van het Neder
landse volk te handhaven. Zij zijn gehand
haafd, eerst in een periode, die wel scha
duwen, maar ook sterke lichtzijden had,
dan in de angstige jaren van de eerste
wereldoorlog en in de moeilijke tijd van
crises; daarna, tenslotte, zwaarste taak van
al, gedurende de tweede wereldoorlog, toen
het land overrompeld en de regering in
ballingschap was. De eed op de Grondwet,
in 1898 afgelegd, is wel het volmaakte
tegendeel van een blote formule geweest.
Zo hecht is de Koningin met de consti
tutie verbonden, èn door haar eed èn door
haar beleid, dat het alleszins gerechtvaar
digd is, op dit ogenblik een beschouwing
te wijden aan het Hoofd van Staat als con
stitutionele vorstin. Die beschouwing is
intussen zo eenvoudig niet. De figuur van
Koningin Wilhelmina en haar regering
staan stellig strak genoeg getekend in onze
geschiedenis, maar met de aard en de be
tekenis van 't constitutioneel koningschap
is dat even stellig niet het geval.
De Koningin bezwoer de. zij het gewij
zigde Grondwet van 1848 en men zou ge
neigd kunnen zijn, het constitutioneel
koningschap in ons land met dat jaar aan
te doen vangen. Juist is dat, strikt genomen,
niet. Toen Willem I in 1813 de souvereini
teit aanvaardde, deed hij dat onder toe
zegging van een „wijze constitutie". Zij
werd in 1814 afgekondigd en is met wijzi
gingen van kracht gebleven tot 1848 toe.
De eerste en de tweede Koning hebben
haar plechtig bezworen. Zij zijn beide,
krachtens die eed, constitutionele vorsten
geweest. Tussen hun constitutioneel ko
ningschap en dat van Koningin Wilhelmina
ligt echter een groot verschil. Zij regeerden
autocratisch, de ministers waren in de let
terlijke zin van het woord dienaren van de
Kroon, door de Koning naar eigen goed
dunken gekozen, de invloed van de volks
vertegenwoordiging was gering.
De ommekeer van 1848
Inderdaad voltrekt de Grondwet van 1848
in dit opzicht de ommekeer. Zij brengt veel
groter invloed van de volksvertegenwoor
diging en ten opzichte van het koningschap
de uitermate belangrijke bepaling, gefor
muleerd in de korte zin, dat de Koning
onschendbaar en de ministers verantwoor
delijk zijn. Dit betekent het eind van het
persoonlijk gouvernement van de Kroon,
zoals dit onder Willem I en Willem II had
bestaan: tussen de onschendbare Koning en
de volksvertegenwoordiging worden de
ministers geschoven als verantwoordelijk
voor het regeringsbeleid. Toch bracht deze
bepaling nog geen constitutioneel koning
schap, zoals wij dat in de laatste halve
eeuw gekend hebben. Ook de derde Koning
had een autocratische inslag en de neiging
de ministers te zien als zijn kabinet, dat hij
handhaven kon, ook indien het inging tegen
de uitdrukkelijke wensen van de volksver
tegenwoordiging. Het heeft twintig jaar
geduurd, voor in de practijk volledig aan
vaard werd, dat geen ministerie regeren
kan tegen het verlangen van de Staten-
Generaal.
De invloed der partijen
Na 1870 begint de groei van politieke par
tijen in de moderne zin en na 1880 zet deze
zeer krachtig door. De formatie van mo
derne politieke partijen nu brengt een
grote verandering teweeg in de practijk
van ons staatsbestuur. Zodra de leden van
de Staten-Generaal niet alleen zitting heb
ben als vertegenwoordigers van het Neder
landse volk. maar ook als exponenten van
de georganiseerde politieke groepen, waar
in dat volk verdeeld is, breekt de tijd aan
voor het parlementaire stelsel, zoals wij
dat kennen en dat zonder dit partijwezen
ondenkbaar is. Dit betekent onder meer de
vestiging van een ander gebruik, n.l. dat
het ministerie niet alleen overeenkomstig
de wensen van de meerderheid der Kamers
regeren moet, maar voortkomt uit de par
tijen, die die meerderheid vormen. Ook dit
staat niet in de Grondwet omschreven, het
is wederom zoals gezegd, een gebruik, een
ongeschreven wet.
De Staat, waarvan Koningin Wilhelmina
het hoofd was, berustte op de Grondwet
en de gebruiken van het parlementair stel
sel. Naarmate het kiesrecht tot breder kring
wordt uitgebreid, tenslotte tot algemeen
kiesrecht toe, groeit de Nederlandse Staat
tot een parlementaire democratie, die haar
bekroning vindt in het koningschap. Dat
was de staatsvorm, waarvan Koningin Wil
helmina de Grondwet en ongeschreven
wetten te handhaven had. Het zal zonder
meer duidelijk zijn, dat dit constitutioneel
koningschap een gans andere betekenis had
dan dat van Koning Willem I of van Ko
ning Willem III in de eerste twintig jaren
van zijn regering.
De vraag dringt zich op, welke die be
tekenis dan wel is. Vóór 1840 regeerde de
Koning zelf met ministers, alles onder een
zeer beperkte medezeggenschap en con
trole van de volksvertegenwoordiging. De
Koning stond niet boven de partijen, hij
stond midden in hun strijd, omdat de han
delingen van de regering de zijne waren
en onder zijn verantwoordelijkheid ge
schiedden. Na 1848 verschoof die verant
woordelijkheid wel is waar naar de minis
ters, maar Koning Willem III greep voor
1870 nog altijd persoonlijk in en drukte in
meerdere of mindere mate zijn stempel op
het regeringsbeleid. Na dat jajir wordt dit
steeds minder het geval: in de parlemen
taire democratie, die zich ontwikkelt, speelt
de politieke strijd zich niet af om. maar
onder de hoede van het Hoofd van de
Slaat. Zijn functie verheft het staatshoofd
boven de politieke partijen en hun strijd
en uiterst zelden grijpt het in het politieke
bedrijf daadwerkelijk in. Het is#om het
koningschap stiller geworden dan voor
heen.
Dit alles zegt intussen slechts, wat het
moderne constitutionele koningschap niet
is: het geeft zijn perken aan. Welke posi
tieve betekenis heeft het echter binnen
deze perken?
In de parlementaire democratie dan ver
vult het constitutioneel koningschap aller
eerst de rol van regulator, van vliegwiel.
1 Zolang het ministerie regeert overeenkom
stig de wensen van de Staten-Generaal,
verloopt het landsbestuur vlot en is er voor
regulerend ingrijpen geen aanleiding. Dat
verandert echter op het ogenblik, dat een
conflict tussen ministerie en volksvertegen
woordiging ontstaat. Dan stokt de parle
mentair-democratische machinerie en moet
zij over het dode punt geholpen worden.
Daartoe zou geen ingrijpen van de Kroon
vereist zijn. indien in een dergelijk geval
de regel gold, dat het Kabinet steeds voor
de volksvertegenwoordiging moet wijken.
De nadelen van een dergelijke regel sprin
gen in het oog; het juiste inzicht in 's lands
zaken behoeft niett per se bij de volksver
tegenwoordiging te berusten en evenmin is
het zeker, dat de kiezers op het punt in
geschil steeds achter de Kamer staan.
De constitutionele monarchie is het sym
bool van de Nederlandse staat. Zij staat in
onschendbaarheid en onpartijdigheid boven
het gewoel van de politieke strijd. Zij
waarborgt de constitutie, de rechten en
vrijheden van het Nederlandse volk. Een
niet gering deel der Nederlandse politieke
groeperingen ziet hier een uiterst belang
rijke functie van de constitutionele vorst:
zij kennen hem de bevoegdheid toe om, uit
een eigen recht, die vrijheden en rechten
te beschermen, indien zij in de partijstrijd
van meerderheid en minderheid in de ver
drukking mochten komen.
Tenslotte is het constitutioneel koning
schap een nationaal symbool: het vertegen
woordigt niet alleen de Nederlandse staat,
maar, wat belangrijker is, de Nederlandse
natie, haar historie en instellingen. Dat dit
in feite zo is, ligt overigens minder aan het
koningschap als instituut dan aan de dra
gers van ae Kroon. Men kan moeilijk zeggen
dat het Nederlandse volk monarchaal is
op de wijze, waarop een groot deel van de
Duitsers dat b.v. voor 1918 waren. Niet het
koningschap als zodanig is voor de Neder
lander bij uitstek de regeringsvorm van
zijn keuze daartoe heeft hij te lang in
de republiek geleefd maar wel een con
stitutionele monarchie van het Huis van
Oranje. Viel dit laatste weg, dan zou het
koningschap voor hem wel een bij uitstek
lege vorm worden. De band tussen Neder
land en het koningschap in het Huis van
Oranje is niet alleen een staatsrechtelijke,
maar ook een historische en daarom des te
sterker.
Vijftig jaar lang is Koningin Wilhelmina
het symbool geweest van de Nederlandse
natie en de Nederlandse staat, vijftig jaar
lang heeft zij het constitutionele koning
schap uitgeoefend en haar regulerende
functie vervuld met een nauwelijks te
overtreffen plichtsbetrachting en hoogheid
van geest. Van die voortreffelijke kwali
teiten is het Nederlandse volk zich in de
jaren van vrede en voorspoed zeer wel be
wust geweest. De volle betekenis van het
constitutioneel koningschap van de Ko
ningin is het Nederlandse volk echter eerst
goed ingescherpt, toen de tweede wereld
oorlog uitbrak. In Londen vertegenwoor
digde Koningin Wilhelmina de Nederlandse
natie op wel zeer bijzondere wijze: zij ver
beeldde in haar persoon het vrije Neder
land.
Dit alles heeft de Koningin volbracht op 'n
volstrekt eigen wijze, die paste bij haar
krachtige en markante persoonlijkheid.
Men kan slechts vermoeden, wat een offers
aan ontzeggen en verzaken van eigen in
zicht de vervulling van dit koningschap
aan een figuur als Koningin Wilhelmina
gekost heeft.
Koningin en socialisme
Deze offers zijn echter niet vergeefs ge
weest. De positie van het constitutioneel
koningschap in Nederland heeft sedert
1890 een duidelijke wijziging ondergaan en
wel een wijziging ten goede. Het koning
schap heeft in Nederland een breder plaats
en een algemener betekenis gekregen. De
houding, die het socialisme tegenover de
Kroon aannam, kan dit gemakkelijk ver
duidelijken. Onder de regering van Koning
Willem III was het socialisme niet alleen
principieel republikeins, en dus anti-mo
narchaal, het richtte zich ook bepaaldelijk
tegen de persoon van de Koning. Dat per
soonlijk element is niet meer aanwezig in
de propaganda van de SDAP, die in 1894
optreedt, maar principieel republikeins is
ook zij. Troelstra en de zijnen lieten niet
na. het in uiterlijkheden te demonstreren,
ook al aanvaardden zij het constitutioneel
koningschap in Nederland als een histo
risch gegroeide functie. Zo kon het gebeu
ren, dat in 1918, toen Troelstra zijn greep
naar de macht wilde doen, de tegenactie
culmineerde in een grootse huldiging van
de Koningin. Het gebaar is te verklaren,
al blijft het de vraag, of het wenselijk was,
de constitutionele vorst zozeer te betrekken
in de strijd der partijen, temeer omdat
Troelstra's aanloop nu niet bepaald in de
eerste plaats het koningschap gold. Hoe
dat zij, men kon verwachten, dat de kloof
tussen het socialisme en het koningschap
hierdoor blijvend verbreed zou worden.
Het is niet gebeurd en de bewering lijkt
niet gewaagd, dat nu ook het grootste deel
der socialisten in het constitutioneel ko
ningschap een symbool en een plechtanker
van de Nederlandse staat ziet. Dit vindt
de socialistische ideologie, maar evenzeer
ten dele zijn oorzaak in een wijziging van
in de wijze waarop het constitutioneel ko
ningschap door Koningin Wilhelmina is
uitgeoefend.
In de tragische episode van de Lon-
dense ballingschap heeft de Koningin
zich en haar functie een uitzonderlijke,
brede plaats geschapen in Nederland.
Wanneer zij thans wenst af te treden,
dan laat zij niet slechts een pijnlijke
leegte achter als constitutioneel vorstin
en als draagster van Nederlandse ge
dachten, maar ook als krachtige en
hoekige figuur in ons openbaar leven.
Het lijkt op het eerste gezicht zeer op
merkelijk, dat een vorstin, die deze
eigenschappen had, en ze toonde
bovendien, met zo voortreffelijk ge
volg het constitutioneel koningschap
vervullen kan, dat een niet geringe
mate van geestelijke neutraliteit vergt.
Wie dit verklaren wil, dient te beden
ken. dat Koningin Wilhelmina de
draagster was, niet alleen van de
Kroon, maar bovendien van een tradi
tie die vrij wat ouder is dan het ko
ningschap: de verbondenheid van
Nederland en Oranje.
Prof. dr. A. J. C. RüTER
j Op 6 September a.s. zal Koningin Juliana
:n de Nieuwe Kerk te Amsterdam plechtig
wórden ingehuldigd. Ingehuldigd, niet ge
kroond. In de Grondwet staat (art. 10 en
11):
„De Kroon der Nederlanden is en blijft
opgedragen aan Zijne Majesteit Willem
Frederik, Prins van Oranje-Nassau, om
door Hem en Zijne wettige nakomelingen
te worden bezetenen
„De Kroon gaat bij erfopvolging over op
Zijne zonen etc."
Wanneer dus in Nederland een koning
sterft, gaat zijn waardigheid, die hij bij de
Gratie Gods vervult, vanzelf over op de
grondwettig aangewezen opvolger. Dit is
te vergelijken met de vroeger in Frankrijk
gebruikelijke proclamatie bij de dood van
een koning: „Le roi est mort, vive le roi".
De Grondwet heeft ook voorzien in een
troonsafstand (hoewel in tijden, dat dit niet
het geval was, het onze eerste Koning Wil
lem niet weerhouden heeft in 1840 af te
treden) en wel in art. 15 „Afstand van de
Kroon heeft ten opzichte van de opvolging
hetzelfde gevolg als overlijden". De troon
opvolger aanvaardt dus op het ogenblik
van verscheiden of afstand van de koning
de regering, van welk feit hij het volk door
een proclamatie kond doet. Een ceremonie
van troonsbestijging of kroning heeft niet
plaats.
Op 30 Maart 1814 had de inhuldiging
van de „souvereine vorst" Willem
plaats in de Nieuwe Kerk te Amster
dam, sindsdien de traditionele plaats, waar
ook de volgende Oranjes de eed op de
Van onze correspondent te Batavia)
Voor de eenvoudige Indonesiër is de Ko
ningin een begrip, dat alles wat edel, wijs,
rechtvaardig en majestueus is, omvat.
Slechts enkele uitverkorenen uit het Indo
nesische volk hebben haar aanschouwd en
met haar gesproken. Ik ben naar enkelen
op zoek geweest om hun Indrukken van
Hare Majesteit en de Koninklijke Familie
te vragen.
Raden Abas Soerianataadmadja, oud
regent van Tjiandjoer is een oude en wijze
telg uit een vorstengeslacht. Hij kwam mij
tegemoet op de voorgalerij van het voor
malige residentiehuis te Bandoeng, dat
thans het verblijf is van de Wali Negara
Wiranata Koesoema, wiens adviseur hij is.
„Kom", zei hij, „laten we hier gaan zit
ten, dan kunnen we rustig met elkaar pra
ten", en hij leidde mij naar een zitje, dat
wat afzijdig stond op de grote voorgalerij.
Hij was er kennelijk trots op, mij iets te
kunnen vertellen van zijn ontmoeting met
de Koningin. Zijn stem klonk zacht, maar
plechtig, toen hij verklaarde:
„Zij is een zeldzame vrouw. Het was
zeer indrukwekkend. Ik was er in 1938,
tien jaar geleden, ter gelegenheid van het
40-jarige regeringsjubileum. Namens de
Regentenbond. waarvan ik secretaris was,
heb ik haar een oorkonde aangeboden.
Mijn indruk van de Koningin was: een
krachtige, eerbied-afdwingende persoon
lijkheid, zeer vitaal. Haar stem, zacht en
kalm, heeft me bijzonder getroffen. Zij
stelde mij enkele vragen over het bestuurs-
corps en het was verbazingwekkend zoveel
ze ervan af wist. Ze vroeg naar mijn in
zichten over de toekomstige politieke
ontwikkelingen in Indonesië. Hieruit bleek
dat ze reeds toen haar gedachten had laten
gaan over wat later werd de opdracht aan
de Commissie voor Staatkundige Hervor
mingen onder Visman. Later was er een
Grondwet hebben afgelegd. Ir. de eerste
Nederlandse Grondwet, die de dag vóór de
inhuldiging was afgekondigd, 29 Maart
1814, wordt niet van een kroning, maar van
een inhuldiging gesproken.
De kroning is de spirituele wijding van
het koningschap en geschiedt derhalve door
een hoge geestelijke autoriteit. (De kro
ning van de middeleeuwse Duitse keizers
kreeg immers eerst rechtsgeldigheid, wan
neer dë Paus zelf de kroning had verricht.
En zelfs Napoleon achtte het noodzakelijk
zijn illegitieme keizerschap door een pause
lijke kroning te laten wijden.) In landen
met een staatskerk is het eveneens gebrui
kelijk dat een van de hoogste dignitarissen
van die kerk de kroning verricht. In En
geland de aartsbisschop van Canterbury,
in Denemarken een Lutherse bisschop.
Doch wie zou in het protestantse Neder
land van ongeveer 1815, met zijn sterk
Calvinistische inslag, deze plechtigheid
hebben moeten verrichten?
Door een inhuldiging worden al deze
ceremoniële problemen vermeden. Doch
hierdoor ontbrak ook voor het vervolg een
precedent. Wel liet Koning Willem II bij
zijn inhuldiging in 1840, die met veel meer
pracht en praal dan die van zijn vader ge
paard ging, de in 1815 vastgestelde rijks
symbolen, in een fraaiere vorm vervaardi
gen, maar tot een kroning werd evenmin
overgegaan. En zo is het gebleven.
Geen kroning, een inhuldiging, die echter
zeker zozeer als een kroning de wezenlijke
vorm van ons koningschap aanduidt, want
het is de symbolische handeling die vorst,
banquet op het Paleis op de Dam, waar
een zeer strenge étiquette heerste. We wer
den .er door de Hofmaarschalk ontvangen.
De Koningin kwam pas binnen, toen ieder
een aanwezig was. Ze werd gevolgd door
Prinses Juliana en Prins Bernhard. Veel
gegeten hebben we niet, want daarvoor was
het natuurlijk allemaal veel te deftig.
Ik zat in de buurt van de Prinses, die
heel gewoon en natuurlijk met ons praatte.
Ze vertelde, dat haar grootste verlangen
was eens naar Indië te komen. Ze maakte
een jonge en spontane indruk; de Prins
zag er in zijn officiersuniform erg sportief
uit.
„Als een goede moeder"
Mevrouw Abdoelkaclir, de echtgenote
van de huidige directeur van Algemene
Zaken en als zodanig de tweede dame in
Indië, heeft de Koningin tijdens haar ver
blijf in Amerika ontmoet.
„De Koningin woonde toen in Stock
bridge", vertelde ze. „Mijn man en ik kre
gen een uitnodiging om bij haar op de thee
te komen. Maar de dag, waarop we uitge
nodigd waren, moesten we heel ergens an
ders een lezing houden, die niet meer kon
worden afgezegd. Toen stonden we voor
eëh moeilijke beslissing, maar er viel wei
nig aan te doen. We belden de secretaris
op en legden hem de zaak uit. Het was
zeer pijnlijk een uitnodiging van de Ko
ningin te moeten afzeggen en u begrijpt
hoe we ons voelden. Maar de Koningin
nam het heel gemakkelijk op. „Als u die
dag niet kunt, komt u dan de volgende
dag", zei ze, en ik kan u niet zeggen, hoe
dankbaar we haar daarvoor waren.
De Koningin was voor ons een openba
ring. Ze was zo eenvoudig, zo doodgewoon
lief. Ze ontving ons als een goede moeder.
We dronken thee in de tuin. We zaten daar
met ons drieën: de Koningin, mijn man en
ik. Zelf schonk ze ons de thee in en pre
senteerde koekjes. We hebben erg gezellig
de door erfrecht koning geworden vorst,
met volk verbindt. De nieuwe koning (of
koningin) zweert bij deze plechtigheid in
een verenigde openbare vergadering dei-
beide Kamers der Staten-Generaal trouw
aan de Grondwet en aan het Nederlandse
volk. Hij of zij doet zulks in de volgende
constitutioneel vastgelegde bewoordingen
(art. 53):
„Ik zweer (beloof) aan het Nederlandse
volk, dat Ik de Grondwet steeds zal onder
houden en handhaven.
„Ik zweer (beloof) dat Ik de onafhanke
lijkheid en het grondgebied van de Staat
met al Mijn vermogen zal verdedigen en
bewaren, dat Ik de algemene en bijzondere
vrijheid en de rechten van alle Mijne on
derdanen zal beschermen, en tot instand
houding en bevordering van de algemene
en bijzondere welvaart alle middelen zal
aanwenden, welke de wetten te Mijner be
schikking stellen, zoals een goed koning
schuldig is te doen.
„Zo waarlijk helpe mij God almachtig!"
(„Dat beloof Ik!")
waarna de Staten-Generaal als vertegen
woordigers van het Nederlandse volk de
nieuwe koning, zoals dat heet „ontvangen
en huldigen" in de eveneens bij de Grond
wet verplichte bewoordingen. Na het uit
spreken van de inhuldigingsformule van
de Voorzitter der beide Kamers staan beurt
om beurt alle Kamerleden op en bevestigen
deze plechtige belofte met een „Dat zweer
(beloof) ik. Zo waarlijk helpe mij God al
machtig."
Onmiddellijk na het uitspreken van deze
gepraat en daarna heeft ze ons haar huis
laten zien. Het ging allemaal doodgewoon:
hier werk ik, hier slaap ikEen lieve
moeder, die geen geheimen voor je heeft.
Later, in Ottawa, hebben we haar nog
eens ontmoet. Dat was bij de doopplechtig
heid van prinses Margriet eerst in de kerk,
daarna bij de lunch ten huize van de Prin
ses. Prinses Juliana was al even eenvoudig
en hai-telijk als de Koningin Zo kwam ze
ons eens opzoeken in ons hotel en bood ons
daar een lunch aan Toen nodigde ze ons
uit een uurtje later bij haar thuis thee te
komen drinken Deze eenvoud is veel in
drukwekkender dan elke hofétiquette."
Sultan Hamid:
„Een lieve oude dame"
Sultan Hamid sprak ik in Hotel Homann
te Bandoeng, waar hij gedurende de Fede
rale Conferentie zijn tenten had opgesla
gen. Hij vertelde me, dat hij de Koningin
drie keer ontmoet had: in April '46, in
Augustus '46 en in Augustus '47.
„De eerste keer ontving Hare Majesteit
me in haar studeerkamer op het Loo. Ik
vond haar allercharmantst in de wijze,
v/aarop ze mij te woord stond. Ze was
vooral heel gewoon en dat trof me bijzon
der, want ik voelde me die eerste keer
verre van op mijn gemak. Het jaar daarop
ontving ze me in het Huis ten Bosch; ik
was toen met mijn vrouw, die al even
nerveus was als ik zelf toen ik de eerste
keer door haar werd ontvangen. Maar
doordat de Koningin zo gewoon deed, als
een lieve oude dame, was mijn vrouw
heel gauw op haar gemak. Het viel mij op,
hoe langzaam en bedachtzaam de Ko
ningin sprak, wanneer ze een conversatie
voerde.
Ik heb ook de allerprettigste herinne
ringen aan een lunch in het Prinselijk gezin
ten Paleize te Soestdijk. Aanvankelijk
heerste er een enigszins officiële atmosfeer,
maar toen kwamen plotseling de kinderen
de gang door hollen en de kamer binnen
en sprongen bij vader op schoot, waarmee
het ceremoniële ijs met één slag was ge
broken. Daardoor kwam er een opgewekte
huiselijke stemming, die haar hoogtepunt
bereikte, toen de prins pitjes uit zijn zak
opdiepte, die hij met kennis van zaken
naar zijn kinderen mikte. Toen was de pret
in volle gang en van dat ogenblik af werd
er aan geen étiquette meer gedacht."
eed door het laatste Kamerlid, zal de oud
ste van de Koningen van Wapenen rechtg
van de Troan, zwaaiend met zijn scepter,
luid verkondigen „Hare Majesteit Koningin
Juliana is ingehuldigd" en dan driemaal
„Leve de Koningin", een uitroep, die door
hem en daarna door de Koning van Wa
penen ter linkerzijde van de troon tot drie.
maal toe herhaald zal worden.
De herauten van wapenen begeven zich
dan met hun trompetters naar buiten. De
trompetten openen de ban en de herauten
van wapenen zullen den volke ver
kondigen: „Hare Majesteit Koningin Julia
na is ingehuldigd. Leve de Koningin."
Het zal dus zo zijn, dat op de dag van
de troonsafstand van H. M. Koningin Wil
helmina op 4 September a.s. prinses Ju
liana bij recht van erfopvolging de troon
bestijgt en koningin wordt, doch dat deze
nieuwe koningin de band van vorst en volk
met haar plechtige inhuldiging op 6 Sep
tember bezegelt. Dit in tegenstelling met
een land als België, waar tussen de dood
van de oude koning en de inhuldiging van
de nieuwe een koningloos tijdperk ontstaat,
waarin de ministerraad met de waarneming
van het koninklijk gezag wordt belast.
Troon.
Bij een troonsbestijging is het eerste,
waaraan men denkt, een troon. Een troon,
zoals men zich die in zijn kindertijd voor
stelt, zullen wij in de Nieuwe Kerk niet
zien. De troon wordt gevormd door een
verhoogd platform, waarboven zich een
troonhemel bevindt. Deze troonhemel was
bij vroegere inhuldigingen van purper flu
weel met in het ruggestuk een goud ge
stikt Rijkswapen; daarboven waren aange
bracht een massief gesneden Koningswapen
en enige kronen. Onder de troonhemel is
een zetel geplaatst. Aan deze zetel, die
Koningin Juliana als troon zal dienen, zijn
historische herinneringen verbonden.
Het eerst werd hij gebruikt bij de in
huldiging van Koning Willem II in 1840.
Toen diens zoon Koning Willem III in 1849
op zijn beurt ingehuldigd zou worden,
schonk de Koningin-Moeder Anna Pau-
lowna de zetel voor deze gelegenheid aan
haar zoon.
Ook Koningin Wilhelmina is op dezelfde
troon ingehuldigd. Thans zal derhalve voor
de vierde maal een Oranje daarop haar
inhuldiging ontvangen.
Kroningsmantel.
Ook de z.g. Kroningsmantel, van rood
purper fluweel, bezaaid met gouden leeu
wen en gevoerd en omboord met het kost
baarste hermelijn, heeft reeds drie Oranjei
bij deze pleohtige ceremonie om de schou
ders gehangen.
Behalve de troon en kroningsmantel
zal op 6 September vooral in het oog
vallen de vóór de troon geplaatste
credenstafel, waarop de symbolen van
Rijk en Koningschap zijn uitgestald.
Dit zijn de z.g. insigna of regalia: de
koningskroon, de scepter, de rijksappel
en, waar het hier een constitutioneel
koningschap betreft, de Grondwet.
Gaat de symbolische betekenis van der
gelijke voorwerpen tot in de verre oud
heid terug, ook de voorwerpen zelf
kunnen in de Nederlandse geschiede
nis op een verleden bogen en zijn het
beschrijven alleszins waard.
De Nederlandse Rijkskroon ziet er heel
anders uit dan b.v. de Engelse Konings
kroon, de Duitse Keizerskroon of de Spaan
se of Zweedse. Zij wordt de z.g. open kroon
genoemd en bestaat uit een gouden hoofd
band, waarin vier grote, ovaalvormige
robijnen, vier langwerpige vierkante ge
zette saffieren en acht meer kleine in ron
de vorm gevatte smaragden elkaar afwis
selen. Op die band bevinden zich acht gou
den bladen, tussen ieder waarvan op een
gouden sierlijke boogpunt een grote parel
prijkt, en waaruit acht rijk bewerkte, uit
gebogen en weder naar binnen buigende
gouden bandeau's oprijzen. Elk dier ban
deau's is versierd met een rij van acht
paarlen van verschillende grootte, die in
formaat afnemen naarmate zij verder wij
ken van de hoofdband en meer naderen tot
de gouden wereldbol met het kruis, die het
hoogste middenpunt der Kroon uitmaakt,
waaronder de acht bandeau's zich vereni
gen. Deze Kroon is vastgehecht op een rood
fluwelen, met wit satijn gevoerde toque,
waarop goud, paarlen en edelstenen prach
tig uitkomen.
Ter ere van de inhuldiging van Koning
Willem II is dit sieraad in 1840 in Amster
dam vervaardigd, evenals de andere thans
in gebruik zijnde insigna.
Scepter.
Naast de kroon ligt de Rijksscepter, een
el lange zilveren, zwaar vergulde staaf,
met, zoals dat heet, een bewerking van
„palmetten a l'antique", eindigend in een
Corinthisch kapiteel, waarop een Rijksappel
met kruis zich verheft. Weinig doet de
tegenwoordige vorm meer denken aan de
vroegere afkomst van lange wandel- of
herdersstaf (vgl. de huidige bisschops- of
kromstaf), die al spoedig uitdrukking van
vorstelijke waardigheid is geworden. Het
doen dalen van de scepter in de hand van
de vorst was in de Middeleeuwen een
teken van vorstelijke genade, het kussen
daarvan een blijk van onderwerping.
RijksappeL
En thans de Rijksappel. Dat deze appel
eigenlijk de aardbol voorstelt, is begrijpe
lijk. Reeds de eerste Romeinse keizer
Augustus wordt op munten met de Rijks
appel afgebeeld, die eens zelfs de letters
EUR (Europa), ASI (Azië) en AFR (Afri
ka) draagt. Amerika en Australië, toen nog
onbekend, ontbreken xiiteraard.
Het Nederlandse Kroonsieraad bestaat
uit een gladde vergulde bal, in een antieke
rand van goud gevat, ingelegd met schitte
rend gekleurde stenen.
Een functie in de plechtigheid hebben de
beschreven rijkssieraden niet, zij hebben
slechts symbolische waarde.
Twee andere attributen van het Rijk
worden nog wel meegevoerd. Dat zijn het
Rijkszwaard, dat ontbloot, voor de koning
of koningin uit, wordt gedragen door een
hoge militaire dignitaris en het Rijks
vaandel.
Rijkszwaard.
De drager van het Rijkszwaard, embleem
van het wereldlijk gezag, stelt zich wan
neer de stoet de kerk is binnengetreden,
naast de troon op en blijft daar gedurende
de plechtigheid' onbewegelijk staan.
Het zwaard bestaat uit een antiek lem
met, de greep met rood fluweel bekleed en
met kostbaar gesteente en goud geïncru-
steerd.
Rijksvaandel.
Ter andere zijde van de troon stelt zich
de di'ager van het Rijksvaandel op. De be
tekenis van het vaandel behoeft niemand
verteld te worden, ieder weet en voelt dit
aan; het is, zoals de Fransen het zo mooi
uitdrukken: „la robe même de la patrie".
Het vaandel hangt aan een vergulde
speer en is van witte moiré zijde, waarop
het Rijkswapen is geschilderd en die afge
zet is met franjes en kwasten van goud en
Nassaus blauw.
Eén oordeel: „een zeer bijzondere vrouw