„Hare Majesteit Koningin Juliana is ingehuldigd!"
Plechtigheid om nooit te vergeten
„Ik ben bereid, deze
roeping te volgen
Ridderkruis voor
Prinses Wilhelmina
Weerbericht
63e Jaarganf No. 19033 TT T^ 11 1 Dinsdag 7 September 1948
Koningin Juliana
Leden van de Staten-Generaaï.
Dat ik hier op het ogenblik in uw mid
den ben om de eed op de Grondwet af te
leggen, vervult mij met weemoed. Want
het is een gevolg van het feit, dat mijn
lieve moeder een halve eeuw lang haar
krachten in dienst van het vaderland en
het rijk heeft gegeven in een mate, dat
zij nu eindelijk de zware last niet verder
dragen kan.
Maar het vervult mij ook met de
troost, dat ik haar mag verlichten door
die last met mijn onervaren handen,
maar sterkere want jongere kracht,
over te nemen en dat ik daarmee iets
voor mijn moeder doen kan voor haar,
aan wie ik samen met de goede mens die
mijn vader was, het levenslicht en alles
te danken heb.
Sedert eergisteren ben ik geroepen tot
een taak, die zo zwaar is, dat niemand
die zich daarin ook maar een ogenblik
heeft ingedacht, haar zou begeren, maar
ook zo mooi dat ik alleen maar zeggen
kan:
Wie ben ik. dat ik dit doen mag?
De mogelijkheden, die mij hierdoor
worden gegeven, om in het algemeen
welzijn werkzaam te kunnen wezen, zijn
zo groot, dat ik na veel innerlijke strijd
bereid ben deze roeping te volgen
waarop mijn ouders mij met zorg heb
ben voorbereid.
Overeenkomstig de bepalingen van de
Grondwet ben ik tot het koningschap ge
roepen, maar de moed om deze roep te
volgen vind ik in vertrouwen op God en
in de grote liefde, waarmede ons volk
mij tegemoet treedt. Deze liefde heeft
mij mijn hele leven begeleid. Ik leefde
in de warmte daarvan in tijden van voor
spoed en geluk, maar nooit bleek de
kracht daarvan sterker, dan in tijden
van tegenspoed en verdriet.
Daarnaast ben ik gelukkig in mijn
man een levensgezel naast mij te heb
ben, die een grote steun voor mij is en
hebben wij het voorrecht zelf al onze
zorgen te mogen wijden aan onze vier
kinderen.
Ik wil hier met nadruk vaststellen, dat
voor een koningin haar taak als moeder
even belangrijk is als voor iedere andere
Nederlandse vrouw.
Lieve Moeder,
Geleid door de liefde, de wijsheid en het
verstand van grootmoeder, zijt gij uw
zware taak begonnen met later naast u
vaders gezegende persoonlijkheid. Hoe
moeilijk ge het hebt gehad in een wereld
van conventionele vooroordelen, waar
door speciaal de tijd waarin ge begon,
zich kenmerkte, weet ik nog maar alleen,
en dat zeer ten dele.
Met uw scherpe visie en uw in de
grond van uw hart zo sterke verbonden
heid met de medemens, hebt gij echter
onverstoord voor het heil der gemeen
schap gewerkt.
Ik zelf en allen hadden altijd het ge
voel dat gij er waart, als een rots.
Toen de stormen kwamen, merkte men
dat pas goed. Want die rots stond daar
onwrikbaar: Saevis tranquillus in undis,
rustig te midden der woedende golven.
Ik weet dat ge in uw overgrote be
scheidenheid en nederigheid, na een
halve eeuw van offeren en dienen en
nooit uzelf zoeken, van onafgebroken
werken, zwoegen en scheppen, zegt:
maar ik heb toch immers niets gedaan.
Waarvoor dan al deze dank?
Nederland en de rijksdelen over zee
hebben u een halve eeuw als „De Ko
ningin" gekend en zelfs reeds acht moei
lijke jeugdjaren daarvoor.
Nu hoopt ge op een welverdiende rust,
het geven van eigen zinvolle vorm aan
uw levensavond.
Een uiterlijk zinnebeeld, hoe ontoe
reikend ook, moge u nog sterker gevoel
van verbondenheid geven met de besten
uwer wapenbroeders in de grote strijd.
In de hoop dat uw bescheidenheid u
niet zal beletten, het te aanvaarden,
worde u thans als symbool van het
hoogtepunt van uw regering, uw leider
schap in de zwarte tijd van oorlog en
onderdrukking, het ridderkruis der mili
taire Willemsorde, eerste klas, aange
boden.
Het tekenen van dit besluit was mijn
eerste regeringsdaad als Koningin.
Leden van de Staten-Generaal,
Wij bevinden ons op dit ogenblik van
de wereldgeschiedenis in een toestand,
waarin alles aankomt op onze houding
tegen over het onheil van het jongste
verleden en tegenover de dreiging van
nieuwe onheilen. Nederland moet niet
alleen drijvende blijven op de wilde
golven van het wereldgebeuren, het moet
zelf zijn koers bepalen, en bovendien
trachten met de andere volken samen de
koers uit te zetten van de ganse wereld-
vloot. Wij moeten er niet op zien of dat
offers kost. Als het nodig blijkt, moeten
wy bereid zijn ballast uit te werpen. Alle
hens aan dek: „Eendracht en nog eens
eendracht", heeft Koningin Wilhelmina
ons op het hart gebonden.
Veel goede voornemens worden geuit,
veel plannen worden gemaakt. Zullen
wij ze ook waar maken:
WARMER.
Verwachting, medegedeeld door het
K.N.M.I. in De Bilt. geldig van Dins
dagavond tot Woensdagavond:
Nu en dan overdrijvende wolkenban
ken. Overwegend droog weer met ho
gere temperaturen vooral overdag in
het Zuid-Oosten van het land. Aan de
kust tijdelijk vrij krachtige Zuid-Wes
telijke wind, overigens zwakke tot
matige wind tussen Zuid-West en Zuid.
8 September:
Zon op 6.02 uur. onder 19.12 uur
Maan op 12.49 uur, onder 21.09 uur
Bureaux: Grote Houtstr. 93, Tel. Adv. en Admin. I iTV V I ft I J /V g /"f Verschijnt dagelijks behalve Zon-en Feestdagen.
10724, 14825, Redactie 10600. Direct-Hoofdred. I If iff 1 I M I I 1^ I Mi II JKJIIJKJ Abonnementsprijs per week 31 cent, per kwarual
15054. Bijkantoor H.N., Soendaplein 37, Tel. 12230 X X VJL VaX X X X X lij Xta^ Ata/ X VX 1 Franctl P" »°st 4'30; P°ff™ "3I°7i
Drukkerij Z.B. Spaarne 12, Tel. 12713, 10132. AdverUarieven op aanvraag b.j de Adm.mstratie.
Directeur-HoofdredacteurRobert Peereboom Uitgave van de Stichting Voorlichting te Haarlem
BIJ HAAR INHULDIGING in de Nieuwe
Kerk heeft Koningin Juliana woorden
gesproken, die bij allen die luisterden
in de kerk en aan de radio ontroering
moeten hebben gewekt. Wij hebben ailen
gevoeld hoe onze nieuwe Koningin ons. volk
en de tijd, waarin wij leven, verstaat. Wij
hebben de moed en vastberadenheid ge
hoord. die wij kennen als het wezen en de
uiting der Oranjes. En zozeer voelen wij
ons het vanouds zeevarende volk, dat de
beeldspraak die Hare Majesteit voor het
koningschap koos de rots in zee die
beeldspraak waarmee zij ook de regering
ran haar Moeder kenschetste, ons trof als
je enige ware. Tallozen hebben het tot
elkaar gezegd, na de krachtige, welluidende
stem die vastbesloten rede te hebben horen
uitspreken, na haar in bezieling de eed te
hebben horen afleggen: Dit had niet beter
gekund; hier sprak de nieuwe Koningin!
Wij hebben op deze zesde September ten
volle beseft dat een geluk ons volk opnieuw
|en deel is gevallen in de persoon van deze
Koningin. Wij hebben de eigen taal ver
staan van een zuivere, sterke persoonlijk
heid, die ons diep getroffen heeft door de
woorden waarin zij haar Moeder dankte
en eerde en waarin zij persoonlijke gevoe
lens tot uiting bracht omtrent -de zware
taak, die zij op zich heeft genomen. Het zo
te kunnen zeggen, dat gaf op wonderlijk
aangrijpende wijs het vertrouwen weer, dat
tussen het Huis van Oranje en het volk
altijd heeft bestaan.
De Koningin heeft erkenning van de
nieuwe ontwikkeling onzer tijden niet
geschroomd uit te spreken. Zij heeft, zich
richtend tot de leden van de Staten-Gene
raal, de dreiging van nieuwe onheilen na
de tweede wereldoorlog niet verbloemd,
maar daaraan deze veelbetekenende woor
den toegevoegd: „Nederland moet niet al
leen drijvende'blijven op de wilde golven
van het wereldgebeuren, het. moet zelf zijn
koers bepalen en bovendien trachten met
de andere volken samen de koers uit te
zetten van de ganse wereldvloot. Wij moe
ten er niet op zien of dat offers kost. Als
het nodig blijkt, moeten wij bereid zijn
ballast uit te werpen. Alle hens aan dek:
Eendracht en nog eens eendracht", heeft
koningin Wilhelmina ons op het hart ge
bonden.
Veel goede voornemens worden geuit,
veel plannen worden gemaakt. Zullen wij
ze ook waar maken:
Bij het nastreven van sociale rechtvaar
digheid, culturele ontwikkeling en econo
mische welvaart j.n ons kleine land met
zijn grote bevolking, in het regelen op voet
van vrijheid, zelfstandigheid en gelijkwaar
digheid van onze verhouding tot de volken
van Indonesië, Suriname en de Neder
landse Antillen, in het vervullen van onze
taak tussen de volken, in de .wijde ruimte
der wereldverhoudingen?
Ja, wij kunnen en zullen waar maken,
„ij kunnen en zullen verwezenlijken wat
tn onze macht is om te bereiken. God helpt
hen, die zich zelf helpen.
Doen wij dit niet en zien wij te veel op
de offers, die het ons kosten zal, dan lopen
ij het gevaar in de golven onder te gaan."
Deze passages uit de Koninklijke rede
zijn het, die wij vandaag vooral tweemaal
willen vermelden: in het volledige verslag
en op deze plaats, om ze in het bijzonder
naar voren te brengen. Want zij drukken zo
klaar en voor ieder verstaanbaar datgene
uit, dat voor sommigen nog zo moeilijk
aanvaardbaar schijnt te zijn en dat ons
noopt, van oude gewoonten, sceptische hou
dingen en afwachtende bedachtzaamheden
afscheid te nemen in een tijd, waarin die
niet meer passen. Zij spreken in termen
van de zee, door H. M. zo goed gekozen
omdat iedere Nederlander ze verstaat, van
een actieve buitenlandse politiek, van het
vooruitzicht om terwille van samenwerking
met andere volken offers te brengen, van
de noodzaak zelfs om dat te doen, ook ten
aanzien van onze verhouding met de over
zeese gebiedsdelen, als wij niet het gevaar
willen lopen in de golven ten onder te gaan.
De stem van Koningin Juliana, zo sterk
tn welluidend, heeft niet tot ons gesproken
als die van een verleden, dat historie ge-
Worden is, maar als die van een moedige
Vorstin van deze tijd, die hoopvol vooruit
tiet en nieuwe ontwikkeling erkent. Hoop
vol, aanmoedigend, een nieuwe weg wijzend
aan ons volk. God zegene haar.
R. P.
Julianadochter van
De Zwijger
Terwijl de Staten-Generaal hoofdelijk hun
plechtige eden jegens Koningin Juliana af
legden. hadden wij ruimschoots gelegenheid
Hare Majesteit te aanschouwen, temidden
van drieduizend bevoorrechten. Wij zaten
op een tribune in het dwarsschip aan de
Gravenstraatkant op misschien vijftien meter
van de troonzetels; en recht tegenover ons
was het grote gebrandschilderde glas met
links-onder het beeld van Prins Willem I.
Met een schok toerden wij plotseling de
treffende gelijkenis gewaar tussen de
Zwijger en zijn nazate, die wij nu tezamen
als in één beeld voor ons hadden; dezelfde
kleur van gelaat en haar; dezelfde verstan
dige, wereldwijze ogen, het hoge voor
hoofd, de neus, en de betrekkelijk korte af
stand tussen neus en kin, die van beraden
wil getuigt.
We hebben onze bril opgepoetst die wij
erkennen het zonder schaamte - zulks nodig
had na de emotie, en hebben zelfs een
toneelkijker genomen: Het was frappant!
Hier leken tien geslachten te wijken. Hier
zat de eigen dochter van de Zwijger. Zulk
een gelijkenis, vooral in half profiel.
Zij leek mij te hidden. En het schoot mij te
binnen, dat bidden voor het volk tot de
essentie behoort van hel Koningschap bij de
gratie Gods.
Zo bad Prins Willem voor zijn volk; zelfs
nog toen het dodelijk lood hem had ge
troffen. Zo bad Wilhelmina de Grote voor
ons, bijzonder in de jaren van oorlog en
bezetting. Want de Koning staat voor zijn
volk bij God.
Maar heel het volk, daarin voorgegaan en
aangespoord door de kerken, bidt voor de
Koningin. En de drieduizend in de Nieuwe
Kerk baden vurig; in stilte en samen met het
Toonkunstkoor en met het ruisende orgel:
Heere, spaar onze Koningin!
Onderscheiding. De eerste concert
meester van het Residentieorkest, de heer
Adolphe Poth, is benoemd tot Officier in de
Kroonorde van België.
(Van een eigen verslaggever)
„Ik zweer aan het Nederlandsche volk,
dat ik de Grondwet steeds zal onderhouden
en handhaven. Ik zweer dat ik de onaf
hankelijkheid en het grondgebied van den
Staat met al mijn vermogen zal verdedigen
en bewaren; dat ik de algemeene en
bijzondere vrijheid en de rechten van alle
mijne onderdanen zal beschermen, en tot
instandhouding en bevordering van de
algemeene en bijzondere welvaart alle mid
delen zal aanwenden, welke de wetten te
mijner beschikking stellen, zooals een goed
koning schuldig is te doen. Zoo waarlijk
helpe mij God almachtig".
Tijdens de eerste rijtoer van Koningin Juliana door de hoofdstad werd haar door de
ouden van dagen in de Jordaan een bloemstuk aangeboden. De Koninklijke Familie
kijkt belangstellend toe tijdens de korte toespraak, waarmede de afgezante der oudjes
deze aanbieding vergezeld deed gaan.
voor de kunstenaars. Op het koorbalkon
zit ir. G. Friedhoff, de Rijksbouwmeester,
die een groot aandeel had in het totstand
komen van de inrichting der kerk.
Om half tien klinkt het uit de luidspre
kers: „De genodigden worden verzocht hun
plaatsen in te nemen." Op dat ogenblik
zien wij hoe de Commissaris der Koningin
in de provincie Utrecht, de in staatsiege
waad gestoken heer M. A. Reinalda, met
een stevige handdruk een ambtgenoot,
begroet.
Een lantaarnopsteker gaat van kroon tot
kroon en ontsteekt kaars voor kaars. Ge
durende enkele minuten flonkeren de gou
den kroon, de rijksappel en de scepter, ja
zelfs de goud-op-snee-grondwet op de met
een rood tapijt bedekte „credenstafel" in
het midden voor het troonplatform in het
zachte schijnsel. Deze initimiteit duurt niet
lang. Om vijf minuten voor tien, juist als
de patriarchiale gestalte van prof. mr. R.
van Kranenburg aan het hoofd van de
stoet Kamerleden in de ingang aan de Dam-
zijde zichtbaar wordt, flitsen 34 gemas
keerde. gigantische lichtbronnen: het zijn
de schijnwerpers, die de Polygoonreporters
in staat stellen de Inhuldiging in celluloid
vast te leggen.
Een kwartier na de leden van de Staten-
Generaal arriveert een groep, die zeer vele
contrasten in zich bergt.
Voorop gaan de Nederlandse ministers,
allen in een ingetogen zwart, gevolgd door
de leden van de Raad van State. Maar dan,
zonder overgang, de bonte verscheidenheid
der Indonesische delegatie, zowel in
lichaamsbouw als in klederdracht. De ver
tegenwoordiging der West-Indische gebie-
.den in haar jaquets deed daarbij haast
Europees aan. Zij allen worden met een
hartelijk applaus ontvangen. De ministers
gaan op de stoelen ter weerszijden van de
Credenstafel zitten, minister-president W.
Drees naast de voorzitterstafel, waarachter
professor Kranenburg met de griffiers der
Kamers heeft plaats genomen.
Om tien minuten over tien luidt de deur
waarder met zijn schel en opent professor
Kranenburg de verenigde vergadering der
Staten-Generaal. Hij doet de griffier 't op de
Inhuldiging betrekking hebbende Konink
lijk Besluit voorlezen en benoemt een Com
missie van in- en uitgeleiding der Koningin,
die bestaat uit de fractie-voorzitters van
beide Kamers onder presidium van de
voorzitter der Tweede Kamer, mr. L. G.
Kortenhorst.
Tevens wordt mededeling gedaan, dat
vier leden bericht van verhindering had
den gezonden: de heren Stokvis, Wagenaar,
De Groot en Hermans, allen afgevaardig
den van de C.P.N. En zó deftig en zó ernstig
en zó plechtig kan de bijeenkomst niet zijn,
of daar wordt heel eventjes, heel fijntjes
en heel bedeesd een vleugje hilariteit
hoorbaar: een korte rimpeling op het wa
tervlak, doch in zijn eenvoud veelzeggend.
gard in een eenvoudige zwarte robe met
witte bontjas.
De vier prinsessen nemen plaats op de
eerste rij stoelen voor de buitenlandse gas
ten, links van het platform met de troon
zetels. Prinses Irene kijkt daarbij belang
stellend en geamuseerd in het rond.
Het grote ogenblik
Het is duidelijk, dat het grote ogenblik
nu niet ver meer kan zijn. Klokgelui, aan
zwellend en dan weer wegstervend, klinkt
tot in de nu stil geworden kerk door. Vaag
hoort men flarden van het volkslied. Een
aide-ceremoniemeester buigt zich in de
deur-opening spiedend voorover, de loper
wordt voor de laatste keer geveegd en recht
getrokken. Minister-president Drees heeft
zijn lectuur, waarmee hij de tijd gekort
heeft, weggeborgen.
Van het Paleiscarillon tinkelen de eerste
malen van het Wilhelmus. Om zeven mi
nuten over elf overschrijden de Herauten
van Wapenen in blauw fluwelen en geel
satijnen buizen met hun trompetters de
drempel, op de voet gevolgd door de Ko
ningen van Wapenen, fel contrasterénd
met hun voorgangers door hun scharlaken
rode rok en hun witte pantalon. Een zwarte
steek met witte struisveren dekt hun hoofd.
Na hen komen de Ceremoniemeester, de Ka
merheren, de Hoofden van Departementen,
de Groot-Officieren van de kroon, de een
al fraaier uitgedost dan de ander, tot de
aandacht gevangen blijft door de martiale
figuur van mr. H. J. Kruis, chef van de
Generale Staf, die fier het ontblote Rijks
zwaard voor zich uit houdt.
Na hem verschijnt luitenant-admiraal C.
E. L. Helfrich, die de Rijksstandaard het
oude Nederlandse wapen op witte moiré
zijden achtergrond draagt.
Dan dragen op hun beurt de regiments
vaandels, omgeven door de in gala-tenue
gestoken aanvoerders, tot het feeërieke
schouwspel bij, waarna de opperceremonie-
meester van de Koningin, mr, G. C. D.
baron van Hardenbroek, met zijn lange
ceremonie-staf de komst der vorstin aan
kondigt.
De Koningin
Zichtbaar onder de indruk schreed Ko
ningin Juliana de vijfde Oranje die in
de Nieuwe Kerk zou zweren de Grondwet
te handhaven en het volk te beschermen
vergezeld van haar gemaal, Prins Bern-
hard der Nederlanden langs de buigen
de rijen naar hun zetel op het platform. Het
door de jeugdige Zwitser Erwin Dolder ont
worpen statie-gewaad van bleu-royal wordt
gesierd door het brede lint van het Groot
kruis der Nederlandse Leeuw, terwijl het
blauwe gewaad omgolfd wordt door de
reeds door drie Oranjes gedragen rood
fluwelen koningsmantel, met gouden leeu
wen bestikt en met hermelijn gevoerd en
omzoomd. Het haar wordt gedekt door een
kapje van edelstenen, omringd door dia
manten sterren. De gehele tooi, waarin
voorts robijnen en paarlen prijken, rust
met een rand van paarlen op het hoofd.
Nog is de bonte stoet niet ten einde: de
Grootmeesteres, de Dames du Palais, de
chef van het Militaire Huis der Koningin,
de adjudanten van de Prins en die in bui
tengewone dienst en tenslotte nog een aan
tal vlag- en opperofficieren voltooien het
geheel.
Tableau vivant
Terwijl het Amsterdamse Toonkunstkoor
het Wilhelmus zingt en de stoet langzaam
zijn plaats inneemt rond de troonzetels: de
hofhouding achter de Koningin, de Wapen
koningen en Ceremoniemeesters aan de
uiterste zijden van het platform, iets meer
naar binnen de vaandels van de Regimen
ten Prinses Irene, Grenadiers en Jagers en
Mariniers en op de hoeken der treden de
dragers van het Rijkszwaard en de Rijks
standaard, dringt de gedachte van met een
enorm tableau vivant, met een levend Gou-
deneeuws schuttersstuk te doen te hebben,
zich onweerstaanbaar aan de toeschouwer
op.
Het is de bewogen stem van Koningin
Juliana, die hem tot de werkelijkheid terug
roept.
Spanning stijgt
Zo tegen half elf begint de spanning
merkbaar te stijgen.
Regelmatig zwenken de limousines voor
de Dam-ingang, vaak begeleid door wit-
gehelmde M.P.'s. Dan arriveert weer een
bijzondere missie. Eerst die van de Ver
enigde Staten met de eerwaardige Herman
Baruch aan het hoofd: dan die van Frank
rijk, waarin wij Paul Ramadier herkennen
en de man in de groene dracht van de
„Académie" is natuurlijk Georges Duhamel,
Nederlands grootste vriend in Frankrijk.
De Pauselijke nuntius mgr. Valerio Valeri
en generaal H. D. Crerar namens Canada
arriveren en na hen nog vele anderen: Ar
gentinië, Brazilië, Mexico, China, Zwitser
land, Portugal, Venezuela, Finland en Siam
hebben hun bijzondere afgezanten gezon
den.
Vorstelijke gasten
Dit is hèt moment van de Inhuldiging.
Koningin Juliana, staande, de rechter
arm met twee gestrekte vingers omhoog,
legt voor haar ganse volk met vaste, hel
dere stem het „zoals een goed koning
.behoort te doen" met nadruk gescandeerd
de Eed af, die nu, na de warme woor
den, waarin zij haar grote liefde en dank
jegens haar Moeder heeft beleden en haar
diep inzicht in de vragen en problemen van
de natie heeft geopenbaard, tot de beves
tiging van een belofte en de bezegeling van
het „Oranje kan nooit genoeg voor Neder
land doen" wordt.
Climax
Deze in zijn soberheid zo indrukwek
kende eedsaflegging vormt de apotheose
van een plechtigheid die reeds aanving
toen de deuren van de feestelijk versierde
Nieuwe Kerk werden geopend, terwijl bui
ten nauw hoorbaar de saluutschoten
weerklonken, de kerkklokken begonnen te
beieren en de eerste commando's tot de ere
wachten werden gegeven.
Zij, die vroeg' zijn gekomen en dat
zijn vaak de eenvoudigen, die het geluk
hebben gehad van de griffier der Eerste
Kamer een kaart voor de plechtigheid te
mogen ontvangen kunnen nu nog hun
ogen uitkijken naar de versiering van pal
men, laurieren en zalmkleurige begonia's,
naar het blinkende koper van koorhek en
kaarsenkronen, naar het diep-rode tapijt
dat het troonplatform, waarop twee een
voudige zetels, één voor Koningin Juliana
en één voor Prins Bernhard, zijn geplaatst,
bedekt.
Om een uur of negen is het gebouw al
voor een goed deel gevuld: het wemelt van
de uniformen en de toga's: Vlag- en opper
officieren in het zwart, het wit, het grijs,
het bruin, het groen; rechters en advocaten,
professoren en predikanten. Daartussen
zorgen de dames voor de élégance, die bij
het hoge feest past.
Opvallend is overigens, dat niemand in
het bijzonder opvalt, al rekken zich de
halzen zo nu en dan wel eens voor een wel
zeer geslaagde creatie, doch dat duurt al
leen, zolang de gelukkige "zich nog in het
gangpad bevindt: onniiddellijk daarna
wordt zij opgenomen in het geheel en smelt
ook haar gratie en haar toilet samen met
het kleurige mozaiek, dat al deze hoog
waardigheidsbekleders tezamen vormen.
Dat mozaiek is dan tevens een afspiegeling
van de verscheidenheid van het Neder
landse volk: geen groep of hij heeft hier
zijn vertegenwoordigers.
Haarlemmers
Uit Haarlem en omgeving treffen we mr.
Cremers aan en natuurlijk de Commissaris
der Koningin met het College van Gedepu
teerden, mevrouw J. M. BosVincent, de
gebroeders Hendrik en Willem Andriessen
en mejuffrouw Annie Woud in de banken
In de Nieuwe Kerk: Koningin Juliana en Prins Bernhard na de eedsaflegging,
omgeven door de hofhouding.
Om kwart vóór elf werd aan de over
weldigende aanblik der Nieuwe Kerk nog
meer luister bijgezet door de aankomst der
vorstelijke gasten.
Aan het hoofd schreed Koningin Elisa
beth van België, gevolgd door kroonprins
Gustav Adolf en kroonprinses Louise van
Zweden; kroonprins Olav en kroonprinses
Martha van Noorwegen; prins Axel en prin
ses Margaretha van Denemarken; prins
George van Griekenland; erf-groothertog
Jan van Luxemburg en tussen deze veelal
bejaarde personen een fleurig figuurtje:
prinses Margaret van Engeland in een toi
let van rose Atlaszijde. Op het hoofd droeg
zij een wit kapje met rose veren.
Prins Aschwin, die ook tot deze groep
behoorde, was in jaquet.
De imposante intocht der buitenlandse
vorsten werd gevolgd door een zeer huise-
lijk, Hollands tafereel, dat door de duizen-
den met vertedering en ontroering werd
j gadegeslagen.
Via de ingang aan de N.Z. Voorburgwal
I betraden Beatrix en Irene in blauwe tulen
jurken en met witte bloemen in het haar
1 hand in hand de gewijde ruimte. Daar-
i achter liepen de beide grootmoeders: prin-
Ises Wilhelmina in een zacht fraise japon
met donker bloemmotief, overdekt door een
paars fluwelen manteltje en prinses Arm