a i °jn L itteraire N I jeu we Uitg aven Hoge dividenden dikwijls niet meer dan schijn Guépin van der Vlugt Chefa riiie „4" 6éé^s'C0 maar HAAS' ZATERDAG 16 OCTOBER 1948 HAARLEMS DAGBLAD LOUIS COUPERUS: „Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan (Deel I van de Reuzensalamander-reeks, Querido's Uitg. Mij., Amsterdam). TU DE COUPERUS-HERDENKING be perkt is gebleven tot een enkele plaat selijke bijeenkomst en helaas niet werd bekroond door de voorgenomen uitgave van zijn Verzamelwerken, moet men de Uit geversmaatschappij Querido dubbel dank baar zijn, dat zij het eerste deel van haar nieuws reeks - de Reuzensalamanderreeks - gewijd heeft aan hèm, aan deze meester van onze romankunst, aan één die in zo rijke mate de gave van het verhalen bezat, van het beelden van levende personen. Het is geen wonder, dat juist on'der de jongere schrijvers (en ook lezers?) een zo warme waardering, die bijna een bewondering is, groeit voor een auteur, die in zijn jaren gold voor „oen kind van zijn tijd": een na turalist, welke zijn romanfiguren beeldt als producten van afstamming, milieu en ma- teriëel-maatschappelijke omstandigheden. Lang zag men in hem enkel een mens die, in een bevoorrechte sociale positie, van het leven genoot, precieus genoot een fla neur, een over-verfijnde verteller, zo niet één, in wie het vexwal van een eeuw het fin-de-siècle dandy-achtig tot uitdruk- kipg kwam, in een Haags-elegante stijl van weliswaar bijzondere bekoring, maar toch vrijwel uitsluitend vertellend van en spre kend tót een betrekkelijk kleine kring van „uitverkorenen", die hem door hun geeste lijke „standing" konden verstaan. Maar de jongeren eerst hebben begrepen, dat hier een auteur aan het woord was, die niet alleen beschikte over een meesterlijk com positie-vermogen, een stijl-raffinement, waarmee het verborgenste van de mense lijke ziel aan de oppervlakte kan worden gebracht, en een verhaler (toentertijd zei men een „causeur") wiens boeiende schrijf trant sindsdien niet overtroffen, nauwelijks benaderd is, maar dat hij een ras-echt psy choloog was. En dat in een tijd toen er nog niet door Jan-en-alleman met de psycholo gie gehaspeld werd alsof het een modern kaartspel is. Ook hebben de jongeren be grepen, dat heel dit dandy-isme, dit stre lend oog voor de kostelijkheden en de kost baarheden des levens kortom dat heel deze levensverliefdheid een afweren was van het tegendeel: een diep bewustzijn van de vergankelijkheid, zelfs de ijdelheid der dingen, die men daarom snel als bloemen moet plukken en genieten, alvorens ze ver welkt zijn. Wat stond hij vól in het leven, Couperus! En hoe had hij het, juist vanwege de tijde lijkheid ervan, lief! Hoe wist hij de kleine en grote vreugden te smaken niet alleen „charmant", maar hevig en innig tegelijk, omdat hij de troebele onderstroom ervan kende. Elke genieting veroverde hij op de weemoed, die diep in hem als een voort durende dreiging aan hem knaagde, niet zozeer omdat hij een „fin de siècle"-man, maar omdat hij een romanticus was, ge boren in een tijd waarin het naturalisme leven en letterkunde beheerste. En zijn kunst? Was hij het niet, die schreef, dat het goed is een roman te schrijven, maar dat het beter is er één te leven? Zó vol stond hij temidden van het leven en zo hoog stond hij boven de vergankelijke dingen en boven zijn schrijfkunst. Een lichte spot, die nergens verbittert tot cynisme, de vergoe lijkende glimlach van een man, die alle menselijke dwalingen, alle grootheden en kleinheden, verstaat, de deernis van een innig hart om de betrekkelijkheid en spaar zaamheid der schone aardse dingen al deze eigenschappen doen hem in dit boek „Van oude mensen" schrijven: „Er is veel goeds in het leven, ook al is het leven niets dan een overgang, die niet heel veel moet beduidenEr moet komen een niet meer lijden om stof, een lijden dan alleen om geest Het is een verrassing, een verfrissing, deze her-ontmoeting met dit (in 1906) ge schreven boek van Couperus. Niet vanwege het gegeven, dat één tragisch afdwalen is van het blijmoedige leven, waartoe de wroeging om een in jeugdige hartstocht bedreven misdaad de weg afsnijdt voor een drietal stok-oude mensen, die als onont koombaar gevolg hun verzwegen leed over dragen op hun nageslacht. Maar om een zo diep-doordringend, zo waarachtig schrij verschap, dat zeker gevoed is door een Zola en een Flaubert (ik denk allereerst aan „Madame Bovary"), maar wiens meester schap hem verre deed uitgaan boven de beperkte levensbeschouwing van zijn tijd. Couperus was niet enkel een naturalist. Hij beschreef niet alleen de werkelijkheid. Hij bezielde haar in alle toonaarden van zijn lyriek, hij verlevendigde haar door zijn uiterst fijn-afgestemde zin voor het dra matische. Ik zou, zelfs na een zorgvuldig afwegen, niet weten te zeggen of deze tragisch-wee- moedige geschiedenis van ,,de dingen die voorbijgaan" zijn beste werk is: hij was zo veelzijdig, Couperus, zo brilliant, misschien wel juist dank zij zijn „over-beschaving". zoals men het wel eens heeft genoemd. Er is, dunkt mij, maar één roman, die, ge bouwd op een soortgelijk vervalsthema, tot op zekere hoogte vergelijkbaar is met dit lichtloos verglijden van lang gekwelde le vens in de dood, ondanks alle levensver langen: Thomas Mann's „Buddenbrooks". „De dingen die voorbijgaan" langzaam, tergend langzaam gaan ze voorbij, als een straf voor een eens bedreven zonde, die zich wreekt in een lang, als in een herfst- nevel gehuld leven, dat zwaar te dragen geeft aan het „geheim", waarvan allengs heel deze familie weet, terwijl een ieder voor zich meent, dat hij de enige drager ervan is. Het waart rond als een spook door al deze levens. Het vreet eraan, het teert de laatste levenskrachten van dit tot on dergang gedoemd geslacht op. Sluipend gaat het voorbij, dit „Ding". Zelfs sterft het niet met de oude mensen, wier levens blijheid ermee vernietigd werd. Het slaat ook de op één na laatste generatie van dit getekend geslacht tot onmacht, tot wee moedige onmacht: Lot, de kunstenaar, die het met al zijn talenten (rijk juist, door zijn bijna decadente verfijning) niet verder zal brengen dan het schrijven van enkele romans. Veel is er in deze Lot, dat herinnert aan Couperus-zelf. En is het dan niet eerbied wekkend, dat deze „flaneur", met zijn zui delijke voorliefde voor een peinzend be wonderen van alle schoonheden om hem heen, een oeuvre naliet van zeventig delen? Herman Robbers had gelijk. „Zijn (Cou perus') naapx zal ongetwijfeld onsterfelijk blijken", verklaarde hij een kwart-eeuw geleden. Wie schreef sindsdien met zoveel atmosfeer, wie, wist met de fijnste scha keringen van onze taal zo menselijk-diep door te dringen in de broze en verborgen weefsels van de menselijke ziel? Geen bijna. Couperus had onder de gegeven omstan digheden niet voornamer gehuldigd, de Reuzensalamander-reeks niet waardiger in gezet kunnen worden dan met een herdruk van dit meesterwerk van „oude mensen", voor wie een verleden eerst sterft met hun dood. En dubbel góed doet het ons, nage slacht, te weten, dat.hij, die de tragiek zo wel kende, in. latere ievensjaren het Leven zo lief, zo warm-lief had. C. J. E. DINAUX. Ageitnda vooir Haarlem ZATERDAG 16 OCTOBER Stadsschouwburg: „Kleine kinderen wor den groot". 8 uur. Pliocnixtcrrein (Parklaan): Circus Jos. Mullens, 8 uur. Frans Hals: „Sam Tucker's grote strijd", 14 j., 2.30, 7 en 9.16 uur. Rembrandt: „De regen kwam", 18 j„ 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Naked City", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „Nocturne", 14 j.. 2. 4.15, 7 en 9.15 uur. City: „Nacht over Holland", 18 j., 2, 4.30, 7 en 9.15 uur, Spaarne: „Het begon met moord". 14 j., 2.30. 7 en 9.15 uur. ZONDAG 17 OCTOBER Stadsschouwburg: „Kleine kinderen wor den groot", 8 uur Gem. Concertgebouw: Concours van accordeonverenigingen, 9.30 u. v.m.; ere-concert, 8 uur. Plioenixterrein (Parklaan): Circus Jos. Mullens, 3 en 8 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 18 OCTOBER Frans Hals Museum: Tentoonstelling „Kunst Zij Ons Doei", 10—5 uur. Plioenix terrein (Rarklaan): Circus Jos. Mullens. 8 u. Bioscopen: MicM.;g- en avondv out stellingen. Probleem voor de censor In het Cambridge Theater in Londen zou een toneelstuk van de Italiaan Gian Paolo Callegari, „De man die Pilatus vermoord de" opgevoerd worden. In dat stuk komt een Christus-rol voor, de eerste die ooit op een Londens podium te zien was. De cen sor maakte aanvankelijk bezwaren, doch de schrijver vond een vernuftige oplossing. De scènes, waarin Christus zou optreden, zouden gespeeld worden als de repetities voor een passiespel. Men kreeg dus een toneelstuk in een toneelstuk, waardoor niet Christus zelf, maar de man-die-Hem- moet-uitbeelden tot één der figuren wordt. De 2ö-jarige acteur Vittorio Gassman speelt deze rol in repetitie-kleren, een bruine sporlbroek met een Schillerhemd, terwijl de overigen in Bijbelse kleder dracht gestoken zijn. Hierboven: Vittorio Gassman gedurende de zes minuten, die zijn optreden vergt. Uitg. De Erven F. Bohn N.V Haarlem: Volks Universiteits Bibliotheek. Tweede Reeks nrs. 15, 16. 17: Inleiding tot het Nieuwe Testament, door Prof. Dr. J. de Zwaan; Deel I, Evangeliën en Handelingen, Deel II, Brie ven van Paulus en Hebreeën. Deel III, Alge- meene Zendbrieven, Openbaring, Text en Canon; alle drie delen 2de herziene druk. Uitg. De Erven F. Bohn N.V., Haarlem: Volks Universiteits Bibliotheek, Tweede Reeks nrs. 20: Inleiding tot de Landhuis houdkunde. door Dr. G. Minderhoud. Uitg. Andries Blitz, Amsterdam: Brand! Alarm!, door P. L. van Boven. Uitg. G. F. Callenbach N.V., Nijkerk: Wol ven huilden rond het Bosmeer, door Frithjof E. Bye, vert. uit het Noors door G. Baars Jelgersma. Uitg. Mij Focus N.V.. Bloemendaal: Begin selen van de Fotografische Techniek met 365 afbeeldingen, door Dr. J. J. M. van Santen; 2de herziene en uitgebreide druk. De directie van ^je Handelsvereen. „Am sterdam" komt er in haar jaarverslag over 1940, waarin zij de voorgestelde herkapi talisatie toelicht, openlijk voor uit dat zij de verhoging van het kapitaal der vennoot schap van 40 tot 60 millioen door bij schrijving op de aandelen, mede gewenst acht, omdat daardoor de verhouding tussen uitgegeven kapitaal en effectief bedrijfs vermogen wordt verbeterd en de schijn van grote welvaart, welke gewekt werd door de vroegere hoge dividenden, wordt getem perd. De directie ziet dit psychologisch zeer juist, want inderdaad zijn in de loop der jaren aan de nominaal hoge dividenden le genden over woekerwinsten verbonden, die onze grote industriële en cultuurconcerns bij het publiek in een kwaad daglicht stel den. Hierbij werd en wordt ten enenmale over het hoofd gezien dat slechts een uiter mate kleine groep van aandeelhouders, direct of indirect tot de oprichters beho rende, de aandelen voor de parikoers heb ben verkregen, doch dat verreweg het merendeel de aandelen bij latere kapitaals uitbreidingen heeft moeten kopen. Ook al werden de nieuwe aandelen, gelijk bij de H.V.A. het geval was, doorgaans a pari of iets daarboven uitgegeven, om ze te kunnen kopen had men claims nodig, welke duur moesten worden betaald. Zo gold bij de laatste emissies van de H.V.A.toen 5 millioen aandelen a pari werden uitgegeven, de claim c.a. 440 per stuk en daar men ter verkrijging van 500 aandelen 7 stuks nodig had, kwam een stuk van 500 dus op meer dan 3500 te staan, zijnde 700 pet. Wanneer nu, zoals over de jaren 19261929 telkens 30 pet. werd uitgekeerd, betekent dat voor hen, die de aandelen voor 700 pet. hebben ver kregen, een rendement van slechts 4.3 pet., hetgeen ook door de meest anti-kapitalisti sche beoordelaar zeker niet buitensporig kan worden genoemd. Een feit is, dat de H.V.A. in het verleden grote winsten heeft behaald, maar een aan merkelijk deel daarvan werd telkenjare besteed tot verbetering, vernieuwing en expansie der cultuurbezittingen, waardoor uiteraard ook steeds weer een groter werk kapitaal nodig was, dat aan de Indonesi sche economie ten goede is gekomen. Tot en met 1928 werden bij de H.A.V. alle ka pitaalsuitgaven geheel afgeschreven, van 19291939 bedroegen de kapitaaalsuitga- ven ruim 30 millioen, waarvan c.a. 13.3 millioen werd afgeschreven, en bovendien in 1937'39 nog een uitbreidingsreserve werd gevormd van 5y2 millioen. Langs deze uiterst conservatieve weg heeft de H.A.V. het zover kunnen brengen dat ultimo 1940 haar 15 suikerondernemin gen voor 15.op de balans voorkwamen, haar overige cultuurondernemingen (ta pioca, vezel, rubber, thee, oliepalmen) voor 18.6 millioen en haar vaste eigendommen kantoorgebouwen, pakhuizen, woningen en inventarissen voor 30.Voorts kwam op de balans naast een kapitaal van 40 millioen een reserve van 20 mil lioen voor. Thans brengt de vennootschap een in grijpende wijziging in haar kapitaalstruc tuur. Zij verhoogt de boekwaarde der sui kerfabrieken, cultuurondernemingen en eigendommen tezamen met rond 39 mil lioen, welk bedrag naar een bijzondere reserve wordt gebracht. Hieraan wordt voorts toegevoegd de per 31 Dec. 1940 ge creëerde Extra Reserve van 15.8 millioen. zodat het totaal der Bijzondere Reserve wordt gebracht op bijna 55 millioen. Door het kapitaal met 20 millioen te verhogen. 3.4 millioen voor belastingen te reserve ren en de statutaire reserve op 15 mil lioen te brengen, dalen de Bijzondere Re serves tot 36.3 millioen. Na de kapitaalsverhoging tot 60 mil lioen zullen er dus in totaal 51 millioen open reserves zijn, wat wil zeggen dat de balanswaórde der aandelen na de kapitaals verhoging, c.a. 185 pet. bedraagt. Echter zal het bedrag der Bijzondere Reserves nog moeten worden verminderd met het (nog onbekende) verlies over 1941/47, doch ook daarna zal er nog een belangrijk bedrag aan reserves over zijn. Hierbij valt dan nog op te merken dat de ondernemingen en vaste goederen zijn opgenomen voor de fiscale restantwaarde per ultimo 1941. Deze waarde vertegen woordigt voor het gehele complex een be drag, dat zelfs blijft beneden de waarde, die aan de nog aanwezige kapitaalsobjecten in bevrijd gebied, gewaardeerd naar de toestand waarin zij bij terugkeer in het beheer der directie verkeerden en op basis van de historische kostprijs, verminderd met een rationele afschrijving, mag worden toegekend. Met andere woorden: met de verminder de koopkracht van het geld sinds 1941 is bij de waardering geen rekening gehouden en ongetwijfeld zullen in het concern nog stille reserves aanwezig zijn. Intussen zal de koers der aandelen door de uitkering van 50 pet. bonus-aandelen straks tot 180 pet. dalen en wanneer dan als maximum 8 pet. dividend wordt uit gekeerd, zullen aandeelhouders met een rendement van niet meer dan i]/2 pet. te vreden moeten zijn. An no 1804 Spaarne 56 - Telefoon 11896 Beleggingen - Safe Giroverkeer (Adv.) Donderdag 21 October komen de leden van de gemeenteraad van Bloemendaal in het raadhuis in een openbare zitting bijeen. De agenda vermeldt zeventien punten. Winkels in de toekomst Zaterdagsmiddags dicht? Naar wij vernemen wordt door de be drijfsgroep détailhandel de mogelijkheid nagegaan om te komen tot een vrije Zater dagmiddag voor de winkeliers met als com pensatie voor het publiek een openstelling van de winkels gedurende de Vrijdagavon den tot tien uur. Een en ander houdt ver band met het feit, dat men in de nieuwe Winkelsluitingswet voor het gehele land een verplichte sluitingsochtend of middag voor de winkels wil vastleggen. Het is wettelijk aan winkeliers toege staan eventueel zelfs voorgeschreven om per week één ochtend of middag te sluiten. Daar de -redactie van de nieuwe Winkelsluitingswet nog niet is voltooid, is in de kring van de détailhandel het idee opgekomen om voor deze vrije middag de Zaterdag te kiezen. Het openstellen tot tien uur op Vrijdag de overige dagen, behalve dus Zaterdag, tot zes of zeven uur zou er dan toe leiden, dat men niet be hoefde .terug te keren tot de algemene avondverkoop, doch dat anderzijds het publiek in de gelegenheid werd gesteld om althans eenmaal per week des avonds te winkelen. Beschuit kost nu 26 cent per dubbele rol De minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening heeft goed gevonden, dat de verhoogde bloemprijs wordt door berekend in de prijs van beschuit. Een dubbele rol van 14 beschuiten mag thans 26 cent kosten. Vier beroemde genees middelen in één tablet. Bij griep, verkoudheid, tegen alle pijnen enz., is CHEÉARINE-,,4" een bijzonder krachtig maar toch weldadig middel, want hét bevat rurr v)cr);~amc bestanddelen, stuk voor stuk in de gehele wereld al beroemd. Eén bestanddeel - Chefarox - zorgt dat, al is de werking zeer krach tig,zelfs een gevoelige maag niet van"streek raakt TEGEN PIJNEN EN GRIEP - 20 TABLETTEN f 0.75 Congres „Vredesopbouw" „Dag der Verenigde Volken" op 24 October In Den Haag is Vrijdagavond het congres „Vredesopbouw" geopend, dat georgani seerd is door de Nederlandse Beweging tot Bevordering van Internationale Vrede en Internationale Veiligheid. Jhr. G. M. Verspyck, directeur van het Nederlandse Rode Kruis, sprak een ope ningswoord en droeg de leiding van de bij eenkomst over aan de heer F. S. Noordhoff uit Haarlem. De heer G. J. de Voogd, die in 1940 secre taris van de studieconferentie „Vredesop bouw" was, hield een beschouwing over het pacifisme vóór de oorlog. De heer F. S. Noordhoff sprak over „Onze vredestaak nu" en schetste de organisatie van de be weging en de samenwerking met soortge lijke organisaties. Na de inleidingen vroeg een vertegen woordiger van het Nationaal Jongerenver- bond of het bestuur de „Nooit meer oorlog"- gedachte op de voorgrond stelt dan wel zich uitspreekt voor een internationale rechts orde. Van de zijde van het bestuur werd te kennen gegeven, dat men zich uitspreekt voor een internationale rechtsorde. Men wenst vast te houden aan het Handvest der Verenigde Volken. Naar aanleiding van een der vragen werd nog medegedeeld, dat de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen een aanschrijving aan de scholen heeft doen uitgaan om de 24e Oc tober te vieren als „Dag der Verenigde Volken". De jeugd van de buurtvereniging Ramp- taankwartier heeft in het theehuis bij het Brouwerskolkje een herfsttentoonstellirig (paddestoelen e. d.) ingericht, welke Zater dagavond, Zondagmiddag en -avond te be zichtigen is. Over Muziek (Adv Een Deense film van de maand WAT bewandelen filmproducenten toch vaak wonderlijke, grillige en vooral ongeloofwaardige wegen om bij de toe schouwers emoties op te wekken en hoe zien zij steeds weer de voor de hand lig gende oplossingen voorbij! Dit schoot ons te binnen toen wij, ge troffen door de met de eenvoud van het gegeven in overeenstemming zijnde ver filming van het boek „Ditte, een mensen leven" van de Deense schrijver Martin Andersen Nexö, onwillekeurig moesten denken aan die Engelse rolprent, waarin de held via een brandweerladder het dak van een wolkenkrabber bestormt om zich vervolgens in opperste wanhoop naar be neden te werpen. Die scène was erop gericht gevoelens van mee-leven en mede-lijden met de achtervolgde op te wekken. Zij miste haar doel geheel en al, want het publiek had voor alles be langstelling: voor de brand weerladder, voor het hoge gebouw en vooral voor het resultaat van de val, maar zeker niet voor de geprangde ziel van degene die de nood lottige daad volvoerde. Dit risico zullen de cineasten steeds lo pen wanneer zij geen rekening meer hóu den met het uiteraard spoedig door uiterlijk effect en bravourstukjes afgeleide publiek in de zaal tenzij natuurlijk het hen juist om die attracties te doen is, hetgeen ons niet hoffelijk lijkt tegenover de film sterren. die hun gelaat in beurtelings smartelijke en verrukte plooien dienen te trekken. Maar dan die prachtige scène in „Ditte"! „Wat zal de boerin tegen mij zeggen, va der?" vraagt het arme Deense meisje, dat op een naburige boerderij moet gaan die nen. „Wel, ik denk: Welkom Ditte". In het volgende beeld staat het meisje voor de boerin. „Zo, ben jij de oudste van de Vilder. Je ziet er vrij minnetjes uit". Wij hebben zo'n vermoeden dat de, in vergelijking met haar grote zusters over zee, weinige riemen waarmee de veertig jarige Deense filmindustrie moet roeien, haar juist de goede weg op gestuwd heb ben. Wanneer men niet op een ch que meer of minder heeft te kijken, verdwaalt men al spoedig in de pompeuze décors, dan gaat de filmkunst teloor tussen brand weerladders en wolkenkrabbers. De Denen werden gedwongen om oog te hebben voor het armetierige leven van vissers- en keu terboeren en de soms in hutten en krotten schuilgaande menselijkheid. Dat wil nog niet zeggen, dat men daar mee de filmtaal, vloeiend spreekt. Want hoe zeer men dankbaar moet zijn, dat in „Ditte" het simpele leven ongekunsteld mensenkind wordt verteld, evenzeer moet erkend wor den, dat niet altijd de kortste in de cinematografie de beste weg wordt ge kozen om het doel te bereiken. De omstandigheid, dat het scenario aan een roman is ontleend zal hier niet vreemd aan zijn. Niets is moeilijker voor een dx'aai- boekschrijver dan het zich volkomen los maken van het origineel, dat tot basis moet dienen voor een nieuw, zelfstandig kunst werk, waarin sfeer en geest van het litte raire model bewaard blijven. De voorbeel den van een geslaagde roman-verfilming liggen niet opgeschept, uit de laatste tijd noemen wij slechts „Le diable au corps" naar het boek van Raymond Radiguet. De band met de roman van Nexö wordt in „Ditte" tamelijk nauw aangehaald. Niet alleen dat de inleidende en afsluitende passages worden gelezen voordat de eigen lijke handeling begint, doch hier en daar werden fasen ingelast, die in de litteratuur niet, maar in de film wel gemist kunnen worden. Reeds in het begin waar getoond wordt dat het vissersmeisje Sörine een bui tenechtelijk kind ter wereld heeft gebracht, werd de gang van haar oude vader naar de hoeve van de man die Sörine in de steek liet. opgenomen. Zo'n scène is over bodig, omdat voor de toeschouwer volstaan kan worden met het meedelen van het resultaat van dit bezoek. Elders vond de regisseur, Bjarne Hen- ning-Jensen, wel de juiste filmische ver teltrant, waar hij het stuurrad van de vis sersboot laat vervloeien tot grootmoeders spinnewiel. Dit motief wordt herhaald bij het optreden van de scharesliep Johannes. Grote lof verdienen de makers voor de wijze waarop zij niet alleen de feitelijke inhoud maar vooral de menselijke toon van de roman hebben bewaard. Op twee plaatsen komt dit vooral tot uiting. Dat is daar, waar „Ditte" in haar slaap de prins van haar dromen ontmoet en op zijn vraag „hoe heet jij?" met de woorden uit haar kleutertijd antwoordt: „Ditte viespoes, Ditte kleine heks, Ditte mensenkind". En tenslotte bij het einde waar Ditte, nu zelf zwanger, weer terugkeert in de arme lijke omgeving van het ouderlijk huis. De moeilijkheden blijven hetzelfde of worden nog groter. In zoverre is er zeker geen sprake van een „happy ending". Maai de vreugde van mensen, die elkaar hervon den hebben is er niet minder om en die deelt zich onwillekeurig aan de toeschou wers mee. De Nederlandse Filmclub onderscheidde „Ditte" terecht met het praedicaat „Film van de maand". J. H. B. APHORISMEN Aphorismen, oftewel beknopte uitspra ken. zijn gevaarlijke zaken. Ze stollen dik wijls meer voor dan ze zijn. Vele uitspraken zijn wel kort, maar daarom nog niet ge concentreerd. Men moet ze daarom met omzichtigheid lezen. Het is zelfs onverant woordelijk een schrijver ter verantwoor ding te roepen wegens een beknopte uit spraak. want zeer dikwijls is een aphorisme maar een klein gedeelte van een mening die belicht werd. Overigens is het waar dat een beknopte uitspraak de lezer aanleiding geeft tot nadenken; de lezer is dan ver standig wanneer hij het gegeven woord niet als volledige beschrijving-in-het-kort maar als een vluchtige opmerking neemt, die hem tot een vrije wandeling in de geest kan opwekken. Hoe beknopter de gedachte geformuleerd is, hoe meer zij prikkelt tot overweging; zodra een zin gevolgd wordt door een tweede wordt de verantwoor delijkheid van de schrijver groter en in dezelfde mate schijnt de fantasie van de lezer begrensd te worden. Het aantrek kelijke van een zeer beknopte uitspraak is niet alleen het scherpe gezegde, maar in vele gevallen juist de opwekking der fan tasie. Als bij meer zinnen de fantasie van de lezer minder vrij is, is de wens tot critische reactie groter. In 1897 verscheen te Amsterdam een verzameling korte en langere uitspraken over de muziek, geordend in verschillende delen naar de verhouding van de kunst tot godsdienst, wetenschap, opvoeding, enz., door Jacques Hartog, de toenmalige leraar in muziekgeschiedenis aan het Conserva torium te Amsterdam. Ik heb het aantal aanhalingen uit allerlei kunstenaars, wijs geren en theoretici niet geteld; het boek is om duizelig van te worden. Maar het is niet onaardig het hier en daar eens op te slaan en een paar uitspraken te lezen. Na korte tijd verveelt u de bezigheid van lezen nog meer dan die van opslaan, om dat het spelletje met de diepzinnigheid u irriteert. Meestal zijn de kortste de aar digste; sommige lijken een klein zelf portret, andere zijn als schilderijtjes van de schrijver, die, onbewaakt, met ingeno menheid in de spiegel kijkt. Er zijn er bij die wel kwade uitroepen lot een tegen stander lijken, vele zijn kwijnende fluiste ringen van een dromer, die reeds enige tijd wenend ter neer zat. Het is wel dui delijk dat in de tijd, waarin dit boek ge publiceerd werd, er veel warme belang stelling zou zijn voor gevoelvolle ontboe zemingen. In deze vcx-zameling zijn er vele waarbij ons de schrijver met uitgespreide armen, het betraand oog naar boven ge richt, voor de geest komt. Bijvoorbeeld bij deze woorden van Mozes Mendelssohn, de vader van de componist: „Goddelijke toon kunst! gij zijt de enige, die ons met alle soorten van genot verrast, Welke aange name onx-egelmatigheid, evenwel volmaakt heid van zinnelijke lust en schoonheid!" Enige pagina's verder lees ik een uitspraak van Hector Berlioz: „Ik wil dat de muziek mij in koortsachtige opgewondenheid brengt, dat zij mijn zenuwen schokt. Ge looft gij, dat ik muziek hoor voor mijn genoegen?" Weer een paar bladzijden vex~- der lees ik een opmerking van de geschied schrijver Ambros: „De toonkunstenaar moet in zijne kunst zien een bloeiende, levende Godin". Ha, ha, ik weet niet of dit in overeenstemming of in tegenstelling met Berlioz' gezegde moet opgevat worden. Aardig is de volgende opmerking van Mozart: „Mij is het altijd het aangenaamst, als de aria de zanger zo nauwkeurig past als een voortreffelijk gemaakt kleding stuk". Dit is beter te begrijpen dan een heel boek met artistieke wijsbegeerte over de symbolische schoonheid van Mozart's melodieën. Enige uitgebreide opmerkingen wekken tegenspraak op. Ik las bijvoorbeeld het volgende van Goethe: „Muziek is of heilig of px-ofaan. Het heilige is verzekerd door haar waardigheid en hier heeft zij op het leven de grootste invloed, die gedurende alle tijden en tijdperken dezelfde blijft. Het profane moet zonder enige twijfel vrolijk zijn. Muziek die het heilige en pro fane karakter vermengt is goddeloos; en twijfelachtig als zij er genoegen in schept om zwakke, jammerlijke, erbarmelijke ge waarwordingen uit te drukken; dit vooral is walgelijk. Want zij is niet ernstig genoeg om heilig te zijn, en haar ontbreekt het hoofdkarakter van het tegenovergestelde: de vrolijkheid." De grote muzikale meesters der Middel eeuwen en der Renaissance hadden een beter besef van de muziek. Voor hen be stond er vrolijkheid in 't heilige en ernst in het zogenaamd profane. Bij hen kon de muziek van een amoureus madrigaal ern stig zijn en een vroom motet zeer opge wekt. Maar wat zou Goethe geweten heb ben van Palestrina en Orlando Lassus, wat zou hij begrepen hebben van de ver menging der gevoelens in de muziek? Goethe's opmerkingen zijn nare, ver waande dilettantismen. Ik lees liever op de volgende pagina deze korte opmerking van Beethoven: „Muziek is de bemiddelaarster tussen het geestelijke en het zinnelijke leverx". Of deze andere uitroep van Beethoven: „Muziek moet de man tot vuur en vlam doen ontgloeien". Deze uitspraken 'zijn koi't maar krachtig; zij klinken als muziek, men leest ze als motieven en twist er niet over. Men kan ze een boutade noemen, men kan ze als op gewondenheid horen; het zijn geen litte raire beschouwingen, het zijn geen onder- wijs-zinnen. U kunt zeggen: ze zijn niet algemeen, ze geven geen objectief onder zoek weex\ ze zijn persoonlijk. Ja, ze zijn toevallig door Beethoven uitgeroepen. Maar ze spreken tot uw fantasie en u denkt aan de grimmige componist, die verheven was zonder sentimenteel te zijn, die met hart en ziel bij ondervinding kon spreken; die weinig woorden verspilde, maar vurige daden in zijn werken open baarde. HENDRIK ANDRIESSEN De kinderen van het „Ekslertiesl in de hun van de geslepen „scharesliep'' Johannes. Links: Ditte (Tove Mues). Officieren, geschiktvoorde tropen, worden vervangen De minister van Oorlog laat een nauw keurig onderzoek instellen naar de aan wezigheid hier te lande van officieren in functie, die geschikt zijn voor dienst in de tropen. Indien deze officieren in hun huidige functies zonder onoverkomelijke bezwaren vervangen kunnen worden door officieren, die niet geschikt zijn bevonden voor de tropen, zullen zij naar Indonesië worden uitgezonden. Een en ander vindt zijn oorzaak in het feit, dat in de afge lopen jaren op het bedrijfsleven en ook op de overheidsdiensten een zeer sterk beroep moest worden gedaan voor het af- staan_ van reserve-officieren, die in be langrijke functies werkzaam waren, waar door grote moeilijkheden wo-cMn ouo'er- vonden, die thans wel zeer sterk dreigen te vexrmeerderen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1948 | | pagina 5