Litteraire Kanttekeningen Nijverheidsonderwijs in Haarlem Ruim ÓF millioen Nederlanders zijn bij de ziekenfondsen verzekerd Weereen punt LOUISE ZATERDAG *2 FEBRUARI 1949 H. W. J. M. KEULS: „Verzamelde Gedichten" (Deel IV: „Wegen en Wolken"). (A. A. M. Stols, 's-Gravenhage). DE OUDERE DICHTERGENERATIE, de tweede sinds de Tachtiger Beweging, begint haar levenswerk af te sluiten; zij draagt het testament van de door haar beledèn schoonheid daarmee over aan het nageslacht. Deze bijna symbolische daad is niet een afdoening met het verleden het is een belofte voor de toekomst: de onverwoestbaarheid van de cultuur, die zal voortbestaan, waar en hoe dan ook. In haar jeugd heeft deze generatie nog juist of nauwelijks een tijd beleefd, die, rustiger van gang en onbedreigder van ge beuren, het dichterschap vruchtbare kansen bood om in verzonken stilte het aan tijd noch plaats gebonden ruisen te beluisteren, waaruit sinds onheugelijke tijden alle dichtkunst (en alle kunst) van blijvende ■waarde is voortgekomen: het ruisen van de oerbron, waarvan het verloop der eeuwen velen vervreemd mag hebben, maar dat met innerlijke zekerheid na- of voort- stroomt in degenen, die tot het dichter schap geroepen zijn. Niet naar de roes dei- zinnen, waarmee de Tachtigers de wijs neuzige „predikantenpoëzie" van vóór '80 overwonnen, ging hun verlangen uit, maar naar een verdieping, een verinnerlijking, waarin het woord weer als toverformule, als magische klank en onthullingsteken, het levensmysterie openbaarde, waarmee de voornaamsten hunner het levend contact" gingen hervinden. Zij werden de terugverlangenden, de Van heimwee vervulden. Leopold was er zo een, en na hem van Eyck, Roland Holst, Bloem, Keuls allen, hoe verschillend, dit gemeen hebbend, dat zij weer de tijd loze klanken hoorden, die in alle waar achtige muziek en in alle waarachtige dichtkunst klinken en waarvan Homerus geweten moet hebben, toen hij Odysseus verlokte (hoewel niet bevrijdde) met de zang der Sirenen. Des te fataler is het voor deze dichter generatie geweest, met het klimmen der jaren in een steeds vertroebelder wereld te moeten staan. Het kon wel niet anders of er moest een breuk ontstaan tussen het onontkoombaar beslag dat er van de zijde van het dagelijks en steeds rumoeriger leven op hen gelegd werd en hun oneindig- heidsverlangen. Ieder van hen, die tot het wezen der dichtkunst de weg terugvond, heeft erom geworsteld, te ontkomen aan de tweestrijd, die van deze tweespalt het gevolg was. Er is geen sprake van dat zij zich verschansten in de „ivoren torens" van hun dichterschap. Voor de zuiversten hunner (en tot hen reken ik zonder voor behoud Keuls) was het een strijd strijd tussen verlangen en bestaan, tussen eeu wigheidsbesef en vergankelijkheid. En deze was voor hen (ook en zeker voor Keuls) te wezenlijk èn te hachelijk, dan dat zij jn deze „ivoren torens" beveiliging hadden kunnen vinden. Veeleer wa;en het dichters Van tijdelijker betekenis die daar hun toe- Vlucht zochten, in een bereidheid tot een Compromis met het dagelijks gebeuren, uit roemzucht of tragische onmacht, zich Staande te houden, Dit alles moest gezegd worden, wil het Werk van Keuls, die naar zijn aard niet •tot de luidruchtigen behoort, voor een zo Omvangrijk mogelijke kring van lezers'toe gankelijk worden gemaakt. Het is goed en nodig, dit te doen.'Het wrang cynisme der jongste generatie kwade vrucht van nog heillozer tijden dreigt de dichtkunst in discrediet te brengen. Plet is, welbe schouwd, levensvijandig, negatief en soms Zelfs destructief. De „tweede dichtergene ratie", waartoe Keuls dan behoort, mag zwaar gedragen hebben aan 's wereld on volkomenheid, deze is hun tot spoorslag geweest, er met al hun dichterlijke organen naar te streven de oorspronkelijke eenheid van al wat is te herstellen. Juist omdat zij het leven liefhadden en eerden, deerde hun de onvolmaaktheid der wereld tot Wanho- pens toe. Maar zelfs die wanhoop was vruchtbaar: daaruit was het, dat het ster kend geloof in een onaantastbare oorsprong herboren werd, die weer zicht- en hoorbaar werd en zich bestendigde in de doorzichtige beslotenheid van het gedicht. Ieder dezer dichters zocht naar eigen aard de weg daartoe. Bloem bleef menselijker-nabij, daardoor verstaanbaarder maar ook weer lozer; Van Eyck keerde, geleid dooi- zijn mystieke Meesters tot de levensoorsprong terug, na een levenslange strijd; Roland Plolst ging in een zeer eigen symboliek steeds ongehinderder verkeren met de taal van de oer-levenszin, die uitgaat boven het beperkt bestek van het vergankelijk-onwe- zenlijke. En Keuls? Soms schijnt hij, naar zijn dichterlijke getuigenis geaarzeld te hebben, „het zuiverst licht" in verzen te bestendigen. Dan weer leek het hem in wanhoop, of er een nevel optrok tussen zijn hart en de eeuwigheid. Maar onbewust en daardoor juist zo klaar wordt in de rhythmische onderstroom van zijn dichten een zingen hoorbaar, dat Roland Holst „Sirenische Kunst" zou noemen. Keuls is als een vogel, die met een uit innerlijke noodzaak voortgekomen gedre venheid wil opvliegen en dan ook. in de schoonste strofen van deze (en de reeds verschenen derde) bundel de ijle hoogten bereikt, waarin het woord als dat van een wind vervluchtigt tot een vereniging met wat was, is en zijn zal: het nu eens kwel lend, dan weer bevrijdend wonder van het levensmysterie, waarin wij onze wortels moeten hebben, willen wij niet tot mecha nisch bewogen en gelaten mensenschim- nien verstarren. Al mogen Keuls' „wegen" niet tot de „wolken" geleid hebben, hij zal er zich van bewust zijn, dat juist uit de spanning tussen het verlangd onbegrensde en het beperkt gegevene het schoonste is geboren, wat de dichtkunst kan geven: een zingend herrij zend en ontembaar geloof in een oorspron- „Het boek en de muzen" Op 24 Februari zal in de Stadsschouw burg te Amsterdam de Boekenweek (26 Februari5 Maart) met de gebruikelijke litteraire gala-avond worden ingeluid. Prins Bernhard heeft, zich bereid ver klaard het ere-voorzitterschap van het ere- comité op zich te nemen. Voorzitter van het comité is de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Het program ma van de avond vangt aan met een voor dracht van verzen uit de huidige Neder landse dichtkunst door Claudine Witsen Elias. Daarna zal Albert' Vogel Jr. „De Naumachïe" van Louis Couperus voordra gen. Tenslotte brengt de Nederlandse Opera „L'heure Espagnole", een muzikaal blijspel van Maurice Ravel ten gehore. Na de voorstelling wordt in de versierde zalen van de Stadsschouwburg het tradi tionele „Schrijversbal" gehouden, waarbij Georgette Hagedoorn met nieuwe chan sons voor het voetlicht zal ir&etea. kelijke zuiverheid, waaraan wij ons altijd weer laven kunnen, zodra het tot ons komt in de sterke en zelfstandige beslotenheid van het gedicht, ook al werd het door wan hoop van tweestrijd ingefluisterd, Want: „Uit vereenzaming en scheiding Stijgen klanken naar de wijding Van een helder Godsgericht Zijn „dag vun zuiver ademhalen, van ^ekerheid en helder evenwicht" glanst óók onder de schaduw van zijn weemoedig heid. Dat verzekert de duurzaamheid van zijn eigen werk en de symptomatisch ge kozen vertalingen en bewerkingen van buitenlandse dichters. C. J. E. DINAUX H.O.V.-CONCERT VOOR NED. HUIS VROUWENVERENIGING Bij wijze van proef zal de H.O.V. op Maandag 14 Februari een concert geven voor de Nederlandse Vereniging voor Huis vrouwen, waarbij speciale belangstelling wordt verwacht van de zijde der huisvrou wen. Het concert staat on der leding van Her man Woustra, de sopraan Lola van der Ben zal haar solistische medewerking verlenen. Er is een populair programma samenge steld met werken van Wagner (o.a. Ouver tures Tannhauser en Die Meisterzinger von Nürnberg), Humperdinek (Hansel und Gretel), Berlioz (Racockzy Mars), Richard Strauss en Johann Strauss (o.a. Kaiser Walzer). Onbekende mis. Een tot dusver onbe kend werk van Mozart is gevonden in de pastorie van de 'Maria Geburt-kirche te Wenen, zo meldt het Duitse nieuwsbureau DPD. Het is een mis, die door Mozart 12-jarige leeftijd is gecomponerd. Mr. Edward Duncaneen inwoner van Thornton Heath in Surrey (Engeland) is de trotse bezitter van dit museumstukeen gespaards Cij clou-automobiel, die in 190,0 zijn loopbaan aanving en die tot op de huidige dag nog altijd welgemoed langs 's Heren wegen puft. Mr. Duncan (links) die al 61 jaar is, heeft nu van „verzamelaars" een aanbieding van vijfhonderd pond sterling (ongeveer 5000 gulden) voor zijn vehikel gekregen, dat geconstateerd de oudste nog lopende auto in Groot-Brittannië is, maar hij is zo ver knocht aan „Eanny", dal hij „zelfs het driedubbele van dat bedrag zou afslaan". Het gouden jubilé der Ambachtsschool en het zilveren feest der M.T.S. Het bestuur der Vereniging voor Nijver heidsonderwijs te Haarlem heeft aan het gouden jubilé dier Ambachtsschool en het zilveren jubilé der M.T.S., beidie in de oorlogsjaren, niet de aandacht kunnen schenken, die het er in normale tijd aan zou hebben gegeven. Daar het bestuur deze belangrijke gebeurtenissen in de geschie denis dezer scholen niet geheel wil ver onachtzamen, is besloten een gedenkboek uit te geven. Dit gedenkboek is thans verschenen. Het is verzorgd door de heer G. M. Ndeuwen- huis, journalist te Haarlem en draagt tot titel „Van timmerman tot vliegtuigbouwer". Op onderhoudende wijze wordt een over zicht gegeven van de geschiedenis der beide scholen. Het is typerend wat ir. G. Hofstede, inspecteur-generaal van het Nijverheids onderwijs, in een „ter geleide" opmerkt: „Het Gedenkboek is geen toneelstuk. Maai de levenden, die een rol in de daarin be schreven historie hebben gespeeld, zien en horen voor hun geestesoog en -oor de beel den en klanken uit het verleden; zij her vinden de bezieling, de geest van aanpak ken, toewijding en overgave aan hun taak, die kenmerkend is geweest voor de pio niers van het nijverheidsonderwijs, ook te Haarlem, en die daar culmineerde in de oude heer Geijl, voor wie het gebouw aan de Kleverpaa-kweg een, monument is." Ver der constateert de schrijver dat de ge meenschap Haarlem en wijde omgeving met voldoening haar nijverheidsscholen be schouwen kan. De eerste besprekingen om te komen tot oprichting 'van een vereniging tot stichting van een ambachtsschool wer den in 1891 gehouden. Onmiddellijk werd de hand aan de ploeg geslagen. Hei; ge meentebestuur werd bereid gevonden voor een te stichten gebouw grond aan de Kam perstraat beschikbaar te stellen. Aan de vereniging werd de eerste rijkssubsidie toegezegd. Reeds 30 April 1892 werd de aanbeste ding gehouden en 14 November van het zelfde jaar gaan de deuren van het school gebouw al' open. Er waren 34 leerlingen ingeschreven. Na 4 jaren was dit aantal gestegen tot 125. In 1897 -werd besloten dat de leerlingen der Ambachtsschool niet tevens op de Avondvaktekenschool mochten gaan, zodat het toen twee afzonderlijke scholen werden. Af en toe moesten opkomende moeilijk heden worden overwonnen, maar de school nam steeds in bloei toe. Toen besloten werd in Haarlem ook een Middelbaar Technische School te bouwen, werd op het terrein in het Kleverpark een groot complex gebouwen gezet, waarin ook begrepen was een nieuwe en betere huis vesting van de Ambachtsschool. De eerste j steenlegging geschiedde op 16 Juli 1920, De M.T.S. begon het onderwijs al op 7 Septem ber 1920, maar er werd besloten de officiële opening uit te stellen tot ook het gebouw van de Ambachtsschool voltooid was. Daar op had in Maart de plechtige opening' plaats, die geschiedde door minister dr. J. Th. de Visser. Ter gelegenheid van het 25-jarig jubilé van de Ambachtsschool werd in het nieuwe gebouw een gedenkraam onthuld, dat aan het bestuur was aangeboden. De bloei der Ambachtsschool zette zich gestadig voort. Ook de M.T.S. kwam zeer; spoedig tot ontwikkeling, wat zich ook de monstreerde in het aantal leerlingen. De Haarlemse Raad Ook de heer H. C. Kloet stelt zich niet herkiesbaar Ook de heer H. C. Kloet (VVD) heeft besloten bij de aanstaande raadsverkiezing zich niet meer herkiesbaar te stellen. Van vier raadsleden is dus al zeker dat zij niet terugkeren. Het zijn (behalve de heer Kloet) de heren H. <L Klein Schip horst (KVP), M. Meijers (P.v.d.A.) en F. H. W. yiiegen (P.v.d.A.) Herinnerd wordt aan de^ongelukkige be zettingstijd, die ook voor de scholen na delige gevolgen had. Het 25-jarig jubilé der M.T.S. had in 1944 gevierd moeten zijn, want de houten hulpschool in de Brakenburgstraat werd 8 September 1919 in gebruik genomen. Aan het slot van het overzicht der M.T.S.- géschiëdenis wordt gezegd: „De goede geest van vóór de oorlog is gelukkig terug; het corps van leerlingen der M.T.S. is hersteld. Er is nieuwe drift tot studie en arbeid; en nu het bedrijfsleven alle afgestudeerden opneemt, is er ook bij de jonge mensen weer vertrouwen in de toekomst. De M.T.S. kan met vertrouwen in eigen vermogen het gouden feest tegemoetgaan." Het goed verzorgde gedenkboek bevat vele illustraties, meest portretten. In de laatste jaren is het aantal Neder landers dat onder de ziekenfondsverzeke ring valt belangrijk gestegen. In „Econo- misch-Statistische Berichten" worden de laatste cijfers gegeven. Voor de oorlog waren er ruim 4 millioen vrijwillig-verzekerden. Nu zijn er 4.2 mil lioen verplicht en 2.3 millioen vrijwillig- verzekerden. Bij elkaar dus 6.5 millioen. Dat wil dus zeggen op elke 3 Nederlanders 2. Zoals men weet betalen de verplicht verzekerden een percentage van het loon als premie, terwijl de werkgever daarvan de helft voor zijn rekening moet nemen. De vrijwillig-verzekerden betalen daaren tegen een vaste premie. Toen in 1941 de verplichte verzekering werd ingevoerd, is er veel strijd geweest over de vraag' hoe groot het percentage van het loon als premie moest worden be paald. 4 pet. bleek voldoende te zijn. De winsten der fondsen bleken te zijn: 1942: 18.8 millioen, 1943: 21.7 millioen. 1944: 20.3 millioen, 1945: 20.6 millioen. Het juiste cijfer over 1946 is nog niet bekend, maar m de Kamer is door de minister gezegd, dat aan te nemen is, dat het totale winst bedrag op 31 December gestegen is tot een totaal van meer dan 100 millioen. Over 1947 is ook winst gemaakt, terwijl veron dersteld wordt dat 1948 ook nog een over schot zal geven, hoewel het premie-per centage over dat jaar tot 3.8 is verlaagd. De kosten 'der verzekering zijn in de loop der jaren wel gestegen, maar daartegen over staat dat er ook meer aan premie is binnengekomen, omdat de lonen gestegen zijn. In 1942 bedroegen de kosten der ver zekerden gemiddeld 14.20 per ziel, in 1946 waren die gestegen tot 21.25. Voor 1947 zullen zij vermoedelijk 25 bedragen en voor 1949 27. Voor 1949 is het premie-percentage ver laagd tot 3.6. De winsten zijn niet aan de ziekenfond sen uitgekeerd, maar in het Verevenings fonds gestort. De schrijver van het artikel in de Economisch-Statistische Berichten (de heer J. de Wit) veronderstelt dat dit kapitaal nu ongeveer 120.000.000 zal be dragen. Hij pleit er voor dit geld te be schouwen als een, reserve voor deze ver zekering. Die reserve kan van grote betekenis zijn voor de uitvoering van maatregelen op het gebied van de algemene, in het bijzonder de preventieve gezondheidszorg. Zonder tekort te doen aan het vele verdienstelijke werk, dat op dit gebied is verricht, kan men constateren, dat er nog zeer veel is te doen en dat er op verschillende punten van een achterstand moet worden gesproken, niet het minst door gebrek aan geldmid delen. Hier liggen dus nog grote mogelijk heden; aan het realiseren daarvan zijn echter nog tal van problemen verbonden. Voor het ziekenfondswezen kan het.uit geven van gelden voor dergelijke maatre gelen de „cost" zijn, welke aan een zeer belangrijke „baet" in de vorm van bespa ring op de kosten van curatieve gezond heidszorg voorafgaat. Dit betekent geens zins, dat de ziekenfondsen zich zelf op het terrein van de algemene gezondheidszorg moeten gaan bewegen; kruisverenigingen en andere instellingen hebben op dit ge bied door haar langdurig en verdienstelijk werk gevestigde aanspraken. Als vorm van preventief werk verdient ook de nog in het stadium van organisato rische voorbereiding verkerende school- tandverzorging de aandacht. Indien de ziekenfondsen daarvan de kosten zouden betalen, zou dit een uitgaaf van 2 millioen gulden per jaar betekenen. Er bestaan ook nog vele wensen ten aanzien van uitbreiding van de thans dooi de ziekenfondsen geboden hulp. In het bijzonder betreft dit de ziekenhuisverple- ging. De verzekerden hebben thans recht op 42 dagen ziekenhuisverpleging met be handeling per ziektegeval; willen zij dek king voor langere duur, dan moeten zij een aanvullende verzekering sluiten, welke bij de meeste ziekenfondsen 5 cent per persoon per week (10 cent voor een gezin) kost. Door verlenging van de duur der verple ging op kosten van de hoofdverzekering zouden dus de verzekerden de kosten van de aanvullende verzekering kunnen be sparen. Indien de hoofdverzekering de kosten over de gehele medisch-noodzake- lijke verpleegduur gaat betalen, zal dit naar schatting een kostenverhoging van ongeveer 5 millioen gulden per jaar (alleen vogr de verplichte verzekering) betekenen. Het overleg over deze uitbreiding van de verstrekkingen is nog gaande. Voor de kosten van sanatoriumverple- ging van t.b.c.-lijders geven de ziekenfond sen thans reeds zeer aanzienlijk meer uit dan volgens de oorspronkelijke regeling. Men is begonnen met 1.50 per dag gedu rende ten hoogste een jaar; na de oorlog is dit bedrag verhoogd tot 3 per dag en is de termijn van een jaar losgelaten, zo dat de uitkering thans wordt verleend over de gehele medisch-noodzakelijke ver pleegduur. Kortelings is het bedrag van de uitkering wederom verhoogd, thans tot 4.50 per dag. Als men bovendien nog weet, dat de medewerkers der ziekenfondsen (artsen, apothekers, tandartsen enz.) nog verschil lende wensen hebben ten aanzien van de honoraria, welke zeker wel tot bepaalde technische herzieningen en tot gladstrijken van plooien zullen moeten leiden (hetgeen onvermijdelijk geld kost) en als men ten slotte in aanmerking neemt, dat de vrij willige verzekering ook voor 1949 een bij drage uit het Vereveningsfonds zal ont vangen, is het wel duidelijk, dat Bruintje van de ziekenfondspremie heel wat heeft te trekken. Dat hij een flinke trekkracht heeft, is uit het voorgaande gebleken. Een kleine hulpkracht heeft hij in de rente-op brengst van het Vereveningsfonds, welke thans meer dan 2 millioen gulden per jaar is. Psychiatrie en Psychologie De stichting Wetenschappelijk Impresa- rium houdt een serie lezingen in Amster dam en Den Haag. Op Maandagavond van 7 Maart12 April in het Minervapaviljoen te Amster dam, op Dinsdagavond van 8 Maart13 April in Pulchri Studio in Den Haag. Het programma ziet er als volgt uit: Dr. A. J. Westerman Holstijn, „Magisch denken bij kinderen, volwassenen en gees telijk gestoorden'; prof. dr. H. Oldewelt, „Philosophie als psychische werkzaam heid": D. G. Ruarus Psych. drs. „Abnor maliteit en supranormaliteit" (o.a. uitin gen in de kunst). Met lichtbeelden. Dr. W. H. C. Tenhaeff, „Psycho-analyse en telepathie"; Dr. C. J. Schuurman, Psychia trie en wereld-literatuur"; prof. dr. E. A. D. E. Carp, „Verschillen en overeenkom sten tussen psychiatrie en psychologie". Surinaamse rijst is aangekomen Vrijdag is het s.s. „Stuyvesant" van de K.N.S.M. met aan boord de 500.000 kg rijst, die met 1,per kg toeslag voor de t.b.c.- bestrijding in Suriname onder auspiciën van het Wilhelminafonds in ons land zal worden gedistribueerd, in de Amsterdamse haven aangekomen. Binnenkort zal aeze rijst worden toege zonden aan de personeelsorganisaties van diverse bedrijven en aan particulieren, die deze op de daarvoor aangegeven wijze hebben besteld. voor de Italiaanse film ROME, OPEN STAD, Païsa, Sciuscia, In vrede leven, Vier stappen-in de wolken en nu weer Een vrouw uit het volk: de Italiaansè filmindustrie is niet karig ge weest met werken die kwalitatief vèr boven het gemiddelde liggen. Al deze rolprenten hebben een trek gemeen: het zijn getuige nissen over een land en over een tijdvak. De Italianen hebben daarbij een geheel eigen realisme ontwikkeld, dat, hoewel ongetwijfeld op het Franse van een Carné èn een Renoir geïnspireerd, veel verder gaat dan dat van zijn voorbeelden. Bij de Franse immers blijft op de werkelijkheid toch altijd een litterair bezinksel waar neembaar, dat soms geforceerd aandoet in Carné's „Les portes de la nuit" bijvoor beeld en op zijn best kunnen we bij hem spreken van een poëtisch realisme. De Italiaanse cineasten hebben een nog nauwer verbinding met het volksleven ge zocht en tot stand gebracht. Doch tegelijkertijd mengen zij een zekere kluchtigheid in hun verfilming, waarmee zij schijnen te zeggen: „Neem ons alsjeblieft niet au-serieux" wat ons overigens na alle politieke ervaringen met het Appenijn- se schiereiland niet zo moeilijk valt. Zoals men weet hebben de Italianen hun uiterste best gedaan de herinnering aan hun fjK.-'-'-u.sch verleden uit te wissen in films als „Rome open stad" en „Païsa", waarin Roberto R'ossellini fragmenten uit de Italiaanse partisanen- strijd tot een nationaal epos verbond. Bij hem raakte men in ieder geval van hun goede bedoelingen overtuigd. Luigi Zarnpa introduceerde in „In vrede leven" meer de onbeholpenheid van zijn landgenoten tegenover de problemen, die de ooflfcg opriep en diezelfde onbeholpen heid kan men terugvinden in „Een vrouw uit het volk". Angelina is zelfs voor een vrouw van Latijnse stam wel'zeer rad van tong en die vaardigheid maakt op ons een des te ver pletterendei- indruk, omdat wij niet zo bedreven zijn in het haasje-over spelen met ons spraakorgaan en weet boven dien ïn een vurige doortastendheid haar OVER MUZIEK Filmj lotgenoten in de armoedige buitenwijk van de Eei-^-ige Stad in een spontaan, massaal protest tegen allerlei misstanden, waarvan Anna Magnani (midden) als het kamerlid-in-spé Angelina met twee van haar lotgenoten. flet van dubbele strekking te doen te heb ben: een demonstratie, dat gezamenlijke daadkracht de administratieve papiermolen kan overwinnen en dat huisvrouwen in de keuken en niet in de kamer horen. Het fundament van deze laatste stelling wordt evenwel volkomen ondergraven door de clowneske indruk, die Angelina's man op ons maakt, terwijl de omstandigheid dat deze brigadier van politie tot twee keer toe zijn vrouw wegens „opruiing" moet arres teren, geforceerd aandoet. Het is de enige zwakke plek in een overigens gaaf werk, een tekort, dat te wijten valt aan de reeds in het begin genoemde zucht der Italianen het realisme aan te lengen met het komieke, zoals dat reeds kon worden opgemerkt bij een vroeger werk van Luigi Zampa, „In vrede leven". Diezelfde eigenschap maakt, dat bij hem meer op het individu dan op de maatschappij de aandacht valt geheel anders dus dan bij de Russische tendenz- films en dat de rolprenten van over de Alpen vaak gekenmerkt worden door een ontwapenende goedaardigheid. De warmte, die ook „Een vrouw uit het volk" aan de toeschouwer meedeelt, is behalve aan de vakkundige regie voor een niet gering deel toe te schrijven aan de bezielde creatie van Anna Magnani van de hoofdpersoon. Iedere herinnering aan het type van een gewiekste volksleidster is vermeden, voor alles is het de vrouw en moeder die ons treft, zij het dan een onstuimig-doortasten- de en griezelig-welbespraakte. Bovenal moet men met vreugde consta teren, dat de filmkunstenaars zich hoe langer hoe meer gaan afwenden van de cliché-gegevens, die met name Hollywood ons reeds al te lang heeft voorgezet en dat zij hun inspiratie zoeken en vinden bij de rijke bron van het leven zelf. J. H. B. zij het slachtoffer zijn, op te zwepen. Dat begint met een paar onschuldige acties: een zwarte handelaar, die geweigerd heeft macaroni op de bon te verkopen, wordt aan de kaak gesteld, het administratieve apparaat van het waterleidingbedrijf wordt gedwongen behoorlijk drinkwater te leve ren, een buslijn wordt doorgetrokken. Daar kan. iedereen nog vrede mee hebben, maar bepaald bedenkelijk wordt het, wanneer de vrou/en op een gegeven ogenblik een enorm complex juist voltooide huizen voor welgestelden in bezit nemen omdat de eigenaar weigert hun bouwvallige wonin gen op te knappen. Van dat ogenblik komen er zulke geweldige financiële belangen in het geding', dat de actie een politiek karak ter krijgt. De buurtbewoonsters hebben be sloten Angelina met een eigen lijst in de Kamer te brengen. Links en rechts tracht ten zij de nieuwbakken candidate in hun schuitje te krijgen en de huiseigenaar weet Angelina te bewegen, dat zij de Romeinse „Squatters" overreedt hun pas verworven onderdak weer op/te geven. Als pleister op de wonde offreert hij haar een respectabele cheque, waarop Angelina het spel doorziet, hem het geldswaardige papier voor de voeten werpt en met veel tumult het deftige huis verlaat. Haar buurtgenoten zien in haar een ver raadster, als Angelina wil bewijzen, dat zij nog steeds aan hun zijde staat, wordt zij door de politie, die de woningen intussen heeft bezet, gearresteerd. Zij wordt korte tijd later weer op vrije voeten gesteld en door haar omgeving met open armen ont vangen. Voor de politiek voelt zij evenwel niets meer en zij besluit zich voortaan weer aan haar gezin te wijden. Op het eerste gezicht is men geneigd te veronderstellen hier met een sociaal pam- Tussen de Montmartre-artisten van Parijs in het laatst van de 19e eeuw en 't begin van de 20ste eeuw leefde de com ponist Gustave Charpentier. Hij was niet Parijzenaar van afkomst: bij Dieuze (Lotharingen) is hij in 1860 geboren. In Parijs studeerde hij bij Massenet en ver wierf latei- de Prix de Rome. en- toen hij in Italië het muzikale en practische voor deel van de prijs genoot schreef hij het fleurige orkeststuk „Impressions d'Italie". Het was ook nog in Italië dat hij het ont werp maakte voor een ander, groter werk: het symphonie-drama „La vie du poéte". De gehele opzet van dit stuk is, naar ik meen, onder invloed van Berlioz' Sympho- nie fantastique gedacht, en wellicht moet men 't werk meer een romantiek van idea listische gedachte dan een romantiek van zuivere muzikaliteit noemen. In ieder geval groeide in Charpentier sindsdien de over wegende idealist naast en met de musicus. „La vie du poète" moet indertijd in Parijs groot succes gehad hebben; zeer zeker heeft het hem de weg gebaand voor het vertrouwen in zijn opera „Louise", welke, zoals men weet, een wereldvermaardheid heeft gekregen. Voor de voltooiing van „Louise" had Charpentier echter gelegenheid een ander werk te laten opvoeren. Het was „Le cou- ronnement de la Muse". Iiet was een soort openluchtfeest, want het groots-opgezette pompeuze werk werd op het plein voor het Hotel de Ville gegeven. Dat was in 1898. De componist profiteerde later van dit stuk voor een gedeelte van de derde acte in „Louise". Tussen de bedrijven van het openbare leven dezer werken leefde de ernstige com ponist in het woelige leventje van Mont- martre. De componist vond er voedsel voor zijn idealisme in het besef van de misère welke er tussen de zorgeloosheid leefde. Hij zag bij de vele, arme jonge mensen de schrijnende strijd tussen behoefte aan levensvreugde en de harde moeite van het bestaan. Hij was vervuld van medelijden en vond als ai'tist de vorm, waarin hij zijn gevoelens zou uiten. Men kent de geschie denis van het ateliermeisje uit het arbei dersgezin, wier wezen bij de drang naar geluk beheerst wordt door het wilde leven der vrije liefde in de stroom van de grote stad. Het moest er wel naar uitzien dat een opera, die het levensmilieu van ongeluk kige tijdgenoten ten tonele voerde, in het officiële theater geen succes zou hebben. Maar het viel anders uit. Charpentier's edele gevoelens schenen beloond, het werk maakte een diepe indruk. De componist aanvaardde de hulde voor zijn pregnante en schitterende muziek, maar de idealist in Charpentier eiste reële consequenties. Hij vond gehoor voor zijn idéé en maakte de stichting „L'Oeuvre de Mimi Pinson", een school, waar de arme meisjes van Mont- martre des avonds zouden leren zingen en spelen, waar zij bevrediging zouden vinden voor hun behoefte aan natuurlijke schoon heid. Charpentier had de illusie dat talen ten, die anders zeker zouden verdrukt zijn, hier hun kansen zouden krijgen. De mooie onderneming' heeft enige tijd gebloeid, maar moest ten slotte toch weer ten onder gaan door gebrek aan middelen. Charpentier was gedesillusioneerd. Men kan over de gedachten en de energie van Charpentier niets dan goeds zeggen. De componist is echter een tragische figuur. Als musicus beleeft hij het succes van zijn opera, als idealist ervaart hij een andere, wrede werkelijkheid: de goede mening schijnt alleen mooi te zijn om te zien op het toneel. Hij mag zich troosten met de wer kelijkheid van Beethovens negende sym- phonie, die jaar in jaar uit in alle steden van de beschaafde wereld wordt uitgevoerd met het vlammende slotkoor: „Alle Men- schen werden .Briider"Beethoven was niet minder idealistisch en zeker een groter componist dan Charpentier, maar als de vereenzaamde, mensenschuwe en dove meester nog leefde zou hij ervaren dat de symphonie zich gescheiden houdt van de maatschappij. Zou het hem koud laten? Maar zijn leven was vervuld van Schillers gedicht An die Freude, en zeker niet omdat hij de vreugde voor zichzelf alléén ver langde. Als de symphonie een tweede titel moest hebben zou men 't stuk de tragische symphonie moeten noemen. Er zijn ook vele z.g. „Tragische" opera's; dit is een artistieke term maar goed beschouwd is de „Louise" in werkelijkheid een tragische opera en niet alleen maar een „roman musical" zoals de/ componist het werk noemde. Alleen voor zover het werk een schoonheid is, is het een geluk. En het enthousiasme voor een opera of voor een symphonie is van geen andere orde, hoe onverschillig het ook schijnen moge aan hen die van het nobelste idealisme vervuld zijn. Ik weet niet of Charpentier werkelijk van het kunstwerk consequenties in de maatschappij verwachtte. Dit zou een dwa ling zijn. Dat hij na de ondergang van zijn instituut teleurgesteld was is zeker en het heeft de vurige man, die werkelijk een artist is, in ieder geval geschaad in zijn kunstenaarschap: na „Louise" zijn mij geen belangrijke werken meeï var» hem bekesul; dat wil zeggen dat zijn latere ma-ziek r.asr mijn idee niet de kracht heeft van zijn grote opera. HENDRIK ANDRIESSEN Heringa Wuthrich HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS Ruim 400.000 ouden van dagen krijgen een Noodwet-uitkering Op 1 Januari 1949 ontvingen 103.495 echtparen, 126.341 alleenstaande vrouwen en 67.636 alleenstaande mannen, in totaal 400.967 ouden van dagen, een uitkering in gevolge de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot een gezamenlijk bedrag v. 136.653.945 per jaar. Op 1 April 1948, de eerste datum waarop sedert het inwerkingtreden van de Nood wet (1 October 1947), een volledig over zicht kon worden samengesteld, waren het 384.402 ouden van dagen, te weten 98.915 echtparen, 121.147 alleenstaande vrouwen en 65.425 alleenstaande mannen, aan wie een bedrag van 130.188.420,— per jaar was toegekend. Het aaijÊal ouden van dagen, dat onder de Noodwet valt is derhalve toegenomen met 16.565, het bedrag der uitkeringen met 6.465.525,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1949 | | pagina 5