M nn
Herinneringen aan Marie van Eysden-Vink
NIETZSCHE
Uit de schatten van het Frans Halsmuseum
ZATERDAG 12 MAART 1949
3
Wij herinneren aan de rondleidingen
die elke Woensdagmiddag (om 2, 2.30 en
3 uur) in het Frans Halsmuseum ge
houden worden. De deelnemers betalen
slechts de gewone toegangsprijs van
0.25.
ER ZIJN ook in deze rubriek al
heel wat harde woorden geuit aan het
adres van de Amerikaanse filmproducen
ten. En niet ten onrechte. Want Europa,
dat na vijf jaar afgesloten te zijn geweest
van de vrije cultuur, hunkerde naar
werken, die, zowel naar de vorm als naai
de inhoud een afspiegeling zouden zijn van
het doorgestane leed en zouden profeteren
van een betere toekomst, werd wel bitter
teleurgesteld. Hollywood verraste ons met
zouteloze kost, waarvan zelfs de techniek
de slordigheid en het gebrek aan wezen
lijke belangstelling bij de makers verried.
Dit was voor een groot deel een gevolg
van een weinig scrupuleuze commerciële
taktiek: eerst het „afval"
slijten en kwaliteitsfilms
pas brengen wanneer de
tekenen erop beginnen te
wijzen, dat de toeschouwer
kieskeuriger begint te worden.
Op deze wijze speelden de Amerikaanse
fabrikanten de nationale industrieën in hun
afzetgebieden in de kaart. Het publiek be
gon een duidelijke voorkeur te tonen voor
de prestaties van de jonge studio's in Mexi
co en in Italië, in Denemarken en in Zwit
serland. Met Hongarije („Ergens in Europa")
en Polen (De laatste étappe") moet wel
licht in de toekomst ernstig rekening wor
den gehouden; in Engeland deden de heren
Rank en Korda een stoutmoedige poging de
wereldmarkt te veroveren en al bleef het
voorlopig bij een trachten, de aandeelhou
ders van de Californische droomfabrieken
bleken danig van hun stuk gebracht. Frank
rijk tenslotte, hoewel het nog niet zijn voor
oorlogs élan hervond, gaf vele bewijzen van
de aangeboren cinematografische kwalitei
ten van zijn regisseurs, camera-lieden, ac
teurs en actrices.
Intussen is aan de overzijde van de At
lantische Oceaan de malaise in het Euro
pese afzetgebied jegens de Amerikaanse
productie niet onopgemerkt gebleven en
zeker is het hieraan voor een deel toe te
schrijven, dat onafhankelijke cinéasten als
William Wyler en John Ford in staat wer
den gesteld buiten de tredmolen te stappen,
op voorwaarde, dat zij niet te ver van de
geijkte paden afdwalen.zoals een Orson
Welles.
Daarbij bleef het niet: aan de afwerking
van de films van het normale schema wordt
de laatste tijd meer zorg besteed dan in
lang het geval was.
Een goed voorbeeld daarvan vormt de
„Brief van een onbekende vrouw", naar,
Het scheepvaartverkeer
in Haarlem
Vermindering van de schepen
die hier doorvaren
In de oude tijd (de grens is op 30 a 40
jaar te stellen) werd een zeer groot deel
van de goederen die Haarlem verbruikte
en produceerde per schip vervoerd. Toen
was de scheepvaartstatistiek een belang
rijke factor wat de beoordeling van de bloei
van de nijverheid en de welstand der be
woners betreft. Nu is dit veranderd, want
het verkeer per as is immers zeer sterk
toegenomen.
Toch is nog steeds het scheepvaartver
keer in Haarlem van betekenis gebleven.
Vooral wat betreft de schepen die hier ge
laden en gelost hebben.
In 1948 kwamen in Haarlem 5820 sche
pen (472.044 ton) laden en/of lossen. In
1947 waren er dit 4863 (436.561 ton). Er
viel dus een toegenomen bedrijvigheid
waar te nemen. Het aantal schepen steeg
met bijna 20 procent de tonneninhoud was
evenwel niet meer dan ruim 8 procent.
Het aantal schepen dat alleen in Haar
lem is doorgevaren, ging achteruit. In 1948
waren het 12.311 schepen (900.007 ton)
tegen 13.014 schepen (1.437.576 ton) in
1947.
Uit deze cijfers blijkt dat het aantal
schepen dat Haarlem alleen voor de door
vaart aandoet veel groter is, dan het aan
tal dat hier komt om te laden en te lossen.
De achteruitgang van de doorvaart door
Haarlem zal ongetwijfeld voor B. en W.
aanleiding zijn geweest om tot hun voor
nemen te komen om de tarieven in de toe
komst te verlagen. Daarover deden wij
reeds enkele dagen geleden mededelingen.
De 9 Muzen
Eredoctoraat voor Thomas Mann. De
Oxford-universiteit heeft besloten het ere
doctoraat in de letterkunde te verlenen aan
de bekende Duitse schrijver Thomas Mann.
„Ontmoeting aan de Elbe". Te Moskou
wordt thans de première vertoond van de
Sovjet-film „Ontmoeting aan de Elbe". De
laatste woorden van de film ..Vriendschap
tussen de Sovjet-Unie en het Amerikaanse
volk is vandaag de belangrijkste kwestie
voor ae mensheid", worden gezegd door een
jong officier van het Sovjet-leger, die de
bevelhebber is van de Russische sector van
een bezette Duitse stad- Hij zegt dit bij het
afscheid van de commandant van de Ameri-,
kaanse sector, die wegens zijn vriendschap
met een Sovjet-officier uit het leger wegge
werkt wordt.
De film zal de komende weken in 21 Mos-
kouse bioscopen gedraaid worden en men
verwacht, dat meer dan een millioen Russen
de film zullen zien.
Het hoofd-thema van de film is. dat het
Duitse, Amerikaanse en Russische volk geen
oorlog wil.
De productie van de film stond onder lei
ding van Georgi Alexandrof en de muziek is
van Sjostakowitsj. De handeling vindt plaats
in een kleine Duitse stad. kennelijk een
miniatuur-Berlijn.
Invloed. De jury van de Gutenbergprijs,
ten bedrage van 10.000 dollars en uitgeschre
ven door het ..Amerikaanse Instituut voor
het Boek", voor het in 1948 verschenen werk.
dat mag beschouwd worden als een boek „dat
in de loop van het jaar de grootste invloed
heeft uitgeoefend op de Amerikaanse open
bare mening", heeft de volgende werken
uitgekozen, om aan een daarvan de prijs toe-
te kennen: „Kruistocht in Europa" van gene
raal Eisenhower, het „Eerste deel van de
Gedenkschriften van Churchill". „Roosevelt
en Hopkins" van Robert Sherwood en ..De
mens" van dr. Kinsey.
De Meester van Alkmaar is een Noord-
Nederlands anonymus, werkzaam te Alk
maar (en Haarlem) tussen 1490 en 1515.
Deze panelen (72,5 bij 26 en 72 bij 25,5
cm., behoren tot de werken die het Frans
Halsmuseum verleden jaar uit Duits
kunstbezit kreeg. Zij hangen terecht op
een ereplaats in het museum, want zij vor
men een zeer belangrijke aanwinst.
De directeur van het museum, de heer
H. P. Baard, schrijft over deze werken:
Het oudste werk in de reeks nieuwe
aanwinsten, twee 'vleugels, afkomstig van
een triptiek, lean worden beschouwd als
de belangrijkste verrijking der' gemeente
lijke verzamelingen. De panelen dateren
uit de laatste jaren der 15e'eeuw en, heb
ben gezien de voorstellingen zeer
waarschijnlijk deel uitgemaakc van een
Maria-altaar.
Op de voorgrond van de linkervleugel
wordt de afwijzing verbeeld van het offer
van de kinderloze Joachim, uitgedrukt in
diens verstoting door de hogepriester. Vol
gens de apocriefe boeken van het Nieuwe
Testament immers zou Anna, vrouw van
Joachim en toekomstige moeder van Ma
ria, lange tijd kinderloos zijn gebleven.
Bedroefd trok Joachim zich terug in de
woestijn bij zijn kudden en vastte daar
veertig dagen en veertig nachten. Op de
achtergrond van genoemd paneel wordt
Joachim door een engel geboodschapt, dat
de Heer zijn smekingen heeft verhoord.
De achtergrond van de rechtervleugel ver
toont de episode, waarbij een engel aan
Anna de voorzegging doet, dat zij zal
baren. Op het voorplan van deze vleugel
voltrekt zich de apotheose der vrome le
gende, ongetwijfeld ook in aesthetisch
opzicht het hoogtepunt dezer delicaat ge
penseelde panelen. Van welk een pure
schoonheid is de kinderlijke verbeelding
van het samentreffen van dit door ontroe
ring bevangen echtpaar. De intimiteit van
het hooggestemd gebeuren ligt besloten
in,het wederzijdse toeneigen; de stille ver
rukking, in de gelaatsuitdrukkingen latent
aanwezig, wordt tastbaar in het expressie
ve spel cler handen.
Stijlcritisch kan worden vastgesteld, dat
de vertolker dezer legende identiek is met
de Meester van Alkmaar, de anonymus,
die in het laatste decennium der 15e eeuw
en in het begin der 16e eeuw heeft ge
werkt. Hij dankt deze „nooddoop" aan zijn
chef d'oeuvre, bestaande uit zeven panelen,
de Wei-ken van Barmhartigheid voorstel
lende. Deze boeiende reeks panelen, 1504
gedateerd, is afkomstig uit 'de St. Laurens-
kerk te Alkmaar en bevindt zich sedert
1918 in het Rijksmuseum te Amsterdam.
Daar 's meesters stijl op Haarlem wijst,
is de veronderstelling geopperd, dat de
schilder in dit kunstcentrum kan hebben
gewoond, een mogelijkheid, die wordt ver
sterkt door reminiscenties aan Geertgen
tot Sint Jans, de jong gestorven schilder,
die omtrent de laatste drie decennia der
15e eeuw leefde en hier bij de Sint Jans
heren woonde. Vooral zijn vroegste werk,
met zijn subtiele toets en dun opgebrachte
verf, is nog geheel in de ban van de Haar
lemse meester, wiens afwezigheid in het
museum thans door deze afstraling van
zijn kunst althans enigszins wordt ver
goed. In dit verband moge de bezoeker
bijzondere aandacht besteden aan de ver
rukkelijke landschapperspectieven op onze
vleugels, die herinneren aan de uitspraak
van Van Mander, als hij er in zijn Schil-
derboeck van gewaagt, dat „uyt de mon
den der oudtste Schilders (werd) geseyt
en getuyght, dat te Haerlem is van oudts
ontstaen, en begonnen de beste en eerste
maniere van Landtschap te maken
De hypothese als zou onze anonymus
identiek zijn met de Alkmaarse schilder
Cornelis Buys en als zodanig behoren tot
de leermeesters van Jan van Scorel, is wel
zeer aantrekkelijk, doch wordt niet alge
meen aanvaard. Niet te loochenen is in
tussen het feit, dat de verrassende licht
werking (zie o.m. de subliefne belichting
van de mantel van Anna!)) een schuch
tere voorbode is van het koele en genuan
ceerde lichtspel van Jan van Scorel.
Twee vleugels van een triptiek met voorstellingen uit het leven van Joachim en Anna
van de Meester van Alkmaar.
De K.N.A.C. pleit voor de
voltooiing van het wegennet
De K.N.A.C. heeft zich tot de ministers
van Financiën en van Verkeer en Water
staat gewend met èen adres, waarin zij
haar leedwezen uitspreekt over het feit,
dat het in de bedoeling ligt van de over
heid het werk aan de aanleg van nieuwe
wegen gedurende dit jaar grotendeels stop
te zetten. Adressante is van mening, dat
het niet alleen uit veiligheidsoverwegingen,
maar ook op economische gronden nuttig
en nodig moet worden geacht, dat ondanks
de ongunstige toestand van 's lands finan
ciën de werken, waarin reeds een betrek
kelijk aanzienlijk kapitaal is geïnvesteerd,
spoedig te voltooien. Als voorbeelden wor
den genoemd de nieuwe verbinding van
Amsterdam naar Utrecht, waarvoor x-eeds
in 1938 gelden op de begroting wei-den
gebracht en Eemnes-Hoevelaken (Noorde
lijke omlegging om Amex-sfooi-t), waarvoor
dit in 1937 al het geval was.
De K.N.A.C. verzoekt dan ook te be
vorderen, dat met de voltooiing van het
Nederlands rijkswegennet gestadig vooxl-
gang zal worden gemaakt en dat in elk
geval de werken, waai-in betrekkelijk aan
zienlijke kapitalen zijn gestoken, op korte
termijn worden voltooid.
Moord op een Duitse
douane-beambte
Drie verdachten gearresteerd
Enige tijd geleden is nabij Kerkrade een
Duitse douane-beambte vermoord. De po
litie heeft thans drie mannen gearresteerd,
die er van verdacht worden deze moord
gepleegd te hébben. Het zijn de politieke
delinquent J. van E., die in Frankrijk
werd aangehouden en dié daar nu negen
maanden gèvangenisstraf ondergaat we
gens illegale grensoverstrijding, de chauf
feur J. M. uit Amsterdam, die ook mede
plichtig is aan een in de hoofdstad ge
pleegde inbraak en de ex-SS'er A. van E.,
die dezer dagen in Noordwijkeihout ge-
gi-epen werd.
Het is niet onwaarschijnlijk dat de
moordzaak in Amstei-dam zal worden be
recht.
CHIN. IND. REST. HONGKONG
HAARLEM, Smedestraat 21 - Telefoon 21375
VERLAAGDE prijzen
(Adv.)
Zuylen in „Een Partij Piket", in Me-
jonkvrouw de la Seiglière met Derk
Haspels als de Markies als Engel in
Patijn en Co van Rosier Faassen, in „Het
Faillissement" van Björnsterne Björnson,
als Suzanne d'Ange in De Demi Monde
van Dumas en met Henri de Vries
in „De Slavin" van Fulda. Al die avonden
staan onverbleekt in het geheugen, want
zij betekenden voor mij de grootste feest
avonden van het jaar.
En ook, toen ik later uit Indië terug
kwam en als criticus mevrouw Van
Eysden telkens weer mocht zien spelen,
blééf zij voor mij steeds de vertegenwoor
digster van die oude, mooie tijd, van die
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 12 MAART
Stadsschouwburg: „De Erfgename", 8 uur.
City: „Tot de laatste man", 14 j., 2.15. 4.30,
7.00 en 9.15 uur. Spaarne: „De vrolijke ban
diet", 14 j„ 2.30. 7.00 en 9.15 uur. Frans Hals:
„Een avontuur in Berlijn". 18 j., 2.30,-7.00 en
9.15 uur. Rembrandt: „Ik herinner me moe
der", 14 j., 2.00, 4.30, 7.00 en 9.15 uur. Palace:
„Veilig, vlug, voordelig", alle leeft., 2.00, 4.15,
7.00 en 9.15 uur. Luxor: „Red river", 18 j.,
2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur.
ZONDAG 13 MAART
Stadsschouwburg: ,.'n Lentedag", 8 uur.
Frans Hals: Instituut voor Arbeidersontwik
keling „Een zaak van leven en dood". 10.30
uur. City: „Going my way", llu. Rembrandt:
„Een reis door Abessinië". 11 uur. Palace:
„Zondige jeugd, 11 uur. Luxor: „Woeste
hoogte". 11.15 uur. Bioscopen: Middag- en
avondvoorstellingen.
MAANDAG 14 MAART
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
Over Muziek
Voikscredietbank
en Bank van Lening
Cijfers wijzen op financiële
moeilijkheden
De Voikscredietbank en de Bank van
Lening der gemeente Haarlem zijn instel
lingen die barometers zijn voor de beoor
deling van de welstand (juister gezegd het
gemis van welstand) onder de bevolking.
Het aantal aanvragen van de Voiks
credietbank bedroeg in het afgelopen jaar
1898. Over de kwartalen verdeeld waren de
cijfers .424, 502, 410 en 562, waaruit een
toeneming van de moeilijkheden in ver
schillende gezinnen tot uitdrukking komt.
Er werden 1463 aanvragen toegestaan tot
een totaal bedrag van 242.263.
Op 31 December 1948 stond een bedrag
van 144.468,27 aan crediêten uit.
De Bank van Lening veistrekte in 1948
op 2845 panden 70.999 vooi'schot. Daar
entegen werden 2746 panden (beleend voor
74.807) gelost.
Mevrouw Van Eysden-Vink wordt 14
Maart 85 jaar. Wanneer ik denk aan de
prettige middagen, die ik verleden jaar
voor en na de toneeltentoonstelling bij
haar in haar gezellige home in de Laan
van Meerdervoort te Den Haag door
bracht, is het nauwelijks te begrijpen, dat
zij een zo hoge leeftijd reeds heeft bereikt.
Zelden ontmoette ik een zo zonnige oude
dame als zij. Mevrouw Van Eysden had
nog niets verloren van de charme, waar-
'mee zij haar publiek jaren lang heeft ver
overd.
Uren lang hebben wij samen over het
toneel en de oude tijd gesproken en ik
was telkens weer verwonderd over dat
nooit falend sterke geheugen, waardoor zij
zich alles nog van vroeger herinnerde.
Met haar steeds nog volle, klankrijke
stem. haar levendig gebaar en suggestieve
voordracht vertelde zij veel van vroegere
voorstellingen, waarin zij gespeeld had
met de grote artisten uit de glorietijd van
het Rotterdams Toneel. Zij noemde ook
feilloos de gehele bezetting der stukken,
waarin zij 50 a 60 jaar geleden was opge-
tx-eden en wist nog precies, wat de sterke
en zwakke plekken van deze opvoeringen
waren geweest. In „Rabaga s" van
Sardou heeft zij in de loop der jaren
alle 3 grote vrouwenrollen te beginnen
met de ingénue gespeeld en het was
wel een stukje interessante toneelhistorie,
toen zij van die drie voorstellingen met de
telkens wisselende bezettingen vertelde.
Maar ook ik kwam met mijn herinnerin
gen. Hoe ik als jongen 'van een jaar of
twaalf, tijdens de kermis te Harlingen haar
voor het eerst had zien spelen in „Dokter
Klaus" en ik haar altijd nog voor mij zag
al was het dan ook meer dan 60 jaar
geleden zoals zij zat te luisteren naar
het droevige verhaal, dat de dokter
Derk Haspels haar in dat blijspel deed.
En ook, hoe ik de volgende middag, uit een
nauw steegje schietend, pardoes tegen haar
aanvloog en met hoog rode kleur en
mijn pet in de hand verontschuldigingen
uitte, toen bleek dat het Roosje uit
„Dokter Klaus" in eigen persoon was,
tegen wie ik was aangebotst.
Sinds die botsing heb ik Marie Vink nog
enige jaren achtereen tijdens de kermis te
Harlingen in het beroemde ensemble zien
spelen, Zij trad op naast Willem van
Joan Fontaine als de Oostenrijkse Lisa Berndle bij het bed van haar zoon Johann.
(Art Smith).
een novelle van Stefan Zweig, die dezer
dagen in Nederland in omloop kwam en
die uitgebracht wordt door één van de
„grote zes". Voor het grote publiek zal deze
rolprent aantrekkelijk zijn door het mee
spelen van Joan Fontaine, bekend als ver-
tolkster van de titelrol uit „Rebecca". Re
gisseur is de vroegei-e Oostenrijker Max
Opuls, die er met assistentie van de verfil
mer van Schnitzlers „Liebelei", Franz Pla
ner, voortreffelijk in slaagde de subtiele
sfeer half poëzie, half werkelijkheid
van het oude Wenen te herscheppen. De
vertolking blinkt niet uit door gedurfde
vondsten of door een bijzondere visie, doch
is geheel en al aangepast aan het sobere
scenario. Het i-hythme van de film is zelfs
bepaald langzaam, maar daardoor'krijgt de
zorg die aan de détails is besteed, juist
meer relief. Joan Fontaine speelde de tra
ditionele teleurgestelde vrouw met de te
rughoudendheid, die bij het nergens vul
gaire, kies Jitgewerkte gegeven past. De
Franse acteur Louis Jourdan gaf een goed
afgewogen creatie van de ongedurige en
zichzelf tragisch vindende vrouwenverove
raar. Zo kon door een artistiek en nauw
gezet uitgeoefend vakmanschap op honder
den kilometers afstand van de plaats van
de handeling een werk ontstaan, waarin de
geest van de Donau-monarchie we den
ken aan die kostelijke opnamen van het
provinciale stadje Linz ongerept her
leefde.
J. H. B,
Enige jaren heel'l Nietzsche in de alles
bedwelmende en verrukkelijke sfeer, men
kan ook zeggen in de machtige ban, van
Wagner's geest en zijn muziek geleefd.
Ontevreden en hartstochtelijk gelukzoeker,
was de geniale en geestelijk toch altijd
ronddwalende dichter geïmponeerd door de
zelfverzekerde kracht van de componist.
Ik denk nu aan de tijd, dat Nietzsche nog
geen dertig jaar oud was en in Basel
woonde; Wagner verbleef toen in Trib-
schen bij Luzern. Zij waren bevriend;
Nietzsche had een gepassioneerde vere
ring, Wagner een vorstelijke, onaantast
bare macht. Toen Nietzsche zijn „Geburt
der Tragödie" schreef, was zijn inspiratie
zonder twijfel aan de formidabele invallen
van Wagner te danken, maar tussen de
regels door leest men de voortschrijding
van Nietzsche's dichterlijke gedachten, ik
bedoel de ontwikkeling van Nietzsche's
persoonlijkheid, met de verschijnselen van
eigen illusies. Toen in 1876 het geschrift
verscheen, kort voor het begin der eerste
Festspiele en het in handen kwam van de
echte Wagnerianen, bleek het voor velen
toch gedachten en conclusies te bevatten,
die vreemd waren aan de ï'eeds onaan
vechtbare artistieke wijsbegeerte van de
componist. Denkend en schrijvend had de
impulsieve dichter een deel van zijn eigen
geestesleven opgebouwd en toen hij in
Bayreuth kwam was hij verward. Hij
schrij ft over deze dagen in „Ecce homo"
in 1888: „ik kende niets terug, ik herkende
nauwelijks Wagner. Tevergeefs zocht ik
in mijn herinneringen. Tribschen een ver
eiland der gelukzaligen: geen schaduw van
overeenstemming". De dichter wil de toe»-
stand verklaren en overweegt in hetzelfde
geschrift- „een psycholoog zou er nog aan
kunnen toevoegen, dat wat ik in jonge
jaren bij Wagners muziek hoorde, niets
met Wagner te doen had; clat wanneer ik
de dionysische muziek beschreef, ik dat
beschreef wat ik gehoord had, dat ik
instinctief alles in de nieuwe geest verta
len en veranderen moest, die ik in mij
droeg. Het bewijs daarvoor, zo sterk als
een bewijs maar zijn kan, is mijn geschrift
„Wagner in Bayreuth": bij alle psycholo
gisch beslissende plaatsen is slechts van
mij sprake. Men kan zonder aarzeling mijn
naam of het woord „Zarathustra" zetten,
waar de tekst het woord Wagner heeft".
En de denker meent dat Wagner dit ook
gevoeld moet hebben: „hij herkende zich
niet in het geschrift."
De geest van Nietzsche had niet door
cultuur, maar van nature muzikale be
hoeften en illusies. De philosoof bemoeide
zich niet uit intellectueel machtsgevoel of
artistieke eerzucht met de muziek, maar
was door aangeboren muzikaliteit in le
vend contact met het wezen cler kunst. Dat
hij componeerde, en bijvoorbeeld uit wre
veligheid ten opzichte van Schumann's
zoetheid een andere ouverture „Manfred"
schreef, is slechts een vei-dwaasde poging
tot verwezenlijking van zijn muzikaliteit;
hij had niet de speciale scheppende kracht
van de musicus, maar zijn dichterschap
is niet denkbaar zonder de drijfveren der
muziek. Hij had dus illusies, maar de
dichter, die in alles zo fel was, vond in
de muziek moeilijker dan in al zijn geest
vervoeringen de levende waarheid. En
nochtans was hij intuïtief zeker van het
bestaan van een schoonheid; hij wilde de
werkelijkheid en niet de hoogste verzin
sels.
Men heeft wel gemeend dat Nietzsche
na het horen van Bizet's „Carmen" zich
van Wagner verwijderde, maar toen de
dichter zijn „Geburt der Tragödie" schreef
had hij Bizet's meesterwerk nog niet ge
zien, Eerst toen hij in 1881 in Genua was
zag hij voor het eerst „Carmen" en inder
daad was deze kennismaking voor hem
beslissend. Hij was enthousiast en liet het
niet bij luist ei-en en kijken; hij ging de
partituur spelen en de muziek liet hem
niet meer los. Na de eerste maal dat hij
het werk hoorde schreef hij aan zijn zus
ter: „Eergisteren hoorde ik een opera
„Carmen" van een Fransman Bizet en was
geschokt. Zo sterk, zo hartstochtelijk, zo
anmuthig en zo Zuidelijk. Heb je er toe
vallig van gehoord?" En aan Peter Gast
schrijft hij o.a.: „een echt Frans talent van
de opéra comique, in 't geheel niet gedés-
oriënteerd door Wagnei-, maar daarentegen
een ware leerling van Hector Berlioz. Zo
iets heb ik voor mogelijk gehouden. Het
schijnt dat de Fransen op een betere weg
zijn in de di-amatische muziek en zij heb
ben een grote voorsprong op de Duitsers in
een hoofdpunt: de hartstocht is bij hen
geen vergezochte (zoals alle hartstochten
bij Wagner)". „Ik ben er dicht aan toe
te menen dat Carmen de beste opei-a is
die bestaat; en zolang wij leven zal zy
op alle repertoires van Europa zijn".
Toen hij viermaal Bizet's opera had ge
hoord zond hij het klavier-uittreksel aan
Peter Gast met enthousiaste opmerkingen
bij verschillende plaatsen; hij beveelt hem
aan het stuk te bestuderen. Hij blijft in
vervoering, hoort het werk twintig maal
en schrijft o.a.: „en werkelijk scheen ik
mij iedere keer meer philosoof, een betere
philosoof dan ik mij anders leek. Deze
muziek lijkt mij volkomen. Zij is rijk, zij
is precies".
Ik haalde slechts enkele regels aan, zij
zijn voldoende om ae dankbaarheid van
de dichter mee te delen. Wat hij instinctief
gezocht had, had hij gevonden. Hij was
overwonnen, niet door principes, maar door
de werkelijkheid, Hij noemt het beroemde
motief van Carmen „een epigram op de
hartstocht, het beste wat sinds Stendhal
over de liefde is geschreven". En in zijn
opstel „Der Fall Wagner" schrijft hij later
over Carmen „Eindelijk de liefde, de in
de natuur teruggebrachte liefde! Niet de
liefde van een „verheven jonkvrouw". Geen
senta-sentimentaliteit".
Wat mij altijd getroffen heeft in Nietz
sche's opmerkingen over zijn ondervin
dingen bij' 't horen van Bizet's muziek is
dat hem deze vui-ige muziek niet verwarde,
maar klaarheid en zelfs rust gaf. Hij mag
dit gedankt hebben aan de onderstroom
van medelijden en schoonheidsliefde, aan
het zuivere genot van'zonnigheid en blau
we lucht, waaruit dit drama is ontstaan.
Want in laatste instantie is het de vol
maakt heldere schoenheid dezer geniale
muziek, die ae werkelijkheid van het
drama kristalliseei't.
HENDRIK ANDRIESSEN
GEVECHTEN IN MANDALAY
In de buitenwijken van Mandalay, de
vroegere hoofdstad van Birma, woedden
gisteren hevige gevechten tussen rege-
x-ingstroepen en Karens, Van officiële zijde
wordt vernomen dat de telegrafische ver
binding met Mandalay verbroken is.
Volgens een eex-der communiqué hebben
de Karens het militaire centrum Maymyo,
ten Noorden van de stad, bezet.
Toen mevrouw Van Eysden 25 jaar ge
leden afscheid nam van het toneel schreef
Top Naeff in de Groene: „Mevrouw Van
Eysden is niet te vervangen, of hot moest
zijn door een tweede meviouw Van Eys
den!" Die tweede mevx-ouw Van Eysden is
nooit verschenen en wij, die haar zo goed
gekend hebben, hebben haar altijd gemist.
Vraagt men. door welke eigenschappen
zij zich onderscheidde van de andere ac
trices, dan is het antwoord: ..Door het brio,
het entrain waarmee zij speelde, haar gulle
lach, haar mooie, klankrijke slem, maar
bovenal door haar natuurlijke, zonnige,
allen veroverende charme".
J. B. SCHUIL.
onvolprezen Rotterdamse school. Achter
haar vex-rezen in de vex-beelding de schim
men van de Kaspelsen, Van Zuylen, Rosier
Faassen en Catharina Beersmans, hoorde
men weer de klank der stemmen van
al die vroegere groten.
Het was een geluk voor Marie van
Eysden-Vink, dat zij in die grote tijd bij
de Rottei-dammers is gekomen. Toen
had het toneel te Rotterdam nog de be
langstelling, ja meer dan dat, de liefde
van het publiek. En wanneer de Rotter
dammers eenmaal hun hart hadden ver
pand aan een actrice, dan bleven zij haar
ook trouw. Mevrouw Van Eysden heeft
dat mogen ondervinden. Als Marietje Vink
verovei-de zij reeds heel jong stormender
hand de harten van de Rotterdammers en
haar populariteit is gebleven, ook toen zij
door haar zeer gelukkig huwelijk
met Diek van Eysden mevrouw Van Eys
den-Vink was geworden.
Geen enkele Nederlandse actrice is zo
populair geweest als Marie van Eysden. Is
het ooit meer voorgekomen in ons land,
dat men bij een toneelspeelster de paarden
voor het rijtuig afspande en haar in triomf
van de schouwburg naar het hotel voerde,
zoals de studenten in Leiden het bij haar
zilveren jubileum hebben gedaan? En was
het ook niet een bewijs van haar zeldzame
populariteit in alle kringen, dat op een der
bruggen in Leiden een slagersknecht haar
in 't rijtuig zijn grote, forse hand toestak en
met zijn pet zwaaiende riep: „Leve Kathie!"
„Leve Madame Sans Gêne! Leve Marie
Vink!" Als een erewacht liep de slagers
knecht mee naast, het x-ijtuig en hii was
het, die aan het einde van de tocht voor
haar het portier opende.
Mevrouw Van Eysden heeft altijd een
groot gevoel voor humor bezeten. Met
blijkbaar plezier vertelde zii nog eens,
wat zij ook in haar boek „Mijn Toneel
leven" beschx"even heeft, hoe een student
enige dagen na deze triomftocht bij zijn
dokter was gekomen met klachten over
pijn in de xrng, nadat hij met andere stu
denten 't rijtuig van mevrouw Van Eysden
had geli-okken en van deze arts tot ant-
wmord had gekregen: „Ja, beste vriend,
dan ben je bij mij aan het verkeerde adres.
Dan moet je bij de dierenarts zijn!"
Nooit zal ik ook haar afseheidsvoorstel-
ling te Haarlem vergeten met dat mooie
moment, toen onverwachts haar grote
leermeester en neef Louis Moor ten
tonele verscheen en zij haar ontroering
niet meer meester haar hoofd tegen zijn
schouder legde en snikkend zeide: „Ben
je dus toch gekomen? Ik heb je zo gemist
in Rotterdam!"