M nn Herinneringen aan Marie van Eysden-Vink NIETZSCHE Uit de schatten van het Frans Halsmuseum ZATERDAG 12 MAART 1949 3 Wij herinneren aan de rondleidingen die elke Woensdagmiddag (om 2, 2.30 en 3 uur) in het Frans Halsmuseum ge houden worden. De deelnemers betalen slechts de gewone toegangsprijs van 0.25. ER ZIJN ook in deze rubriek al heel wat harde woorden geuit aan het adres van de Amerikaanse filmproducen ten. En niet ten onrechte. Want Europa, dat na vijf jaar afgesloten te zijn geweest van de vrije cultuur, hunkerde naar werken, die, zowel naar de vorm als naai de inhoud een afspiegeling zouden zijn van het doorgestane leed en zouden profeteren van een betere toekomst, werd wel bitter teleurgesteld. Hollywood verraste ons met zouteloze kost, waarvan zelfs de techniek de slordigheid en het gebrek aan wezen lijke belangstelling bij de makers verried. Dit was voor een groot deel een gevolg van een weinig scrupuleuze commerciële taktiek: eerst het „afval" slijten en kwaliteitsfilms pas brengen wanneer de tekenen erop beginnen te wijzen, dat de toeschouwer kieskeuriger begint te worden. Op deze wijze speelden de Amerikaanse fabrikanten de nationale industrieën in hun afzetgebieden in de kaart. Het publiek be gon een duidelijke voorkeur te tonen voor de prestaties van de jonge studio's in Mexi co en in Italië, in Denemarken en in Zwit serland. Met Hongarije („Ergens in Europa") en Polen (De laatste étappe") moet wel licht in de toekomst ernstig rekening wor den gehouden; in Engeland deden de heren Rank en Korda een stoutmoedige poging de wereldmarkt te veroveren en al bleef het voorlopig bij een trachten, de aandeelhou ders van de Californische droomfabrieken bleken danig van hun stuk gebracht. Frank rijk tenslotte, hoewel het nog niet zijn voor oorlogs élan hervond, gaf vele bewijzen van de aangeboren cinematografische kwalitei ten van zijn regisseurs, camera-lieden, ac teurs en actrices. Intussen is aan de overzijde van de At lantische Oceaan de malaise in het Euro pese afzetgebied jegens de Amerikaanse productie niet onopgemerkt gebleven en zeker is het hieraan voor een deel toe te schrijven, dat onafhankelijke cinéasten als William Wyler en John Ford in staat wer den gesteld buiten de tredmolen te stappen, op voorwaarde, dat zij niet te ver van de geijkte paden afdwalen.zoals een Orson Welles. Daarbij bleef het niet: aan de afwerking van de films van het normale schema wordt de laatste tijd meer zorg besteed dan in lang het geval was. Een goed voorbeeld daarvan vormt de „Brief van een onbekende vrouw", naar, Het scheepvaartverkeer in Haarlem Vermindering van de schepen die hier doorvaren In de oude tijd (de grens is op 30 a 40 jaar te stellen) werd een zeer groot deel van de goederen die Haarlem verbruikte en produceerde per schip vervoerd. Toen was de scheepvaartstatistiek een belang rijke factor wat de beoordeling van de bloei van de nijverheid en de welstand der be woners betreft. Nu is dit veranderd, want het verkeer per as is immers zeer sterk toegenomen. Toch is nog steeds het scheepvaartver keer in Haarlem van betekenis gebleven. Vooral wat betreft de schepen die hier ge laden en gelost hebben. In 1948 kwamen in Haarlem 5820 sche pen (472.044 ton) laden en/of lossen. In 1947 waren er dit 4863 (436.561 ton). Er viel dus een toegenomen bedrijvigheid waar te nemen. Het aantal schepen steeg met bijna 20 procent de tonneninhoud was evenwel niet meer dan ruim 8 procent. Het aantal schepen dat alleen in Haar lem is doorgevaren, ging achteruit. In 1948 waren het 12.311 schepen (900.007 ton) tegen 13.014 schepen (1.437.576 ton) in 1947. Uit deze cijfers blijkt dat het aantal schepen dat Haarlem alleen voor de door vaart aandoet veel groter is, dan het aan tal dat hier komt om te laden en te lossen. De achteruitgang van de doorvaart door Haarlem zal ongetwijfeld voor B. en W. aanleiding zijn geweest om tot hun voor nemen te komen om de tarieven in de toe komst te verlagen. Daarover deden wij reeds enkele dagen geleden mededelingen. De 9 Muzen Eredoctoraat voor Thomas Mann. De Oxford-universiteit heeft besloten het ere doctoraat in de letterkunde te verlenen aan de bekende Duitse schrijver Thomas Mann. „Ontmoeting aan de Elbe". Te Moskou wordt thans de première vertoond van de Sovjet-film „Ontmoeting aan de Elbe". De laatste woorden van de film ..Vriendschap tussen de Sovjet-Unie en het Amerikaanse volk is vandaag de belangrijkste kwestie voor ae mensheid", worden gezegd door een jong officier van het Sovjet-leger, die de bevelhebber is van de Russische sector van een bezette Duitse stad- Hij zegt dit bij het afscheid van de commandant van de Ameri-, kaanse sector, die wegens zijn vriendschap met een Sovjet-officier uit het leger wegge werkt wordt. De film zal de komende weken in 21 Mos- kouse bioscopen gedraaid worden en men verwacht, dat meer dan een millioen Russen de film zullen zien. Het hoofd-thema van de film is. dat het Duitse, Amerikaanse en Russische volk geen oorlog wil. De productie van de film stond onder lei ding van Georgi Alexandrof en de muziek is van Sjostakowitsj. De handeling vindt plaats in een kleine Duitse stad. kennelijk een miniatuur-Berlijn. Invloed. De jury van de Gutenbergprijs, ten bedrage van 10.000 dollars en uitgeschre ven door het ..Amerikaanse Instituut voor het Boek", voor het in 1948 verschenen werk. dat mag beschouwd worden als een boek „dat in de loop van het jaar de grootste invloed heeft uitgeoefend op de Amerikaanse open bare mening", heeft de volgende werken uitgekozen, om aan een daarvan de prijs toe- te kennen: „Kruistocht in Europa" van gene raal Eisenhower, het „Eerste deel van de Gedenkschriften van Churchill". „Roosevelt en Hopkins" van Robert Sherwood en ..De mens" van dr. Kinsey. De Meester van Alkmaar is een Noord- Nederlands anonymus, werkzaam te Alk maar (en Haarlem) tussen 1490 en 1515. Deze panelen (72,5 bij 26 en 72 bij 25,5 cm., behoren tot de werken die het Frans Halsmuseum verleden jaar uit Duits kunstbezit kreeg. Zij hangen terecht op een ereplaats in het museum, want zij vor men een zeer belangrijke aanwinst. De directeur van het museum, de heer H. P. Baard, schrijft over deze werken: Het oudste werk in de reeks nieuwe aanwinsten, twee 'vleugels, afkomstig van een triptiek, lean worden beschouwd als de belangrijkste verrijking der' gemeente lijke verzamelingen. De panelen dateren uit de laatste jaren der 15e'eeuw en, heb ben gezien de voorstellingen zeer waarschijnlijk deel uitgemaakc van een Maria-altaar. Op de voorgrond van de linkervleugel wordt de afwijzing verbeeld van het offer van de kinderloze Joachim, uitgedrukt in diens verstoting door de hogepriester. Vol gens de apocriefe boeken van het Nieuwe Testament immers zou Anna, vrouw van Joachim en toekomstige moeder van Ma ria, lange tijd kinderloos zijn gebleven. Bedroefd trok Joachim zich terug in de woestijn bij zijn kudden en vastte daar veertig dagen en veertig nachten. Op de achtergrond van genoemd paneel wordt Joachim door een engel geboodschapt, dat de Heer zijn smekingen heeft verhoord. De achtergrond van de rechtervleugel ver toont de episode, waarbij een engel aan Anna de voorzegging doet, dat zij zal baren. Op het voorplan van deze vleugel voltrekt zich de apotheose der vrome le gende, ongetwijfeld ook in aesthetisch opzicht het hoogtepunt dezer delicaat ge penseelde panelen. Van welk een pure schoonheid is de kinderlijke verbeelding van het samentreffen van dit door ontroe ring bevangen echtpaar. De intimiteit van het hooggestemd gebeuren ligt besloten in,het wederzijdse toeneigen; de stille ver rukking, in de gelaatsuitdrukkingen latent aanwezig, wordt tastbaar in het expressie ve spel cler handen. Stijlcritisch kan worden vastgesteld, dat de vertolker dezer legende identiek is met de Meester van Alkmaar, de anonymus, die in het laatste decennium der 15e eeuw en in het begin der 16e eeuw heeft ge werkt. Hij dankt deze „nooddoop" aan zijn chef d'oeuvre, bestaande uit zeven panelen, de Wei-ken van Barmhartigheid voorstel lende. Deze boeiende reeks panelen, 1504 gedateerd, is afkomstig uit 'de St. Laurens- kerk te Alkmaar en bevindt zich sedert 1918 in het Rijksmuseum te Amsterdam. Daar 's meesters stijl op Haarlem wijst, is de veronderstelling geopperd, dat de schilder in dit kunstcentrum kan hebben gewoond, een mogelijkheid, die wordt ver sterkt door reminiscenties aan Geertgen tot Sint Jans, de jong gestorven schilder, die omtrent de laatste drie decennia der 15e eeuw leefde en hier bij de Sint Jans heren woonde. Vooral zijn vroegste werk, met zijn subtiele toets en dun opgebrachte verf, is nog geheel in de ban van de Haar lemse meester, wiens afwezigheid in het museum thans door deze afstraling van zijn kunst althans enigszins wordt ver goed. In dit verband moge de bezoeker bijzondere aandacht besteden aan de ver rukkelijke landschapperspectieven op onze vleugels, die herinneren aan de uitspraak van Van Mander, als hij er in zijn Schil- derboeck van gewaagt, dat „uyt de mon den der oudtste Schilders (werd) geseyt en getuyght, dat te Haerlem is van oudts ontstaen, en begonnen de beste en eerste maniere van Landtschap te maken De hypothese als zou onze anonymus identiek zijn met de Alkmaarse schilder Cornelis Buys en als zodanig behoren tot de leermeesters van Jan van Scorel, is wel zeer aantrekkelijk, doch wordt niet alge meen aanvaard. Niet te loochenen is in tussen het feit, dat de verrassende licht werking (zie o.m. de subliefne belichting van de mantel van Anna!)) een schuch tere voorbode is van het koele en genuan ceerde lichtspel van Jan van Scorel. Twee vleugels van een triptiek met voorstellingen uit het leven van Joachim en Anna van de Meester van Alkmaar. De K.N.A.C. pleit voor de voltooiing van het wegennet De K.N.A.C. heeft zich tot de ministers van Financiën en van Verkeer en Water staat gewend met èen adres, waarin zij haar leedwezen uitspreekt over het feit, dat het in de bedoeling ligt van de over heid het werk aan de aanleg van nieuwe wegen gedurende dit jaar grotendeels stop te zetten. Adressante is van mening, dat het niet alleen uit veiligheidsoverwegingen, maar ook op economische gronden nuttig en nodig moet worden geacht, dat ondanks de ongunstige toestand van 's lands finan ciën de werken, waarin reeds een betrek kelijk aanzienlijk kapitaal is geïnvesteerd, spoedig te voltooien. Als voorbeelden wor den genoemd de nieuwe verbinding van Amsterdam naar Utrecht, waarvoor x-eeds in 1938 gelden op de begroting wei-den gebracht en Eemnes-Hoevelaken (Noorde lijke omlegging om Amex-sfooi-t), waarvoor dit in 1937 al het geval was. De K.N.A.C. verzoekt dan ook te be vorderen, dat met de voltooiing van het Nederlands rijkswegennet gestadig vooxl- gang zal worden gemaakt en dat in elk geval de werken, waai-in betrekkelijk aan zienlijke kapitalen zijn gestoken, op korte termijn worden voltooid. Moord op een Duitse douane-beambte Drie verdachten gearresteerd Enige tijd geleden is nabij Kerkrade een Duitse douane-beambte vermoord. De po litie heeft thans drie mannen gearresteerd, die er van verdacht worden deze moord gepleegd te hébben. Het zijn de politieke delinquent J. van E., die in Frankrijk werd aangehouden en dié daar nu negen maanden gèvangenisstraf ondergaat we gens illegale grensoverstrijding, de chauf feur J. M. uit Amsterdam, die ook mede plichtig is aan een in de hoofdstad ge pleegde inbraak en de ex-SS'er A. van E., die dezer dagen in Noordwijkeihout ge- gi-epen werd. Het is niet onwaarschijnlijk dat de moordzaak in Amstei-dam zal worden be recht. CHIN. IND. REST. HONGKONG HAARLEM, Smedestraat 21 - Telefoon 21375 VERLAAGDE prijzen (Adv.) Zuylen in „Een Partij Piket", in Me- jonkvrouw de la Seiglière met Derk Haspels als de Markies als Engel in Patijn en Co van Rosier Faassen, in „Het Faillissement" van Björnsterne Björnson, als Suzanne d'Ange in De Demi Monde van Dumas en met Henri de Vries in „De Slavin" van Fulda. Al die avonden staan onverbleekt in het geheugen, want zij betekenden voor mij de grootste feest avonden van het jaar. En ook, toen ik later uit Indië terug kwam en als criticus mevrouw Van Eysden telkens weer mocht zien spelen, blééf zij voor mij steeds de vertegenwoor digster van die oude, mooie tijd, van die Agenda voor Haarlem ZATERDAG 12 MAART Stadsschouwburg: „De Erfgename", 8 uur. City: „Tot de laatste man", 14 j., 2.15. 4.30, 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: „De vrolijke ban diet", 14 j„ 2.30. 7.00 en 9.15 uur. Frans Hals: „Een avontuur in Berlijn". 18 j., 2.30,-7.00 en 9.15 uur. Rembrandt: „Ik herinner me moe der", 14 j., 2.00, 4.30, 7.00 en 9.15 uur. Palace: „Veilig, vlug, voordelig", alle leeft., 2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: „Red river", 18 j., 2.00, 4.15, 7.00 en 9.15 uur. ZONDAG 13 MAART Stadsschouwburg: ,.'n Lentedag", 8 uur. Frans Hals: Instituut voor Arbeidersontwik keling „Een zaak van leven en dood". 10.30 uur. City: „Going my way", llu. Rembrandt: „Een reis door Abessinië". 11 uur. Palace: „Zondige jeugd, 11 uur. Luxor: „Woeste hoogte". 11.15 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. MAANDAG 14 MAART Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. Over Muziek Voikscredietbank en Bank van Lening Cijfers wijzen op financiële moeilijkheden De Voikscredietbank en de Bank van Lening der gemeente Haarlem zijn instel lingen die barometers zijn voor de beoor deling van de welstand (juister gezegd het gemis van welstand) onder de bevolking. Het aantal aanvragen van de Voiks credietbank bedroeg in het afgelopen jaar 1898. Over de kwartalen verdeeld waren de cijfers .424, 502, 410 en 562, waaruit een toeneming van de moeilijkheden in ver schillende gezinnen tot uitdrukking komt. Er werden 1463 aanvragen toegestaan tot een totaal bedrag van 242.263. Op 31 December 1948 stond een bedrag van 144.468,27 aan crediêten uit. De Bank van Lening veistrekte in 1948 op 2845 panden 70.999 vooi'schot. Daar entegen werden 2746 panden (beleend voor 74.807) gelost. Mevrouw Van Eysden-Vink wordt 14 Maart 85 jaar. Wanneer ik denk aan de prettige middagen, die ik verleden jaar voor en na de toneeltentoonstelling bij haar in haar gezellige home in de Laan van Meerdervoort te Den Haag door bracht, is het nauwelijks te begrijpen, dat zij een zo hoge leeftijd reeds heeft bereikt. Zelden ontmoette ik een zo zonnige oude dame als zij. Mevrouw Van Eysden had nog niets verloren van de charme, waar- 'mee zij haar publiek jaren lang heeft ver overd. Uren lang hebben wij samen over het toneel en de oude tijd gesproken en ik was telkens weer verwonderd over dat nooit falend sterke geheugen, waardoor zij zich alles nog van vroeger herinnerde. Met haar steeds nog volle, klankrijke stem. haar levendig gebaar en suggestieve voordracht vertelde zij veel van vroegere voorstellingen, waarin zij gespeeld had met de grote artisten uit de glorietijd van het Rotterdams Toneel. Zij noemde ook feilloos de gehele bezetting der stukken, waarin zij 50 a 60 jaar geleden was opge- tx-eden en wist nog precies, wat de sterke en zwakke plekken van deze opvoeringen waren geweest. In „Rabaga s" van Sardou heeft zij in de loop der jaren alle 3 grote vrouwenrollen te beginnen met de ingénue gespeeld en het was wel een stukje interessante toneelhistorie, toen zij van die drie voorstellingen met de telkens wisselende bezettingen vertelde. Maar ook ik kwam met mijn herinnerin gen. Hoe ik als jongen 'van een jaar of twaalf, tijdens de kermis te Harlingen haar voor het eerst had zien spelen in „Dokter Klaus" en ik haar altijd nog voor mij zag al was het dan ook meer dan 60 jaar geleden zoals zij zat te luisteren naar het droevige verhaal, dat de dokter Derk Haspels haar in dat blijspel deed. En ook, hoe ik de volgende middag, uit een nauw steegje schietend, pardoes tegen haar aanvloog en met hoog rode kleur en mijn pet in de hand verontschuldigingen uitte, toen bleek dat het Roosje uit „Dokter Klaus" in eigen persoon was, tegen wie ik was aangebotst. Sinds die botsing heb ik Marie Vink nog enige jaren achtereen tijdens de kermis te Harlingen in het beroemde ensemble zien spelen, Zij trad op naast Willem van Joan Fontaine als de Oostenrijkse Lisa Berndle bij het bed van haar zoon Johann. (Art Smith). een novelle van Stefan Zweig, die dezer dagen in Nederland in omloop kwam en die uitgebracht wordt door één van de „grote zes". Voor het grote publiek zal deze rolprent aantrekkelijk zijn door het mee spelen van Joan Fontaine, bekend als ver- tolkster van de titelrol uit „Rebecca". Re gisseur is de vroegei-e Oostenrijker Max Opuls, die er met assistentie van de verfil mer van Schnitzlers „Liebelei", Franz Pla ner, voortreffelijk in slaagde de subtiele sfeer half poëzie, half werkelijkheid van het oude Wenen te herscheppen. De vertolking blinkt niet uit door gedurfde vondsten of door een bijzondere visie, doch is geheel en al aangepast aan het sobere scenario. Het i-hythme van de film is zelfs bepaald langzaam, maar daardoor'krijgt de zorg die aan de détails is besteed, juist meer relief. Joan Fontaine speelde de tra ditionele teleurgestelde vrouw met de te rughoudendheid, die bij het nergens vul gaire, kies Jitgewerkte gegeven past. De Franse acteur Louis Jourdan gaf een goed afgewogen creatie van de ongedurige en zichzelf tragisch vindende vrouwenverove raar. Zo kon door een artistiek en nauw gezet uitgeoefend vakmanschap op honder den kilometers afstand van de plaats van de handeling een werk ontstaan, waarin de geest van de Donau-monarchie we den ken aan die kostelijke opnamen van het provinciale stadje Linz ongerept her leefde. J. H. B, Enige jaren heel'l Nietzsche in de alles bedwelmende en verrukkelijke sfeer, men kan ook zeggen in de machtige ban, van Wagner's geest en zijn muziek geleefd. Ontevreden en hartstochtelijk gelukzoeker, was de geniale en geestelijk toch altijd ronddwalende dichter geïmponeerd door de zelfverzekerde kracht van de componist. Ik denk nu aan de tijd, dat Nietzsche nog geen dertig jaar oud was en in Basel woonde; Wagner verbleef toen in Trib- schen bij Luzern. Zij waren bevriend; Nietzsche had een gepassioneerde vere ring, Wagner een vorstelijke, onaantast bare macht. Toen Nietzsche zijn „Geburt der Tragödie" schreef, was zijn inspiratie zonder twijfel aan de formidabele invallen van Wagner te danken, maar tussen de regels door leest men de voortschrijding van Nietzsche's dichterlijke gedachten, ik bedoel de ontwikkeling van Nietzsche's persoonlijkheid, met de verschijnselen van eigen illusies. Toen in 1876 het geschrift verscheen, kort voor het begin der eerste Festspiele en het in handen kwam van de echte Wagnerianen, bleek het voor velen toch gedachten en conclusies te bevatten, die vreemd waren aan de ï'eeds onaan vechtbare artistieke wijsbegeerte van de componist. Denkend en schrijvend had de impulsieve dichter een deel van zijn eigen geestesleven opgebouwd en toen hij in Bayreuth kwam was hij verward. Hij schrij ft over deze dagen in „Ecce homo" in 1888: „ik kende niets terug, ik herkende nauwelijks Wagner. Tevergeefs zocht ik in mijn herinneringen. Tribschen een ver eiland der gelukzaligen: geen schaduw van overeenstemming". De dichter wil de toe»- stand verklaren en overweegt in hetzelfde geschrift- „een psycholoog zou er nog aan kunnen toevoegen, dat wat ik in jonge jaren bij Wagners muziek hoorde, niets met Wagner te doen had; clat wanneer ik de dionysische muziek beschreef, ik dat beschreef wat ik gehoord had, dat ik instinctief alles in de nieuwe geest verta len en veranderen moest, die ik in mij droeg. Het bewijs daarvoor, zo sterk als een bewijs maar zijn kan, is mijn geschrift „Wagner in Bayreuth": bij alle psycholo gisch beslissende plaatsen is slechts van mij sprake. Men kan zonder aarzeling mijn naam of het woord „Zarathustra" zetten, waar de tekst het woord Wagner heeft". En de denker meent dat Wagner dit ook gevoeld moet hebben: „hij herkende zich niet in het geschrift." De geest van Nietzsche had niet door cultuur, maar van nature muzikale be hoeften en illusies. De philosoof bemoeide zich niet uit intellectueel machtsgevoel of artistieke eerzucht met de muziek, maar was door aangeboren muzikaliteit in le vend contact met het wezen cler kunst. Dat hij componeerde, en bijvoorbeeld uit wre veligheid ten opzichte van Schumann's zoetheid een andere ouverture „Manfred" schreef, is slechts een vei-dwaasde poging tot verwezenlijking van zijn muzikaliteit; hij had niet de speciale scheppende kracht van de musicus, maar zijn dichterschap is niet denkbaar zonder de drijfveren der muziek. Hij had dus illusies, maar de dichter, die in alles zo fel was, vond in de muziek moeilijker dan in al zijn geest vervoeringen de levende waarheid. En nochtans was hij intuïtief zeker van het bestaan van een schoonheid; hij wilde de werkelijkheid en niet de hoogste verzin sels. Men heeft wel gemeend dat Nietzsche na het horen van Bizet's „Carmen" zich van Wagner verwijderde, maar toen de dichter zijn „Geburt der Tragödie" schreef had hij Bizet's meesterwerk nog niet ge zien, Eerst toen hij in 1881 in Genua was zag hij voor het eerst „Carmen" en inder daad was deze kennismaking voor hem beslissend. Hij was enthousiast en liet het niet bij luist ei-en en kijken; hij ging de partituur spelen en de muziek liet hem niet meer los. Na de eerste maal dat hij het werk hoorde schreef hij aan zijn zus ter: „Eergisteren hoorde ik een opera „Carmen" van een Fransman Bizet en was geschokt. Zo sterk, zo hartstochtelijk, zo anmuthig en zo Zuidelijk. Heb je er toe vallig van gehoord?" En aan Peter Gast schrijft hij o.a.: „een echt Frans talent van de opéra comique, in 't geheel niet gedés- oriënteerd door Wagnei-, maar daarentegen een ware leerling van Hector Berlioz. Zo iets heb ik voor mogelijk gehouden. Het schijnt dat de Fransen op een betere weg zijn in de di-amatische muziek en zij heb ben een grote voorsprong op de Duitsers in een hoofdpunt: de hartstocht is bij hen geen vergezochte (zoals alle hartstochten bij Wagner)". „Ik ben er dicht aan toe te menen dat Carmen de beste opei-a is die bestaat; en zolang wij leven zal zy op alle repertoires van Europa zijn". Toen hij viermaal Bizet's opera had ge hoord zond hij het klavier-uittreksel aan Peter Gast met enthousiaste opmerkingen bij verschillende plaatsen; hij beveelt hem aan het stuk te bestuderen. Hij blijft in vervoering, hoort het werk twintig maal en schrijft o.a.: „en werkelijk scheen ik mij iedere keer meer philosoof, een betere philosoof dan ik mij anders leek. Deze muziek lijkt mij volkomen. Zij is rijk, zij is precies". Ik haalde slechts enkele regels aan, zij zijn voldoende om ae dankbaarheid van de dichter mee te delen. Wat hij instinctief gezocht had, had hij gevonden. Hij was overwonnen, niet door principes, maar door de werkelijkheid, Hij noemt het beroemde motief van Carmen „een epigram op de hartstocht, het beste wat sinds Stendhal over de liefde is geschreven". En in zijn opstel „Der Fall Wagner" schrijft hij later over Carmen „Eindelijk de liefde, de in de natuur teruggebrachte liefde! Niet de liefde van een „verheven jonkvrouw". Geen senta-sentimentaliteit". Wat mij altijd getroffen heeft in Nietz sche's opmerkingen over zijn ondervin dingen bij' 't horen van Bizet's muziek is dat hem deze vui-ige muziek niet verwarde, maar klaarheid en zelfs rust gaf. Hij mag dit gedankt hebben aan de onderstroom van medelijden en schoonheidsliefde, aan het zuivere genot van'zonnigheid en blau we lucht, waaruit dit drama is ontstaan. Want in laatste instantie is het de vol maakt heldere schoenheid dezer geniale muziek, die ae werkelijkheid van het drama kristalliseei't. HENDRIK ANDRIESSEN GEVECHTEN IN MANDALAY In de buitenwijken van Mandalay, de vroegere hoofdstad van Birma, woedden gisteren hevige gevechten tussen rege- x-ingstroepen en Karens, Van officiële zijde wordt vernomen dat de telegrafische ver binding met Mandalay verbroken is. Volgens een eex-der communiqué hebben de Karens het militaire centrum Maymyo, ten Noorden van de stad, bezet. Toen mevrouw Van Eysden 25 jaar ge leden afscheid nam van het toneel schreef Top Naeff in de Groene: „Mevrouw Van Eysden is niet te vervangen, of hot moest zijn door een tweede meviouw Van Eys den!" Die tweede mevx-ouw Van Eysden is nooit verschenen en wij, die haar zo goed gekend hebben, hebben haar altijd gemist. Vraagt men. door welke eigenschappen zij zich onderscheidde van de andere ac trices, dan is het antwoord: ..Door het brio, het entrain waarmee zij speelde, haar gulle lach, haar mooie, klankrijke slem, maar bovenal door haar natuurlijke, zonnige, allen veroverende charme". J. B. SCHUIL. onvolprezen Rotterdamse school. Achter haar vex-rezen in de vex-beelding de schim men van de Kaspelsen, Van Zuylen, Rosier Faassen en Catharina Beersmans, hoorde men weer de klank der stemmen van al die vroegere groten. Het was een geluk voor Marie van Eysden-Vink, dat zij in die grote tijd bij de Rottei-dammers is gekomen. Toen had het toneel te Rotterdam nog de be langstelling, ja meer dan dat, de liefde van het publiek. En wanneer de Rotter dammers eenmaal hun hart hadden ver pand aan een actrice, dan bleven zij haar ook trouw. Mevrouw Van Eysden heeft dat mogen ondervinden. Als Marietje Vink verovei-de zij reeds heel jong stormender hand de harten van de Rotterdammers en haar populariteit is gebleven, ook toen zij door haar zeer gelukkig huwelijk met Diek van Eysden mevrouw Van Eys den-Vink was geworden. Geen enkele Nederlandse actrice is zo populair geweest als Marie van Eysden. Is het ooit meer voorgekomen in ons land, dat men bij een toneelspeelster de paarden voor het rijtuig afspande en haar in triomf van de schouwburg naar het hotel voerde, zoals de studenten in Leiden het bij haar zilveren jubileum hebben gedaan? En was het ook niet een bewijs van haar zeldzame populariteit in alle kringen, dat op een der bruggen in Leiden een slagersknecht haar in 't rijtuig zijn grote, forse hand toestak en met zijn pet zwaaiende riep: „Leve Kathie!" „Leve Madame Sans Gêne! Leve Marie Vink!" Als een erewacht liep de slagers knecht mee naast, het x-ijtuig en hii was het, die aan het einde van de tocht voor haar het portier opende. Mevrouw Van Eysden heeft altijd een groot gevoel voor humor bezeten. Met blijkbaar plezier vertelde zii nog eens, wat zij ook in haar boek „Mijn Toneel leven" beschx"even heeft, hoe een student enige dagen na deze triomftocht bij zijn dokter was gekomen met klachten over pijn in de xrng, nadat hij met andere stu denten 't rijtuig van mevrouw Van Eysden had geli-okken en van deze arts tot ant- wmord had gekregen: „Ja, beste vriend, dan ben je bij mij aan het verkeerde adres. Dan moet je bij de dierenarts zijn!" Nooit zal ik ook haar afseheidsvoorstel- ling te Haarlem vergeten met dat mooie moment, toen onverwachts haar grote leermeester en neef Louis Moor ten tonele verscheen en zij haar ontroering niet meer meester haar hoofd tegen zijn schouder legde en snikkend zeide: „Ben je dus toch gekomen? Ik heb je zo gemist in Rotterdam!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1949 | | pagina 5