Haarlems Dagblad Twintigjarig verbond Annexatie? van Noord-Atlantische staten Gelofte tot bijstand in het algemeen, met inbegrip van gewapende hulp „Wij wensen in vrede te leven" Het militair beleid vóór 10 Mei 1940 Noord-Atlantische defensie-commissie wellicht begin April in functie Weerbericht 63e Jaargang No. 19197 Bureaux: Grote Houtstr. 93, Tel. Adv. en Admin. 10724, 14825. Redactie 10600. Direct.-Hoofdred. 15054. Bijkantoor H.N., Soendaplein 37, Tel. 12230. Drukkerij Z.B. Spaarne 12, Tel. 12713, 10132. Zater8ag 19 Maart 1949 Verschijnt dagelijks behalve Zon- en Feestdagen. Abonnementsprijs per week 33 cent, per kwartaal 4.25. Franco per post f 4,75. Postgiro 273107. Adverttarieven op aanvraag bij de Administratie. Directeur-Hoofdredacteur: Robert Peereboom en óprechte lijaatletnsrtje tfourant (3Utno t6?6) Uitgave van de Stichting Voorlichting te Haarlem HET is drieënhalf jaar geleden dat in dit land de annexatie-vraag op de voor grond kwam. Binnen weinige maanden na de bevrijding was zij al urgent. Er werden studies over geschreven en tal van rede voeringen gehouden. Debat-avonden wer den belegd. De voorstanders werkten met kaarten waarop nieuwe grenzen waren aangegeven, die aanzienlijke delen van Duitsland bij Nederland inlijfden. Het pa pier, als vanouds, toonde zich geduldig. En de reactie der annexionisten op het in be zettingstijd doorstane leed en op de zware verliezen in mensenlevens en materieel be zit, die ons land geleden had, was begrij pelijk. Maar juist daarom kon men hun streven niet als weloverwogen beschouwen. Er leefde verlangen naar schadeloos stelling maar ook zucht naar revanche in. De tegenstanders voerden daartegen veel argumenten aan. Misschien was in de grond der zaak het sterkste wel dit: Het is niet Nederlands. Het ligt niet in onze volks aard. Onze wegen lopen niet in zulke rich ting. Dat andere landen vaak annexaties hebben toegepast heeft daar niets mee te maken. Eens moet dat trouwens ook uit wezen. De naoorlogse tijd bood overvloed van andere problemen ter oplossing en het streven naar annexatie verdween verder uit de publieke belangstelling, naarmate Nederland zich sterker van de ondervonden zware schok herstëlde. Trage molens der diplomatie maalden er evenwel mee door, tot tenslotte een restant voor de Belgen zowel als voor ons overbleef. Dat verwierf een nieuwe titel: het heette voortaan „grenscorrecties". Deze correcties, Belgi sche en Nederlandse samen wij raken meer en meer gewend aan Benelux-optel- lingen belopen in totaal honderdvijftig vierkante kilometer terrein, bevolkt door zestienduizend Duitsers. Als gij u dit voor het gemak voorstelt als een stuk grond van 12 km breedte en 12V2 km lengte kost het geen moeite een schaars bevolkte dorps gemeente voor u te zien. Nu, dat is alles: voor België en Nederland samen. Het is waar dat de bodem ten dele delfstoffen bevat, maar het is even waar dat de exploi tatie daarvan niet in de verste verte 'tegen de Nederlandse en Belgische oorlogsschade zou opwegen. Die is dus niet het motief van deze „oplossing". Hoe men ertoe ge komen is kan overigens buiten beschou wing blijven. Want dit restant annexatie plan is naar onze mening volkomen ver werpelijk en ondanks zijn geringe afmetingen kenmerkt het zich nog door dezelfde grote bezwaren, die in 1945 de grote landhonger kenmerkten. Dit blad heeft zich daar toen vierkant tegen ver klaard. En onlangs is hier al in het kort gewaarschuwd tegen de annexatie van het kleine restant. Ik kom er vandaag op terug omdat de minister-president van Noord- rijnland-Westfalen, Karl Arnold, in de Landdag heeft medegedeeld dat hij. aan de Nederlandse en Belgische regeringen tele grafisch verzocht heeft, af te zien van de voorgenomen grenscorrecties en ze door middel van rechtstreekse onderhandelingen te vermijden. Ook heeft hij Ernest Bevïn uitgenodigd, de toestand ter plaatse te komen bezichtigen. Volgens Reuter zal Bevin daar op ingaan. Welnu, laten wij ze alsjeblieft vermijden. Ten aanzien van annexaties van grondge bied na het voeren van oorlogen verschaft de geschiedenis der mensheid een keur van waarschuwingen, die zelfs de meest hard leerse kortzichtigheid moet beroeren. Men kweekt er wrok mee, zodat er gewoonlijk de kiem van een volgende oorlog in ligt. Men haalt een aantal mensen binnen zijn grenzen, die uit vrije wil in hun eigen land gebleven zouden zijn. Men schept dus een bevolkingsminderheid hoe klein die ook in dit geval moge wezen die zich afvraagt waarom juist zij, en zij alleen, hiervan het slachtoffer moet worden, die zich onrechtvaardig behandeld acht en een element van onrust wordt. Och, het is alle maal al honderden malen vertoond. Als lectuur is het allang vervelend van een tonigheid. Maar in dit speciale geval be staat bovendien uitzicht op een West- Europese federale Unie, waarvan West- Duitsland vermoedelijk deel uit zou maken. Iedereen begrijpt dat de practische ver wezenlijking, die zal moeten volgen als de formele eenmaal tot stand gebracht is, een grote mate van aanpassings-vermogen van alle betrokken volken zal vergen. Men kan zich moeilijk een doeltreffender middel voorstellen om die bij voorbaat te schaden en wellicht te verhinderen dan het toepas sen van annexatie. Bovendien strookt dit soort maatregel niet met onze opvattingen van Recht. Dat is hoogst belangrijk. Het behoort in wezen tot de belangrijkste over wegingen. De minister-president van Noordrijnland-Westfalen heeft overigens in zijn Landdag gezegd dat hij de overtuiging heeft, dat de eisen tot afstand van Duits grondgebied ook in België en Nederland geen gemeengoed van de openbare mening zijn. Welnu, daar heeft die Duitser vol komen gelijk in. De volksmening ziet deze herleving van het schijnbaar vergeten an nexatie-probleem ongetwijfeld met ver bazing aan. Zeker niet met ingenomenheid. Als er een volksstemming over kon worden gehouden zou de verwerping van de „land- aanwinst" het resultaat zijn. Mij lijkt deze voorgenomen annexatie zowel beneden het beleids-peil van minis ter Stikker die er trouwens geen „poli tiek verleden" bij heeft als beneden dat van minister Spaak. Het zou geruststellend en opwekkend zijn te vernemen, dat beide ministers van Buitenlandse Zaken bereid zijn gebleken in te gaan op het verzoek van minister Arnold, dat hun regeringen hun advies hebben opgevolgd en dat deze zaak eindelijk van de baan is. Als de kleine Duitse grensgemeenten, die nu in onrust verkeren, dan een feestje wilden vieren, zouden wij hun dat gunnen. R. P. „!n eerste Pactjaar voor 3 a 5 milliard aan wapens" De regering van de Verenigde Staten is bereid de Europese leden van het Atlan tische Pact in de eerste twaalf maanden na de ratificatie wapenen en militaire uit rusting ter waarde van drie tot vijf mil liard dollar te zenden, aldus werd volgens Reuter te Parijs verklaard. Men acht een nieuw Amerikaans mili tair leen- en pachtprogram vitaal voor het behoorlijk functionneren van het Atlan tisch pact. DEN HAAG, 18 Maart 1949. Heden is de tekst van het Atlantisch Pact, dat zal worden gesloten tussen de regeringen van de Verenigde Staten van Amerika, Canada, Engeland, Frankrijk, België, Luxemburg, Noorwegen en Nederland en andere landen die zich alsnog daartoe bereid zullen verklaren, bekendgemaakt in de hoofdsteden van alle genoemde landen. Het verdrag bevat veertien artikelen, voorafgegaan door een preambule, waarin de afspraken der partijen zijn neergelegd en waarin verklaard wordt welke overwegingen tot het sluiten van dit verdrag hebben geleid. Het Atlan tisch Pact wordt geïntroduceerd als een „vereniging van krachten vocu de gemeen schappelijke verdediging en voor het behoud van vrede en veiligheid." De preambule luidt aldus: „De ondertekenaars van dit verdrag be vestigen opnieuw hun vertrouwen in de doeleinden en beginselen van het Handvest van de UNO en hun wens om in vrede te leven met alle volken en alle regeringen. Zij zijn vastbesloten om de vrijheid, het gemeenschappelijk erfdeel en de beschaving van hun volken welke zijn gegrondvest op beginselen van democratie, persoonlijke vrijheid en rechtsorde te verzekeren. Zij zullen zich beijveren de stabiliteit en de welvaart in het Noord-Atlantisch gebied te bevorderen. Zij zijn besloten hun krachten te ver enigen voor de gemeenschappelijke ver dediging en voor het behoud van vrede en veiligheid. Derhalve sluiten zij dit Noord-Atlantisch verdrag." De veertien artikelen omschrijven de af spraken en verplichtingen der verdrag sluitende partijen. Artikel een geeft uit drukking aan de verplichting der partners om alle geschillen vreedzaam te regelen en zich te houden aan de desbetreffende be palingen van het UNO-handvest. De vól gende artikelen beschrijven het voornemen tot ontwikkeling van vriendschappelijke internationale betrekkingen, de versterking van het individuele en collectieve vermogen om een aanval te weerstaan en het voor nemen tot onderling overleg wanneer een bedreiging zou worden geconstateerd tegen een der partners. Artikel vijf is verreweg het belangrijkste. Dit regelt de onderlinge bijstand ingeval van een aanval. De part ners beschouwen een aanval tegen één als een aanval tegen allen, zij beloven in zulk geval bijstand aan de aangevallene, bij stand te begrijpen in de algemene betekenis van het woord, gewapende bijstand in het bijzonder daarbij inbegrepen. Bovendien schrijft dit artikel inlichting en inschake ling van de Veiligheidsraad voor. De volgende artikelen omschrijven het gebied waar artikel vijf van toepassing zal zijn, bevestigen het feit dat het UNO- handvest niet wordt doorkruist of afbreuk gedaan, of internationale verbintenissen der partners worden geschonden. Artikel tien machtigt tot uitnodiging van andere dan aangesloten Europese staten, Elf regelt de procedure der bekrachtiging, twaalf noemt de periode van tien jaar als minimum wachttijd voor bepaalde wijzigingen, der tien regelt de opzegging, die na twintig jaar kan plaatshebben, en veertien tenslotte schrijft het neerleggen van het verdrag in het Amerikaanse regeringsarchief voor. De kei'n De kern van het verdrag is neergelegd in de artikelen 3 en 5. Artikel 3 sluit aan op de z.g. „Vandenberg-resolutie", aange nomen door de Amerikaanse Senaat op 11 Juni 1948. Artikel 5 definieert de bijstand zelf. Laatstgenoemd artikel is minder stringent geformuleerd dan de overeen komstige bepaling van het verdrag van Brussel, volgens welke alle partijen een aangevallen verdrags-partner alle mili taire en andere hulp en bijstand zullen verlenen, welke in haar vermogen ligt. Dat een gelijkluidende bepaling, ondanks de wens daartoe van de Europese regeringen, niet in het nieuwe pact is overgenomen vindt zijn voox-naamste oorzaak in de tra ditionele Amerikaanse opvatting, dat op generlei wijze mag worden getornd aan het recht van het congres om oorlog te verklaren. Weliswaar is van Europese zijde betoogd, dat ook de andere deelnemende landen rekening dienen te houden met hun vertegenwoordigende lichamen, maar niettemin zijn de Verenigde Staten, en met name leiders van het Congres, terug geschrokken voor een clausule welke zou kunnen verplichten tot automatische oor logsverklaring. De uiteindelijke tekst van artikel 5 vertegenwoordigt het maximum dat onder de huidige omstandigheden dooi de Verenigde Staten kan worden aanvaard en is als zodanig ook door alle overige deelnemers geaccepteerd. Hoewel het aan partijen wordt overgelaten om te bepalen welke actie zij zullen nemen ingeval van gewapende aanval bepaalt het artikel niettemin, dat er terstond actie moet wor den genomen, waarbij ook militair optre den uitdrukkelijk is vermeld. Voor de volledige tekst van het verdrag zie men pagina 2 van dit nummer. UNCI-waamemers gewond bij beschieting door guerilla's Twee militaire waarnemers van de UNO- commissie voor Indonesië en een Neder lands officier werden gewond, toen de jeep waarmee zü gisteren van Brastagi naar Medan reden, door guerilla's werd bescho ten. De waarnemers zijn de Britse luite nant-kolonel Harry D. Chaplin en de Ame rikaanse majoor John A. Simmons. De Ne derlandse officier is de luitenant van Voorst tot Voorst. De Brit en de Hollander wer den zwaar gewond, de Amerikaan slechts licht. Zij waren gezeten in een witgelakte jeep waarop de woorden „United Nations" ge schilderd waren. Zij werden 14 k.m. van Braitagi door een bende met automatische wapens beschoten. De jeep werd door de bende in brand gestoken. Het gebeurde heeft te Batavia zeer grote indruk gemaakt. Naar te Batavia verluidde, zullen verte genwoordigers van de UNCI uit Batavia morgen naar Medan reizen en zullen de generaal Scholten en de commissaris van de Kroon, dr. Brouwer uit Medan, hun medeleven aan de gewonde officieren be tuigen. Minister Stikker over het Atlantisch verdrag (Van onze parlementaire redacteur) „Niemand gelooft in de Europese hoofd steden, waar ik de laatste tijd ben ge weest, aan directe bedreiging van de vrede", aldus zeide minister Stikker tij dens een persconferentie over het Atlan tisch Pact. Desgevraagd verklaarde hij in het algemeen bepaald ingenomen te zijn met het ontworpen verdrag dat de bedoe ling heeft om maatregelen tegen oorlog te treffen. Het gaat hier om de samenwer king van een groep landen die bij elkaar 250 millioen inwoners tellen. Hiervan zal naar alle waarschijnlijkheid dusdanige krachtsontwikkeling kunnen uitgaan dat daardoor alleen reeds bij voorbaat elke gedachte aan een aanval op zulk een machtig gebied zou worden voorkomen. De minister wees erop dat uit artikel 4 blijkt dat overleg ook plaats kan vinden wan neer er iets gebeurt met de overzeese ge biedsdelen waarmee de ondertekenaars van het Pact verbonden zijn. Maar deze gebiedsdelen vallen buiten de bepalingen die betrekking hebben op de verplichting tot bijstandsverlening. Wat overigens de verplichting tot bijstand betreft, elk land blijft tenslotte vrij om „op te treden op HET ATLANTISCHE PACT Het woord is aan.. Coethc: Wie niet een loopje met zichzelf kan nemen heeft geen hoogstaand karakter. de wijze die het nodig oordeelt" tot herstel en handhaving' van de veiligheid van het Noord-Atlantisch gebied. Hieruit moest men volgens minister Stikker de slotsom trekken dat dus oijvoorbeeld een onder tekenaar niet terstond oorlog behoeft te verklaren en de vrijheid behoudt daarvoor eerst de goedkeuring te verwerven van het in dat opzicht volgens de eigen grondwet bevoegde orgaan. Op een vraag hoe het gesteld was met de mogelijkheden van Nederland om vol doende manschappen en materiaal als bij drage voor de gemeenschappelijke verde diging te leveren, antwoordde de minister gegronde redenen te hebben voor de ver wachting dat Nederland binnen redelijke tijd zijn bijdrage tot voor ieder aanvaard bare hoogte zal kunnen opvoeren. Dit merkte hij op na eerst te hebben erkend dat tengevolge van allerlei bijzondere om standigheden op het ogenblik de Neder landse bijdrage betrekkelijk beperkt is. Zweden stuurt krachtige nota aan de Sovjet-Unie Geen sprake van intimidatie van Balten In een krachtige diplomatieke nota aan de Sovjet-ambassade te Stockholm heeft de Zweedse regering de Sovjet-Russische beschuldigingen, dat de Zweedse politie Baltische vluchtelingen „terroriseert" en „hun terugkeer naar huis verhindert" van de hand gewezen. In de nota worden categorisch de ver klaringen van de Sovjet-Unie tegengespro ken, dat Balten die naar huis wilden terug keren, „geïntimideerd" waren en „aan een willekeurige behandeling waren blootge steld" en dat er door de Zweedse politie „onwettige huiszoekingen" waren verricht. Parlementaire Enquête-commissie publiceert de resultaten van haar diepgaand onderzoek (Van onze parlementaire redacteur) Op 6 November 1947 besloot de Tweede Kamer een parlementair onderzoek te doen instellen naar het in de jaren 19401945 gevoerde regeringsbeleid. Reeds zes dagen later wees zij de leden van de volksver tegenwoordiging aan, die deze taak te ver vullen hadden. Ingevolge het Kamerbesluit zou mede in het onderzoek betrokken worden hetgeen er in de Meidagen van 1940 was voorgevallen, als ookj een enkel punt, dat zich nog vóór dat tijdstip had voorgedaan. Thans is het eerste gedeelte van het door de commissie vastgestelde verslag als ook van de door haar gehouden verhoren, ge openbaard. Dit stuk heeft alleen betrek king op het militair beleid 19391940. Hoeveel arbeid de commissieleden hebben verricht zal wel duidelijk zijn als men be denkt, dat het hier twee boekwerken be treft, tezamen ongeveer 1000 bladzijden bevattende. Meer dan een jaar lang is dit onderzoek, dat nog steeds voortgang heeft, aan de gang. Voor de Kamerleden in de commissie brengt dit als regel, zelfs gedu rende het grootste deel van de parlemen taire vacanties, drie dagen per week ge durende 12 uur per dag werken met zich mee. Dit pleit al terstond voor de grote ernst en nauwgezetheid, waarmee men deze belangrijke taak vervult. Trouwens, lezing van de boekwerken levert het over tuigend bewijs van de waarde van het enquêtewerk. De aard. Afgezien van het feit. dat de vruch ten van deze arbeid met het oog op de ge schiedenis van het betreffende tijdperk uitermate belangrijk zijn, heeft het onder zoek ook daarom zin, door dat als nog de verantwoordelijkheden van tal van perso nen en organen worden vastgelegd omtrent daden en verzuimen in een periode toen de gewone wijze van ter verantwoor ding roepen en verantwoording afleggen ontbrak. Ik denk hier aan de omstandig heid, dat ook Nederland het meer dan vijf jaar lang zonder volksvertegenwoordiging heeft moeten stellen tengevolge van de oorlog en de bezetting. In meer dan éen opzicht kan het zeer nuttig zijn, dat men nu kan weten, hoe verschillende nog levende personen zich gedragen hebben, aangezien het oordeel omtrent hen van betekenis kan zijn voor de vraag, of men hun thans nog of straks een post van betekenis kan toevertrouwen. Verder zal het resultaat van dit zeer diepgaande onderzoek in tweeërlei opzicht lessen voor de toekomst inhouden. In de eerste plaats zullen hierdoor degenen, die eventueel in soortgelijke omstandigheden mochten komen te verkeren als het geval was met hen, die in de oorlogsjaren een plaats van betekenis innamen, terdege be seffen, dat zij de kans lopen, later tóch ter verantwoording te worden geroepen. Dit kan hen er toe brengen hun verantwoor delijkheid beter en zwaarder af te wegen. Verder is ook reeds uit de nu geopen baarde verslagen met bijbehorende stukken duidelijk, dat uitvoerende en wetgevende macht hun voordeel kunnen doen met de aan de dag getreden lessen door tijdig maatregelen of regelingen tot stand te brengen, waaraan behoefte blij let te be staan. Lezing van het verslag bevestigt de op vatting van hen, die reeds eerder de me- Politiek offensief van Moskou verwacht Reuters diplomatieke correspondent te Londen meldt: De vorming van een gemeenschappelijk verdedigingsapparaat, dat een potentiële aggressor zal kunnen afschrikken, zal de factor zijn, die wei*kelijk de doeltreffend heid van het Atlantisch pact zal bepalen. De kern van dit apparaat bestaat, voor zover het de organisatie betreft, reeds in drie organen, te weten de gecombineerde staf-chefs (de -V. S., Engeland, Canada) een overblijfsel van de samenwerking in oorlogstijd, dat in Washington zetelde de gemeenschappelijke Amerikaans-Cana- dese defensieraad die tot stand kwam voor dat de V. S. de tweede wereldoorlog intraden en de permanente militaire organisatie van de West-Europese allian tie, die krachtens de bepalingen van het verdrag van Brussel werd opgericht. De doelstellingen van het Atlantische verdrag zullen, naar waarnemers geloven, bereikt zijn wanneer de functies van deze drie organen zijn gecoördineerd en met name, wanneer elk der leden van het At lantisch verbond in voldoende mate strijd krachten zal hebben gerecruteerd, bewa pend en opgeleid om de alomvattende plannen op papier, die de verschillende staven reeds aan het opstellen zijn, tot uitvoering te brengen. In de onmiddellijke vorming van een defensie-commissie ter aanbeveling van maatregelen voor het ten uitvoer leggen van de beginselen van zelf-hulp en weder zijdse bijstand en van gemeenschappelijke actie tegen aggressie wordt voorzien in artikel 9 van het pact. Verwacht wordt, dat deze commissie zal worden samenge- betekenis hiervan is van velerlei ning hebben geuit, dat de regering tussen 1JSeptember 1939 en Mei 1940 herhaaldelijk ernstig in gebreke is geweest. Ik denk hier onder andere aan haar optreden bij de be noeming van en de verwikkelingen met de eerste opperbevelhebber. Ik denk verder aan het niet toestaan van de noodzakelijke opruimingen voor de stellingen, speciaal wat betreft de niet voor de Grebbelinie opgeruimde boomgaarden. Dan was er het getalm, tenslotte uitlopende op nalatigheid, om tijdig een wijziging tot stand gebracht te krijgen in de Oorlogswet 1899 in dier voege, dat de in deze wet toegekende bui tengewone bevoegdheden desgewenst door de regering aan een nader aan te wijzen civiel orgaan zouden kunnen worden ge geven. Mij dunkt dit tussen haakjes dat het tegenwoordige kabinet hier onver wijld een les uit hoort te putten. Als een voorbeeld van zulk een les kan bijvoorbeeld gelden wat er thans is geble ken met betrekking tot de vraagstukken, die het opperbevel raken. Men zal zicli misschien herinneren, dat het in Februari 1940 tot het aftreden van steld tijdens de ondertekeningsplechtigheid van de volgende maand 111 Washington, op dat zij zal kunnen functioneren zodra het verdrag is geratificeerd. Vele kwesties worden door de tekst van het Atlantisch pact opgeworpen, waarvan de volgende het belangrijkst lijken te zijn: 1) De speciale positie van West-Duits- land, Oostenrijk en Triëst als gebieden waarin leden-staten van het Atlantisch verbond bezettingstroepen hebben. Dit feit, en de geografische positie van West-Duits- land, zijn oorzaak, dat de toekomstige be trekking van Duitsland tot het Atlantisch verbond een aangelegenheid is, die een be- schrijving dringend vereist. 2) De kwestie van bases op het gebied van een lid-staat ten gebruike van andere leden. Algemeen is overeengekomen, dat de ondertekenaars niet gevraagd moet worden in vredestijd bases ter beschikking te stellen en de staatslieden van de uitge nodigde landen hebben op dit punt de na druk gelegd. De V. S. hadden tijdens de oorlog bases op Groenland en IJsland en genieten nog steeds doorgangsfaciliteiten in deze lan den niettegenstaande alle operationele troepen zijn teruggetrokken. Engeland had tijdens de oorlog soortge lijke faciliteiten op de Portugese eilanden van de Azoren. 3) De reacties van de Sovjet-Unie op het pact. Men acht het waarschijnlijk, dat Moskou de periode tussen de publicatie van de bepalingen van het pact en de rati ficatie zal gebruiken om een groot politiek tegen-offensief te ontketenen, generaal Reynders en zijn vervanging door generaal Winkelman als opperbevelhebber kwam. Welnu, uit het door de enquête commissie vastgestelde blijkt, hoe verkeerd het is, indien een regering een opperbevel hebber benoemt over wiens algemene krijgsplan men niet te voren algemene overeenstemming heeft bereikt. Elf dagen na de benoeming van generaal Reynders, met wie aanvankelijk helemaal niet over dat zo uitermate belangrijke onderwerp was gesproken, kwam tot uiting, dat er in feite tussen hem en de regering menings verschil bestond. Er is toen getracht dit te overbruggen, maar tenslotte liep het op zulk een botsing uit, dat hij moest heen gaan. Nauw samenhangend met het voorgaan de is, dat de ministerraad, die de heer Reynders voor het opperbevelhebberschap voordroeg, in zijn kundigheden en eigen schappen slechts een matig vertrouwen stelde. Aangezien er tussen de ministerraad en de opperbevelhebber een goede ploeg- geest en onderling vertrouwen moet be staan, is het duidelijk, dat indien men weer een opperbevelhebber zou moeten benoe men dit gebeurt bij ons alleen in geval van oorlog, (hetzij een oorlog, waarin Ne derland zelf partij is, hetzij een oorlog, die bijzondere maatregelen voor de bescher ming van de onzijdigheid noodzakelijk maakt, gelijk in 19141918 het geval was) de keuze slechts zal mogen vallen op iemand, waarin bij voorbaat de regering het allergrootste vertrouwen stelt. Uitvoerig heeft de commissie stil gestaan bij het vraagstuk van de staatsrechtelijke verhouding tussen opperbevelhebber en regering. In de Nederlandse Grondwet moge weliswaar staan, dat de Koning het oppergezag heeft over zee- en landmacht, doch hieronder moet men steeds verstaan de grondwettelijke Koning, dus het staats hoofd tezamen met de verantwoordelijke minister (s). Ik breng dit even in herinne ring omdat men weet, hoe in de Belgische Grondwet nog een andere opgevatte bepa ling voorkomt, die de Koning persoonlijk tot opperbevelhebber maakt, hetgeen in de jongste oorlog tot verwikkelingen heeft geleid. Terugkerende tot wrijvingen, die zich gedurende het opperbevelhebberschap van generaal Reynders hebben voorgedaan, stip ik aan, dat deze generaal soms wel heel zelfstandig te werk ging en wilde gaan. Nadat de commissie een schare des kundigen gehoord heeft, is zij tot de slot som gekomen, dat de opperbevelhebber óók voor de uitoefening van het militaire gezag verantwoording schuldig dient te zijn aan de ministerraad. Maar. zo laat de commissie er iets verder in haar verslag op volgen, dit wil geenszins zeggen, dat het niet van wijs beleid zou getuigen, dat de ministers met name aan de opperbevelheb ber een grote mate van vertrouwen zouden geven, vooral, indien het gaat om tech- De voorzitter van de parlementaire enquête commissie mr. L. A. Donker, overhandigt tijdens een persconferentie in het gebouw der Tweede Kamer het eerste exemplaar van de resultaten van h\ ui onderzoek, omvattende het regeringsbeleid voor en in de oorlogsdagen van 1940, aan de voorzitter van de parlementaire pers, onze parlementaire redacteur dr. E. van Raalte. nisch-militaire vragen. Naar mate echter de strategie meer verband zal houden met de door de regering beoogde politiek, zal de ministerraad zich meer moeten bezig houden met het te voeren krijgsbeleid. Nauwkeurige rechtsregels vallen hierom trent natuurlijk niet op te stellen. Reke ning moet gehouden worden met gevallen, waarin het de regering niet onberoerd laat op welke wijze het politieke doel verwe zenlijkt wordt. Aangezien de ministers in laatste aanleg verantwoordelijk zijn voor het behartigen van het landsbelang, dienen zij, om die verantwoordelijkheid te kunnen dragen, de volledige zeggenschap te heb ben. Ook zo geeft de commissie nog te kennen om eventueel op een gegeven ogenblik aan de opperbevelhebber op te dragen, wat zij in concreto in het landsbe lang achten. Zou er ooit weer aanleiding tot benoe ming van een opperbevelhebber zijn, dan zal men, dunkt mij, de algemene instruc tie aan hem overeenkomstig de hier weer gegeven staatsrechtelijke lijnen moeten opstellen. Hij zal dan zelf ook beter begrip hebben van de verhoudingen tussen hem en de ministerraad. Het heeft destijds nogal opschulding verwekt, dat van Nederlandse kant zo spoedig de troepen benoorden de rivieren zijn teruggenomen. Nu is er later wel beweerd, dat de Fran sen gerekend hadden op een standhouden van Nederland in de Peel-stelling, totdat zij aansluiting met de Nederlandse troepen bei-eikt zouden hebben. De commissie komt echter op dit punt tot de slotsom, niet de indruk te krijgen, dat het Franse opper bevel zich misleid heeft gevoeld door de plannen van de Nederlandse opperbevel hebber ten aanzien van de Peel-raamstel- ling. Een droeve gang van zaken komt nu nog eens helemaal uit de doeken in die gedeel ten van de publicaties, welke betrekking hebben op onze toenmalige militaire atta ché te Berlijn, dc in het najaar bij een vliegtuigongeluk omgekomen generaal- majoor Sas. Deze kreeg in de Duitse hoofd stad destijds voortreffelijke inlichtingen van de Duitse kolonel, later generaal. Hans Oster, verbonden aan de Duitse militaire contra-spionnage, -naar van den beginne af een felle vijand van het Hitlerbewind, dat hij zoveel hij maar kon tegenwerkte. De heer Sas ontmoette echter in Den H ag bij menigeen, onder meer by generaal Reynders, een tekort aan geloof. Zelfs is hem door generaal Reynders in de span nende dagen van November 1939 belet om de Koningin in te lichten. Op 9 Mei 1940 was de heer Sas door Oster gewaarschuwd, dat het nu werkelijk tot de inval zou komen en wel op de 10e Mei, hetgeen generaal Sas nog ijlings aan Den Haag telefonisch meldde. Als men in de publicaties van de en quête-commissie nagaat, hoe het met de parate waakzaamheid van onze militaire leiding gesteld was, dan staat men ver stomd over sommige wel heel ernstige na latigheden. Er bestond een opvallend ge mis aan fantasie, om niet te zeggen aan vooruitzien. Men heeft geen les getrokken uit hetgeen er in April 1940 bij Oslo wis gebeurd en geen rekening gehouden met de mogelijkheid van parachutistenoverval len op grote schaal. Misschien is wel het allerergste geweest de nalatigheid van de commandant van de vesting Holland, die zijn ondercommandanten nie+ heeft ge meend te moeten verwittigen, hoe gevaar lijk de toestand was. Verwachting, medegedeeld door het K.N.M.I. in De Bilt, geldig van Zater dagavond tot Zondagavond: Overwegend droog weer met tamelijk langdurige opklaringen. Gedurende de nacht weinig wind met bijna overal zware nachtvorst en hier en daar mist. Morgen overdag iets minder koud en zwakke tot matige wind uit Westelijke richtingen. 21 Maart: Zon op 6.42 uur, onder 18.54 uur \Maan op 3.15 uur. onder fl.45 uur (Laatste kwartier)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1949 | | pagina 1