Haarlems Dagblad
Twintigjarig verbond
Annexatie?
van Noord-Atlantische staten
Gelofte tot bijstand in het algemeen,
met inbegrip van gewapende hulp
„Wij wensen in
vrede te leven"
Het militair beleid vóór 10 Mei 1940
Noord-Atlantische defensie-commissie
wellicht begin April in functie
Weerbericht
63e Jaargang No. 19197
Bureaux: Grote Houtstr. 93, Tel. Adv. en Admin.
10724, 14825. Redactie 10600. Direct.-Hoofdred.
15054. Bijkantoor H.N., Soendaplein 37, Tel. 12230.
Drukkerij Z.B. Spaarne 12, Tel. 12713, 10132.
Zater8ag 19 Maart 1949
Verschijnt dagelijks behalve Zon- en Feestdagen.
Abonnementsprijs per week 33 cent, per kwartaal
4.25. Franco per post f 4,75. Postgiro 273107.
Adverttarieven op aanvraag bij de Administratie.
Directeur-Hoofdredacteur: Robert Peereboom
en óprechte lijaatletnsrtje tfourant (3Utno t6?6)
Uitgave van de Stichting Voorlichting te Haarlem
HET is drieënhalf jaar geleden dat in dit
land de annexatie-vraag op de voor
grond kwam. Binnen weinige maanden na
de bevrijding was zij al urgent. Er werden
studies over geschreven en tal van rede
voeringen gehouden. Debat-avonden wer
den belegd. De voorstanders werkten met
kaarten waarop nieuwe grenzen waren
aangegeven, die aanzienlijke delen van
Duitsland bij Nederland inlijfden. Het pa
pier, als vanouds, toonde zich geduldig. En
de reactie der annexionisten op het in be
zettingstijd doorstane leed en op de zware
verliezen in mensenlevens en materieel be
zit, die ons land geleden had, was begrij
pelijk. Maar juist daarom kon men hun
streven niet als weloverwogen beschouwen.
Er leefde verlangen naar schadeloos
stelling maar ook zucht naar revanche in.
De tegenstanders voerden daartegen veel
argumenten aan. Misschien was in de grond
der zaak het sterkste wel dit: Het is niet
Nederlands. Het ligt niet in onze volks
aard. Onze wegen lopen niet in zulke rich
ting. Dat andere landen vaak annexaties
hebben toegepast heeft daar niets mee te
maken. Eens moet dat trouwens ook uit
wezen.
De naoorlogse tijd bood overvloed van
andere problemen ter oplossing en het
streven naar annexatie verdween verder
uit de publieke belangstelling, naarmate
Nederland zich sterker van de ondervonden
zware schok herstëlde. Trage molens der
diplomatie maalden er evenwel mee door,
tot tenslotte een restant voor de Belgen
zowel als voor ons overbleef. Dat verwierf
een nieuwe titel: het heette voortaan
„grenscorrecties". Deze correcties, Belgi
sche en Nederlandse samen wij raken
meer en meer gewend aan Benelux-optel-
lingen belopen in totaal honderdvijftig
vierkante kilometer terrein, bevolkt door
zestienduizend Duitsers. Als gij u dit voor
het gemak voorstelt als een stuk grond
van 12 km breedte en 12V2 km lengte kost
het geen moeite een schaars bevolkte dorps
gemeente voor u te zien. Nu, dat is alles:
voor België en Nederland samen. Het is
waar dat de bodem ten dele delfstoffen
bevat, maar het is even waar dat de exploi
tatie daarvan niet in de verste verte 'tegen
de Nederlandse en Belgische oorlogsschade
zou opwegen. Die is dus niet het motief
van deze „oplossing". Hoe men ertoe ge
komen is kan overigens buiten beschou
wing blijven. Want dit restant annexatie
plan is naar onze mening volkomen ver
werpelijk en ondanks zijn geringe
afmetingen kenmerkt het zich nog door
dezelfde grote bezwaren, die in 1945 de
grote landhonger kenmerkten. Dit blad
heeft zich daar toen vierkant tegen ver
klaard. En onlangs is hier al in het kort
gewaarschuwd tegen de annexatie van het
kleine restant. Ik kom er vandaag op terug
omdat de minister-president van Noord-
rijnland-Westfalen, Karl Arnold, in de
Landdag heeft medegedeeld dat hij. aan de
Nederlandse en Belgische regeringen tele
grafisch verzocht heeft, af te zien van de
voorgenomen grenscorrecties en ze door
middel van rechtstreekse onderhandelingen
te vermijden. Ook heeft hij Ernest Bevïn
uitgenodigd, de toestand ter plaatse te
komen bezichtigen. Volgens Reuter zal
Bevin daar op ingaan.
Welnu, laten wij ze alsjeblieft vermijden.
Ten aanzien van annexaties van grondge
bied na het voeren van oorlogen verschaft
de geschiedenis der mensheid een keur van
waarschuwingen, die zelfs de meest hard
leerse kortzichtigheid moet beroeren. Men
kweekt er wrok mee, zodat er gewoonlijk
de kiem van een volgende oorlog in ligt.
Men haalt een aantal mensen binnen zijn
grenzen, die uit vrije wil in hun eigen
land gebleven zouden zijn. Men schept dus
een bevolkingsminderheid hoe klein
die ook in dit geval moge wezen die zich
afvraagt waarom juist zij, en zij alleen,
hiervan het slachtoffer moet worden, die
zich onrechtvaardig behandeld acht en een
element van onrust wordt. Och, het is alle
maal al honderden malen vertoond. Als
lectuur is het allang vervelend van een
tonigheid. Maar in dit speciale geval be
staat bovendien uitzicht op een West-
Europese federale Unie, waarvan West-
Duitsland vermoedelijk deel uit zou maken.
Iedereen begrijpt dat de practische ver
wezenlijking, die zal moeten volgen als de
formele eenmaal tot stand gebracht is, een
grote mate van aanpassings-vermogen van
alle betrokken volken zal vergen. Men kan
zich moeilijk een doeltreffender middel
voorstellen om die bij voorbaat te schaden
en wellicht te verhinderen dan het toepas
sen van annexatie. Bovendien strookt dit
soort maatregel niet met onze opvattingen
van Recht. Dat is hoogst belangrijk. Het
behoort in wezen tot de belangrijkste over
wegingen. De minister-president van
Noordrijnland-Westfalen heeft overigens in
zijn Landdag gezegd dat hij de overtuiging
heeft, dat de eisen tot afstand van Duits
grondgebied ook in België en Nederland
geen gemeengoed van de openbare mening
zijn. Welnu, daar heeft die Duitser vol
komen gelijk in. De volksmening ziet deze
herleving van het schijnbaar vergeten an
nexatie-probleem ongetwijfeld met ver
bazing aan. Zeker niet met ingenomenheid.
Als er een volksstemming over kon worden
gehouden zou de verwerping van de „land-
aanwinst" het resultaat zijn.
Mij lijkt deze voorgenomen annexatie
zowel beneden het beleids-peil van minis
ter Stikker die er trouwens geen „poli
tiek verleden" bij heeft als beneden dat
van minister Spaak. Het zou geruststellend
en opwekkend zijn te vernemen, dat beide
ministers van Buitenlandse Zaken bereid
zijn gebleken in te gaan op het verzoek
van minister Arnold, dat hun regeringen
hun advies hebben opgevolgd en dat deze
zaak eindelijk van de baan is. Als de kleine
Duitse grensgemeenten, die nu in onrust
verkeren, dan een feestje wilden vieren,
zouden wij hun dat gunnen. R. P.
„!n eerste Pactjaar voor
3 a 5 milliard aan wapens"
De regering van de Verenigde Staten is
bereid de Europese leden van het Atlan
tische Pact in de eerste twaalf maanden
na de ratificatie wapenen en militaire uit
rusting ter waarde van drie tot vijf mil
liard dollar te zenden, aldus werd volgens
Reuter te Parijs verklaard.
Men acht een nieuw Amerikaans mili
tair leen- en pachtprogram vitaal voor het
behoorlijk functionneren van het Atlan
tisch pact.
DEN HAAG, 18 Maart 1949. Heden is de tekst van het Atlantisch Pact, dat zal
worden gesloten tussen de regeringen van de Verenigde Staten van Amerika, Canada,
Engeland, Frankrijk, België, Luxemburg, Noorwegen en Nederland en andere landen
die zich alsnog daartoe bereid zullen verklaren, bekendgemaakt in de hoofdsteden
van alle genoemde landen. Het verdrag bevat veertien artikelen, voorafgegaan door
een preambule, waarin de afspraken der partijen zijn neergelegd en waarin verklaard
wordt welke overwegingen tot het sluiten van dit verdrag hebben geleid. Het Atlan
tisch Pact wordt geïntroduceerd als een „vereniging van krachten vocu de gemeen
schappelijke verdediging en voor het behoud van vrede en veiligheid."
De preambule luidt aldus:
„De ondertekenaars van dit verdrag be
vestigen opnieuw hun vertrouwen in de
doeleinden en beginselen van het Handvest
van de UNO en hun wens om in vrede te
leven met alle volken en alle regeringen.
Zij zijn vastbesloten om de vrijheid, het
gemeenschappelijk erfdeel en de beschaving
van hun volken welke zijn gegrondvest op
beginselen van democratie, persoonlijke
vrijheid en rechtsorde te verzekeren. Zij
zullen zich beijveren de stabiliteit en de
welvaart in het Noord-Atlantisch gebied te
bevorderen.
Zij zijn besloten hun krachten te ver
enigen voor de gemeenschappelijke ver
dediging en voor het behoud van vrede en
veiligheid.
Derhalve sluiten zij dit Noord-Atlantisch
verdrag."
De veertien artikelen omschrijven de af
spraken en verplichtingen der verdrag
sluitende partijen. Artikel een geeft uit
drukking aan de verplichting der partners
om alle geschillen vreedzaam te regelen en
zich te houden aan de desbetreffende be
palingen van het UNO-handvest. De vól
gende artikelen beschrijven het voornemen
tot ontwikkeling van vriendschappelijke
internationale betrekkingen, de versterking
van het individuele en collectieve vermogen
om een aanval te weerstaan en het voor
nemen tot onderling overleg wanneer een
bedreiging zou worden geconstateerd tegen
een der partners. Artikel vijf is verreweg
het belangrijkste. Dit regelt de onderlinge
bijstand ingeval van een aanval. De part
ners beschouwen een aanval tegen één als
een aanval tegen allen, zij beloven in zulk
geval bijstand aan de aangevallene, bij
stand te begrijpen in de algemene betekenis
van het woord, gewapende bijstand in het
bijzonder daarbij inbegrepen. Bovendien
schrijft dit artikel inlichting en inschake
ling van de Veiligheidsraad voor.
De volgende artikelen omschrijven het
gebied waar artikel vijf van toepassing zal
zijn, bevestigen het feit dat het UNO-
handvest niet wordt doorkruist of afbreuk
gedaan, of internationale verbintenissen der
partners worden geschonden. Artikel tien
machtigt tot uitnodiging van andere dan
aangesloten Europese staten, Elf regelt de
procedure der bekrachtiging, twaalf noemt
de periode van tien jaar als minimum
wachttijd voor bepaalde wijzigingen, der
tien regelt de opzegging, die na twintig
jaar kan plaatshebben, en veertien tenslotte
schrijft het neerleggen van het verdrag in
het Amerikaanse regeringsarchief voor.
De kei'n
De kern van het verdrag is neergelegd
in de artikelen 3 en 5. Artikel 3 sluit aan
op de z.g. „Vandenberg-resolutie", aange
nomen door de Amerikaanse Senaat op 11
Juni 1948. Artikel 5 definieert de bijstand
zelf. Laatstgenoemd artikel is minder
stringent geformuleerd dan de overeen
komstige bepaling van het verdrag van
Brussel, volgens welke alle partijen een
aangevallen verdrags-partner alle mili
taire en andere hulp en bijstand zullen
verlenen, welke in haar vermogen ligt. Dat
een gelijkluidende bepaling, ondanks de
wens daartoe van de Europese regeringen,
niet in het nieuwe pact is overgenomen
vindt zijn voox-naamste oorzaak in de tra
ditionele Amerikaanse opvatting, dat op
generlei wijze mag worden getornd aan
het recht van het congres om oorlog te
verklaren. Weliswaar is van Europese zijde
betoogd, dat ook de andere deelnemende
landen rekening dienen te houden met
hun vertegenwoordigende lichamen, maar
niettemin zijn de Verenigde Staten, en
met name leiders van het Congres, terug
geschrokken voor een clausule welke zou
kunnen verplichten tot automatische oor
logsverklaring. De uiteindelijke tekst van
artikel 5 vertegenwoordigt het maximum
dat onder de huidige omstandigheden dooi
de Verenigde Staten kan worden aanvaard
en is als zodanig ook door alle overige
deelnemers geaccepteerd. Hoewel het aan
partijen wordt overgelaten om te bepalen
welke actie zij zullen nemen ingeval van
gewapende aanval bepaalt het artikel
niettemin, dat er terstond actie moet wor
den genomen, waarbij ook militair optre
den uitdrukkelijk is vermeld.
Voor de volledige tekst van het verdrag
zie men pagina 2 van dit nummer.
UNCI-waamemers gewond
bij beschieting door guerilla's
Twee militaire waarnemers van de UNO-
commissie voor Indonesië en een Neder
lands officier werden gewond, toen de jeep
waarmee zü gisteren van Brastagi naar
Medan reden, door guerilla's werd bescho
ten. De waarnemers zijn de Britse luite
nant-kolonel Harry D. Chaplin en de Ame
rikaanse majoor John A. Simmons. De Ne
derlandse officier is de luitenant van Voorst
tot Voorst. De Brit en de Hollander wer
den zwaar gewond, de Amerikaan slechts
licht.
Zij waren gezeten in een witgelakte jeep
waarop de woorden „United Nations" ge
schilderd waren. Zij werden 14 k.m. van
Braitagi door een bende met automatische
wapens beschoten. De jeep werd door de
bende in brand gestoken.
Het gebeurde heeft te Batavia zeer grote
indruk gemaakt.
Naar te Batavia verluidde, zullen verte
genwoordigers van de UNCI uit Batavia
morgen naar Medan reizen en zullen de
generaal Scholten en de commissaris van
de Kroon, dr. Brouwer uit Medan, hun
medeleven aan de gewonde officieren be
tuigen.
Minister Stikker over
het Atlantisch verdrag
(Van onze parlementaire redacteur)
„Niemand gelooft in de Europese hoofd
steden, waar ik de laatste tijd ben ge
weest, aan directe bedreiging van de
vrede", aldus zeide minister Stikker tij
dens een persconferentie over het Atlan
tisch Pact. Desgevraagd verklaarde hij in
het algemeen bepaald ingenomen te zijn
met het ontworpen verdrag dat de bedoe
ling heeft om maatregelen tegen oorlog te
treffen. Het gaat hier om de samenwer
king van een groep landen die bij elkaar
250 millioen inwoners tellen. Hiervan zal
naar alle waarschijnlijkheid dusdanige
krachtsontwikkeling kunnen uitgaan dat
daardoor alleen reeds bij voorbaat elke
gedachte aan een aanval op zulk een
machtig gebied zou worden voorkomen. De
minister wees erop dat uit artikel 4 blijkt
dat overleg ook plaats kan vinden wan
neer er iets gebeurt met de overzeese ge
biedsdelen waarmee de ondertekenaars
van het Pact verbonden zijn. Maar deze
gebiedsdelen vallen buiten de bepalingen
die betrekking hebben op de verplichting
tot bijstandsverlening. Wat overigens de
verplichting tot bijstand betreft, elk land
blijft tenslotte vrij om „op te treden op
HET ATLANTISCHE PACT
Het woord is aan..
Coethc:
Wie niet een loopje met zichzelf
kan nemen heeft geen hoogstaand
karakter.
de wijze die het nodig oordeelt" tot herstel
en handhaving' van de veiligheid van het
Noord-Atlantisch gebied. Hieruit moest
men volgens minister Stikker de slotsom
trekken dat dus oijvoorbeeld een onder
tekenaar niet terstond oorlog behoeft te
verklaren en de vrijheid behoudt daarvoor
eerst de goedkeuring te verwerven van het
in dat opzicht volgens de eigen grondwet
bevoegde orgaan.
Op een vraag hoe het gesteld was met
de mogelijkheden van Nederland om vol
doende manschappen en materiaal als bij
drage voor de gemeenschappelijke verde
diging te leveren, antwoordde de minister
gegronde redenen te hebben voor de ver
wachting dat Nederland binnen redelijke
tijd zijn bijdrage tot voor ieder aanvaard
bare hoogte zal kunnen opvoeren. Dit
merkte hij op na eerst te hebben erkend
dat tengevolge van allerlei bijzondere om
standigheden op het ogenblik de Neder
landse bijdrage betrekkelijk beperkt is.
Zweden stuurt krachtige
nota aan de Sovjet-Unie
Geen sprake van intimidatie
van Balten
In een krachtige diplomatieke nota aan
de Sovjet-ambassade te Stockholm heeft
de Zweedse regering de Sovjet-Russische
beschuldigingen, dat de Zweedse politie
Baltische vluchtelingen „terroriseert" en
„hun terugkeer naar huis verhindert" van
de hand gewezen.
In de nota worden categorisch de ver
klaringen van de Sovjet-Unie tegengespro
ken, dat Balten die naar huis wilden terug
keren, „geïntimideerd" waren en „aan een
willekeurige behandeling waren blootge
steld" en dat er door de Zweedse politie
„onwettige huiszoekingen" waren verricht.
Parlementaire Enquête-commissie publiceert
de resultaten van haar diepgaand onderzoek
(Van onze parlementaire redacteur)
Op 6 November 1947 besloot de Tweede
Kamer een parlementair onderzoek te doen
instellen naar het in de jaren 19401945
gevoerde regeringsbeleid. Reeds zes dagen
later wees zij de leden van de volksver
tegenwoordiging aan, die deze taak te ver
vullen hadden. Ingevolge het Kamerbesluit
zou mede in het onderzoek betrokken
worden hetgeen er in de Meidagen van
1940 was voorgevallen, als ookj een enkel
punt, dat zich nog vóór dat tijdstip had
voorgedaan.
Thans is het eerste gedeelte van het door
de commissie vastgestelde verslag als ook
van de door haar gehouden verhoren, ge
openbaard. Dit stuk heeft alleen betrek
king op het militair beleid 19391940.
Hoeveel arbeid de commissieleden hebben
verricht zal wel duidelijk zijn als men be
denkt, dat het hier twee boekwerken be
treft, tezamen ongeveer 1000 bladzijden
bevattende. Meer dan een jaar lang is dit
onderzoek, dat nog steeds voortgang heeft,
aan de gang. Voor de Kamerleden in de
commissie brengt dit als regel, zelfs gedu
rende het grootste deel van de parlemen
taire vacanties, drie dagen per week ge
durende 12 uur per dag werken met zich
mee. Dit pleit al terstond voor de grote
ernst en nauwgezetheid, waarmee men
deze belangrijke taak vervult. Trouwens,
lezing van de boekwerken levert het over
tuigend bewijs van de waarde van het
enquêtewerk.
De
aard. Afgezien van het feit. dat de vruch
ten van deze arbeid met het oog op de ge
schiedenis van het betreffende tijdperk
uitermate belangrijk zijn, heeft het onder
zoek ook daarom zin, door dat als nog de
verantwoordelijkheden van tal van perso
nen en organen worden vastgelegd omtrent
daden en verzuimen in een periode
toen de gewone wijze van ter verantwoor
ding roepen en verantwoording afleggen
ontbrak. Ik denk hier aan de omstandig
heid, dat ook Nederland het meer dan vijf
jaar lang zonder volksvertegenwoordiging
heeft moeten stellen tengevolge van de
oorlog en de bezetting.
In meer dan éen opzicht kan het zeer
nuttig zijn, dat men nu kan weten, hoe
verschillende nog levende personen zich
gedragen hebben, aangezien het oordeel
omtrent hen van betekenis kan zijn voor
de vraag, of men hun thans nog of straks
een post van betekenis kan toevertrouwen.
Verder zal het resultaat van dit zeer
diepgaande onderzoek in tweeërlei opzicht
lessen voor de toekomst inhouden. In de
eerste plaats zullen hierdoor degenen, die
eventueel in soortgelijke omstandigheden
mochten komen te verkeren als het geval
was met hen, die in de oorlogsjaren een
plaats van betekenis innamen, terdege be
seffen, dat zij de kans lopen, later tóch ter
verantwoording te worden geroepen. Dit
kan hen er toe brengen hun verantwoor
delijkheid beter en zwaarder af te wegen.
Verder is ook reeds uit de nu geopen
baarde verslagen met bijbehorende stukken
duidelijk, dat uitvoerende en wetgevende
macht hun voordeel kunnen doen met de
aan de dag getreden lessen door tijdig
maatregelen of regelingen tot stand te
brengen, waaraan behoefte blij let te be
staan.
Lezing van het verslag bevestigt de op
vatting van hen, die reeds eerder de me-
Politiek offensief van Moskou verwacht
Reuters diplomatieke correspondent te
Londen meldt:
De vorming van een gemeenschappelijk
verdedigingsapparaat, dat een potentiële
aggressor zal kunnen afschrikken, zal de
factor zijn, die wei*kelijk de doeltreffend
heid van het Atlantisch pact zal bepalen.
De kern van dit apparaat bestaat, voor
zover het de organisatie betreft, reeds in
drie organen, te weten de gecombineerde
staf-chefs (de -V. S., Engeland, Canada)
een overblijfsel van de samenwerking in
oorlogstijd, dat in Washington zetelde
de gemeenschappelijke Amerikaans-Cana-
dese defensieraad die tot stand kwam
voor dat de V. S. de tweede wereldoorlog
intraden en de permanente militaire
organisatie van de West-Europese allian
tie, die krachtens de bepalingen van het
verdrag van Brussel werd opgericht.
De doelstellingen van het Atlantische
verdrag zullen, naar waarnemers geloven,
bereikt zijn wanneer de functies van deze
drie organen zijn gecoördineerd en met
name, wanneer elk der leden van het At
lantisch verbond in voldoende mate strijd
krachten zal hebben gerecruteerd, bewa
pend en opgeleid om de alomvattende
plannen op papier, die de verschillende
staven reeds aan het opstellen zijn, tot
uitvoering te brengen.
In de onmiddellijke vorming van een
defensie-commissie ter aanbeveling van
maatregelen voor het ten uitvoer leggen
van de beginselen van zelf-hulp en weder
zijdse bijstand en van gemeenschappelijke
actie tegen aggressie wordt voorzien in
artikel 9 van het pact. Verwacht wordt,
dat deze commissie zal worden samenge-
betekenis hiervan is van velerlei ning hebben geuit, dat de regering tussen
1JSeptember 1939 en Mei 1940 herhaaldelijk
ernstig in gebreke is geweest. Ik denk hier
onder andere aan haar optreden bij de be
noeming van en de verwikkelingen met de
eerste opperbevelhebber. Ik denk verder
aan het niet toestaan van de noodzakelijke
opruimingen voor de stellingen, speciaal
wat betreft de niet voor de Grebbelinie
opgeruimde boomgaarden. Dan was er het
getalm, tenslotte uitlopende op nalatigheid,
om tijdig een wijziging tot stand gebracht
te krijgen in de Oorlogswet 1899 in dier
voege, dat de in deze wet toegekende bui
tengewone bevoegdheden desgewenst door
de regering aan een nader aan te wijzen
civiel orgaan zouden kunnen worden ge
geven. Mij dunkt dit tussen haakjes
dat het tegenwoordige kabinet hier onver
wijld een les uit hoort te putten.
Als een voorbeeld van zulk een les kan
bijvoorbeeld gelden wat er thans is geble
ken met betrekking tot de vraagstukken,
die het opperbevel raken.
Men zal zicli misschien herinneren, dat
het in Februari 1940 tot het aftreden van
steld tijdens de ondertekeningsplechtigheid
van de volgende maand 111 Washington, op
dat zij zal kunnen functioneren zodra het
verdrag is geratificeerd.
Vele kwesties worden door de tekst van
het Atlantisch pact opgeworpen, waarvan
de volgende het belangrijkst lijken te zijn:
1) De speciale positie van West-Duits-
land, Oostenrijk en Triëst als gebieden
waarin leden-staten van het Atlantisch
verbond bezettingstroepen hebben. Dit feit,
en de geografische positie van West-Duits-
land, zijn oorzaak, dat de toekomstige be
trekking van Duitsland tot het Atlantisch
verbond een aangelegenheid is, die een be-
schrijving dringend vereist.
2) De kwestie van bases op het gebied
van een lid-staat ten gebruike van andere
leden. Algemeen is overeengekomen, dat
de ondertekenaars niet gevraagd moet
worden in vredestijd bases ter beschikking
te stellen en de staatslieden van de uitge
nodigde landen hebben op dit punt de na
druk gelegd.
De V. S. hadden tijdens de oorlog bases
op Groenland en IJsland en genieten nog
steeds doorgangsfaciliteiten in deze lan
den niettegenstaande alle operationele
troepen zijn teruggetrokken.
Engeland had tijdens de oorlog soortge
lijke faciliteiten op de Portugese eilanden
van de Azoren.
3) De reacties van de Sovjet-Unie op het
pact. Men acht het waarschijnlijk, dat
Moskou de periode tussen de publicatie
van de bepalingen van het pact en de rati
ficatie zal gebruiken om een groot politiek
tegen-offensief te ontketenen,
generaal Reynders en zijn vervanging door
generaal Winkelman als opperbevelhebber
kwam. Welnu, uit het door de enquête
commissie vastgestelde blijkt, hoe verkeerd
het is, indien een regering een opperbevel
hebber benoemt over wiens algemene
krijgsplan men niet te voren algemene
overeenstemming heeft bereikt. Elf dagen
na de benoeming van generaal Reynders,
met wie aanvankelijk helemaal niet over
dat zo uitermate belangrijke onderwerp
was gesproken, kwam tot uiting, dat er in
feite tussen hem en de regering menings
verschil bestond. Er is toen getracht dit te
overbruggen, maar tenslotte liep het op
zulk een botsing uit, dat hij moest heen
gaan.
Nauw samenhangend met het voorgaan
de is, dat de ministerraad, die de heer
Reynders voor het opperbevelhebberschap
voordroeg, in zijn kundigheden en eigen
schappen slechts een matig vertrouwen
stelde. Aangezien er tussen de ministerraad
en de opperbevelhebber een goede ploeg-
geest en onderling vertrouwen moet be
staan, is het duidelijk, dat indien men weer
een opperbevelhebber zou moeten benoe
men dit gebeurt bij ons alleen in geval
van oorlog, (hetzij een oorlog, waarin Ne
derland zelf partij is, hetzij een oorlog, die
bijzondere maatregelen voor de bescher
ming van de onzijdigheid noodzakelijk
maakt, gelijk in 19141918 het geval was)
de keuze slechts zal mogen vallen op
iemand, waarin bij voorbaat de regering
het allergrootste vertrouwen stelt.
Uitvoerig heeft de commissie stil gestaan
bij het vraagstuk van de staatsrechtelijke
verhouding tussen opperbevelhebber en
regering. In de Nederlandse Grondwet
moge weliswaar staan, dat de Koning het
oppergezag heeft over zee- en landmacht,
doch hieronder moet men steeds verstaan
de grondwettelijke Koning, dus het staats
hoofd tezamen met de verantwoordelijke
minister (s). Ik breng dit even in herinne
ring omdat men weet, hoe in de Belgische
Grondwet nog een andere opgevatte bepa
ling voorkomt, die de Koning persoonlijk
tot opperbevelhebber maakt, hetgeen in de
jongste oorlog tot verwikkelingen heeft
geleid.
Terugkerende tot wrijvingen, die zich
gedurende het opperbevelhebberschap van
generaal Reynders hebben voorgedaan,
stip ik aan, dat deze generaal soms wel
heel zelfstandig te werk ging en wilde
gaan. Nadat de commissie een schare des
kundigen gehoord heeft, is zij tot de slot
som gekomen, dat de opperbevelhebber
óók voor de uitoefening van het militaire
gezag verantwoording schuldig dient te
zijn aan de ministerraad. Maar. zo laat de
commissie er iets verder in haar verslag op
volgen, dit wil geenszins zeggen, dat het
niet van wijs beleid zou getuigen, dat de
ministers met name aan de opperbevelheb
ber een grote mate van vertrouwen zouden
geven, vooral, indien het gaat om tech-
De voorzitter van de parlementaire enquête commissie mr. L. A. Donker, overhandigt
tijdens een persconferentie in het gebouw der Tweede Kamer het eerste exemplaar
van de resultaten van h\ ui onderzoek, omvattende het regeringsbeleid voor en in de
oorlogsdagen van 1940, aan de voorzitter van de parlementaire pers, onze
parlementaire redacteur dr. E. van Raalte.
nisch-militaire vragen. Naar mate echter
de strategie meer verband zal houden met
de door de regering beoogde politiek, zal
de ministerraad zich meer moeten bezig
houden met het te voeren krijgsbeleid.
Nauwkeurige rechtsregels vallen hierom
trent natuurlijk niet op te stellen. Reke
ning moet gehouden worden met gevallen,
waarin het de regering niet onberoerd laat
op welke wijze het politieke doel verwe
zenlijkt wordt. Aangezien de ministers in
laatste aanleg verantwoordelijk zijn voor
het behartigen van het landsbelang, dienen
zij, om die verantwoordelijkheid te kunnen
dragen, de volledige zeggenschap te heb
ben. Ook zo geeft de commissie nog te
kennen om eventueel op een gegeven
ogenblik aan de opperbevelhebber op te
dragen, wat zij in concreto in het landsbe
lang achten.
Zou er ooit weer aanleiding tot benoe
ming van een opperbevelhebber zijn, dan
zal men, dunkt mij, de algemene instruc
tie aan hem overeenkomstig de hier weer
gegeven staatsrechtelijke lijnen moeten
opstellen. Hij zal dan zelf ook beter begrip
hebben van de verhoudingen tussen hem
en de ministerraad.
Het heeft destijds nogal opschulding
verwekt, dat van Nederlandse kant zo
spoedig de troepen benoorden de rivieren
zijn teruggenomen.
Nu is er later wel beweerd, dat de Fran
sen gerekend hadden op een standhouden
van Nederland in de Peel-stelling, totdat
zij aansluiting met de Nederlandse troepen
bei-eikt zouden hebben. De commissie komt
echter op dit punt tot de slotsom, niet de
indruk te krijgen, dat het Franse opper
bevel zich misleid heeft gevoeld door de
plannen van de Nederlandse opperbevel
hebber ten aanzien van de Peel-raamstel-
ling.
Een droeve gang van zaken komt nu nog
eens helemaal uit de doeken in die gedeel
ten van de publicaties, welke betrekking
hebben op onze toenmalige militaire atta
ché te Berlijn, dc in het najaar bij een
vliegtuigongeluk omgekomen generaal-
majoor Sas. Deze kreeg in de Duitse hoofd
stad destijds voortreffelijke inlichtingen
van de Duitse kolonel, later generaal. Hans
Oster, verbonden aan de Duitse militaire
contra-spionnage, -naar van den beginne
af een felle vijand van het Hitlerbewind,
dat hij zoveel hij maar kon tegenwerkte.
De heer Sas ontmoette echter in Den H ag
bij menigeen, onder meer by generaal
Reynders, een tekort aan geloof. Zelfs is
hem door generaal Reynders in de span
nende dagen van November 1939 belet om
de Koningin in te lichten.
Op 9 Mei 1940 was de heer Sas door
Oster gewaarschuwd, dat het nu werkelijk
tot de inval zou komen en wel op de 10e
Mei, hetgeen generaal Sas nog ijlings aan
Den Haag telefonisch meldde.
Als men in de publicaties van de en
quête-commissie nagaat, hoe het met de
parate waakzaamheid van onze militaire
leiding gesteld was, dan staat men ver
stomd over sommige wel heel ernstige na
latigheden. Er bestond een opvallend ge
mis aan fantasie, om niet te zeggen aan
vooruitzien. Men heeft geen les getrokken
uit hetgeen er in April 1940 bij Oslo wis
gebeurd en geen rekening gehouden met
de mogelijkheid van parachutistenoverval
len op grote schaal. Misschien is wel het
allerergste geweest de nalatigheid van de
commandant van de vesting Holland, die
zijn ondercommandanten nie+ heeft ge
meend te moeten verwittigen, hoe gevaar
lijk de toestand was.
Verwachting, medegedeeld door het
K.N.M.I. in De Bilt, geldig van Zater
dagavond tot Zondagavond:
Overwegend droog weer met tamelijk
langdurige opklaringen. Gedurende de
nacht weinig wind met bijna overal
zware nachtvorst en hier en daar
mist. Morgen overdag iets minder
koud en zwakke tot matige wind uit
Westelijke richtingen.
21 Maart:
Zon op 6.42 uur, onder 18.54 uur
\Maan op 3.15 uur. onder fl.45 uur
(Laatste kwartier)