Komende jaarbeurs afspiegeling van economisch herstel Een repetitie met Scharoff Verkoudheid In Bergens burcht der naastenliefde ZATERDAG 26 MAART 1949 LEO TOLSTOï: „Anna Karenina"; „De Kozakken" (L. 3. Veen's Uitg Mij., A'dam). - IWAN TOERGENEW: „Jagersverhalen" (Onsterfelijken-Reeks, Uitg, Contact, Amsterdam). HET IS MEER DAN een anecdote, het is een symbool voor schrijver en werk, als er van Tolstoi verteld wordt, hoe hij wek.-nlang in onrust door zijn huis dwaalt, hel ontwerp van „Anna Karenina" in zijn hoofd en de problematiek, die de stof van lijn roman zal vormen, in zijn hart, maar jle openingszin, de ouverture, niet kan vin- flen. Dan, op *een avond, komt Graaf Leo In de kamer van zijn oudste zoon en hoort hem voorlezen uit Poesjkin's „Vertellingen van Bjelkin". Hij, die eens als „litterator'" Rusland's nationale epos „Oorlog en Vrede" schreef, herkent de toon van een machtig- oatuurlijke verhaaltrant, waarin de woor- flen komen en gaan als het aanrollen van ten zee deze oer-epiek, waaraan niets Vermooid, niets verdicht is, maar die be- jovert en bezweert als de geheimzinnig- hatuurlijke eenvoud van wolken, gedreven jangs een hoge hemel. Proeve van illustratie van Toergénew's I Jagersverhalen(Thijs Mauver). i „Het huis Oblonski was in wanorde": tolstoi heeft de eerste zin van een zijner (neesterwerken neergeschreven; Poesjkin (iep het, in hem wakker. Deze roman zal en lijdenswerk worden, telkens onderbro ken en niet dan met een zeker innerlijk tegenstreven voltooid, Is het en het is Tolstoi, die het zich in een aan vértwijfe- ling grenzende twijfel steeds wéér afvraagt j- niet verdienstelijker, noodzakelijker, aoprsscholen te stichten, een volk op te toeden. zich op het Nieuwe Testament te pezinnen, dan béllettrie te schrijven? Doet pien niet beter zich af te vragen, wat de tin van het Leven, wat Goed en Kwaad, kvat God en sociale rechtvaardigheid is? In Beze Godzoeker woedt een machtig talent, maar één met een gekweld sociaal geweten, vandaar zijn levenslang innerlijk worste len; vandaar ook de grootsheid en onver gankelijkheid van zijn werk, waarin steeds Weer een Mozes de „Tien Woorden" van de Berg Horeb omlaagdraagt. Want Tolstoi tchreef geen boeken, hij schiep mensen, Strijdende met hun onvolmaaktheid. „Mij is de wrake, spreekt de Heer" dat |s het motief van zijn „Anna Karenina", deze vrouw met een hart vol liefde, die zwaarder boet voor haar zondigen tegen God's gebod, tegen de maatschappelijke moraal, dan wij mensen haar toedenken. Deze vrouwenfiguur moet Tolstoi wel heel na aan het hart hebben gelegen. Naar haar, deze „zondares", noemde hij zijn boek en niet naar Constantin Ljewin, de verper soonlijking van het menselijk geweten, dat Zijn wortels diep in de oorsprong van alle leven heeft: in God. Ljewin blijft meer op de achtergrond schijnbaar. Want hij is frolstoi-zelf: een peinzer, een zoeker, een Zwaar-beladene, zo goed als Olenin uit „De Kozakken" Tolsloi-zelf is. Steeds blijft er die tweespalt tussen de menselijke oer- drang, welke nog niet van zijn natuurlijke herkomst vervreemd is, en de met het ver stand analyserende cultuurmens, of het nu Ljewin is, die zich temidden van beuzelen de mensen een caricatuur voelt in zijn heimwee naar de zinvolle eenvoud van het boerenleven, dan wel Olenin die afstand Inoet doen van wie hem het liefste is en 'zijn vrede zoekt in de simpele deugden zijns harten, welke hij nog onder het „volk" hoopt te vinden. Maar een omkeren op de weg der cultuur (de materialistische cul tuur der 19e eeuw) is niet meer mogelijk. Kousseau's „retournons a la nature" is een Ideaal, een utopie. En toch hoort deze Tolstoi-Ljewin in „Anna Karenina" het verlossende woord uit de mond van een eenvoudige boer: „De 'één", zegt deze, „leeft, slechts voor zijn eigen voordeel.... en eet zijn buik vol; maar Fokanutsj is een rechtschapen oude man. Hij leeft voor zijn ziel! Hij heeft God voor ogen!" een eeuwenoude, een kin derlij k-on vertroebelde waarheid. Ljewin leerde deze niet van al zijn verstandelijk Woelen: zijn hart gaf het hem in als een Zekerheid, die gelijk een Phoenix uit de as jvan zijn wanhoop herrijst. En dit ma gistrale werk, onsterfelijk als alle kunst Idie een biecht durft te zijn en de „chaos", die natuur is, bedwingt tot „vorm", die 'schoonheid is, werd geschreven door een man, die eens de kunst zou afzweren, zon der er zich van bewust te zijn, dat hij met 'zijn werk dringender en grootser tot het 'menselijk hart sprak dan hij als sociale 'hervormer ooit had kunnen doen. Toergénew heeft Tolstoi's „Kozakken" na vele jaren herverschenen in de voor- trefelijke Fenniks-Reeks „de beste no velle, die in onze taal is verschenen" ge noemd. Dat was bescheidenheid. Hij onder schatte daarmee eigen werk. En al kwam hij, zoals zovele schrijvers van zijn tijd, voort uit „Gogolj's Mantel", d.w.z. al was de melancholie hem eigen, hij wist. deze te (sublimeren in de schoonheid van zijn taal. 'Want vóór alles in tegenstelling tot Tol stoi was en voelde hij zich aesthaet, één, die naar zijn eigen zeggen zijn taal bespeel de als een dierbaar instrument, dat hij, in den vreemde, zegende met de woorden: „Als gij er niet. waart, zou ik dan niet tot wan hoop vervallen zijn bij het zien van al wat gebeurt in ons land?" Al zwerft hij, na zijn ballingschap, door West-Europa, al verkeert hij met Flaubert en Zola, hij blijft, ondanks alle Westerse invloeden, Rusland trouw. Van verre ideali seert hij het, soms in een biina lyrisch ver langen: volk en land, ziel en natuur. Voor het eerst zijn, meen ik, deze 25 iiJagersverhalen" overeenkomstig de definitieve uitgave, met toewijding ver taald door Will Huisman in onze taal verschenen. Stuk voor stuk zijn het juwe len van taalschoonheid, van liefderijke mensenkennis en bekoorlijke natuurschil dering. Nauwelijks kan men zich indenken, dat er eens een censor aanstoot aan geno men heeft, zó verhuld blijven de sociale misstanden op de achtergrond. Wij, kinde ren van een andere eeuw. zijn minder ge troffen door de stille politieke aanklacht dan door de litteraire gaafheid en schoon heid van deze verhalen, waaraan met recht een plaats werd ingeruimd in de vermaar de „Onsterfelijken-Reeks". Onsterfelijk waarom? Tolstoi en Toergénew, ieder naar eigen trant, herinneren ons eraan, dat blij vende kunst geen verpozing is, geen luxe, maar een getuigenis een getuigenis-in- schoonheid van wat onze tijd zozeer no dig heeft: vertrouwen in het uiteind el ij k- goede en veredeling door het schone. Was het niet Toergénew die eens schreef: goede daden vervliegen niet als rook; zij houden langer stand dan de stralendste schoonheid: alles zal voorbijgaan heeft de apostel gezegd alleen de liefde zal standhouden." C. J. E. DINAUX. Aartsvijand. De beroemde Russische romanschrijver Fedor Dostojewsky is door de „Sovjet Literaire Gazet" als een verdorven aartsvijand van de revolutie en de revolu- tionnaire democraten" bestempeld. Operette. Het Moskouse tijdschrift „Cultuur en Leven" heeft een zuivering ver zocht van de Sovjet-Russische operette. Het blad beschuldigde enkele „geldschraperige" directeuren van theaters ervan" schitterende balzaal-scènes en overspelige Westerse operettes" te geven. Het blad verzocht de betrokken instanties deze ver-toningen te doen verdwijnen en.de theaters te dwingen „werkelijke sovjet scheppingen. die leven en werk van het sovjet-volk weerspiegelen" te vertonen. Het blad maakte een uitzondering voorDe dollarprinses" van Leo Fall. Categorisch. Professor Kedrof heeft in een brief in het Moskouse tijdschrift „Cul tuur en Leven" toegegeven een onjuist philo- sophisch standpunt te hebben ingenomen. Professor Kedrof, die „cosmopoliet" werd genoemd, was ervan beschuldigd het Marxis me en de gedachten van Lenin te vervor men. In zijn brief verklaarde de professor, dat „bourgeois cosmopolitisme" een „ideolo gisch wapen van het Amerikaans imperia lisme" was. Hij keurde categorisch al zijn vroegere dwalingen af en beloofde alle kracht en kennis te geven voor hulp aan de bolsje wistische partij en de Sovjet-staat. Meer exposanten, meer artikelen en betere kwaliteiten De directeur van de Koninklijke Neder landse Jaarbeurs, mr. J. Milius, heeft aan vertegenwoordigers van dè binnen- en bui tenlandse pers enige bijzonderheden mede gedeeld over de 52ste jaai'beurs, die Dins dag in Utrecht wordt geopend. Mr. Milius vroeg in de eerste plaats aan dacht. voor de hoofdpijlers, waarop het eco nomische herstel van Nederland naar zijn mening rust, namelijk de Amerikaanse hulp. Deze hulpverlening heeft voornamelijk invloed uitgeoefend in de economische sec tor van het maatschappelijke leven, het geen op de jaarbeurs te bespeuren is. Het aantal deelnemers is aanzienlijk gestegen, de expositieruimte belangrijk vergroot, het assortiment van aangeboden artikelen zeer verruimd en de kwaliteit daarvan aanmer kelijk verbeterd. De diepere achtergrond van de noodzaak van hulpverlening aan Europa moet wor den gezocht in een belangrijke structuur verandering, die zich in de loop van de 20ste eeuw heeft voorgedaan en de huidige economische verhoudingen zo gecompli ceerd heeft gemaakt., In feite hebben na tuurlijk de twee grote wereldoorlogen en in het bijzonder de laatste de bestaande verhoudingen zeer ernstig verstoord, maar deze verstoringen hebben juist daarom een zo fatale omvang kunnen verkrijgen, om dat de oorlogen werden uitgevochten in een gebied, dat reeds geruime tijd een grote mate van economische labiliteit vertoonde. Sprekende over de in- en uitvoer zeide mr. Milius dat het invoer-saldo zich in da lende lijn beweegt. Was in het eerste halfjaar nog slechts 38 pet. van de import door export gedekt, voor de achtereenvol gende kwartalen van 1948 beliep het per centage respectievelijk 46, 54, 58 en 64 pet. Het importsaldo voor de kwartalen van 1948 beliep achtereenvolgens 610 millioen gulden, 564 millioen gulden, 613 millioen gulden en 467 millioen gulden. Van nog groter belang is het feit, dat onze uitvoer naar de U.S.A. enige stijging en onze in voer uit dit land een daling vertoonde. Invloed der Marshall-hulp. Ook in de consumptieve sfeer heeft de Amerikaanse hulpverlening haar invloed doen gelden. De rantsoeneringsmaatregelen konden geleidelijk worden opgeheven, zo dat op dit ogenblik nog slechts enkele levensmiddelen onder de rantsoenerings bepalingen vallèn. Naarmate de hoeveelheid in het verkeer gebrachte goederen een toeneming ver toonde, nam de concurrentie tussen de in dividuele ondernemers toe. De consumenten worden critischer en stellen hoger eisen aan kwaliteit en afwer king. De liquiditeit van de gezinshuishou ding nam in 1948 aanzienlijk af. Hierdoor zijn de ontsparingen tot staan gekomen en de besparingen bijvoorbeeld in de vorm van levensverzekeringen stijgende. Het is nodig in het oog te houden, dat West-Europa in 1952-'53 door de Marshall hulp een levensvatbare economie moet hebben opgebouwd. Dit zal alleen mogelijk zijn, indien een vergroting van de export naar en een verlaging van de import uit de dollarzóne kan worden gerealiseerd. Boven dien zal de inter-Europese samenwerking aanzienlijk moeten worden uitgebreid. Het Nederlandse bedrijfsleven zal zich in toenemende mate moeten instellen op een overschakeling voor bepaalde importen van de dollarzóne naar de niet-dollarzöne. Met betrekking tot onze toekomstige welvaart wees mr. Milius met grote nadruk op de noodzaak van deze heroriëntering. Ten aanzien van inter-Europese sa menwerking is het wel dringend ge wenst, dat zo spoedig mogelijk het bilaterale karakter van de huidige wereldhandel wordt verlaten en de baan wordt vrijgemaakt voor een vrijere internationale handel. Want slechts in een systeem van vrijheid kunnen de maximale prestaties worden geleverd,1 die nodig zijn om het econo mische leven in West-Europa en spe ciaal in Nederland weer op gang te brengen, aldus mr. Milius. De enige mogelijkheid om in 1952-'53 in staat te kunnen zijn een stabiel evenwicht te bereiken ligt dan ook ih het voortdurend Plannen voor christelijke omroep in Wést-Duitsland Thans worden besprekingen gevoerd over de oprichting van een Christelijke radio- omroep in West-Duitsland. De initiatief nemers zien in een dergelijke omroep een tegenwicht voor de invloed van stations in Oost- en Midden-Europa. Dinsdag zal een protestantse Duitse delegatie zich naar Hil versum begeven voor een studie van het Nederlandse omroepsysteem en in het bij zonder van de organisatie der christelijke omroepverenigingen. streven naar groter vrijheid op het gebied van het maatschappelijk handelen. Indonesië. Een ernstige teleurstelling is het ook voor de Nederlandse economische situatie, dat het vraagstuk Indonesië nog steeds niet tot een bevredigende oplossing is gekomen. De positie van Europa en zeker van Nederland is voor een aanzienlijk deel beheerst door zijn betrekkingen met de overzeese bezit tingen. Europa kon er zich niet op beroe pen sterk te zijn door eigen hulpbronnen alleen, maar moest zich ook baseren óp de waarde van zijn invloedssferen overzee. Voor Nederland geldt dit wel zeer sterk en daarom is de vraag of dit land in 1952-'53 in staat zal zijn weder op eigen kracht voor zijn steeds groeiende bevolking arbeid en brood te verschaffen, en zijn oude positie in de wereld in te nemen. CHIN. IND. REST. HONGKONG HAARLEM, Smedestraat 21 - Telefoon 21375 VERLAAGDE prjjzen (Adv.) Professor Peter Scharoff heeft zijn to neelschool ih Rome voor de tijd van zes weken in de steek gelaten om het gezel-1 schap Comedia van regie te dienen bij de instudering van het reportage-achtige, maar toch zeer wezenlijk dramatische „Nachtasyl" van de in 1936 gestorven auteur Maxim Gorki. Een betere leermeester kan men zich niet denken, want Scharoff maakte deel uit van het fameuze Moskousé kunstenaars gezelschap onder leiding van Stanislavski en Nemirowilsj Dantsjenko, dat in 1902 de sensationele première verzorgde en speelde er sedertdien vrijwel alle mannenrollen in. Hij genoot het voorrecht om in langdurige samenspraken met de-schrijver, die bekend stond als een aartsverteller, de betekenis van iedere scène en iedere zin uit diens eigen mond te vernemen, waardoor hij van de naar het leven getekende personages oneindig veel meer bijzonderheden kan opdissen, dan onmiddellijk uit de tekst zijn af te lezen. Deze gelukkige omstandig heden bijeengevoegd zullen maken, dat het Nederlandse publiek binnenkort dit „Nachtasyl" voor het eerst in zijn ware gedaante kan zien, geplaatst tegen de juiste achtergrond voor zover deze door vreem delingen in Moskou benaderd kan worden. De leden van Comedia vinden het heer lijk om onder toezicht van Scharoff te werken. In een vreemdsoortig mengsel van talen, waarin een ander Duits dan wij het kennen overheerst, bespreekt hij met hen elke passage die tot een uitwisseling van gedachten aanleiding geeft. Als de gevon den oplossing hem niet bevredigt, speelt hij het betreffende stuk uit de rol voor, soms in het Russisch, maar zo duidelijk dat men precies begrijpt wat hij zegt, ook al verstaat men er geen woord van. Met een enkele handomdraai en een plotselinge stemverheffing transformeert hij zich in de verlopen baron, de smerige logement houder Kostilioff, de vechtlustige dief Pepel of de ruige kwartjesvinder Sahtin, om daarna als bij tovenslag de gedaante van de verbeten vrouw Wassilissa Kar- povna .aan te nemen. Als dan respectieve lijk Ton Lutz, John Soer, Guur Hermus, Han Bentz van den Berg en Ellen de Thouars zijn bedoelingen in woord en daad proberen om te zetten, volgt hij hun verrichtingen met gespannen aandacht, opvliegend als hij een onzuiverheid in de intonatie beluistert, goedkeurend mom pelend als het spelbeeld hem begint te behagen. Geduldig en ondanks zijn felle uitbar stingen onverstoorbaar, met nooit verflau wend enthousiasme, blijft hij repeteren, totdat men het gevoel heeft: inderdaad, zo alleen is het goed, anders kan het niet Ergens gebruikt Bentz van den Berg het woord: goronisme. Daarop moet Henk Rigters (als de aan lager wal geraakte en op nooit gekende roem terende acteur) hem verbeteren: organisme. Hij doet dat heftig, met een bitse snauw. Dan grijpt Scharoff in: „Zegt u dat liever met berus ting. U weet immers dat het vergeefse moeite is om deze dronkenlap te corrige ren". Rigters probeert het en beseft nu zelf dat zijn emotionele ontlading te vroeg kwam. Als hij enkele ogenblikken later zijn walging mag uitschreeuwen, scheuren de woorden zich los uit zijn volgekropt ge moed. Maar Scharoff dringt zijn mening niet op. „U behoeft mij niet in alles na te doen of stuk voor stuk mijn gebaren over te nemen. Als u in een andere houding meer spanning kunt opbrengen, dan moet u natuurlijk uw eigen impulsen volgen. De stuwkracht moet van binnen uit komen". En er straalt respect en aanmoediging uit zijn levendige ogen bij iedere ontdekking, die de acteurs zelf doen. Soms wendt hij zich, als men geen over eenstemming kan bereiken, tot mevrouw Aleida Schot, die naast hem zit. Dan zegt deze merkwaardige man, die geen woord Nederlands kent en die de in zijn moeder taal onbekende letter h niet kan uitspreken: „Hier moet een fout in de vertaling zitten, want Gorki zegt iets anders, dan ik uit de mond van deze speler hoor!" Eigelijk begrijpt Scharoff niets van Qnze manier van werken. Hoe kan men nu een stuk instuderen als men iedere dag moet spelen en reizen? In Rusland gebruikte men minstens drie maanden alleen om een drama te lezen en om er breedvoerig dis cussies over te houden, totdat iedereen zich volkomen in de materie had ingeleefd en zich in het uit te beelden milieu thuis voelde. Als Stanislavski bijvoorbeeld „Ju lius Caesar" ging spelen, dan nam hij zijn medewerkers mee op reis naar Rome. waar men weken bleef rondkijken. In strikte afzondering ging men daarna repeteren, een jaar lang als dat nodig mocht blijken. Pas als een volkomen weergave van de sfeer was verzekerd, kon de vertoning plaats hebben. Het onherroepelijk vast staan van de dag der première maakt hem zenuwachtig. Intussen gaan de voorbereidingen verder. Scharoff tracht de leden van Comedia be grip bij te brengen voor „het waarom" van het stuk. Hij voert hun prestaties op, door de motor van alle kunst in actie te brengen: het chart, zoals hij zelf zegt. DAVID KONING. van neus. keel of borst, snuift en wrijft U weg met Gearresteerd deserteur bleek sabotage-instructeur Naar aanleiding van de arrestatie van de deserteur Hovenkamp wordt uit Batavia nader gemeld, dat hij oorlogsvrijwilliger was en reeds medio 1947 deserteerde, waar voor hij acht maanden gevangenisstraf kreeg. Na zijn vrijlating in Mei vorig jaar deserteerde hij opnieuw. Hij werkte vóór de militaire actie op een republikeinse wapenfabriek in Bantam, doch vluchtte voor de komst van de Neder landse troepen. Drie weken geleden kwam hij te Batavia met springstoffen en ampul len gifgas. Hij had de opdracht zich te mel den bij de ondergrondse brigade Tjitarum, waarvan later ook enkele leiders werden gearresteerd. Hij instrueerde de leden van de brigade in het gebruik van springstoffen en gifgas. Uit de in beslaggenomen docu menten bleek, dat Hovenkamp in contact stond met de Partai Kommunis Indonesia en de Persatuan Buruh Indonesia. Alles door de rammelende bas Bio-vacantieoord: sprookjeskasteel voor het zwakke kind VERLATEN LIGT DE KLINKERWEG naar Bergen aan Zee en dat is eigen lijk een wonder. De duinen aan weerszijden zijn zo vol van een voorzichtig voorjaar en zij vormen zulk een ideaal décor voor het nieuwe begin van liet grote spel der na tuur, dat er publiek verwacht wordt om dit te zien of alleen maar een enkele on derdaan, om te knielen voor de troon van de Lente. Er is echter slechts stuifzand in blanke repen tussen de dennen en een bordje met „Bio-vacantie-oord" naast het onmisbare „verboden toegang" volgens het wetboek van strafrecht en de patrijs, die op de wie ken gaat achter een lielmformatie van daan, doet dat misschien vanwege de plot selinge kinderstemmen - de enige in dit paratlijs. Het is vermoedelijk maar beter zo. Een nieuw seizoen geeft straks beroering ge noeg op de golvende weg. De stilte is be minnelijker - zelfs wanneer zij door plat- Rotterdams verbroken wordt en een onbe kende vuigaard er op gewezen wordt, dat hij „op mé tene trapt" - dan de grote ver warring der dagjesmensen. Het toppunt van „fijnigheid" Deze rust is de grote weldoenster in het Bergense Bio-vacantie-oord. Even stg^ig als het gebouw, waar negentig van de aller armstepeuters zes weken worden opge poetst en blozend-gevoed op kosten van de Nederlandse Bioscoopbond, is het wijde duinlandschap, waar het massief bovenuit steekt. De rust èn de goede voeding, die van negentig bloedeloze grote-s#dskinde- ren in korte tijd gezonde spruiten maken, ligt als een welwillend gordijn om het grote gebouw, dat daar al sinds 1934 voor het misdeelde kind van elke richting het toppunt van „fijnigheid" heeft betekend. De Duitsers hebben er in de oorlog niet veel van overgelaten (al werd het gebouw zelf nog met een monsterlijke uitkijktoren uitgebreid) maar in 1947 vatte de Bio scoopbond toch weer de draad op in een schoongemaakt en hersteld huis. Dat de kwartjes en dubbeltjes die in de collecte bussen van de Nederlandse bioscopen te recht komen, goed besteed worden, is de kinderen en het huis aan te zien: zij ste ken elkaar in gezondheid naar de kroon. Plantersmillioenen Met die enorme villa „Russenduin" is het intussen een wat vreemd geval. Tijdens de dertiger jaren heeft een Indische planter er een paar millioenefi aan besteed zodat er een imposant bouwsel, van alle denkbare gemakken voorziën, verrees en later, toen de planterij wat minder goed ging, heeft de Bioscoopbond het huis kunnen aankopen. Waarmee dus het comfort tegelijk met de vaak wel wat overdreven uitbundigheid van „Russenduin" voor de bleekneusjes, die de bond er ging verwennen, beschikbaar kwam. Een voordeel was natuurlijk de uit stekende outillage, maar de beperkte slaap- ruimte liet slechts ruim negentig bedjes toe, die dan ook sinds de oprichting winter en zomer beslapen worden door kleine Asse naren, Rotterdammers of Haarlemmertj es. Het Centraal Genootschap voor Kinder herstellingsoorden en Gezondheidstehuizen is door de Bioscoopbond met de dagelijkse exploitatie van „Russenduin" belast, want de filmheren hadden daar eerlijk gezegd minder kaas van gegeten. School- en huis artsen of het onder-wijzend personeel selec teren de kinderen, die voor uitzending naar Bergen in aanmerking komen en na die zes weken-kuur kSn de directrice meestal een zeer bevredigend rapport opstellen over Henk uit Gharlois, die veel steviger en Jantien uit Meppel. die heel wat levendiger is geworden. „Ernstige" bleekneusjes komen wel eens terug, maar een enkele periode heeft meestal voldoende uitwerking, ook voor de toekomst van het kind. De directrice komt uiteraard met de milieus, die de Bio-kinderen leveren, in aanraking en zij weet enerzijds, dat haar klantjes vaak onder de druk van een hevige demoralisatie thuis, waar vader en moeder elkaar bij wijze van tijdverdrijf de huid volschelden, lot zelfingekeerde pukken vergroeien, die echter in'de wat feestelijke sfeer van het Bergense droomkasteel „uitgepeld" kunnen worden en dan normale, maar verwaarloosde kinderen blijken te zijn ondanks de veelzeggende waarschu wing, die hun komst vergezelde Het Bio-huis is en blijft vacantie-oord, maar soms is het ook een heel klein beetje sanatorium. Zo kwam er onder meer een meisje, dat aan een ernstige spierziekte leed en door een speciale kuur van de spéciale gymnastiekonderwijzer er weer bovenop kwam. Wat de middelen betreft, die de leiders van het vacantie-oord ten dienste staan, kan „Russenduin" gevoeglijk ideaal genoemd worden: in de vroegere stallen van de oorspronkelijke eigenaar is een overdekt zwembad gebouwd met een kleine turnzaal, waar veel aandacht aan heil gymnastiek en massage besteed wordt en „meester" H. Pesie, die daar de scepter zwaait, weet uitstekend raad met stijve botten en slappe kereltjes, die hun handen met gestrekte knieën niet aan de grond kunnen krijgen. Na een half uur poedelen Daar staat dan elke dag een klein deel van de hope des vaderlands aangetreden: kleine rakkers rend het groene water van het bassin. Na een half uurtje poedelen, waar de licQiaamsonhvikkeling spelender wijs mee wordt vei'weven, wriemelt het jonge goed door de gymnastiekzaal en de kleine leraar maakt grapjes en spieren los. 's Middags is het veelal wandelen onder vertrouwde leiding door het eindeloze duin terrein en als om acht uur de taptoe wordt geblazen, liggen negentig kinderen uit de goorste armoe-wijken van onze grote ste den onder de Amerikaanse dekens, ïn diepe rust en met een veilig gevoel, want de dienstzuster waakt vlakbij. Amerikaans zijn die dekens, want toen na de oorlog een leeggebroken vacantiehuis op nieuw leven wachtte, hebben de zonen van Uncle Sam voor een groot deel der nieuwe aankleding gezorgd: de rood-met- grijze tafeltjes op de speelzalen, de cretonne gordijnen in de slaapkamers en nog veel meer onmisbare stoffering van „Russen duin" kwam via de Bioscoopbond binnen stromen. Wanneer u Wanneer voor dit juweel van kinderzorg, dat alleen al aan verpleeggeld een slordige ton per jaar kost. de bus onder uw neus rammelt, bioscoopbezoeker-in-uw-fauteuil, denk dan eens aan de duizenden kinderen, die in Bergen verzorgd zijn en nog ver zorgd moeten worden. Zij hebben dat sim pele kwartje en die papieren gulden van u hard nodig. Het jaar heeft 52 weken, dus er kunnen, ook door uw gave, jaarlijks on geveer achthonderd pipse dreumesen tussen de zes en dertien jaar van nieuwe krachten voorzien worden. Over Muziek André Caplet Zo ooit het leven van een musicus werd gestuwd door bewondering en geadeld door zelfverloochening dan was 't het leven van de Paryse dirigent en componist André Caplet, die in 1925 overleed. De oorlog van 1914-18 (hij had als vrijwilliger diénst ge nomen) had zijn gezondheid geschokt, maar zijn geest leefde sindsdien meer dan ooit in een heldere wijsheid en zijn aandoe ningen als componist waren verfijnd en verdiept. Nooit heeft hij voor zichzelf ge streden. maar, steeds verwarmd door ver ering, heeft hij enthousiast' gewerkt voor het klinkend bestaan van wat hij als su perieur in het leven erkende. Tijdens zijn studiejaren werkte hij prac- tiseh als repetitor bij de „Concerts-Colon- ne" te Parijs en toen hij 21 jaar was werd hij dirigent aan het ..Theatre de l'Odéon te Parijs. In 1901 behaalde Caplet de Prix de Rome en nadien heeft hij behalve te Parijs in Engeland en in Amerika als dirigent artistieke roem verworven. In Boston schreef hij belangrijke opstellen over de kunst van het dirigeren. Na zijn terugkeer in Parijs leidde hij enige jaren zowel liet orkest der Opéra als het Orchestre Lamou- reux, maar zijn ondermijnde gezondheid dwong hem dit te eindigen: hij was toen 42 jaar. Ik herinner mij dat hij nog een maal optrad in het Theatre du Vieux Co- lombier om de eerste uitvoering te dirigeren van zijn „Miroir de Jésus"; het was, naar ik meen, in 1922. Mad. Croisa zong toen de belangrijke solopartij. Het was een zeer indrukwekkend concert, dat voor mij bijzondere betekenis had omdat ik toen sinds enige tijd gereed was met de compo sitie van mijn Miroir de Peine (een ge deelte van dezelfde tekst van Henri Ghéon) en dus op dat concert een andere muziek hoorde op de liefelijke verzen, die mij had den geboeid. Het heeft mij toen getroffen dat Caplet, die" algemeen beschouwd werd als iemand, die geheel onder invloed van Debussy stond, een muziek schreef die uit een geheel andere gevoelswereld dan Debussy's geestelijk rijk was voortgekomen. Ik wist wel dat hij kort te voren een drie stemmige Mis voor kinderstemmen, zonder begeleiding, had geschreven, opgedragen aan „les petits chanteurs de St. Eustache- la Forêt", maar het bleek mij dat de „Mi roir de Jésus" geen voortzetting was van deze zeer fraaie a capellastijl. De kleine mis is een ontroerende poging tot leven in de objectieve reinheid der liturgie en als zodanig prachtig gedacht in het wezen der jongensstemmen. Het was een edele speling der natuur dat deze streng-bedoelde, echt Frans-klassieke zetting overal een persoon lijke aandoening verried; een eenheid van werkelijk componeren en manifestatie van objectiviteit is niet denkbaar. De „Miroir de Jésus" is lyrisch in alle opzichten, de compositie is een vrije uiting van de edel ste gevoelens, evenzeer in de orkeststem- men als in het koor en de charmante solo partij. Te vrij zelfs moet ik deze muziek noemen, want de discipline, die elk kunst werk ten opzichte der verhouding van in houd en vorm moet adelen, ontbreekt aan deze compositie. Als liefde en bewondering de enige voorwaarden konden zijn voor de schepping van een kunstwerk, zou Caplet's „Miroir de Jésus" een onaantastbaar mees terwerk zijn. Maar de vormen dezer ont roerende muziek zijn niet goed in de pro porties. Deze liederen hebben dezelfde im proviserende vrijheid van toonzetting als Caplet's andere liederen en hoezeer ook het nobele sentiment ontwapenend schijnt, de noodzakelijke beperking in de constructie ontbreekt. Als het leven dezer muziek toch duurzaam zal blijken te wezen, zal deze kunst dit danken aan haar karakter. Dit karakter is mij lief en ik geef er talloze liederen, die onberispelijk gecomponeerd zijn, voor cadeau. Caplet, de dirigent, heeft als een soldaat gestreden voor de muziek van Debussy en zijn voornaamste tijdgenoten. De Engelsen hebben aan hem de kennismaking met „Pelléas et Mélisande" en „Le Martyre de Saint Sébastïen" te danken. Het coloriet van Debussy's muziek bracht hem er toe. sommige zijner klavierwerken voor orkest te zetten, o.a. de Children's Corner en La boite a joujoux. In al zijn eigen werken leeft klinkend de geest van het Franse dichterschap, dat even natuurlijk kan ver wijlen in de muzikale wereld der middel eeuwen als in het sentiment en de fantasie van het impressionisme. Caplet maakte zich geen zorgen of het beeld zijner persoonlijk heid tot zijn recht kwam; hij leefde altijd in een kinderlijk enthousiasme voor de* schoonheid die hij ontmoette en het was of zijn werkelijk grote inspiratie door dank baarheid werd geleid. Deze schijnbare'zor geloosheid had slechts één schaduwzijde: het gemis aan tucht over de compositie. Dit is ernstig genoeg, maar ae natuur heeft toch gewild dat ondanks alles het wezen van de componist heeft gesproken en herkenbaar is. Caplet heeft te veel karakter om een conventionele navolger te heten. Hij miste de genialiteit van Gabriel Fauré, in wiens liederen en kamermuziek de verhouding van inhoud en vorm volmaakt is, maar hij is van geen der Franse meesters de mindere in het vermogen van vinding van bijzon dere samenklanken. Hij is superieur in de kunst van het orkestreren. Hij is in zijn artistieke hoogheid ver verwijderd van de koele en frivole muziek van de Groupe des Six, maar hij heeft een natuurlijke zin voor humor, die geen grappen nodig 'heeft om levenspleizier te wekken. Hij was een vroom en levenslustig artist, die om zijn liefde voor de schoonheid en zijn voorbeel dige dienstbaarheid moet geprezen worden. HENDRIK ANDRIESSEN. In de gangen van het Bio-vacantie-oord zijn de groene wasbakjes in lange rijen opgesteld en eigenlijk mag je je maar met twee „man" tegcl{jk wassen aan één bak. Maar als Kees nou een venijnig straaltje in je ogen spuit en Jan komt je te hulp... Och, als er eens flink gestoeid wordt, zal de diréctrice daar ook niet meteen wat pan zeggen. De zoveelste lente 't Is nu de tijd om rustig te berusten, Er is geen duif meer en geen regenboog, En de geliefden die zich zalig kusten Zijn ook alweer een droombeeld dat bedroog Nooit weegt het hart zo zwaar als in de lente, Wanneer het licht weer over de aarde vloeit En wij, gevangen in onze cementen Woningen, wachten of nog eenmaal bloeit De tere struik geplant in onze jeugd Alles, maar dan ook alles is verleden! De felste pijn, de hartelijkste vreugd, Er blijft alleen de dorheid van het heden. Toch is de lucht nog altijd even teder In 't voorjaar als voorheen. De trouwe zon Spreidt over 't gras de schaduw van de ceder Zo blauw alsof de schepping herbegon. Niets is veranderd, alles is voorbij; Wij worden oud en kunnen niet vergeten De kleuren, eertijds, van de jonge Mei Het hart weegt zwaardat nog niet is versleten. JAN..VAN N1JLEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1949 | | pagina 5