c
3
UOOFDM*
L
„Het is zo typisch Frans.
f,hefarme 4
itteraire
jen
AKKERTJES
Een misvatting geprolongeerd
De 9 Muzen
Een oude traditie
in ere hersteld
Uit de schatten van het Frans Flalsmuseum
csasasssiw °™h°°g TvT 2=5 Paasmorge°'
ZATERDAG 16 APRIL 1949
JAN VAN NIJLEN: „Verzamelde Gedichten".
(A. A. M. Stols, 's-Gravenhage).
TOEN VAN NIJLEN in 1924 een keur f bezonnen wijsheid worstelende inhoud van
samenstelde uit het werk van een vier- j Van Nijlen's gedichten, maar ook aan de
tal jongeren Leroux, Minne, Herreman j bezwerend-betoverende versvorm. Geen
en Roelants schreef hij in zijn inleiding dichtregel draagt het spoor van zijn hache-
enkele zinnen neer, die niet minder op hem lijke herkomst. Woord na woord staat er
jn een klassieke gedragenheid, alsof het
als een plant lijdzaam de tijd had gehad
om te groeien en open te bloeien. Hoofd
en bijzinnen verstrengelen zich als in dc
onbewuste groei van boomtakken. Deze
vergelijking is geen beeldspraak, want na
tuurlijkheid in de oorspronkelijkste bete
kenis van het woord is het wezen van Van
Nijlen's dichten. Achter elke regel brandt
het van vuur, van kinderlijk vuur, maar
met de eenvoud der ongekunsteldheid be
zweert hij de vlammen tot getemperde
weerglans, die transparanter, ijler en in
niger wordt met de berusting der jaren,
Oosterse bespiegeling, die Du Perron
voorvoelde.
In de „Slaapwandelaar" titelgedicht
van de in 1948 uitgegeven bundel leeft
de dichter weer naar de wet der fantasie,
waarin zijn jeugd, de vergankelïjk-onver-
gankelijke, hem heeft ingewijd. In het bos
van zijn kinderjaren vindt hij de kruiden,
bloemen, varens weer en als een oude
zelf van toepassing waren dan op deze
dichters van het tijdschrift „Het Fontein
tje". „Er is", zegt hij, „een liefde voor het
leven die zich uitspreekt in de moed waar
mee men het aanvaardt". Liefde uit moed:
dat wil zeggen liefde na twijfel, een „des
ondanks", een veroverde liefde. Dichtkunst
die daaruit voortkomt praalt niet. Ze is
ingetogen als haar herkomst: de berusting
in het weten, dat hemel en aarde, onver
gankelijkheid en tijdelijkheid, twéé zijn
en dat het alleen de verbeelding, de
„droom" is, die beide bevrijdend kan
verenen. Het kind beleeft het wonder
van de schepping argeloos in heel zijn
heerlijkheid. Werkelijkheid en droom zijn
voor hem één. Het leeft het leven onbe
wust en is daarmee een kleine Adam in
een groot paradijs. Maar in het proces der
bewustwording opent zich een kloof tussen
ervaring en verlangen. De exodus is be
gonnen: er zijn kansen gemist die onach
terhaalbaar zijn, want de tijd is niet om
keerbaar. En met dat weten wordt het
heimwee geboren naar het „verloren
kinderland", waartoe alleen nog de herin
nering toegang heeft in het spel der ver
beelding.
Uit heimwee naar deze verloren een
heid, uit een worstelen om de herwinning
daarvan, uit het onstilbaar verlangen om,
kind als men bleef, weer kind te zijnis
Van Nijlen's dichterschap geboren. Terug
keer naar het vaderhuis, naar de onschuld,
de ongedeerde zuiverheid, de lenten der
jeugd, naar het onverdeeld natuur-zijn mét
de natuur, zijn motieven die in steeds so
berder, klaarder variaties terugkeren in
het werk van een vijf en zestigjarig dich
terleven, dat zo diep wortelde in de aarde,
ons aller bron, en zo hoog opstreefde naai
de hemel. „Ik ben", dicht hij als veertiger,
„de boom die bloeit in lichte streken en
in den duistren bodem voedsel vindt". Deze
spanning tussen aardse gebondenheid en
het onbegrensde der „lichte streken", tus
sen natuur en geest, drift en rust, werke
lijkheid en verlangen, stuwt de polsslag
van zijn gedicht, dat steeds een zelfgesprek
is, een „gedroomde reis" waarop hij tijde
lijke vervulling vindt.
Marsman heeft Van Nijlen voor een ge
knot en gekneusd mens gehouden. Hij ver
giste zich, bij uitzondering. Wie zo gaa
het kind-zijn in zich bewaart is niet ge
kneusd, hoewel gedeerd. Hij mag in tijden
van neerslachtigheid zich verweerd hebben
met ironie en zelfs met cynisme, steeds
weer is het de herinnering aan de prille
kinderdroom, „het lieflijk wonderlicht van
't aardse paradijs", dat hem behoedt voor
vertwijfeling. En met de jaren rijpt alle
zelfstrijd, alle angst en onrust, alle zwer
ven hem tot een berustend man. Hij is niet
de verslagene: in een milde wijsheid ach
terhaalt hij, wat Vestdijk eens met zijn
benijdenswaardige scherpzinnigheid het
„eeuwig telaat" noemde. Van Nijlen kwam
„op tijd", omdat hij de Tijd en daarmee
de Dood overwon en het schrijnend na-
elkander van het levensproces, waarin men
zich steeds bewust is van het onherroepe
lijk verlies, verdichtte tot het besef van
de eenheid aller dingen. Hij aanvaardde
de grenzen van het leven, de vluchtigheid
van het ogenblik; hij werd het „Oude
Kind" (aldus is ook de in 1938 verschenen
dichtbundel getiteld) dat zich bij het ver
lies van dierbare dingen neerlegt en uit
de herinnering daaraan zijn vrede put.
Positiever nog wordt deze levens- en doods
aanvaarding in de cyclus „De Dauwtrap
per": „Er blinkt voor mij", kan hij dan
dichten,
„Er blinkt voor mij in 't schijnbaar doode
duister
Een dieper licht dan ooit ik heb verwacht,
En klank en kleur die met onverzadigd
lieten
En, een voor een, de uren van zaligheid,
Zijn, licht en teer, niets meer dan requi-
sieten:
De laatste droom is de een'ge werkelijk
heid."
Dat is een inkeer tot zijn kern. Geen
van allen, die over hem geschreven heb
ben, benaderen deze kern dichter in één
enkele volzin dan Du Perron. „Van alle
dichters die ik ken", tekent hij in 1928
in de tijd dus, dat het heimwee „naar het
Zuiden" voor Van Nijlen onvervulbaar
was in zijn dagboek aan, „zie ik Van
Nijlen alleen in staat om Indiese verzen te
schrijven". Du Perron had in de schijnbare
monotonie, waarin deze gedichten vloeien
als een eindeloos kabbelend water, altijd
eender en altijd anders, de harmonie ge
hoord, die er de onderstroom van is. En
daarmee raakte hij niet alleen aan de om
migraine, schele hoofdpijn
Gij behoeft niet steeds aan hoofdpijn te lijden 1
EénoftweeAKKERTJESénwègisdepijn^,
AKKERTJES zijn ware pijnverdrijvers. f
helpen direct.'
magicr ziet hij dit alles aan, „met een ge
voel van rust en evenwicht en weet mij
sterk....". En een bijna 65-jarig dichter,
die eens Du Perron in de sfeer bracht van
Omar Khayyam, dicht:
.Ik heb de schoone reis
Waarvan ik droomde, werkelijk afgelegd:
Als ik ontmaak, ben ik voor altijd wijs".
Een volmaakt dichterschap en dit
hoe paradoxaal het ook mag klinken
te volmaakter, te zuiver-menselijker, om
dat hij ongewild met de onvolkomenheid
van een aantal regels zijn vers behoed
heeft voor de steriliteit van het volmaakte.
Van Nijlen is een gezel voor immer kan
men een betere wensen? voor wie eens
het geluk heeft gehad, hem geestelijk even
onbevangen te ontmoeten als hij dichtte.
C. J. E. DINAUX.
Werk van dr. Hoogeveen
in den Haag geëxposeerd
Dr. D. M. Hoogeveen. die in de Kunst
zaal Bennewitz aan het Noordeinde in den
Haag een collectie schilderijen exposeert,
is leerling van Van der Valk. Hoewel zijn
werk uiterlijk in 't geheel niet op dat van
Van der Valk lijkt, vertoont het toch een
paar kenmerkende eigenschappen van
diens atelier, n.l. een grote liefde voor het
handwerk en een steeds zichzelf trouw-
blijven. De hier geëxposeerde werken zijn
voornamelijk stillevens en landschappen
het merkwaardige van deze stillevens
dat zij de zo verschillende eigenschap
pen van een uitgesproken gevoel voor het
tekenachtige détail en een sterke kleur in
zich verenigen. Als voorbeelden zou ik
willen noemen de „Blauwe Gemberpot"
met het tonig blauwe wit en de brillate
glimlichten, het stilleven met de groene
inmaakfles en het sojakruikje en de „Kom
met uitjes en champignons". De mooiste
twee stillevens van deze tentoonstelling
zijn voor mij echter dat met de zwarte pan
waar de geschilde aardappelen (onder
water staande), een bonte handdoek, een
oude krant, een keukenmesje en wat
aardappelen en uien harmonisch samen
gebracht zijn, en dan het-ronduit meester
lijke schilderijtje met de roodaarden koel-
kan. Hier zijn in een fijn gamma en met
een uiterst delicate techniek een zilveren
doosje, een paar sierlepeltjes, een ge
bloemd porceleinen bakje, een schelp en
een jade beeldje, met de koelkruik op een
ondergrond van oude kant en bleek ge
kleurd damast gezet.
Dat men in alle eenvoud en zonder bui
tenissigheden iets zeer eigens kan geven
bewijzen de landschappen van Hoogeveen,
die noch aan de Haagse school, noch aan
enige andere geijkte richting in Nederland
doen denken. Door hun stille eenzelvig-
Vier beroemde genees
middelen in 1 tablei.
Bij griep, verkoudheid, tegen alle
pijnen enz., is CHEFARIHE „4 een
bijzonder krachtig maar tocb welda
dig middel, want bet bevat vier werk
zame bestanddelen, stuk voor stuk in
de gehele wereld al beroemd. Eén be-
standdeel - Chelarox zorgt dal, al is
de werking zeer krachtig, zelfs een
gevoelige maag niet van streek raakt.
TEGEN PIJNEffEN GRIEP - 20 TABLETTEN 10.75
(Adv.)
Over Muziek
Het optreden
Het is uiteraard moeilijk de eig .aschap-
pen van een uitvoerend musicus te classifi
ceren. Ieder mens is een samenstel van
wezens en dit samenstel is een weefsel,
waarvan men de delen niet kan begrijpen
zonder het verband met het geheel. Een
duidelijk heersend artistiek talent schijnt
dit gehele weefsel te doordringen en wie 't
onderneemt, de eigenschappen van een
artist te analyseren raakt in 't gevaar meer
te verwan-en dan te ontknopen. Als ik
nu tracht iets over de uitvoerende musicus
te zeggen dan wil ik niet spreken over wat
men lelijk de „doorsnee-solist" noemt, ook
niet over een bepaalde persoonlijkheid,
over geen enkel mens; het zou een on
vruchtbare methode zijn. Maar ik kan
uitgaande van de bestemming van de uit
voerder overwegen welke eisen het
muziekleven stelt aan de optredende kun
stenaar; en dan-bedoel ik niet aan te geven
wat de muziekwereld conventioneel als
normen stelt, maar alleen te noteren wat
naar mijn mening de eigenschappen moeten
zijn van een musicus die zich gespeciali
seerd Jieeft als vertolker der muziek.
Aldus het menselijk organisme in waar
de en rust latende, durf ik te classifice
ren. De uitvoerende artist moet le een
geboren musicus zijn; 2e een volwaardig
gespecialiseerd vakman zijn en 3e de kunst
van het optreden verstaan. Van deze drie
voorwaarden stelt de tweede in 't bijzonder
heid herinneren ze nog het meest aan
enkele vroeg 19e eeuwse Denen. In de
volgorde zoals ze mij opvielen, noem ik
het kleine „Wolken" met mooi afgestemd
blauw om de warmverlichte wolken bo
ven een polder, het warme namiddaglicht
over de weiden met paarden in „It Heite-
lan", de romantische „Impressie" en het
heel tere „Avondnevel" met het fijne rose
in de lucht.
Een mooie tentoonstelling van
kundige Haarlemmer.
L. H. H. SCHUTTE positieve eisen aan verstand en wilskracht;
„Typisch Frans, hè!" fluisterde onze
buurdame tijdens de première van de film
„Une si jolie petite plage" („Zo'n aardig
badplaatsje") tegen haar metgezel, die be
amend knikte.
Die dame vertolkte met haar opmerking
de gangbare mening, dat in Franse films
de heldinnen en helden met gelaten, waar
van de tragiek met volle soeplepels valt
te scheppen in troosteloze landschappen
dienen rond te dolen tot zij per vuurwapen
of anderszins een eind aan hun benard
bestaan en aan de rolprent maken.
Het valt niet te ontkennen, dat een be-
langriik
tl weel hei nog uit Uw kinder»
jaren: hel hoogtepunt van het
boodschappen doen, was het
snoepje over de toonbank, bij
de kruidenier. De Gruyter her
stelt die oude traditie in ere:
voortaan is er voor de kinderen
De GruyterSnoepje van
de iceek. Maar 't is meer dan
een enkel snoepje: hel is een
takje van 100 gram heerlijke
versnaperingen, met bovendien
een aardige verrassing.' Voor de
kinderen van onze klanten voor
slechts 10 cent bij aankoop van
f 2.50 aan De Gruyter's artikelen.
Franse productie al sedert
vele jaren, maar vooral na
de oorlog, aan de sombere
zijde van het leven is ge
wijd. De Fransen zelf zijn
evenwel de eersten om te
gen het kenmerk, dat hun landaard op deze
wijze wordt toegedicht, te protesteren. „De
lichte bekoorlijkheid, het gedegen optimis
me alle beproevingen ten spijt, de zin voor
de fraaie vorm, de schoonheid, de harmo
nie een wezenlijk deel van de Franse
geest! wat blijft er in onze filmkunst
van over?" vroeg de regisseur van „Le
diable au corps", Claude Autant-Lara, zich
onlangs in een door een Frans weekblad
gehouden enquête over dit onderwerp, af.
„En, zo voegde hij er categorisch aan toe,
dat is de schuld van de producenten, die
willen, dat wij „zwarte" films maken, om
dat de kostprijs daarvan lager is dan van
een Comédie".
Nu moet men ons niet misverstaan: wij
bedoelen geenszins te betogen, dat de kun
stenaar want het probleem is niet tot
het domein van de film beperkt moet
doen alsof die negatieve kant in onze sa
menleving niet bestaat, alsof, tegen iedere
wetenschappelijke constatering in, de men
selijke ziel geen duistere afgronden zou
kennen. Integendeel, de wereld dankt haar
grootste schatten in litteratuur, beeldende
kunst en muziek, juist aan die worsteling
tussen licht en donker, die de besten onder
de mensen zo dikwijls moesten dooi-makcn.
Maar er was dan ook sprake van een ge
vecht en van een wil tot het opdoen van
ervaring en van inzicht in de verwachting
dat deze verworvenheden zouden bijdragen
tot meer geluk voor de mensheid.
Bij de meeste producten uit de Franse
studio's ontbreekt deze basis, deze inner
lijke noodzaak, geheel en al. Daar zwemt
men met zichtbaar welbehagen virtuoze
rondjes in een poel van pathologische na
righeid. Daar wordt vergeten, dat de kleur
van onze dagen niet alleen maar „zwart"
of „grauw" of „rose" is, doch samengesteld
wordt uit een rijk en steeds wisselend
gamma.
Men verkiest de droesem om de droesem.
Dit verwijt is ten volle toepasselijk op het
met zoveel tam-tam aangekondigde „Aar
dige badplaatsje". Het regent er altijd. Er
is een abominabel logement met een eige
nares, die in de omgeving van haar bedrijf
een sanatorium boven een circuit verkiest,
omdat het eerste een constantere bron van
inkomsten vormt. In dat hotel komt een
jongeman, die zijn maitresse, een bekende
chansonnière, heeft vermoord. Er is er
maar één, die zijn geheim raadt, doch die
is ongevaarlijk: een oude man-met een ver
lamde tong. De moordenaar komt er op zijn
herinneringen teren en hij treft er een op
vallende gelijkenis met de tijd toen hij er
de zangeres ontmoette: een vondeling, zo
als hij, is er de minnaar van een vrouw,
die zijn grootmoeder had kunnen zijn. De
componist van het eerste succes van de
vedette de gramofoonplaat van dat lied
je draait iedere avond steevast een paar
keer in de gelagkamer tot de jongeman
hem kapot smijt komt uit de lucht val
len zijn verschijning wordt op geen en
kele wijze gemotiveerd en dwingt de
dader tot een bekentenis, waarna deze be-
sluit zich van kant te maken. Ook al heeft
het dienstertje Martha, die uit ambitie als
biechtmoeder van Jan-en-alleman fungeert,
hem een uitweg gewezen.
Jaques Sigurd, voor wiens rekening het
draaiboek komt. is er met zijn vaak gewild-
eenvouóige dialogen niet in geslaagd ons
van de authenticiteit van zijn figuren te
overtuigen, met uitzondering van de goed
getroffen parallel tussen de twee vondelin-
die de gelegenheid tot bekroning van Renê
Clairs kostelijke „Zwijgen is goud" lieten
voorbij gaan. wel aanleiding vonden het
praedicaat „Film van de maand" aan dit
eerste resultaat van Frans-Nederlandse
productie-samenwerking toe te kennen.
Voor zover wij het lauwe applaus als graad
meter mogen beschouwen, werd deze lof
ook door de Donderdagavond in „Alharn-
bra" aanwezigen slechts in beperkte mate
gedeeld. J- B-
Een scène uit „Zo'n aardig badplaatsje":
Sfe er-zonder-me er.
Sovjet-professor. Professor Feodor
Goloventsjenko heeft voor radio-Moskou
verklaard, dat in geestelijk opzicht de Sovjet
mens „hoog boven Shakespeare's helden ver
heven was". Prof. Goloventsjenko diende
hiermee Sovjet-critici van antwoord, die be
weerd hadden, dat Hamiets besluiteloosheid
een algemeen menselijke eigenschap was.
De critici, die de Sovjetmensen opwekken
het niveau van Shakespeare's helden te be
reiken. schreven, aldus de professor, een
buitenlandse gedragslijn voor.
Sonncveld naar Scheveningcn. Deze
zomer zullen de cabaretvoorstellingen
Scheveningen niet worden gegeven door Cor
Ruys en de zijnen maar door Wim Sonneveld
en diens ensemble.
Wcense Staatsopera. Ter gelegenheid
van het Holland-festival in Scheveningen en
Amsterdam komt de Weense Staatsopera deze
zomer met de volgende werken naar ons
land: Mozarts „Ontvoering uit het Serail",
„Don Juan" en „Bruiloft van Figaro"
Richard Strauss „Rozencavelier".
Wereldpremière. Van de Engelse com
ponist Benjamin Britten zal op het Holland
festival te Scheveningen de „Lentesympho-
nie" worden uitgevoerd. Het betreft hier een
wereldpremière.
Kccocoooocooaocooc
Wij herinneren aan de rondleidingen
i die elke Woensdagmiddag (om 2, 2.30
3 uur) in het Frans Halsmuseum
gehouden worden. De deelnemers be-
talen slechts de gewone toegangsprijs
van f 0.25.
BINNENKORT
VDOr slechts 8.90
BOEKHANDEL H. DE VRIES
Jacobijneslraat 3
648
(Adv.)
gen.
Meester-serie der H.O.V.
Op Dinsdag 19 April zal de Haarlemse
Orkest Vereniging, onder leiding van Kees
Hartvelt. het eerste concert van de Meester
S<Om technische redenen zal echter een om
wisseling van de eerste twee concerten
plaats vinden, zodat dus het concert op 19
April gewijd zal zijn aan werken van Ludwig
van Beethoven.
Behalve het 3e Pianoconcert, dat door
Willem Andriessen ten gehore zal worden
gebracht, vermeldt het programma verder
nog de Ouverture .Fidelio" en de Derde
Symphonie „Eroïca".
Op Dinsdag 26 April zal dan een Mozart-
concert worden gegeven met Theo van der
Pas als solist.
Maar de sfeer dan?" zal men tegenwer
pen. „De fotografie? De montage? Het
rhythme? -Het spel van Gérard Philippe en
Madeleine Robinson?"
Inderdaad: Regisseur Yves Allegret heeft
voortreffelijke dingen gedaan. Hij 'heeft
getoond, dat hij de mogelijkheden van de ca
mera door en door kent. Hij is een techni
cus, die met „wolken, weer en winden' een
gevoelsdécor van licht en geluid weet op te
bouwen. Maar dat dood materiaal blijft
als de personen, die erin optreden, niet of
slechts vaag verbonden blijken te zijn met
de werkelijkheid.
En van hoeveel vaardigheid Yves Allegret
ook blijk geeft, een baanbreker is hij niet.
Zijn beelden hebben we allemaal al eens
eerder gezien bij Marcel Carné. Des te meer
hebben we ons verwonderd, dat dezelfde
bestuursleden van de stichting „De Neder
landse Filmclub", die een jaar geleden de
Uit de schatkamers
der middeleeuwen
Tentoonstelling van West-
Duitse kerkelijke kunst
De directie van het Rijksmuseum te Am
sterdam organiseert dit jaar wederom een
grote zomertentoonstelling. Als onderwerp
uit Noord-West Duitsland, die onder de titel
„Uit de schatkamers der middeleeuwen" van
8 Juli tot einde October zal worden ge
ëxposeerd.
Nog nimmer is een zo belangrijke collectie
kerkelijke kunst uit het Rijnland. Westfalen.
Nedersaksen cn Sleeswijk-Holstein bijeen ge
bracht. zodat de expositie in belangrijkheid'
zeker niet onder zal doen voor dc tentoon
stellingen der Weense kunstschatten of die
van werken uit de Pinacotheek van
München.
De expositie is tot stand gekomen in nau-
«e samenwerking met de directie van het
„Palais des beaux arts" te Brussel, waar de
werken deze week reeds zullen worden ge
ëxposeerd.
Bij het bijeengaren der kunstschatten is
zeer gewaardeerde medewerking ondervon
den van de Britse militaire autoriteiten (de
kunstwerken komen uitsluitend uit de Britse
zóne) en van de kerkelijke overheid.
Ondanks het feit. dat een groot deel van de
kerken en kloosters in Noord-West Duits
land in de oorlog werd vernield, is het aan
tal kuntschatten dat verloren ging zeer
gering. Met grote zorg zijn deze namelijk
reeds aan het begin van de oorlog in de zout
mijnen in veiligheid gebracht.
De keuze strekt zich uit over de periode
van de vroege middeleeuwen tot ongeveer
1500. Er is niet naar gestreefd een kunst
historisch overzicht van dit tijdvak te geven,
doch men heeft zich bepaald tot het bijeen
brengen van de mooiste objecten uit dat
„Scimus Christum' surrexisse a mortuis
vere"Zeker weten wij dat Christus
is verrezen!" Wellicht zijn geen vertolkin
gen van Christus' Opstanding zózeer ver
vuld van deze geest als die, welke ontston
den in de periode, welke voorafging aan
de meer universeel ingestelde wereld- en
levensbeschouwing, die de vrucht was van
de grote geestelijke en artistieke doorbraak
der Renaissance. Ontstonden toen en later
Verrijzenis-taferelen vol pathos, die op het
eerste gezicht mogelijk meer boeien, de
verbeeldingen der primitieven zijn veeleer
stille meditaties, belijdenissen, in kinder
lijke verrukking aan het paneel toever
trouwd. De Kerk, die haar stempel drukte
op het maatschappelijk en geestelijk leven
der Middeleeuwen, bood in de heilsgeschie
denis een onuitputtelijke bron van inspi
ratie, die, nog door geen wereldlijke sen
timenten „vertroebeld", zuiver was als de
woorden van het Evangelie zelf. De geest,
hemelwaarts gericht, gelijk de aarde-ont
togen vertikalen der Gothische kathedra
len, was nog in de ban van het boven
natuurlijke en werd eerst bij het naderen
der bewogen 16e eeuw toenemend veront
rust door het wankelen van eerbiedwaar
dige tradities en eeuwen-lang onaange
taste zekerheid. Dit verbroken evenwicht
liet zich in meer of mindere mate gelden
in de Beeldende Kunsten, zoals wij onder
meer constateerden in het paneel van Jan
Mandijn, de vorige week op deze plaats I'
afgebeeld en besproken.
De thans gereproduceerde „Opstanding"
maakt deel uit van een triptiek, die in de
eerste zaal van het museum het gelukkige
uitgangspunt vormt van de ontwikkeling gj
der Hollandse schilderkunst, zoals wij deze
in het Frans Halsmuseum kunnen waar
nemen. De luiken met de „Geboorte" en
„Opstanding" flankeren het drama van
Golgotha, dat als kleurig en pieus tafereel
het middenpaneel vormt. Hoewel omtrent
1500 geschilderd, ademen de voorstellingen
nog geheel de sfeer der primitieven en
kunnen dus voor de tijd van ontstaan als
betrekkelijk conservatief beschouwd wor
den.
Christus" aangezicht herinnert ons aan
het mensen-type van Gerard David, die
in 1523 te Brugge gestorven als de laat
ste primitief kan gelden. Ook het landschap
is in de trant van de in Holland (Oudewa
ter) geboren meester. Daarentegen verto
nen tal van onderdelen zóveel overeen
komst met de in 1494 overleden Memling,
dat we het drieluik kunsthistorisch moeten 2egenend omhoog geheven. Hel gelaat van
classificeren als een superieur werk mt het Christus vertoont de nobele trekken van
atelier van Gerard David. Gehele compo- de ideaal-flguur, zoals wij die onder meer
sitie-onderdelen van het middenpaneel en aantreffen ln Gerard Davids Bruilo(t tc
de Opstanding werden ut gew.jz.gde vor- Canaan (Louvre, Parijs), weIke op haar
f!"?,, la,n Mem,'lSP befaamde beur, weor tcruggrijpt op de hic^,ische
polyptiek (veelluik), in 1491 door de gestaile van de Godmens op dc panelen
Lubeckse koopman Heinrich Greverade m van yan £vck
Brugge besteld, ter opluistering van de Hc[ lang{vcrpige vlak bicdt do gcögendc
Dom te Lubeck. Geldt de Lubeckse „Op- verhoudingen aan de aard van de voor
standing dus als het prototype van ons stelling, waardoor het omhoog rijzende van
paneel, de mise-en-scene komt nagenoeg de Christus-figuur wordt geaccentueerd,
overeen met een andere vrije, oude copie. Vertolkt in de stereotiepe, analyserende
die ach bevindt in het museum in Wenen bpzet rael h horizon, verkeert de na-
Behalve aan genoemde meesters worde. uur-in stilIe spanning en vorm, he,
we (vooral m de Maria-figuur der „Ge .e te décor van het gr00lste wonder, wa!r-
aan de derde voorwaarde kan op verschil
lende wijzen worden voldaan. Het is moge
lijk dat iemand van nature de geschikt
heid heeft om op te treden; het is echter
niet uitgesloten dat deze geschiktheid door
doelmatige overwegingen en oefening
wordt verworven. In 't laatste geval ech
ter kan de wil-alleen niet tot het doel lei
den: van nature moeten zekere eigenschap
pen aanwezig zijn welke door ontwikke
ling tot hun recht kunnen komen. Over de
eerste voorwaarde behoeven wij niets an
ders te zeggen; en behoeft de tweede voor
waarde wel enig argument? Maar het is
misschien niet overbodig om bij deze voor
waarde van gespecialiseerde vakken
nis de aandacht te vestigen op een punt
dat in zekere zin in verband staat met de
fundamentele aanleg van de musicus; ik
bedoel de geestelijke en lichamelijke ge
schiktheid voor het instrument. Men
spreekt niet ten onrechte van een geboren
violist, een geboren zangeres. Jonge men
sen met een duidelijke muzikale begaafd
heid, die aarzelen bij de keuze van het
instrument, staan minder sterk in hun
schoenen dan zij die nooit twijfelden.
Nu kan men de vraag stellen: als aan
de eerste en tweede voorwaarde wordl vol
daan, wat is er dan nog te wensen over?
Dan blijft de noodzaak van te kunnen op
treden nog over. Het komt zeer veel voor
dat mensen die men geboren musici kan
noemen, die de techniek van hun instru
ment uitmuntend beheersen en die met
grote ernst en liefde voor de schoonheid
zijn bezield, toch bij solistisch optreden
niet het succes hebben dat men hen zou
toewensen. Er is iets tragisch in het feit
dat soms wereldveroverende virtuozen die
zich weinig van de schoonheid aantrekken,
meer erkenning oogsten dan zij die de in
nigste gevoelens van toewijding bezitten.
Het geheim schuilt in die derde voorwaar
de; het is nu eenmaal waar dat er een
kunst van optreden bestaat: een vermogen
tot beheersen van het publiek. Het is wel
degelijk een aparte kunst; de artist die
werkelijk aan de eerste en tweede voor
waarde voldoet moet bovendien gewapend
zijn met een eigenaardig samenstel van
toneeleigenschappen waardoor het publiek
wordt klein gemaakt. Wanneer hij wil dat
de schoonheid van de muziek in de mensen
zal doordringen dan moet hij optreden. Dit
is principieel noodzakelijk. Het is natuur
lijk verachtelijk wanneer hij deze derde
voorwaarde boven de andere stelt en de
muzikaliteit en de techniek gebruikt om
ijdelheids-veroveringen te maken. Het is
helaas waar dat een groot deel van 't pu
bliek geen onderscheid kan maken en soms
ook niets anders vraagt dan virtuositeits-
vertoon, maar ik meen dat een rechtgeaard
artist over deze dingen met zekere philoso
phic heen stapt en zijn weg ongestoord
vervolgt.
Er zijn goede kunstenaars die uit zuivere
ernst aan die voorwaarde met enige afkeer
denken. Zij hebben ongelijk want zij slui
ten een middel tot mededeling der kunst
uit. Er zijn er ook die van nature aan 't
beantwoorden dezer derde voorwaarde niet
toekomen en blind blijven; dikwijls worden
zij bitter teleurgesteld en zij zullen slechts
gelukkige mensen kunnen worden wanneer
zij tot zelfkennis komen en van hun aanleg,
hun vakkennis, hu" liefde voor de muziek
op evenwichtige wijze profiteren. Zij heb
ben gelijk wanneer zij geen enkele virtuoos
benijden, want wie van muziek vervuld
is behoeft geen enkel mens te benijden.
Er is veel ijdelheid bij veel virtuozen, maar
er is ook een verborgen hoogmoed bij som
mige musici die de kunst van het optreden
miskennen. Het is iets feestelijks wanneer
iemand prachtig optreedt, maar het is af
schuwelijk wanneer het daarbij blijft.
Noblesse oblige.
HENDRIK ANDRIESSEN.
tijdperk. wc 0ft1_ jjjWI 0
VtaJte AmMwwaar- boorte") herinnerd aan Rogier van dei 'loor de Christenmens de zekerheid werd
Tudsmwdierk "Eronder Weyden 1400-1464). zodat we in dez, ,cgeven van de overwinning op de dood.
de beroemde „Gouden Madonna" uit de kunst-triptiek wel een zeer gelukkige vertegen- De bewogen en barokke verrijzems-tone-
schatten van Essen, vervaardigd omstreeks woordiging bezitten van de pure kunst der ien van Raphael en Rembrandt vermogen
ironzen. eenj 15e eeuwse primitieven. ons niet zó diep ie ontroeren als de devote
Met kinderlijke onbevangenheid heeft vertolkingen der primitieven, waarvan de
onze anonymus de Verrijzenis verbeeld. De synthese werd gevangen in deze, door on
staf braken over „Les portes de la nuit", textiel en last but not least sculpturen.
wel onbekende en jeer rao vijftiend_e auréool (de Mandorla), de H. P. BAARD
eeuwse ramen uit Gladbach cn
eeuwse fragmenten uit de om te Keulen,
ovaalvormig aureool (de Mandorla), de
zegenvaan in de linkerhand, de rechterhand
DROOGTE IN DE SOEDAN.
Tengevolge van droogte worden 100.000
Nomaden van de stammen Bedja en Arr.ara
in de Soedan met hongersnood bedreigd.
Grote schade wordt toegebracht aan de
weidegronden in het Noord-Oosten. De re
gering distribueert 1000 ton mais en ver
strekt spoorkaartjes tegen gereduceerde
prijs teeinde de Nomaden in staat te stellen
naar elders te trekken. Men vreest dat veel
De Opstanding. Paneel 99 bij 33 cm. Atelier kamelen en ander vee. de bestaansbron
wan Gerard David (omstreeks 1500). In j dezer Nomaden, verloren zullen gaan.
bruikleen aan liet museum gegeven. -
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 16 APRIL
Stadsschouwburg: „Nachtasyl", 7.30 uur.
City: „Tarzan in New York", alle leeft., 2.15,
4.30. 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: „Dc duivels
van het wilde westen". 14 j.. 2.30. 6.50 en 9.15
uur. Frans Hals: „Per luchtpost". 14 j.. 2.30,
7.00 en 9.15 uur. Rembrandt: „Drie onderne
mende meisjes", alle leeft., 2.00. 4.15, T.OO en
9.15 uur. Palace: „Met twee Jantjes op stap",
14 j., 2.00 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor:
„Sneeuwwitje en de zeven dwergen", alle
leeft., 2.00 en 4.15 uur. „De prins en de
piraat". 18 j., 7.00 en 9.15 uur.
ZONDAG 17 APRIL
Stadsschouwburg: „Nachtasyl", 7.30 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
.MAANDAG 18 APRIL
Stadsschouwburg: „Nachtasyl", 7.30 uur.
Grote Kerk: Orgelconcert door Leo Mens en
R. Beintema, 2 uur. Rembrandt: films over
Artis, 11 uur. Bioscopen: Middag- en avond
voorstellingen.
DINSDAG 19 APRIL
Stadsschouwburg: Stichting Haarlemse
Operette „Tsarewitsch", 8 uur. Gemeentelijk
Concertgebouw: Beethovenconcert HOV, 3
uur. Bioscopen: Middag- en hvondvoorstel-
i lingen.