c 3 UOOFDM* L „Het is zo typisch Frans. f,hefarme 4 itteraire jen AKKERTJES Een misvatting geprolongeerd De 9 Muzen Een oude traditie in ere hersteld Uit de schatten van het Frans Flalsmuseum csasasssiw °™h°°g TvT 2=5 Paasmorge°' ZATERDAG 16 APRIL 1949 JAN VAN NIJLEN: „Verzamelde Gedichten". (A. A. M. Stols, 's-Gravenhage). TOEN VAN NIJLEN in 1924 een keur f bezonnen wijsheid worstelende inhoud van samenstelde uit het werk van een vier- j Van Nijlen's gedichten, maar ook aan de tal jongeren Leroux, Minne, Herreman j bezwerend-betoverende versvorm. Geen en Roelants schreef hij in zijn inleiding dichtregel draagt het spoor van zijn hache- enkele zinnen neer, die niet minder op hem lijke herkomst. Woord na woord staat er jn een klassieke gedragenheid, alsof het als een plant lijdzaam de tijd had gehad om te groeien en open te bloeien. Hoofd en bijzinnen verstrengelen zich als in dc onbewuste groei van boomtakken. Deze vergelijking is geen beeldspraak, want na tuurlijkheid in de oorspronkelijkste bete kenis van het woord is het wezen van Van Nijlen's dichten. Achter elke regel brandt het van vuur, van kinderlijk vuur, maar met de eenvoud der ongekunsteldheid be zweert hij de vlammen tot getemperde weerglans, die transparanter, ijler en in niger wordt met de berusting der jaren, Oosterse bespiegeling, die Du Perron voorvoelde. In de „Slaapwandelaar" titelgedicht van de in 1948 uitgegeven bundel leeft de dichter weer naar de wet der fantasie, waarin zijn jeugd, de vergankelïjk-onver- gankelijke, hem heeft ingewijd. In het bos van zijn kinderjaren vindt hij de kruiden, bloemen, varens weer en als een oude zelf van toepassing waren dan op deze dichters van het tijdschrift „Het Fontein tje". „Er is", zegt hij, „een liefde voor het leven die zich uitspreekt in de moed waar mee men het aanvaardt". Liefde uit moed: dat wil zeggen liefde na twijfel, een „des ondanks", een veroverde liefde. Dichtkunst die daaruit voortkomt praalt niet. Ze is ingetogen als haar herkomst: de berusting in het weten, dat hemel en aarde, onver gankelijkheid en tijdelijkheid, twéé zijn en dat het alleen de verbeelding, de „droom" is, die beide bevrijdend kan verenen. Het kind beleeft het wonder van de schepping argeloos in heel zijn heerlijkheid. Werkelijkheid en droom zijn voor hem één. Het leeft het leven onbe wust en is daarmee een kleine Adam in een groot paradijs. Maar in het proces der bewustwording opent zich een kloof tussen ervaring en verlangen. De exodus is be gonnen: er zijn kansen gemist die onach terhaalbaar zijn, want de tijd is niet om keerbaar. En met dat weten wordt het heimwee geboren naar het „verloren kinderland", waartoe alleen nog de herin nering toegang heeft in het spel der ver beelding. Uit heimwee naar deze verloren een heid, uit een worstelen om de herwinning daarvan, uit het onstilbaar verlangen om, kind als men bleef, weer kind te zijnis Van Nijlen's dichterschap geboren. Terug keer naar het vaderhuis, naar de onschuld, de ongedeerde zuiverheid, de lenten der jeugd, naar het onverdeeld natuur-zijn mét de natuur, zijn motieven die in steeds so berder, klaarder variaties terugkeren in het werk van een vijf en zestigjarig dich terleven, dat zo diep wortelde in de aarde, ons aller bron, en zo hoog opstreefde naai de hemel. „Ik ben", dicht hij als veertiger, „de boom die bloeit in lichte streken en in den duistren bodem voedsel vindt". Deze spanning tussen aardse gebondenheid en het onbegrensde der „lichte streken", tus sen natuur en geest, drift en rust, werke lijkheid en verlangen, stuwt de polsslag van zijn gedicht, dat steeds een zelfgesprek is, een „gedroomde reis" waarop hij tijde lijke vervulling vindt. Marsman heeft Van Nijlen voor een ge knot en gekneusd mens gehouden. Hij ver giste zich, bij uitzondering. Wie zo gaa het kind-zijn in zich bewaart is niet ge kneusd, hoewel gedeerd. Hij mag in tijden van neerslachtigheid zich verweerd hebben met ironie en zelfs met cynisme, steeds weer is het de herinnering aan de prille kinderdroom, „het lieflijk wonderlicht van 't aardse paradijs", dat hem behoedt voor vertwijfeling. En met de jaren rijpt alle zelfstrijd, alle angst en onrust, alle zwer ven hem tot een berustend man. Hij is niet de verslagene: in een milde wijsheid ach terhaalt hij, wat Vestdijk eens met zijn benijdenswaardige scherpzinnigheid het „eeuwig telaat" noemde. Van Nijlen kwam „op tijd", omdat hij de Tijd en daarmee de Dood overwon en het schrijnend na- elkander van het levensproces, waarin men zich steeds bewust is van het onherroepe lijk verlies, verdichtte tot het besef van de eenheid aller dingen. Hij aanvaardde de grenzen van het leven, de vluchtigheid van het ogenblik; hij werd het „Oude Kind" (aldus is ook de in 1938 verschenen dichtbundel getiteld) dat zich bij het ver lies van dierbare dingen neerlegt en uit de herinnering daaraan zijn vrede put. Positiever nog wordt deze levens- en doods aanvaarding in de cyclus „De Dauwtrap per": „Er blinkt voor mij", kan hij dan dichten, „Er blinkt voor mij in 't schijnbaar doode duister Een dieper licht dan ooit ik heb verwacht, En klank en kleur die met onverzadigd lieten En, een voor een, de uren van zaligheid, Zijn, licht en teer, niets meer dan requi- sieten: De laatste droom is de een'ge werkelijk heid." Dat is een inkeer tot zijn kern. Geen van allen, die over hem geschreven heb ben, benaderen deze kern dichter in één enkele volzin dan Du Perron. „Van alle dichters die ik ken", tekent hij in 1928 in de tijd dus, dat het heimwee „naar het Zuiden" voor Van Nijlen onvervulbaar was in zijn dagboek aan, „zie ik Van Nijlen alleen in staat om Indiese verzen te schrijven". Du Perron had in de schijnbare monotonie, waarin deze gedichten vloeien als een eindeloos kabbelend water, altijd eender en altijd anders, de harmonie ge hoord, die er de onderstroom van is. En daarmee raakte hij niet alleen aan de om migraine, schele hoofdpijn Gij behoeft niet steeds aan hoofdpijn te lijden 1 EénoftweeAKKERTJESénwègisdepijn^, AKKERTJES zijn ware pijnverdrijvers. f helpen direct.' magicr ziet hij dit alles aan, „met een ge voel van rust en evenwicht en weet mij sterk....". En een bijna 65-jarig dichter, die eens Du Perron in de sfeer bracht van Omar Khayyam, dicht: .Ik heb de schoone reis Waarvan ik droomde, werkelijk afgelegd: Als ik ontmaak, ben ik voor altijd wijs". Een volmaakt dichterschap en dit hoe paradoxaal het ook mag klinken te volmaakter, te zuiver-menselijker, om dat hij ongewild met de onvolkomenheid van een aantal regels zijn vers behoed heeft voor de steriliteit van het volmaakte. Van Nijlen is een gezel voor immer kan men een betere wensen? voor wie eens het geluk heeft gehad, hem geestelijk even onbevangen te ontmoeten als hij dichtte. C. J. E. DINAUX. Werk van dr. Hoogeveen in den Haag geëxposeerd Dr. D. M. Hoogeveen. die in de Kunst zaal Bennewitz aan het Noordeinde in den Haag een collectie schilderijen exposeert, is leerling van Van der Valk. Hoewel zijn werk uiterlijk in 't geheel niet op dat van Van der Valk lijkt, vertoont het toch een paar kenmerkende eigenschappen van diens atelier, n.l. een grote liefde voor het handwerk en een steeds zichzelf trouw- blijven. De hier geëxposeerde werken zijn voornamelijk stillevens en landschappen het merkwaardige van deze stillevens dat zij de zo verschillende eigenschap pen van een uitgesproken gevoel voor het tekenachtige détail en een sterke kleur in zich verenigen. Als voorbeelden zou ik willen noemen de „Blauwe Gemberpot" met het tonig blauwe wit en de brillate glimlichten, het stilleven met de groene inmaakfles en het sojakruikje en de „Kom met uitjes en champignons". De mooiste twee stillevens van deze tentoonstelling zijn voor mij echter dat met de zwarte pan waar de geschilde aardappelen (onder water staande), een bonte handdoek, een oude krant, een keukenmesje en wat aardappelen en uien harmonisch samen gebracht zijn, en dan het-ronduit meester lijke schilderijtje met de roodaarden koel- kan. Hier zijn in een fijn gamma en met een uiterst delicate techniek een zilveren doosje, een paar sierlepeltjes, een ge bloemd porceleinen bakje, een schelp en een jade beeldje, met de koelkruik op een ondergrond van oude kant en bleek ge kleurd damast gezet. Dat men in alle eenvoud en zonder bui tenissigheden iets zeer eigens kan geven bewijzen de landschappen van Hoogeveen, die noch aan de Haagse school, noch aan enige andere geijkte richting in Nederland doen denken. Door hun stille eenzelvig- Vier beroemde genees middelen in 1 tablei. Bij griep, verkoudheid, tegen alle pijnen enz., is CHEFARIHE „4 een bijzonder krachtig maar tocb welda dig middel, want bet bevat vier werk zame bestanddelen, stuk voor stuk in de gehele wereld al beroemd. Eén be- standdeel - Chelarox zorgt dal, al is de werking zeer krachtig, zelfs een gevoelige maag niet van streek raakt. TEGEN PIJNEffEN GRIEP - 20 TABLETTEN 10.75 (Adv.) Over Muziek Het optreden Het is uiteraard moeilijk de eig .aschap- pen van een uitvoerend musicus te classifi ceren. Ieder mens is een samenstel van wezens en dit samenstel is een weefsel, waarvan men de delen niet kan begrijpen zonder het verband met het geheel. Een duidelijk heersend artistiek talent schijnt dit gehele weefsel te doordringen en wie 't onderneemt, de eigenschappen van een artist te analyseren raakt in 't gevaar meer te verwan-en dan te ontknopen. Als ik nu tracht iets over de uitvoerende musicus te zeggen dan wil ik niet spreken over wat men lelijk de „doorsnee-solist" noemt, ook niet over een bepaalde persoonlijkheid, over geen enkel mens; het zou een on vruchtbare methode zijn. Maar ik kan uitgaande van de bestemming van de uit voerder overwegen welke eisen het muziekleven stelt aan de optredende kun stenaar; en dan-bedoel ik niet aan te geven wat de muziekwereld conventioneel als normen stelt, maar alleen te noteren wat naar mijn mening de eigenschappen moeten zijn van een musicus die zich gespeciali seerd Jieeft als vertolker der muziek. Aldus het menselijk organisme in waar de en rust latende, durf ik te classifice ren. De uitvoerende artist moet le een geboren musicus zijn; 2e een volwaardig gespecialiseerd vakman zijn en 3e de kunst van het optreden verstaan. Van deze drie voorwaarden stelt de tweede in 't bijzonder heid herinneren ze nog het meest aan enkele vroeg 19e eeuwse Denen. In de volgorde zoals ze mij opvielen, noem ik het kleine „Wolken" met mooi afgestemd blauw om de warmverlichte wolken bo ven een polder, het warme namiddaglicht over de weiden met paarden in „It Heite- lan", de romantische „Impressie" en het heel tere „Avondnevel" met het fijne rose in de lucht. Een mooie tentoonstelling van kundige Haarlemmer. L. H. H. SCHUTTE positieve eisen aan verstand en wilskracht; „Typisch Frans, hè!" fluisterde onze buurdame tijdens de première van de film „Une si jolie petite plage" („Zo'n aardig badplaatsje") tegen haar metgezel, die be amend knikte. Die dame vertolkte met haar opmerking de gangbare mening, dat in Franse films de heldinnen en helden met gelaten, waar van de tragiek met volle soeplepels valt te scheppen in troosteloze landschappen dienen rond te dolen tot zij per vuurwapen of anderszins een eind aan hun benard bestaan en aan de rolprent maken. Het valt niet te ontkennen, dat een be- langriik tl weel hei nog uit Uw kinder» jaren: hel hoogtepunt van het boodschappen doen, was het snoepje over de toonbank, bij de kruidenier. De Gruyter her stelt die oude traditie in ere: voortaan is er voor de kinderen De GruyterSnoepje van de iceek. Maar 't is meer dan een enkel snoepje: hel is een takje van 100 gram heerlijke versnaperingen, met bovendien een aardige verrassing.' Voor de kinderen van onze klanten voor slechts 10 cent bij aankoop van f 2.50 aan De Gruyter's artikelen. Franse productie al sedert vele jaren, maar vooral na de oorlog, aan de sombere zijde van het leven is ge wijd. De Fransen zelf zijn evenwel de eersten om te gen het kenmerk, dat hun landaard op deze wijze wordt toegedicht, te protesteren. „De lichte bekoorlijkheid, het gedegen optimis me alle beproevingen ten spijt, de zin voor de fraaie vorm, de schoonheid, de harmo nie een wezenlijk deel van de Franse geest! wat blijft er in onze filmkunst van over?" vroeg de regisseur van „Le diable au corps", Claude Autant-Lara, zich onlangs in een door een Frans weekblad gehouden enquête over dit onderwerp, af. „En, zo voegde hij er categorisch aan toe, dat is de schuld van de producenten, die willen, dat wij „zwarte" films maken, om dat de kostprijs daarvan lager is dan van een Comédie". Nu moet men ons niet misverstaan: wij bedoelen geenszins te betogen, dat de kun stenaar want het probleem is niet tot het domein van de film beperkt moet doen alsof die negatieve kant in onze sa menleving niet bestaat, alsof, tegen iedere wetenschappelijke constatering in, de men selijke ziel geen duistere afgronden zou kennen. Integendeel, de wereld dankt haar grootste schatten in litteratuur, beeldende kunst en muziek, juist aan die worsteling tussen licht en donker, die de besten onder de mensen zo dikwijls moesten dooi-makcn. Maar er was dan ook sprake van een ge vecht en van een wil tot het opdoen van ervaring en van inzicht in de verwachting dat deze verworvenheden zouden bijdragen tot meer geluk voor de mensheid. Bij de meeste producten uit de Franse studio's ontbreekt deze basis, deze inner lijke noodzaak, geheel en al. Daar zwemt men met zichtbaar welbehagen virtuoze rondjes in een poel van pathologische na righeid. Daar wordt vergeten, dat de kleur van onze dagen niet alleen maar „zwart" of „grauw" of „rose" is, doch samengesteld wordt uit een rijk en steeds wisselend gamma. Men verkiest de droesem om de droesem. Dit verwijt is ten volle toepasselijk op het met zoveel tam-tam aangekondigde „Aar dige badplaatsje". Het regent er altijd. Er is een abominabel logement met een eige nares, die in de omgeving van haar bedrijf een sanatorium boven een circuit verkiest, omdat het eerste een constantere bron van inkomsten vormt. In dat hotel komt een jongeman, die zijn maitresse, een bekende chansonnière, heeft vermoord. Er is er maar één, die zijn geheim raadt, doch die is ongevaarlijk: een oude man-met een ver lamde tong. De moordenaar komt er op zijn herinneringen teren en hij treft er een op vallende gelijkenis met de tijd toen hij er de zangeres ontmoette: een vondeling, zo als hij, is er de minnaar van een vrouw, die zijn grootmoeder had kunnen zijn. De componist van het eerste succes van de vedette de gramofoonplaat van dat lied je draait iedere avond steevast een paar keer in de gelagkamer tot de jongeman hem kapot smijt komt uit de lucht val len zijn verschijning wordt op geen en kele wijze gemotiveerd en dwingt de dader tot een bekentenis, waarna deze be- sluit zich van kant te maken. Ook al heeft het dienstertje Martha, die uit ambitie als biechtmoeder van Jan-en-alleman fungeert, hem een uitweg gewezen. Jaques Sigurd, voor wiens rekening het draaiboek komt. is er met zijn vaak gewild- eenvouóige dialogen niet in geslaagd ons van de authenticiteit van zijn figuren te overtuigen, met uitzondering van de goed getroffen parallel tussen de twee vondelin- die de gelegenheid tot bekroning van Renê Clairs kostelijke „Zwijgen is goud" lieten voorbij gaan. wel aanleiding vonden het praedicaat „Film van de maand" aan dit eerste resultaat van Frans-Nederlandse productie-samenwerking toe te kennen. Voor zover wij het lauwe applaus als graad meter mogen beschouwen, werd deze lof ook door de Donderdagavond in „Alharn- bra" aanwezigen slechts in beperkte mate gedeeld. J- B- Een scène uit „Zo'n aardig badplaatsje": Sfe er-zonder-me er. Sovjet-professor. Professor Feodor Goloventsjenko heeft voor radio-Moskou verklaard, dat in geestelijk opzicht de Sovjet mens „hoog boven Shakespeare's helden ver heven was". Prof. Goloventsjenko diende hiermee Sovjet-critici van antwoord, die be weerd hadden, dat Hamiets besluiteloosheid een algemeen menselijke eigenschap was. De critici, die de Sovjetmensen opwekken het niveau van Shakespeare's helden te be reiken. schreven, aldus de professor, een buitenlandse gedragslijn voor. Sonncveld naar Scheveningcn. Deze zomer zullen de cabaretvoorstellingen Scheveningen niet worden gegeven door Cor Ruys en de zijnen maar door Wim Sonneveld en diens ensemble. Wcense Staatsopera. Ter gelegenheid van het Holland-festival in Scheveningen en Amsterdam komt de Weense Staatsopera deze zomer met de volgende werken naar ons land: Mozarts „Ontvoering uit het Serail", „Don Juan" en „Bruiloft van Figaro" Richard Strauss „Rozencavelier". Wereldpremière. Van de Engelse com ponist Benjamin Britten zal op het Holland festival te Scheveningen de „Lentesympho- nie" worden uitgevoerd. Het betreft hier een wereldpremière. Kccocoooocooaocooc Wij herinneren aan de rondleidingen i die elke Woensdagmiddag (om 2, 2.30 3 uur) in het Frans Halsmuseum gehouden worden. De deelnemers be- talen slechts de gewone toegangsprijs van f 0.25. BINNENKORT VDOr slechts 8.90 BOEKHANDEL H. DE VRIES Jacobijneslraat 3 648 (Adv.) gen. Meester-serie der H.O.V. Op Dinsdag 19 April zal de Haarlemse Orkest Vereniging, onder leiding van Kees Hartvelt. het eerste concert van de Meester S<Om technische redenen zal echter een om wisseling van de eerste twee concerten plaats vinden, zodat dus het concert op 19 April gewijd zal zijn aan werken van Ludwig van Beethoven. Behalve het 3e Pianoconcert, dat door Willem Andriessen ten gehore zal worden gebracht, vermeldt het programma verder nog de Ouverture .Fidelio" en de Derde Symphonie „Eroïca". Op Dinsdag 26 April zal dan een Mozart- concert worden gegeven met Theo van der Pas als solist. Maar de sfeer dan?" zal men tegenwer pen. „De fotografie? De montage? Het rhythme? -Het spel van Gérard Philippe en Madeleine Robinson?" Inderdaad: Regisseur Yves Allegret heeft voortreffelijke dingen gedaan. Hij 'heeft getoond, dat hij de mogelijkheden van de ca mera door en door kent. Hij is een techni cus, die met „wolken, weer en winden' een gevoelsdécor van licht en geluid weet op te bouwen. Maar dat dood materiaal blijft als de personen, die erin optreden, niet of slechts vaag verbonden blijken te zijn met de werkelijkheid. En van hoeveel vaardigheid Yves Allegret ook blijk geeft, een baanbreker is hij niet. Zijn beelden hebben we allemaal al eens eerder gezien bij Marcel Carné. Des te meer hebben we ons verwonderd, dat dezelfde bestuursleden van de stichting „De Neder landse Filmclub", die een jaar geleden de Uit de schatkamers der middeleeuwen Tentoonstelling van West- Duitse kerkelijke kunst De directie van het Rijksmuseum te Am sterdam organiseert dit jaar wederom een grote zomertentoonstelling. Als onderwerp uit Noord-West Duitsland, die onder de titel „Uit de schatkamers der middeleeuwen" van 8 Juli tot einde October zal worden ge ëxposeerd. Nog nimmer is een zo belangrijke collectie kerkelijke kunst uit het Rijnland. Westfalen. Nedersaksen cn Sleeswijk-Holstein bijeen ge bracht. zodat de expositie in belangrijkheid' zeker niet onder zal doen voor dc tentoon stellingen der Weense kunstschatten of die van werken uit de Pinacotheek van München. De expositie is tot stand gekomen in nau- «e samenwerking met de directie van het „Palais des beaux arts" te Brussel, waar de werken deze week reeds zullen worden ge ëxposeerd. Bij het bijeengaren der kunstschatten is zeer gewaardeerde medewerking ondervon den van de Britse militaire autoriteiten (de kunstwerken komen uitsluitend uit de Britse zóne) en van de kerkelijke overheid. Ondanks het feit. dat een groot deel van de kerken en kloosters in Noord-West Duits land in de oorlog werd vernield, is het aan tal kuntschatten dat verloren ging zeer gering. Met grote zorg zijn deze namelijk reeds aan het begin van de oorlog in de zout mijnen in veiligheid gebracht. De keuze strekt zich uit over de periode van de vroege middeleeuwen tot ongeveer 1500. Er is niet naar gestreefd een kunst historisch overzicht van dit tijdvak te geven, doch men heeft zich bepaald tot het bijeen brengen van de mooiste objecten uit dat „Scimus Christum' surrexisse a mortuis vere"Zeker weten wij dat Christus is verrezen!" Wellicht zijn geen vertolkin gen van Christus' Opstanding zózeer ver vuld van deze geest als die, welke ontston den in de periode, welke voorafging aan de meer universeel ingestelde wereld- en levensbeschouwing, die de vrucht was van de grote geestelijke en artistieke doorbraak der Renaissance. Ontstonden toen en later Verrijzenis-taferelen vol pathos, die op het eerste gezicht mogelijk meer boeien, de verbeeldingen der primitieven zijn veeleer stille meditaties, belijdenissen, in kinder lijke verrukking aan het paneel toever trouwd. De Kerk, die haar stempel drukte op het maatschappelijk en geestelijk leven der Middeleeuwen, bood in de heilsgeschie denis een onuitputtelijke bron van inspi ratie, die, nog door geen wereldlijke sen timenten „vertroebeld", zuiver was als de woorden van het Evangelie zelf. De geest, hemelwaarts gericht, gelijk de aarde-ont togen vertikalen der Gothische kathedra len, was nog in de ban van het boven natuurlijke en werd eerst bij het naderen der bewogen 16e eeuw toenemend veront rust door het wankelen van eerbiedwaar dige tradities en eeuwen-lang onaange taste zekerheid. Dit verbroken evenwicht liet zich in meer of mindere mate gelden in de Beeldende Kunsten, zoals wij onder meer constateerden in het paneel van Jan Mandijn, de vorige week op deze plaats I' afgebeeld en besproken. De thans gereproduceerde „Opstanding" maakt deel uit van een triptiek, die in de eerste zaal van het museum het gelukkige uitgangspunt vormt van de ontwikkeling gj der Hollandse schilderkunst, zoals wij deze in het Frans Halsmuseum kunnen waar nemen. De luiken met de „Geboorte" en „Opstanding" flankeren het drama van Golgotha, dat als kleurig en pieus tafereel het middenpaneel vormt. Hoewel omtrent 1500 geschilderd, ademen de voorstellingen nog geheel de sfeer der primitieven en kunnen dus voor de tijd van ontstaan als betrekkelijk conservatief beschouwd wor den. Christus" aangezicht herinnert ons aan het mensen-type van Gerard David, die in 1523 te Brugge gestorven als de laat ste primitief kan gelden. Ook het landschap is in de trant van de in Holland (Oudewa ter) geboren meester. Daarentegen verto nen tal van onderdelen zóveel overeen komst met de in 1494 overleden Memling, dat we het drieluik kunsthistorisch moeten 2egenend omhoog geheven. Hel gelaat van classificeren als een superieur werk mt het Christus vertoont de nobele trekken van atelier van Gerard David. Gehele compo- de ideaal-flguur, zoals wij die onder meer sitie-onderdelen van het middenpaneel en aantreffen ln Gerard Davids Bruilo(t tc de Opstanding werden ut gew.jz.gde vor- Canaan (Louvre, Parijs), weIke op haar f!"?,, la,n Mem,'lSP befaamde beur, weor tcruggrijpt op de hic^,ische polyptiek (veelluik), in 1491 door de gestaile van de Godmens op dc panelen Lubeckse koopman Heinrich Greverade m van yan £vck Brugge besteld, ter opluistering van de Hc[ lang{vcrpige vlak bicdt do gcögendc Dom te Lubeck. Geldt de Lubeckse „Op- verhoudingen aan de aard van de voor standing dus als het prototype van ons stelling, waardoor het omhoog rijzende van paneel, de mise-en-scene komt nagenoeg de Christus-figuur wordt geaccentueerd, overeen met een andere vrije, oude copie. Vertolkt in de stereotiepe, analyserende die ach bevindt in het museum in Wenen bpzet rael h horizon, verkeert de na- Behalve aan genoemde meesters worde. uur-in stilIe spanning en vorm, he, we (vooral m de Maria-figuur der „Ge .e te décor van het gr00lste wonder, wa!r- aan de derde voorwaarde kan op verschil lende wijzen worden voldaan. Het is moge lijk dat iemand van nature de geschikt heid heeft om op te treden; het is echter niet uitgesloten dat deze geschiktheid door doelmatige overwegingen en oefening wordt verworven. In 't laatste geval ech ter kan de wil-alleen niet tot het doel lei den: van nature moeten zekere eigenschap pen aanwezig zijn welke door ontwikke ling tot hun recht kunnen komen. Over de eerste voorwaarde behoeven wij niets an ders te zeggen; en behoeft de tweede voor waarde wel enig argument? Maar het is misschien niet overbodig om bij deze voor waarde van gespecialiseerde vakken nis de aandacht te vestigen op een punt dat in zekere zin in verband staat met de fundamentele aanleg van de musicus; ik bedoel de geestelijke en lichamelijke ge schiktheid voor het instrument. Men spreekt niet ten onrechte van een geboren violist, een geboren zangeres. Jonge men sen met een duidelijke muzikale begaafd heid, die aarzelen bij de keuze van het instrument, staan minder sterk in hun schoenen dan zij die nooit twijfelden. Nu kan men de vraag stellen: als aan de eerste en tweede voorwaarde wordl vol daan, wat is er dan nog te wensen over? Dan blijft de noodzaak van te kunnen op treden nog over. Het komt zeer veel voor dat mensen die men geboren musici kan noemen, die de techniek van hun instru ment uitmuntend beheersen en die met grote ernst en liefde voor de schoonheid zijn bezield, toch bij solistisch optreden niet het succes hebben dat men hen zou toewensen. Er is iets tragisch in het feit dat soms wereldveroverende virtuozen die zich weinig van de schoonheid aantrekken, meer erkenning oogsten dan zij die de in nigste gevoelens van toewijding bezitten. Het geheim schuilt in die derde voorwaar de; het is nu eenmaal waar dat er een kunst van optreden bestaat: een vermogen tot beheersen van het publiek. Het is wel degelijk een aparte kunst; de artist die werkelijk aan de eerste en tweede voor waarde voldoet moet bovendien gewapend zijn met een eigenaardig samenstel van toneeleigenschappen waardoor het publiek wordt klein gemaakt. Wanneer hij wil dat de schoonheid van de muziek in de mensen zal doordringen dan moet hij optreden. Dit is principieel noodzakelijk. Het is natuur lijk verachtelijk wanneer hij deze derde voorwaarde boven de andere stelt en de muzikaliteit en de techniek gebruikt om ijdelheids-veroveringen te maken. Het is helaas waar dat een groot deel van 't pu bliek geen onderscheid kan maken en soms ook niets anders vraagt dan virtuositeits- vertoon, maar ik meen dat een rechtgeaard artist over deze dingen met zekere philoso phic heen stapt en zijn weg ongestoord vervolgt. Er zijn goede kunstenaars die uit zuivere ernst aan die voorwaarde met enige afkeer denken. Zij hebben ongelijk want zij slui ten een middel tot mededeling der kunst uit. Er zijn er ook die van nature aan 't beantwoorden dezer derde voorwaarde niet toekomen en blind blijven; dikwijls worden zij bitter teleurgesteld en zij zullen slechts gelukkige mensen kunnen worden wanneer zij tot zelfkennis komen en van hun aanleg, hun vakkennis, hu" liefde voor de muziek op evenwichtige wijze profiteren. Zij heb ben gelijk wanneer zij geen enkele virtuoos benijden, want wie van muziek vervuld is behoeft geen enkel mens te benijden. Er is veel ijdelheid bij veel virtuozen, maar er is ook een verborgen hoogmoed bij som mige musici die de kunst van het optreden miskennen. Het is iets feestelijks wanneer iemand prachtig optreedt, maar het is af schuwelijk wanneer het daarbij blijft. Noblesse oblige. HENDRIK ANDRIESSEN. tijdperk. wc 0ft1_ jjjWI 0 VtaJte AmMwwaar- boorte") herinnerd aan Rogier van dei 'loor de Christenmens de zekerheid werd Tudsmwdierk "Eronder Weyden 1400-1464). zodat we in dez, ,cgeven van de overwinning op de dood. de beroemde „Gouden Madonna" uit de kunst-triptiek wel een zeer gelukkige vertegen- De bewogen en barokke verrijzems-tone- schatten van Essen, vervaardigd omstreeks woordiging bezitten van de pure kunst der ien van Raphael en Rembrandt vermogen ironzen. eenj 15e eeuwse primitieven. ons niet zó diep ie ontroeren als de devote Met kinderlijke onbevangenheid heeft vertolkingen der primitieven, waarvan de onze anonymus de Verrijzenis verbeeld. De synthese werd gevangen in deze, door on staf braken over „Les portes de la nuit", textiel en last but not least sculpturen. wel onbekende en jeer rao vijftiend_e auréool (de Mandorla), de H. P. BAARD eeuwse ramen uit Gladbach cn eeuwse fragmenten uit de om te Keulen, ovaalvormig aureool (de Mandorla), de zegenvaan in de linkerhand, de rechterhand DROOGTE IN DE SOEDAN. Tengevolge van droogte worden 100.000 Nomaden van de stammen Bedja en Arr.ara in de Soedan met hongersnood bedreigd. Grote schade wordt toegebracht aan de weidegronden in het Noord-Oosten. De re gering distribueert 1000 ton mais en ver strekt spoorkaartjes tegen gereduceerde prijs teeinde de Nomaden in staat te stellen naar elders te trekken. Men vreest dat veel De Opstanding. Paneel 99 bij 33 cm. Atelier kamelen en ander vee. de bestaansbron wan Gerard David (omstreeks 1500). In j dezer Nomaden, verloren zullen gaan. bruikleen aan liet museum gegeven. - Agenda voor Haarlem ZATERDAG 16 APRIL Stadsschouwburg: „Nachtasyl", 7.30 uur. City: „Tarzan in New York", alle leeft., 2.15, 4.30. 7.00 en 9.15 uur. Spaarne: „Dc duivels van het wilde westen". 14 j.. 2.30. 6.50 en 9.15 uur. Frans Hals: „Per luchtpost". 14 j.. 2.30, 7.00 en 9.15 uur. Rembrandt: „Drie onderne mende meisjes", alle leeft., 2.00. 4.15, T.OO en 9.15 uur. Palace: „Met twee Jantjes op stap", 14 j., 2.00 4.15, 7.00 en 9.15 uur. Luxor: „Sneeuwwitje en de zeven dwergen", alle leeft., 2.00 en 4.15 uur. „De prins en de piraat". 18 j., 7.00 en 9.15 uur. ZONDAG 17 APRIL Stadsschouwburg: „Nachtasyl", 7.30 uur. Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. .MAANDAG 18 APRIL Stadsschouwburg: „Nachtasyl", 7.30 uur. Grote Kerk: Orgelconcert door Leo Mens en R. Beintema, 2 uur. Rembrandt: films over Artis, 11 uur. Bioscopen: Middag- en avond voorstellingen. DINSDAG 19 APRIL Stadsschouwburg: Stichting Haarlemse Operette „Tsarewitsch", 8 uur. Gemeentelijk Concertgebouw: Beethovenconcert HOV, 3 uur. Bioscopen: Middag- en hvondvoorstel- i lingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1949 | | pagina 5