Uit de schatten van het Frans Halsmuseum
Litteraire Kanttekeningen
HAARVERVEN
A. MOLENDIJK, DAMESKAPPER
Herziening van
wet is thans
de Lager Onderwijs-
afgehandeld
Zaterdag 3 December 1949
G. H. 's-GRAVESANDE: „Arthur van Schendel, zijn leven en
werk" (3. M. Meulenhoff, Amsterdam)
VAN SCHENDEL WAS EEN gezegend
mens. Niet in die zin dat het levensleed
hem bespaard zou zijn gebleven; ge
zegend was hij, omdat hij verdriet en
vreugde wist te verheffen boven het per
soonlijke. Beide verstilden in zijn beschou
welijke, aandachtige geest tot verheven
rust, Daaruit en daarvan schreef hij, terug
tredende achter zijn werk, alsof hij zelf een
legende was. Wie hem kennen wilde moest
tot zijn boeken gaan. „Het mooiste", schreef
hij in zijn laatst-uitgegeven roman Het
Oude Huis, „zijn de harten die altijd zingen
of uit de diepte roepen". Het zöng steeds
in hem en hij sprak uit de diepte, zo zon
der nadruk, dat het soms een fluisteren
leek van de wind of het kabbelen van een
stil water. Deze ruisende, murmelende wel
luidendheid en mysterieuze zinrijkheid be
paalt de sfeer van zijn proza. Niemand heeft
het betoverend geheim daarvan in zo wei
nige woorden dichter benaderd dan Jan
Greshoff: „Men voelt", zei hij eens, „dat hij
van verder dan ver komt en dat hij onbe
schrijfelijke wonderen beleefd heeft". Van
verder dan ver: Van Schendel was een
zwerver der verbeelding, niet alleen toen
hij zijn „Zwervers"-boeken schreef, maar
ook nadien een Tamalone die van zijn
„drang naar ginds" in geen boek persoon
lijker heeft getuigd dan in „Fratilamur"
(1928). „Sedert heb ik geweten, dat het
verlangen het vuur is, dat voortgegeven
wordt; den een maakt het rood en wild, om
te grijpen, den ander blank en stil van ge
bed. Mij gaf het den gloed in de verbeel
ding, de zekerheid in de verwachting".
Het zijn juist deze regels die 's-Grave-
sande in zijn bio-bibliografie uit „Fratila
mur" aanhaalt. Hij had geen betere kun
nen kiezen om de verwantschap tussen de
schrijver en de mens Van Schendel met
een enkel citaat aan te tonen. De Van
Schendel die men eenmaal in zijn werk
ontmoet, ontdekt en tot vriend voor het
leven gewonnen heeft, vindt men tot zijn
vreugde ten volle bevestigd in het doei
mentaire materiaal, dat 's-Gravensande
met zoveel toewijding bijeenbracht
verwerkte tot een „levensbeeld", waarin
de biograaf zich uit vriendschap, beschei
denheid en bewondering lofwaardig op de
achtergrond hield.
Een „studie" over van Schendel en diens
werk heeft 's-Gravensande niet willen
schrijven. Nadrukkelijk verklaart hij het
in zijn voorwoord: dat hij zich tot taak
stelde „zoveel mogelijk exacte feiten te
verzamelen om het leven van Arthur van
Schendel te schetsen". Als zodanig moet
deze arbeid dan ook worden beoordeeld:
als een „schets" die, na jaren wellicht aan
gevuld met te boek gestelde herinnerin
gen van nog levende schrijversvrienden,
de betrouwbare grondslag kan worden voor
een werk van breder opzet en vooral van
dieper gang dan het enige dat ons vóór het
verschijnen van 's-Gravensande's biografie
ter beschikking stond: R. Pulinckx's „Ar
thur van Schendel, zijn werk en betekenis"
(1944). Geve men Jan Greshoff de eer, die
hem zo ruimschoots toekomt. Hij immers
was de eerste die, ter gelegenheid van Van
Schendels zestigste geboortedag, zijn her
inneringen aan vele uren van vertrouwe
lijk samenzijn met de „meester van Sestri
Levsnti" neerschreef. En al mag hij blij
kens de nasporingen van 's-Gravesande
zich in een enkele bijzonderheid hebben
vergist, met zijn in warme toon en bewon
dering geschreven „mémoire" bereidde hij
velen een blijvende vreugde, die door dit
nieuwe geschrift wordt verlevendigd. In
dit laatste immers herrijst de jonge Van
Schendel, leerling van de Toneelschool,
gast af en toe van het toenmalige café
„Mast", waar de Amsterdamse „bohème"
bijeenkwam en de schrijver van ,Drogon"
de ervaring zal hebben opgedaan die hem
later (en beter dan menig Frans biograaf)
een andere Verlaine deed verstaan dan „le
pauvre Lélian": de vorst in zijn dichterrijk.
Hier óók spreekt een jong schrijver zijn
bewondering uit voor Willem Kloos in een
zo vurige bewoording als hij zich mogelijk
in diezelfde tijd (en nadien wel nooit
meer zo onbevangen) alleen veroorloofde
in de jeugdbrieven en sonnetten, gericht
tot zijn verloofde, onze toneelspeelster me
vrouw Erfmann-Sasbach die, zoals zij aan
's-Gravesande schreef, deze schat ver
brandde „in een sombere bui om 't ver
gaan van wat ééns zo mooi was".
Van Schendel in zijn briefwisseling met
Witsen, Aart van der Leeuw, Jan van Nij-
len, in gesprek later met Ter Braak en Du
Perron; studerend in Shakespeares stad
Stratford on Avon; docerend als „onder
wijzer" in Haarlem (mèt Amsterdam de
stad van zijn hart); zich verdiepend in
Poe, Balzac, Shakespeare; zwervend door
Italic, en zo rijpend, van boek tot boek
's-Gravesande heeft hem getekend in deze
gestadige groei. Dank zij dat bespeuren
wij opnieuw het wonder van een leven, dat
zich zo natuurlijk ontwikkelde als een
plant, waaraan de duur van zijn wasdom
is toegemeten naar de gang der seizoenen.
vvss de Van Schendel die zijn lezers ver
raste met zijn „Fregatschip" (1930) wer-
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 3 DECEIVIBER
Stadsschouwburg: ..Op hoop van zegen"
(Nederlands Volkstoneel), 8 uur. Rembrandt:
Dc nieuwe avonturen van Don Juan, 14 j..
2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Twee maal
twee is twee", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „De beste jaren van ons leven", 14 j.,
2 en 7.30 uur. City: „Vrouwen in ketenen".
18 j„ 2.15. 4.30. 7 cn 9.15 uur. Spaarne: „Een
zwervers oponthoud", 14 j., 2. 4.15, 7 en 9.15
uur (Zondag 2. 4.15, 7 en 9.15 uur). Frans
Hals: „Mit Musik durch Leben". 14 j., 2.30,
7 en 9.15 uur (Zondag 2, 4.30. 7 en 9.15 uur)
ZONDAG 4 DECEMBER
Stadsschouwburg: „Op Hoop van Zegen",
(Nederlands Volkstoneel), 8 uur. Haarlemse
Kegelbond: filmvoorstelling en bezoek Sint
Nicolaas 11. 1 en 3 uur. Bioscopen: Middag
en avondvoorstellingen.
MAANDAG 5 DECEMBER
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
kelijk een andere dan de berustende, die in
„Merona" afscheid nam van een langdu
rige jeugd? Greshoff meent, dat hij zich
toen verjongde door zijn kiacht te putten
uit wat. hem zo dierbaar was: Holland. En
's-Gravesande spreekt hem niet tegen
Maar geen van beiden zal menen, dat
daarmee de dichterlijke Van Schendel van
„Maneschijn" en „Angiolino" voor goed
was gaan zwijgen; hij liet zich wéér ho
ren: in „Nachtgedaanten", waarvan vel
schillende „verhalen" werden geschreven
na het begin van de zogenaamde „Hol
landse periode". Trouwens, wie herkent
deze innigste Van Schendel niet in al zijn
werk, hoe ook zijn stijl allengs verstrakte
en versoberde? „Er is altijd veel meer dan
de mensen uitspreken, dat moet je rader
en dan zijn woorden immers niet nodig"
zegt Sofie :n „Voorbijgaande Schaduwen".
Het is goed bij het lezen van Van Schen
del steeds aan déze uitspraak indachtig
te zijn.
's-Gravensande heeft van Schendel's le
ven als een trouw vriend gevolgd. Aan het
eind van deze rijk-gedocumenteerde
„schets" (die toch werkelijk wel een „stu
die" mag heten), gaat het werk van onze
enige schrijver die voor de Nobelprijs werd
voorgedragen (en kort na zijn dood gehul
digd werd meteen halve P. C. Hooft-
prijs!), nóg eens aan het oog van de lezer
voorbij: in de met uiterste nauwgezet!ïeid
samengestelde bibliografie (achttien blad
zijden lang), die te indrukwekkender
wordt, zodra men de woorden in de ge
dachte terug roept, waarmee Van Schendel
zijn studie over Verlaine besluit: „Eer
noch bezit streefde hij na, maar uit open
hand schonk hij zijn enige gave". De gave
van een zeldzaam schrijverschap, door
's-Gravensande eerbied bevestigd in zijn
grootheid.
C. J. E. DINAUX.
Amerikaanse bariton Mack Harrell
komt zingen voor „Toonkunst"
De Amerikaanse bariton Mack Harrell
geeft op Woensdagavond 7 December in
de Haarlemse Schouwburg een recital voor
de Maatschappij tot bevordering ter Toon
kunst, waarbij Jean Antonietti hem aan
de vleugel zal begeleiden.
Mack Harrell werd geboren in Texas en
begon zijn carrière als violist. Hij fun
geerde enige tijd als concertmeester, als
muzieklex-aar aan de universiteit van
Oklahoma en als eerste violist van het
Dallas Symphonie-orkest. Bij Emanuel
Zetlin in Philadelphia studeerde hij verder,
waar op een goede dag de zanger Robert
Lawrence Weer zijn vocale mogelijkheden
ontdekte. Na zijn eerste scholing verwierf
hij een beurs die hem in staat stelde in
New York onder leiding van mevrouw
Anna Schoen-Rene en van Coenraad V.
Bos zijn studie te voltooien. Thans is Mack
Harrell verbonden aan de Metropolitan
Opera.
Tien jaar geleden trad deze veelgeprezen
liedex-en-vertolker voor het eerst in ons
land op. Kort geleden maakte hij een
tournee door de Amerikaanse zóne van
Duitsland. Zijn programma bestaal uit
„Dichterliebe" van Robert Schumann,
„De Rattenvangei-" van Wolf, werken van
Purcell en Doghourty, benevens uit Ame-
ikaanse volksliederen.
Hogere vergoeding voor
Tweede Kamerleden?
Ingediend is een wetsontwerp tot nadere
regeling van de schadeloosstelling van de
leden van de Tweede Kamer.
De schadeloosstelling van de leden van
de Tweede Kamer, in 1947 op 6000 per
jaar gebracht blijkt, mede wegens de niet
onbelangrijke uit het Kamerlidmaatschap
voortvloeiende kosten, niet voldoende te
zijn, zo wordt in de Memorie van Toelich
ting verklaard.
De bureaukosten en de uitgaven voor
administratieve hulp zijn belangrijk toe
genomen. Het peil dier kosten zelf is
evenzeer aanmerkelijk gestegen.
Een verhoging van de schadeloosstel
ling komt de regering meer gewenst voor
dan invoering van portvrijdom voor cor
respondentie, met het Kamerlidmaatschap
samenhangende, en toekenning van een
vergoeding voor telefoonkosten. Vele Ka
merleden moeten ook belangrijke uitgaven
doen voor verblijfkosten.
Ten einde meer tegemoet te komen aan
het bezwaar, dat de financiële gevolgen
een beletsel zouden vormen voor het ver
vullen van het lidmaatschap van de Twee
de Kamer, heeft de regering nu voorge
steld het bedrag der schadeloosstelling te
verhogen en wel voor de leden, woonachtig
te 's-Gravenhage of in de nabijheid daar
van, tot 7200; voor de leden woonachtig>op
een afstand van meer dan 25 km., doch
minder dan 75 km. van 's-Gravenhage, op
7800, cn voor de overige leden op 8400.
Er wordt geen wijziging van de thans
geldende pensioenbedragen voorgesteld.
MOLTON DEKENS
grote maten, prima kwaliteit
f 3.65, f 6.85, f 7.—. f 7.70
v. DUIVENBODEN
GED. OUDE GRACHT 108-110, HAARLEM
(Adv
Heringa Wuthrich
HAARLEM
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
(Adv.)
Hout uit Duitsland
Duitsers veroorzaakten
vele moeilijkheden
Het jaarverslag van het Staatsbosbeheer
vermeldt over de houtveilingen in Duits
land dat het Staatsbosbeheer in 1947 voor
156.022 kxibieke meter en de Heidemaat
schappij voor 35.553 kubieke meter met de
Engelse en Duitse autoriteiten conlrac-
teerde. Voorts reserveex-den de Engelse
autoriteiten 325.000 kubieke meter hout
op stam voor ons land. Tegen het einde van
1947 had ons land sinds het begin van de
vellingen in 1945 ongeveer 445.000 kubieke
meter hout uit Duitsland ontvangen.
Hoewel de veilingen over het algemeen
vlot verliepen, waren er veel moeilijkhe
den. Vooral de steeds toenemende sabotage
van Duitse zijde, waardoor herhaaldelijk de
hulp van de Engelse bezettende macht
moest worden ingeroepen en de vele dief
stallen door Duitsers, welke op 140.000,
per jaar werden geraamd en die een inten
siever toezicht, ook van de ambtenaren van
het Staatsbosbeheer vei-gden, werkten
remmend. Bovendien moesten telkens weer
andere grensformaliteiten worden vervuld
en was er gebrek aan banden voor de
vrachtauto's die het hout vervoerden. Ge
durende de zeer droge zomer van 1947 ont
stonden in het Reichswald enorme bos
branden, die voor een gedeelte het reeds
gevelde hout verloren deden gaan.
Per advertentie in de dagbladen werd bekend gemaakt dat dc Inspecteur der
Domeinen te 's Hertogenbosch bij inschrijving drie verouderde Junker vliegtuigen
JU 52M 3 zou verkopen. De machines waren op het vliegveld Gilze-Rijen te
bezichtigen. De belangstelling der adspirant-kopers voor „Opa", één der drie te koop
aangeboden vliegtuigen.
TWEEDE KAMER
De vroegere „coalitie"
herleefde even
(Van onze parlementaire redacteur).
Vrijdag toen de Tweede Kamer de her
ziening van de Lager Onderwijswet afhan
delde, verklaarde de heer Peters (K.V.
P.), dat zijn politieke vi-ienden en hij het
experiment van de voorbei'eidende klasse
aan de ambachtschool niet onmogelijk wil
len maken, mits hieraan geen uitbreiding
wordt gegeven. Op gelijke wijze moet er
dan toch ook een experiment met de voort
gezet lager onderwijs-school plaats hebben.
Spreker diende een motie in, aandringende
op een sluitend geheel van de leerplannen
voor scholen van voortgezet gewoon lager
onderwijs, lager Nijvei-heids- en land-
tuinbouwonderwijs. Tevens worden
bevredigende wettelijke normen verlangd
voor de oprichting en instandhouding van
dergelijke bijzondere en openbare scholen.
De heer VanSleen (Arbeid), een van de
ondertekenaars dier motie, meende uit de
rede van minister Rutten begrepen te heb
ben, dat deze geenszins overal een voorbe
reidende klasse aan de ambachtschool wil
en genoegen zou nemen met armslag in
deze, door zich te bepalen tot het onder
nemen van bedoeld experiment. Spreker
voelde niets voor het rustig afwachten, door
de heer Tilanus ten opzichte van de voort-
Compositioneel is dit
doek ontegenzeggelijk
een teruggang na de
in alle opzichten zo
geslaagde groep van
1633, zodat het hoog
tepunt in de reeks
van Hals' schutters
stukken tegen de
verwachting niet
ligt in zijn laatste op
dracht in dit genre. Is
Hals het veel beoefen
de genre moe geweest
of zou -hij zich hebben
moeten schikken naar
de wensen zijner op
drachtgevers, die zich
voordelig" moge
lijk geportretteerd
verlangden te zien?
Hals voltooide dit
rerk drie jaren vóél
de Nachtwacht, waar
mee Rembrandt zowel
de Amsterdamse als de Haarlemse tradities naai vormen van de linker-bovenhoek naar Frans Hals: Officieren en Onderofficieren
in dit genre overtrof. Vergelijking met het midden der voorste rij.
jgen <jer sterkste figuren is ongetwijfeld
in dit genre overtrof.
Rembrandts Nachtwacht doet ons eerst
recht duidelijk de tegenstelling beseffen in die van Quiryn Damast (derde van rechts)
de Seest en de techniek van de zo geheel wiens physionomie herinnert aan die van
van de St. Jorisdoelen. Anno 1639.
Doek 218 bij 421 cm.
«au uic van Tussen de rij op het tweede plan, tweede
verschillend afgestemde meesters. Beiden Calvijn. Hoewel deze verre gelijkenis niet figuur van links, ontwaren we Frans Hals
hadden tot opgave de schuttei-s af te beel- meer is dan een toevalligheid, belichaamt zelf. In dit gelaat herkennen wij de scherpe
den op het moment dat deze hun parade deze onvergetelijke figuur niettemin de waarnemer, spiedend over de oppervlakte
aanvingeh. De fantasie waarmee Rembrandt ideologie, die het geestelijke fundament van zijn wereld, die onder zijn geniale pen-
in de vertolking van dit volkomen onbete- vormde van het 17e eeuwse Holland, waar seelvoering werd vereeuwigd. Zijn gelaat-
kenende evenement de suggestie weet af te de geest van de grote Zwitserse hervormer strekken verbergen geen geheimenis, die
dwingen van een belangwekkend historisch zo diep wortel schoot. De onverzettelijkheid we uit zijn werk zouden willen naspexiren.
moment, was Hals ten enenmale vreemd, der gelaatsti-ekken correspondeert ten volle Zij zijn in volkomen hai-monie met de aard
In deze tegenstelling openbaart zich ook de met de rechterhand, vastberaden gestrekt van zijn ganse levenswerk, dat ons de her-
innerlijke bewogenheid van Rembi-andt tegen de blauwe sjerp. Men vestige ook de schepping geeft van zijn tijdgenoten in de
tegenover de geniale tastzin van Hals voor aandacht aan de linkerhand, die de sponton klare opvatting van zijn ongecompliceerd
iomknelt: het is alsof de bouw van de hand wezen.
en het daaruit sprekende karakter door de
het oppervlak van het leven.
De groeperings-elementen van het maal-
tijden-schema, in het doek van 1633 nog handschoen héén dringt!
volledig aanwezig, zijn thans geheel ver
dwenen. De twaalf officiex-en op de voor iv«,«ai
grond, staande en tot kniehoogte afgebeeld, links) met diens beeltenis op de schutters-
vormen een horizontaal fries van koppen, maaltijd van 1627, waar hij ons met ver-
Maar dit bescheiden ingevoegde zelfpor
tret toont ons tevens de physionomie van
Interessant is de vergelijking van het een kunstenaar, die wij ons opgewekter
portret van Michiel de Wael (vijfde van hadden voorgesteld na onze vervoering
jÉ door diens pittige toets. In zoverre kan deze
.„j „..O «tl- gestemdheid ons aansporen het oor scher-
waartussen enkele figuren zich wenden om dacht tintelende ogen ostentatief zijn lege per In te stellen op de ondertoon in mineur,
de monotonie te breken. Twee vaandel- roemer toonde! Zijn hoogrode kleur beves- die vooral in zijn tweede scheppingsperiode
dragers sluiten de rij. die toch niet aan een tigt ons vermoeden dat we hier met een (na 1641) steeds duidelijker hoorbaar is.
zekere gelijkmatigheid is ontkomen. Een
Wanneer wij door de beschouwing van
onverbeterlijke drinkebroer te doen heb- -
rudiment van de boeiende groep rondom benDe zuidelijk aandoende kop van een aantal werken van Hals reeds nader
burgemeester Loo op de bijeenkomst van luitenant Coning (rechts van De Wael) zijn gekomen tot zijn artistiek wezen, dat
1633, vinden we terug in de officieren, die roept onweerstaanbaar de herinnering op
de indrukwekkende gestalte flankeren van aan het vorstelijk penseel van Velasquez!
de magistraat, die ook hier weer in zijn Waar Rembrandt in zijn Nachtwacht boven-
al de totaliteit nastreefde van de bewege-
kwaliteit van kolonel is vereeuwigd. Zijn
gelaatstrekken schijnen door hogere ouder-
verkwikt, niét verdiept, dan zal het ons niet
verwonderen dat zijn lijfelijk portret niet
de geestelijke draagwijdte kan hebben van
Rembrandts zelfbeeltenissen, de indruk-
lijkheid en kleurigheid in samenspel met wekkende zelfbelijdenissen die de kunst-
m oaiucuayci mei <'v.oau'uc iciiuciijuciiisoeiL uxe ae Kunsx-
dom iets milder geworden te zijn; in tegen- het zonnelicht, bleef de zuivere portrette- geschiedenis kent. Daarom: wie Hals wil
stelling tot het breed-autoritair gebaren in ring der schutters secundair. Zodoende laat leren kennen stare niet op zijn zelfportret,
1633 rusten zijn handen meer bezadigd, <-
doch met onverminderde waardigheid op
de rotting. In ietwat heterogene orde slxiiten
op het tweede plan de zeven overige figuren
aan, die trapsgewijze afdalend, een diago- Coning.
meer bezadigd, dit beroemde werk, zijn superioriteit ten maar onderkenne zijn geestelijke zelf beel
aardigheid op spijt, geen portret aanwijzen van zó scher- tenis in de kleine wereld van burgers en
pe karakter-analyse als Hals hier gaf ineen schutters, die groot werd en onsterfelijk
Quiryn Damast, een Loo, een De Wael of door de macht van zijn hand!
H. P. BAARD.
gezette lager onderwijs-scholen voorge
staan.
De mening van dr.Stokman (K.V.P.)
bleek iets af te wijken van die van zijn
geestverwant Peters, doordat hij even wilde
onderstrepen dat de motie die hij mede
ondertekend had niet gezien moest
worden als zou zij de voorbereidende klasse
van de ambachtschool beschouwen als een
minder goede vorm van onderwijs. Degenen
die met de minister wegens de industriali
satie wel voor een directe aansluiting van
de ambachtschool bij het lager onderwijs
stonden, deelden de opvatting van dr. Stok
man en van de bewindsman. Zo trad de
heer D e L o o r (Arbeid) opnieuw als pleit
bezorger op voor de voorbereidende klas
van de ambachtschool. Vervolgens ontleed
de de heer Tilanus (C.H.) de motie,
vooral om de zwakke zijden aan te tonen,
die zij volgens hem bevatte. Doordat in
deze motie onder andere een zinsnede voor
komt die handhaving verlangt van de rege
ling van 6 Augustus 1935 omtrent toelating
tot de ambachtschool, zou men, aldus de
heer Tilanus. in feite het experimenteren
met de voorbereidende klasse onmogelijk
maken, want die komt niet voor in de rege
ling van 1935.
Minister R u 11 e n ontkende nog eens,
dat in het aanhangige wetsontwerp de voor
bereidende klasse van de ambachtschool
geenszins die plaats inneemt, die zij in het
debat had ingenomen. Intussen wilde de
minister wel toezeggen, niet tot uitbreiding
van de voorbereidende klasse buiten hel
door hem aangegeven doel te zullen over
gaan zonder overleg met de Vaste Kamer
commissie voor Onderwijs. Een uitspraak
van de Kamer, welke de bewindsman zo
sterk aan banden zou leggen ten opzichte
van het hier genoemde punt, achtte hij
ongewenst. Tegen de algemene strekking
van de motie had de minister geen bezwaar,
nadat hij haar zo had uitgelegd, dat zij
hem niet te veel bond.
De Kamer nam de motie zonder hoofde
lijke stemming aan met aantekening van
het „tegen" der Christelijk-Hislorische
fractie.
Een amendement-V an S 1 c e n (Arbeid)
dat ten doel had aan de scholen voor voort
gezet lager onderwijs een meer vooraan
staande plaats in het wetsontwerp te geven
dan de minister aanvankelijk had gedaan,
veroorzaakte nogal wat spraakverwarring.
Vandaar een uur schorsing der beraadsla
gingen om binnenskamers aan een en ander
te kunnen dokteren. Het resultaat hiervan
was, dat minister Rutten en de heer Van
Sleen het uiteindelijk eens werden en
laatstgenoemde ten opzichte van het door
hem voorgestane beginsel zijn zin kreeg,
althans op een nader door de wet te bepalen
datum.
Mr. Terpstra (A.R.) probeerde door
een amendement de anderhalf jaar geleden
in de wet opgenomen bepaling te schrap
pen, die verbood dat kinderen tijdens het
cursusjaar van de ene naar een andere
school zouden overgaan om andere redenen
dan verhuizing. Met klem verzette de heer
Van Sleen zich tegen deze poging: de
bedoeling van het amendement was volgens
hem om een tussentijdse overgang naar
confessionele scholen te vergemakkelijken.
Met 46 tegen 29 stemmen nam dc Kamer
het amendement aan: de oude „coalitie"
van christelijke partijen, die hier weer eens
even herleefde, behaalde dus de overwin
ning.
Tegen een poging van de heer Van
Sleen om de leerlingenschaal voor een
voortgezet lager onderwijs-school te ver
lagen, had de minister zeer ernstige be
zwaren. Wel bleek de bewindsman bereid
de schaal een klein beetje lang niet zo
sterk als de heer Van Sleen wenste te
verlagen.
Deze laatste bleek dan ook niet voldaan.
Volgens hem moest het in gemeenten met
minder dan 25000 inwoners mogelijk zijn
scholen voor voortgezet lager onderwijs op
te richten als er 31 leerlingen zijn. De
minister wilde het minimum op 51 gesteld
zien. Met dc „linkerzijde" stemden alleen
de heren Peters en De Haar (K.V.P.) voor,
zodat het amendement-V an Sleen met
43 tegen 31 stemmen werd verworpen. Nog
wat geharrewar over een louter als prak
tische en niet principiële wijziging bedoeld
amendement van de heer Van Sleen om
trent de procedure bij benoeming tot tij
delijke onderwijzeres (voor niet langer
dan drie maanden) van een gehuwde
vrouw en toen kon de Kamer eindelijk om
streeks kwart over zes 's middags ee.n
laat uur voor de Vrijdag gereed komen
met het wetsontwerp, dat minister Rutten
ongetwijfeld met vaardigdheid had verde
digd. Dinsdag wordt de eindstemming ge
houden,
Elisabeth Zernike
„Ik ben geen mens voor een vraagge
sprek" schreef Elisabeth Zernike me als
antwoord op mijn verzoek haar een inter
view toe te staan. „Ik heb heel weinig ge
lezen, heb zo goed als geen vaststaande
mening omtrent hei werk van mijn tijd
genoten, weet niets van politiek, van spi
ritisme of van sport. Dan vind ik het een
onplezierige gedachte, dat ik in een krant
iets zou kunnen terugvinden uit mijn
kamer: mijn geringe boekenbezit, mijn
gekke schrijftafeltje, mijn piano. Dus: niet
doen. want het wordt een fiasco".
Dus deed ik het tóch. Ik heb niet op
het „gekke schrijftafeltje" gelet, dat er
trouwens niet eens stond, maar luisterde
in de vriendelijke sfeer van een gezellige
kamer, naar een vrouw die mij van haar
leven vertelde. Schijnbaar een leven
waarin weinig is voorgevallen, zoals er
ook in haar eenvoudige vertellingen niets
schokkends gebeurt Maar toch schuilt
achter haar onopgesmukte woorden, of zij
deze nu spreekt of schrijft, een diepe en
intense gevoelswereld, zo verzwegen, dat
men er naar raden moet, doch waar het
in wezen om gaat.
Elisabeth Zernike groeide op in een
groot gezin met veel kinderen en had een
zorgeloze jeugd. „Maar desondanks kom
ik in opstand", zegt zij, „als ik lees, dat
de jeugd vaak als de gelukkigste tijd van
het leven wordt beschouwd. Er is zoveel
waar het kind geen weg mee weet een
kind, dat het leven der volwassenen wordt
binnengeleid, heeft het moeilijk en ziet
zich omringd door onbegrepen myste
riën".
Onwillekeurig moet ik aan „Het Buur
meisje" denken, de geschiedenis van de
puberteit, waarin zij de eenzaamheid van
een kind zo voortreffelijk heeft gepeild.
Elisabeth Zernike voelde zich temidden
van haar knappe broertjes en zusjes, die
later bijna allen in de maatschappij iets
„werden" (zy zal nooit toegeven, dat zjj
ook iets geworden is!) het domme eendje,
al zei haar vader troostend, dat hij liever
een lief kind had, dan een knap kind.
Neen, studielust zoals de anderen had zij
niet. Wel kon zij aardig zingen. Dxis naar
de muziekschool. Maar zij was zo'n geslo
ten wezentje, dat zij haar mond nooit goed
dorst te openen. Door een verkeerde me
thode raakte zij trouwens haar stem al
spoedig kwijt. Zij haalde daarop een acte
als spraaklerares, maar Fieud zou er
het zijne van zeggen ze verloor haar
diploma. Was dat niet een vingerwijzing
om geen spraakles te geven en liever haar
innerlijke drang tot schrijven te volgen?
En zo debuteerde Elisabeth Zernike in
1919 met „Het Schamele Deel", nog geheel
in dc geest van het gematigd realisme
Schrijfsters van nabij
geschreven. Maar al spoedig vond zij haar
eigen gevoelige en toch zo sobere vertel
trant. Een lange reeks boeken zag het
licht in de eerste jaren: Een Vrouw als Zij,
Kinderspel, De gereede glimlach om
slechts enkele romans te noemen. Haar
werk kenmerkt zich bovenal door een be
zonken rust. Zij behoort niet tot die mo
derne schrijvers, die het leven meer met
het analyserend verstand dan met het hart
benaderen.
In de periode, die zij met haar moeder,
welke haar zeer na stond en die zij, on
danks haar 72 jaren nooit als een „oude"
vrouw heeft kunnen zien, buiten in Doorn
heeft doorgebracht, heeft ze weinig ge
schreven. Misschien had zij het, zoals ze
zegt, te goed om hard te werken. Een
vruchtbare tijd brak weer aan, toen ze
na de dood van haar moeder in een ander
huisje trok. Het leven van de grote roezige
wereld drong niet tot haar door, ze las
geen kranten, werd niet opgeschrikt door
alarmerende radioberichten, maar schreef
argeloos verder.David Drenth, Vriend
schappen, Het leven zonder einde, De oud
ste zoon cn nog zovele andere.
Na het gereed komen van „Bruidstijd"
en „Dc Gast" (dat pas na de bevrijding
verscheen) bracht de oorlog een onder
breking in haar werk. Wél heeft zij in die
jaren verzen voorgedragen, een bezigheid
die nog steeds haar grote liefde heeft.
Nu woont zij weer in haar geboortestad
Amsterdam. „Je kunt niet altijd blijven
teren op wat je in je hebt. Jc hebt con
tact met anderen nodig en buiten ben je
ook verstoken van muziek. Zingen vind
ik nog altijd heerlijk". Na een korte aar
zeling vervolgde zij: „Evenals verzen schrij
ven".
Zij las me enige van die nog niet uit
gegeven gedichten voor en het was alsof
alle schroom van haar afviel bij het reci
teren van die verzen, waarin de hunkering,
dc eenzaamheid en het stille geluk van
een mens worden uitgezegd. Ik begrijp de
vreugde die haar dit dichten geeft, dat
haar ontheft aan de werkelijkheid, die
grauw is en vol lawaai. (Intussen is be
kend gemaakt dat Elisabeth Zernike dezer
dagen voor haar gedicht „En toen wij af
scheid namen...." werd onderscheiden
met de Poëzie-prijs 1948 van de gemeente
Amsterdam. - Red.)
Elisabeth Zernike leest geen krant en
heeft geen radio, maar zij beluistert het
leven van een andere kant. Zij ontdoet
het in haar boeken cn vermoedelijk ook
voor haarzelf van alle luidruchtige bij
komstigheden en schept zoals een criticus
het eens uitdrukte: „een weefwerk van
kruisende draden, die menselijke harten
binden."
Ik vroeg haar of ik haar novelle „De
Schaatsentocht" zou mogen lenen, die ik
in de bibliotheek niet te pakken kon krij
gen. „Ik bezit mijn eigen boeken niet",
zegt Elisabeth Zernike met een schuldig
lachje. „Vindt u dat zo vreemd? Voor het
boek, waar ik mee bezig hen, voel ik al
les. Maar als het af is, kijk ik er niet
meer naar om. Trouwens ik zou het ook
niet meer waarderen. Je bent eraan ont
groeid en bekijkt het met andere ogen,
critischer."
Op mijn laatste vraag in dit prettige
onderhoud: „Waaraan bent u nu be
zig?" volgde geen ander antwoord dan
een zorgvuldig stilzwijgen.
ELLA GOLDSTEIN.
CASPAR CASSADO SOLIST BIJ DE
II. O. V.
De beroemde Spaanse cellist Caspar
Cassado werkt mede aan het derde leden
concert (serie A) van de Haarlemse Or
kestvereniging op Dinsdag 6 December.
Deze solist zal het Cello-concert van
Dvorak ten gehore brengen. Het program
ma bestaat verder uit het voorspel tot
„Lohengrin" van Richard Wagner en de
Tweede Symphonie van Brahms. Het or
kest wordt geleid door Toon Verhey.
De Haarlemse kunstenaar Waalko J. Dinge-
mans Jr. heeft, van 25 October tot 14 Novem
ber een tentoonstelling gehouden van zijn
schilderijen, portretten cn landschappen in
de Gainsborough Galleries te Johannesburg,
jCt V",'1- De e*P°sitie werd geopend door
«telling 6 SeZant en trok veeI belaQ£*