Uit de schatten van het Frans Halsmuseum Litteraire Kanttekeningen HAARVERVEN A. MOLENDIJK, DAMESKAPPER Herziening van wet is thans de Lager Onderwijs- afgehandeld Zaterdag 3 December 1949 G. H. 's-GRAVESANDE: „Arthur van Schendel, zijn leven en werk" (3. M. Meulenhoff, Amsterdam) VAN SCHENDEL WAS EEN gezegend mens. Niet in die zin dat het levensleed hem bespaard zou zijn gebleven; ge zegend was hij, omdat hij verdriet en vreugde wist te verheffen boven het per soonlijke. Beide verstilden in zijn beschou welijke, aandachtige geest tot verheven rust, Daaruit en daarvan schreef hij, terug tredende achter zijn werk, alsof hij zelf een legende was. Wie hem kennen wilde moest tot zijn boeken gaan. „Het mooiste", schreef hij in zijn laatst-uitgegeven roman Het Oude Huis, „zijn de harten die altijd zingen of uit de diepte roepen". Het zöng steeds in hem en hij sprak uit de diepte, zo zon der nadruk, dat het soms een fluisteren leek van de wind of het kabbelen van een stil water. Deze ruisende, murmelende wel luidendheid en mysterieuze zinrijkheid be paalt de sfeer van zijn proza. Niemand heeft het betoverend geheim daarvan in zo wei nige woorden dichter benaderd dan Jan Greshoff: „Men voelt", zei hij eens, „dat hij van verder dan ver komt en dat hij onbe schrijfelijke wonderen beleefd heeft". Van verder dan ver: Van Schendel was een zwerver der verbeelding, niet alleen toen hij zijn „Zwervers"-boeken schreef, maar ook nadien een Tamalone die van zijn „drang naar ginds" in geen boek persoon lijker heeft getuigd dan in „Fratilamur" (1928). „Sedert heb ik geweten, dat het verlangen het vuur is, dat voortgegeven wordt; den een maakt het rood en wild, om te grijpen, den ander blank en stil van ge bed. Mij gaf het den gloed in de verbeel ding, de zekerheid in de verwachting". Het zijn juist deze regels die 's-Grave- sande in zijn bio-bibliografie uit „Fratila mur" aanhaalt. Hij had geen betere kun nen kiezen om de verwantschap tussen de schrijver en de mens Van Schendel met een enkel citaat aan te tonen. De Van Schendel die men eenmaal in zijn werk ontmoet, ontdekt en tot vriend voor het leven gewonnen heeft, vindt men tot zijn vreugde ten volle bevestigd in het doei mentaire materiaal, dat 's-Gravensande met zoveel toewijding bijeenbracht verwerkte tot een „levensbeeld", waarin de biograaf zich uit vriendschap, beschei denheid en bewondering lofwaardig op de achtergrond hield. Een „studie" over van Schendel en diens werk heeft 's-Gravensande niet willen schrijven. Nadrukkelijk verklaart hij het in zijn voorwoord: dat hij zich tot taak stelde „zoveel mogelijk exacte feiten te verzamelen om het leven van Arthur van Schendel te schetsen". Als zodanig moet deze arbeid dan ook worden beoordeeld: als een „schets" die, na jaren wellicht aan gevuld met te boek gestelde herinnerin gen van nog levende schrijversvrienden, de betrouwbare grondslag kan worden voor een werk van breder opzet en vooral van dieper gang dan het enige dat ons vóór het verschijnen van 's-Gravensande's biografie ter beschikking stond: R. Pulinckx's „Ar thur van Schendel, zijn werk en betekenis" (1944). Geve men Jan Greshoff de eer, die hem zo ruimschoots toekomt. Hij immers was de eerste die, ter gelegenheid van Van Schendels zestigste geboortedag, zijn her inneringen aan vele uren van vertrouwe lijk samenzijn met de „meester van Sestri Levsnti" neerschreef. En al mag hij blij kens de nasporingen van 's-Gravesande zich in een enkele bijzonderheid hebben vergist, met zijn in warme toon en bewon dering geschreven „mémoire" bereidde hij velen een blijvende vreugde, die door dit nieuwe geschrift wordt verlevendigd. In dit laatste immers herrijst de jonge Van Schendel, leerling van de Toneelschool, gast af en toe van het toenmalige café „Mast", waar de Amsterdamse „bohème" bijeenkwam en de schrijver van ,Drogon" de ervaring zal hebben opgedaan die hem later (en beter dan menig Frans biograaf) een andere Verlaine deed verstaan dan „le pauvre Lélian": de vorst in zijn dichterrijk. Hier óók spreekt een jong schrijver zijn bewondering uit voor Willem Kloos in een zo vurige bewoording als hij zich mogelijk in diezelfde tijd (en nadien wel nooit meer zo onbevangen) alleen veroorloofde in de jeugdbrieven en sonnetten, gericht tot zijn verloofde, onze toneelspeelster me vrouw Erfmann-Sasbach die, zoals zij aan 's-Gravesande schreef, deze schat ver brandde „in een sombere bui om 't ver gaan van wat ééns zo mooi was". Van Schendel in zijn briefwisseling met Witsen, Aart van der Leeuw, Jan van Nij- len, in gesprek later met Ter Braak en Du Perron; studerend in Shakespeares stad Stratford on Avon; docerend als „onder wijzer" in Haarlem (mèt Amsterdam de stad van zijn hart); zich verdiepend in Poe, Balzac, Shakespeare; zwervend door Italic, en zo rijpend, van boek tot boek 's-Gravesande heeft hem getekend in deze gestadige groei. Dank zij dat bespeuren wij opnieuw het wonder van een leven, dat zich zo natuurlijk ontwikkelde als een plant, waaraan de duur van zijn wasdom is toegemeten naar de gang der seizoenen. vvss de Van Schendel die zijn lezers ver raste met zijn „Fregatschip" (1930) wer- Agenda voor Haarlem ZATERDAG 3 DECEIVIBER Stadsschouwburg: ..Op hoop van zegen" (Nederlands Volkstoneel), 8 uur. Rembrandt: Dc nieuwe avonturen van Don Juan, 14 j.. 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Palace: „Twee maal twee is twee", alle leeft., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur. Luxor: „De beste jaren van ons leven", 14 j., 2 en 7.30 uur. City: „Vrouwen in ketenen". 18 j„ 2.15. 4.30. 7 cn 9.15 uur. Spaarne: „Een zwervers oponthoud", 14 j., 2. 4.15, 7 en 9.15 uur (Zondag 2. 4.15, 7 en 9.15 uur). Frans Hals: „Mit Musik durch Leben". 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur (Zondag 2, 4.30. 7 en 9.15 uur) ZONDAG 4 DECEMBER Stadsschouwburg: „Op Hoop van Zegen", (Nederlands Volkstoneel), 8 uur. Haarlemse Kegelbond: filmvoorstelling en bezoek Sint Nicolaas 11. 1 en 3 uur. Bioscopen: Middag en avondvoorstellingen. MAANDAG 5 DECEMBER Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen. kelijk een andere dan de berustende, die in „Merona" afscheid nam van een langdu rige jeugd? Greshoff meent, dat hij zich toen verjongde door zijn kiacht te putten uit wat. hem zo dierbaar was: Holland. En 's-Gravesande spreekt hem niet tegen Maar geen van beiden zal menen, dat daarmee de dichterlijke Van Schendel van „Maneschijn" en „Angiolino" voor goed was gaan zwijgen; hij liet zich wéér ho ren: in „Nachtgedaanten", waarvan vel schillende „verhalen" werden geschreven na het begin van de zogenaamde „Hol landse periode". Trouwens, wie herkent deze innigste Van Schendel niet in al zijn werk, hoe ook zijn stijl allengs verstrakte en versoberde? „Er is altijd veel meer dan de mensen uitspreken, dat moet je rader en dan zijn woorden immers niet nodig" zegt Sofie :n „Voorbijgaande Schaduwen". Het is goed bij het lezen van Van Schen del steeds aan déze uitspraak indachtig te zijn. 's-Gravensande heeft van Schendel's le ven als een trouw vriend gevolgd. Aan het eind van deze rijk-gedocumenteerde „schets" (die toch werkelijk wel een „stu die" mag heten), gaat het werk van onze enige schrijver die voor de Nobelprijs werd voorgedragen (en kort na zijn dood gehul digd werd meteen halve P. C. Hooft- prijs!), nóg eens aan het oog van de lezer voorbij: in de met uiterste nauwgezet!ïeid samengestelde bibliografie (achttien blad zijden lang), die te indrukwekkender wordt, zodra men de woorden in de ge dachte terug roept, waarmee Van Schendel zijn studie over Verlaine besluit: „Eer noch bezit streefde hij na, maar uit open hand schonk hij zijn enige gave". De gave van een zeldzaam schrijverschap, door 's-Gravensande eerbied bevestigd in zijn grootheid. C. J. E. DINAUX. Amerikaanse bariton Mack Harrell komt zingen voor „Toonkunst" De Amerikaanse bariton Mack Harrell geeft op Woensdagavond 7 December in de Haarlemse Schouwburg een recital voor de Maatschappij tot bevordering ter Toon kunst, waarbij Jean Antonietti hem aan de vleugel zal begeleiden. Mack Harrell werd geboren in Texas en begon zijn carrière als violist. Hij fun geerde enige tijd als concertmeester, als muzieklex-aar aan de universiteit van Oklahoma en als eerste violist van het Dallas Symphonie-orkest. Bij Emanuel Zetlin in Philadelphia studeerde hij verder, waar op een goede dag de zanger Robert Lawrence Weer zijn vocale mogelijkheden ontdekte. Na zijn eerste scholing verwierf hij een beurs die hem in staat stelde in New York onder leiding van mevrouw Anna Schoen-Rene en van Coenraad V. Bos zijn studie te voltooien. Thans is Mack Harrell verbonden aan de Metropolitan Opera. Tien jaar geleden trad deze veelgeprezen liedex-en-vertolker voor het eerst in ons land op. Kort geleden maakte hij een tournee door de Amerikaanse zóne van Duitsland. Zijn programma bestaal uit „Dichterliebe" van Robert Schumann, „De Rattenvangei-" van Wolf, werken van Purcell en Doghourty, benevens uit Ame- ikaanse volksliederen. Hogere vergoeding voor Tweede Kamerleden? Ingediend is een wetsontwerp tot nadere regeling van de schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer. De schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer, in 1947 op 6000 per jaar gebracht blijkt, mede wegens de niet onbelangrijke uit het Kamerlidmaatschap voortvloeiende kosten, niet voldoende te zijn, zo wordt in de Memorie van Toelich ting verklaard. De bureaukosten en de uitgaven voor administratieve hulp zijn belangrijk toe genomen. Het peil dier kosten zelf is evenzeer aanmerkelijk gestegen. Een verhoging van de schadeloosstel ling komt de regering meer gewenst voor dan invoering van portvrijdom voor cor respondentie, met het Kamerlidmaatschap samenhangende, en toekenning van een vergoeding voor telefoonkosten. Vele Ka merleden moeten ook belangrijke uitgaven doen voor verblijfkosten. Ten einde meer tegemoet te komen aan het bezwaar, dat de financiële gevolgen een beletsel zouden vormen voor het ver vullen van het lidmaatschap van de Twee de Kamer, heeft de regering nu voorge steld het bedrag der schadeloosstelling te verhogen en wel voor de leden, woonachtig te 's-Gravenhage of in de nabijheid daar van, tot 7200; voor de leden woonachtig>op een afstand van meer dan 25 km., doch minder dan 75 km. van 's-Gravenhage, op 7800, cn voor de overige leden op 8400. Er wordt geen wijziging van de thans geldende pensioenbedragen voorgesteld. MOLTON DEKENS grote maten, prima kwaliteit f 3.65, f 6.85, f 7.—. f 7.70 v. DUIVENBODEN GED. OUDE GRACHT 108-110, HAARLEM (Adv Heringa Wuthrich HAARLEM CENTRALE VERWARMING JOHNSON OLIEBRANDERS (Adv.) Hout uit Duitsland Duitsers veroorzaakten vele moeilijkheden Het jaarverslag van het Staatsbosbeheer vermeldt over de houtveilingen in Duits land dat het Staatsbosbeheer in 1947 voor 156.022 kxibieke meter en de Heidemaat schappij voor 35.553 kubieke meter met de Engelse en Duitse autoriteiten conlrac- teerde. Voorts reserveex-den de Engelse autoriteiten 325.000 kubieke meter hout op stam voor ons land. Tegen het einde van 1947 had ons land sinds het begin van de vellingen in 1945 ongeveer 445.000 kubieke meter hout uit Duitsland ontvangen. Hoewel de veilingen over het algemeen vlot verliepen, waren er veel moeilijkhe den. Vooral de steeds toenemende sabotage van Duitse zijde, waardoor herhaaldelijk de hulp van de Engelse bezettende macht moest worden ingeroepen en de vele dief stallen door Duitsers, welke op 140.000, per jaar werden geraamd en die een inten siever toezicht, ook van de ambtenaren van het Staatsbosbeheer vei-gden, werkten remmend. Bovendien moesten telkens weer andere grensformaliteiten worden vervuld en was er gebrek aan banden voor de vrachtauto's die het hout vervoerden. Ge durende de zeer droge zomer van 1947 ont stonden in het Reichswald enorme bos branden, die voor een gedeelte het reeds gevelde hout verloren deden gaan. Per advertentie in de dagbladen werd bekend gemaakt dat dc Inspecteur der Domeinen te 's Hertogenbosch bij inschrijving drie verouderde Junker vliegtuigen JU 52M 3 zou verkopen. De machines waren op het vliegveld Gilze-Rijen te bezichtigen. De belangstelling der adspirant-kopers voor „Opa", één der drie te koop aangeboden vliegtuigen. TWEEDE KAMER De vroegere „coalitie" herleefde even (Van onze parlementaire redacteur). Vrijdag toen de Tweede Kamer de her ziening van de Lager Onderwijswet afhan delde, verklaarde de heer Peters (K.V. P.), dat zijn politieke vi-ienden en hij het experiment van de voorbei'eidende klasse aan de ambachtschool niet onmogelijk wil len maken, mits hieraan geen uitbreiding wordt gegeven. Op gelijke wijze moet er dan toch ook een experiment met de voort gezet lager onderwijs-school plaats hebben. Spreker diende een motie in, aandringende op een sluitend geheel van de leerplannen voor scholen van voortgezet gewoon lager onderwijs, lager Nijvei-heids- en land- tuinbouwonderwijs. Tevens worden bevredigende wettelijke normen verlangd voor de oprichting en instandhouding van dergelijke bijzondere en openbare scholen. De heer VanSleen (Arbeid), een van de ondertekenaars dier motie, meende uit de rede van minister Rutten begrepen te heb ben, dat deze geenszins overal een voorbe reidende klasse aan de ambachtschool wil en genoegen zou nemen met armslag in deze, door zich te bepalen tot het onder nemen van bedoeld experiment. Spreker voelde niets voor het rustig afwachten, door de heer Tilanus ten opzichte van de voort- Compositioneel is dit doek ontegenzeggelijk een teruggang na de in alle opzichten zo geslaagde groep van 1633, zodat het hoog tepunt in de reeks van Hals' schutters stukken tegen de verwachting niet ligt in zijn laatste op dracht in dit genre. Is Hals het veel beoefen de genre moe geweest of zou -hij zich hebben moeten schikken naar de wensen zijner op drachtgevers, die zich voordelig" moge lijk geportretteerd verlangden te zien? Hals voltooide dit rerk drie jaren vóél de Nachtwacht, waar mee Rembrandt zowel de Amsterdamse als de Haarlemse tradities naai vormen van de linker-bovenhoek naar Frans Hals: Officieren en Onderofficieren in dit genre overtrof. Vergelijking met het midden der voorste rij. jgen <jer sterkste figuren is ongetwijfeld in dit genre overtrof. Rembrandts Nachtwacht doet ons eerst recht duidelijk de tegenstelling beseffen in die van Quiryn Damast (derde van rechts) de Seest en de techniek van de zo geheel wiens physionomie herinnert aan die van van de St. Jorisdoelen. Anno 1639. Doek 218 bij 421 cm. «au uic van Tussen de rij op het tweede plan, tweede verschillend afgestemde meesters. Beiden Calvijn. Hoewel deze verre gelijkenis niet figuur van links, ontwaren we Frans Hals hadden tot opgave de schuttei-s af te beel- meer is dan een toevalligheid, belichaamt zelf. In dit gelaat herkennen wij de scherpe den op het moment dat deze hun parade deze onvergetelijke figuur niettemin de waarnemer, spiedend over de oppervlakte aanvingeh. De fantasie waarmee Rembrandt ideologie, die het geestelijke fundament van zijn wereld, die onder zijn geniale pen- in de vertolking van dit volkomen onbete- vormde van het 17e eeuwse Holland, waar seelvoering werd vereeuwigd. Zijn gelaat- kenende evenement de suggestie weet af te de geest van de grote Zwitserse hervormer strekken verbergen geen geheimenis, die dwingen van een belangwekkend historisch zo diep wortel schoot. De onverzettelijkheid we uit zijn werk zouden willen naspexiren. moment, was Hals ten enenmale vreemd, der gelaatsti-ekken correspondeert ten volle Zij zijn in volkomen hai-monie met de aard In deze tegenstelling openbaart zich ook de met de rechterhand, vastberaden gestrekt van zijn ganse levenswerk, dat ons de her- innerlijke bewogenheid van Rembi-andt tegen de blauwe sjerp. Men vestige ook de schepping geeft van zijn tijdgenoten in de tegenover de geniale tastzin van Hals voor aandacht aan de linkerhand, die de sponton klare opvatting van zijn ongecompliceerd iomknelt: het is alsof de bouw van de hand wezen. en het daaruit sprekende karakter door de het oppervlak van het leven. De groeperings-elementen van het maal- tijden-schema, in het doek van 1633 nog handschoen héén dringt! volledig aanwezig, zijn thans geheel ver dwenen. De twaalf officiex-en op de voor iv«,«ai grond, staande en tot kniehoogte afgebeeld, links) met diens beeltenis op de schutters- vormen een horizontaal fries van koppen, maaltijd van 1627, waar hij ons met ver- Maar dit bescheiden ingevoegde zelfpor tret toont ons tevens de physionomie van Interessant is de vergelijking van het een kunstenaar, die wij ons opgewekter portret van Michiel de Wael (vijfde van hadden voorgesteld na onze vervoering jÉ door diens pittige toets. In zoverre kan deze .„j „..O «tl- gestemdheid ons aansporen het oor scher- waartussen enkele figuren zich wenden om dacht tintelende ogen ostentatief zijn lege per In te stellen op de ondertoon in mineur, de monotonie te breken. Twee vaandel- roemer toonde! Zijn hoogrode kleur beves- die vooral in zijn tweede scheppingsperiode dragers sluiten de rij. die toch niet aan een tigt ons vermoeden dat we hier met een (na 1641) steeds duidelijker hoorbaar is. zekere gelijkmatigheid is ontkomen. Een Wanneer wij door de beschouwing van onverbeterlijke drinkebroer te doen heb- - rudiment van de boeiende groep rondom benDe zuidelijk aandoende kop van een aantal werken van Hals reeds nader burgemeester Loo op de bijeenkomst van luitenant Coning (rechts van De Wael) zijn gekomen tot zijn artistiek wezen, dat 1633, vinden we terug in de officieren, die roept onweerstaanbaar de herinnering op de indrukwekkende gestalte flankeren van aan het vorstelijk penseel van Velasquez! de magistraat, die ook hier weer in zijn Waar Rembrandt in zijn Nachtwacht boven- al de totaliteit nastreefde van de bewege- kwaliteit van kolonel is vereeuwigd. Zijn gelaatstrekken schijnen door hogere ouder- verkwikt, niét verdiept, dan zal het ons niet verwonderen dat zijn lijfelijk portret niet de geestelijke draagwijdte kan hebben van Rembrandts zelfbeeltenissen, de indruk- lijkheid en kleurigheid in samenspel met wekkende zelfbelijdenissen die de kunst- m oaiucuayci mei <'v.oau'uc iciiuciijuciiisoeiL uxe ae Kunsx- dom iets milder geworden te zijn; in tegen- het zonnelicht, bleef de zuivere portrette- geschiedenis kent. Daarom: wie Hals wil stelling tot het breed-autoritair gebaren in ring der schutters secundair. Zodoende laat leren kennen stare niet op zijn zelfportret, 1633 rusten zijn handen meer bezadigd, <- doch met onverminderde waardigheid op de rotting. In ietwat heterogene orde slxiiten op het tweede plan de zeven overige figuren aan, die trapsgewijze afdalend, een diago- Coning. meer bezadigd, dit beroemde werk, zijn superioriteit ten maar onderkenne zijn geestelijke zelf beel aardigheid op spijt, geen portret aanwijzen van zó scher- tenis in de kleine wereld van burgers en pe karakter-analyse als Hals hier gaf ineen schutters, die groot werd en onsterfelijk Quiryn Damast, een Loo, een De Wael of door de macht van zijn hand! H. P. BAARD. gezette lager onderwijs-scholen voorge staan. De mening van dr.Stokman (K.V.P.) bleek iets af te wijken van die van zijn geestverwant Peters, doordat hij even wilde onderstrepen dat de motie die hij mede ondertekend had niet gezien moest worden als zou zij de voorbereidende klasse van de ambachtschool beschouwen als een minder goede vorm van onderwijs. Degenen die met de minister wegens de industriali satie wel voor een directe aansluiting van de ambachtschool bij het lager onderwijs stonden, deelden de opvatting van dr. Stok man en van de bewindsman. Zo trad de heer D e L o o r (Arbeid) opnieuw als pleit bezorger op voor de voorbereidende klas van de ambachtschool. Vervolgens ontleed de de heer Tilanus (C.H.) de motie, vooral om de zwakke zijden aan te tonen, die zij volgens hem bevatte. Doordat in deze motie onder andere een zinsnede voor komt die handhaving verlangt van de rege ling van 6 Augustus 1935 omtrent toelating tot de ambachtschool, zou men, aldus de heer Tilanus. in feite het experimenteren met de voorbereidende klasse onmogelijk maken, want die komt niet voor in de rege ling van 1935. Minister R u 11 e n ontkende nog eens, dat in het aanhangige wetsontwerp de voor bereidende klasse van de ambachtschool geenszins die plaats inneemt, die zij in het debat had ingenomen. Intussen wilde de minister wel toezeggen, niet tot uitbreiding van de voorbereidende klasse buiten hel door hem aangegeven doel te zullen over gaan zonder overleg met de Vaste Kamer commissie voor Onderwijs. Een uitspraak van de Kamer, welke de bewindsman zo sterk aan banden zou leggen ten opzichte van het hier genoemde punt, achtte hij ongewenst. Tegen de algemene strekking van de motie had de minister geen bezwaar, nadat hij haar zo had uitgelegd, dat zij hem niet te veel bond. De Kamer nam de motie zonder hoofde lijke stemming aan met aantekening van het „tegen" der Christelijk-Hislorische fractie. Een amendement-V an S 1 c e n (Arbeid) dat ten doel had aan de scholen voor voort gezet lager onderwijs een meer vooraan staande plaats in het wetsontwerp te geven dan de minister aanvankelijk had gedaan, veroorzaakte nogal wat spraakverwarring. Vandaar een uur schorsing der beraadsla gingen om binnenskamers aan een en ander te kunnen dokteren. Het resultaat hiervan was, dat minister Rutten en de heer Van Sleen het uiteindelijk eens werden en laatstgenoemde ten opzichte van het door hem voorgestane beginsel zijn zin kreeg, althans op een nader door de wet te bepalen datum. Mr. Terpstra (A.R.) probeerde door een amendement de anderhalf jaar geleden in de wet opgenomen bepaling te schrap pen, die verbood dat kinderen tijdens het cursusjaar van de ene naar een andere school zouden overgaan om andere redenen dan verhuizing. Met klem verzette de heer Van Sleen zich tegen deze poging: de bedoeling van het amendement was volgens hem om een tussentijdse overgang naar confessionele scholen te vergemakkelijken. Met 46 tegen 29 stemmen nam dc Kamer het amendement aan: de oude „coalitie" van christelijke partijen, die hier weer eens even herleefde, behaalde dus de overwin ning. Tegen een poging van de heer Van Sleen om de leerlingenschaal voor een voortgezet lager onderwijs-school te ver lagen, had de minister zeer ernstige be zwaren. Wel bleek de bewindsman bereid de schaal een klein beetje lang niet zo sterk als de heer Van Sleen wenste te verlagen. Deze laatste bleek dan ook niet voldaan. Volgens hem moest het in gemeenten met minder dan 25000 inwoners mogelijk zijn scholen voor voortgezet lager onderwijs op te richten als er 31 leerlingen zijn. De minister wilde het minimum op 51 gesteld zien. Met dc „linkerzijde" stemden alleen de heren Peters en De Haar (K.V.P.) voor, zodat het amendement-V an Sleen met 43 tegen 31 stemmen werd verworpen. Nog wat geharrewar over een louter als prak tische en niet principiële wijziging bedoeld amendement van de heer Van Sleen om trent de procedure bij benoeming tot tij delijke onderwijzeres (voor niet langer dan drie maanden) van een gehuwde vrouw en toen kon de Kamer eindelijk om streeks kwart over zes 's middags ee.n laat uur voor de Vrijdag gereed komen met het wetsontwerp, dat minister Rutten ongetwijfeld met vaardigdheid had verde digd. Dinsdag wordt de eindstemming ge houden, Elisabeth Zernike „Ik ben geen mens voor een vraagge sprek" schreef Elisabeth Zernike me als antwoord op mijn verzoek haar een inter view toe te staan. „Ik heb heel weinig ge lezen, heb zo goed als geen vaststaande mening omtrent hei werk van mijn tijd genoten, weet niets van politiek, van spi ritisme of van sport. Dan vind ik het een onplezierige gedachte, dat ik in een krant iets zou kunnen terugvinden uit mijn kamer: mijn geringe boekenbezit, mijn gekke schrijftafeltje, mijn piano. Dus: niet doen. want het wordt een fiasco". Dus deed ik het tóch. Ik heb niet op het „gekke schrijftafeltje" gelet, dat er trouwens niet eens stond, maar luisterde in de vriendelijke sfeer van een gezellige kamer, naar een vrouw die mij van haar leven vertelde. Schijnbaar een leven waarin weinig is voorgevallen, zoals er ook in haar eenvoudige vertellingen niets schokkends gebeurt Maar toch schuilt achter haar onopgesmukte woorden, of zij deze nu spreekt of schrijft, een diepe en intense gevoelswereld, zo verzwegen, dat men er naar raden moet, doch waar het in wezen om gaat. Elisabeth Zernike groeide op in een groot gezin met veel kinderen en had een zorgeloze jeugd. „Maar desondanks kom ik in opstand", zegt zij, „als ik lees, dat de jeugd vaak als de gelukkigste tijd van het leven wordt beschouwd. Er is zoveel waar het kind geen weg mee weet een kind, dat het leven der volwassenen wordt binnengeleid, heeft het moeilijk en ziet zich omringd door onbegrepen myste riën". Onwillekeurig moet ik aan „Het Buur meisje" denken, de geschiedenis van de puberteit, waarin zij de eenzaamheid van een kind zo voortreffelijk heeft gepeild. Elisabeth Zernike voelde zich temidden van haar knappe broertjes en zusjes, die later bijna allen in de maatschappij iets „werden" (zy zal nooit toegeven, dat zjj ook iets geworden is!) het domme eendje, al zei haar vader troostend, dat hij liever een lief kind had, dan een knap kind. Neen, studielust zoals de anderen had zij niet. Wel kon zij aardig zingen. Dxis naar de muziekschool. Maar zij was zo'n geslo ten wezentje, dat zij haar mond nooit goed dorst te openen. Door een verkeerde me thode raakte zij trouwens haar stem al spoedig kwijt. Zij haalde daarop een acte als spraaklerares, maar Fieud zou er het zijne van zeggen ze verloor haar diploma. Was dat niet een vingerwijzing om geen spraakles te geven en liever haar innerlijke drang tot schrijven te volgen? En zo debuteerde Elisabeth Zernike in 1919 met „Het Schamele Deel", nog geheel in dc geest van het gematigd realisme Schrijfsters van nabij geschreven. Maar al spoedig vond zij haar eigen gevoelige en toch zo sobere vertel trant. Een lange reeks boeken zag het licht in de eerste jaren: Een Vrouw als Zij, Kinderspel, De gereede glimlach om slechts enkele romans te noemen. Haar werk kenmerkt zich bovenal door een be zonken rust. Zij behoort niet tot die mo derne schrijvers, die het leven meer met het analyserend verstand dan met het hart benaderen. In de periode, die zij met haar moeder, welke haar zeer na stond en die zij, on danks haar 72 jaren nooit als een „oude" vrouw heeft kunnen zien, buiten in Doorn heeft doorgebracht, heeft ze weinig ge schreven. Misschien had zij het, zoals ze zegt, te goed om hard te werken. Een vruchtbare tijd brak weer aan, toen ze na de dood van haar moeder in een ander huisje trok. Het leven van de grote roezige wereld drong niet tot haar door, ze las geen kranten, werd niet opgeschrikt door alarmerende radioberichten, maar schreef argeloos verder.David Drenth, Vriend schappen, Het leven zonder einde, De oud ste zoon cn nog zovele andere. Na het gereed komen van „Bruidstijd" en „Dc Gast" (dat pas na de bevrijding verscheen) bracht de oorlog een onder breking in haar werk. Wél heeft zij in die jaren verzen voorgedragen, een bezigheid die nog steeds haar grote liefde heeft. Nu woont zij weer in haar geboortestad Amsterdam. „Je kunt niet altijd blijven teren op wat je in je hebt. Jc hebt con tact met anderen nodig en buiten ben je ook verstoken van muziek. Zingen vind ik nog altijd heerlijk". Na een korte aar zeling vervolgde zij: „Evenals verzen schrij ven". Zij las me enige van die nog niet uit gegeven gedichten voor en het was alsof alle schroom van haar afviel bij het reci teren van die verzen, waarin de hunkering, dc eenzaamheid en het stille geluk van een mens worden uitgezegd. Ik begrijp de vreugde die haar dit dichten geeft, dat haar ontheft aan de werkelijkheid, die grauw is en vol lawaai. (Intussen is be kend gemaakt dat Elisabeth Zernike dezer dagen voor haar gedicht „En toen wij af scheid namen...." werd onderscheiden met de Poëzie-prijs 1948 van de gemeente Amsterdam. - Red.) Elisabeth Zernike leest geen krant en heeft geen radio, maar zij beluistert het leven van een andere kant. Zij ontdoet het in haar boeken cn vermoedelijk ook voor haarzelf van alle luidruchtige bij komstigheden en schept zoals een criticus het eens uitdrukte: „een weefwerk van kruisende draden, die menselijke harten binden." Ik vroeg haar of ik haar novelle „De Schaatsentocht" zou mogen lenen, die ik in de bibliotheek niet te pakken kon krij gen. „Ik bezit mijn eigen boeken niet", zegt Elisabeth Zernike met een schuldig lachje. „Vindt u dat zo vreemd? Voor het boek, waar ik mee bezig hen, voel ik al les. Maar als het af is, kijk ik er niet meer naar om. Trouwens ik zou het ook niet meer waarderen. Je bent eraan ont groeid en bekijkt het met andere ogen, critischer." Op mijn laatste vraag in dit prettige onderhoud: „Waaraan bent u nu be zig?" volgde geen ander antwoord dan een zorgvuldig stilzwijgen. ELLA GOLDSTEIN. CASPAR CASSADO SOLIST BIJ DE II. O. V. De beroemde Spaanse cellist Caspar Cassado werkt mede aan het derde leden concert (serie A) van de Haarlemse Or kestvereniging op Dinsdag 6 December. Deze solist zal het Cello-concert van Dvorak ten gehore brengen. Het program ma bestaat verder uit het voorspel tot „Lohengrin" van Richard Wagner en de Tweede Symphonie van Brahms. Het or kest wordt geleid door Toon Verhey. De Haarlemse kunstenaar Waalko J. Dinge- mans Jr. heeft, van 25 October tot 14 Novem ber een tentoonstelling gehouden van zijn schilderijen, portretten cn landschappen in de Gainsborough Galleries te Johannesburg, jCt V",'1- De e*P°sitie werd geopend door «telling 6 SeZant en trok veeI belaQ£*

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1949 | | pagina 5