H van Zaterdag 25 Februari 1950 Nu het voorjaar nadert zijn in de Haarlemse hertenkamp weer de bekende broed korven geplaatst waarin de eenden en ganzen straks hun nakomeling en-in-de-dop zonder vrees voor roofzuchtige indringers verzorgen kunnen. Velen in het dorp noemden Eleonoor El- gaal een dappere jonge vrouw. Anderen' oordeelden haar overmoedig en tè vol ver trouwen, waartegenover natuurlijk ook een groepje aan te wijzen was, dat haar harteloos, zonder gevoel en egoïstisch schold. De waarheid was, dat Eleonoor bang was, onuitsprekelijk bang. Niet voor spoken of bepaalde mensen, maar' bang voor het leven, zo bang, dat zij haar vrees niet durfde tonen, aan niemand. Slechts een was er, die achter de moedige schijn in haar hart had geblikt: Peter, haar man. Maandenlang had hij geaarzeld,, voor hij haar had durven vragen. Toen hij het deed geschiedde dit kort, met weinig woorden, op de man af. Vier maanden na haar huwelijk moest haar Peter ten oorlog trekken en nog vier maanden daarna, toen in een hoekje der -kleine huiskamer het wiegje gereed stond, werd Peter door de autoriteiten als ver mist gemeld. Niet gesneuveld, niet ge vangen genomen, maar vermist. De onze kerheid, de diepste ellende die het men senhart kent, werd haar deel. Eleonoor wachtte, het hele dorp wachtte met haar. In tal van gezinnen werd haar leed als het éigene gevoeld. Maanden, maandenlang bleven alle berichten uit. Allengs raakte een ieder overtuigd dat Peter gedood was, door een granaat, door een bom onherken baar verminkt en meteen begraven, door het projectiel zelf misschien al. Eleonoor glimlachte. „Hij komt terug, mijn Peter komt terug", hield zij vol, zon der hartstocht, zonder verdriet, rustig ver trouwend, zoals een moeder vertellen kan, dat over een half uur haar kleine jongen uit school thuis komt. De autoriteiten wil den kleine Peter als een halve .wees be schouwen en hem een voogd geven. Eleo noor weigerde: „Waarom? Zijn vader komt immers gauw terug". Als de pastoor in het kleine kerkje 'het jaargetijde voor de ge sneuvelde dorpelingen las en ook Peters naam noemde, glimlachte E'eonoor en bad niet mee. Men bidt immers niet voor de zielerust van iemand die niet dood is. De kleine Peter verjaarde voor het eerst en mèt de gelukwensen voor het kind werd menig troostwoord voor de moeder ge sproken. Het lachje om Eleonoor's mond was openlijk medelijdend. Iedere dag, eerst alleen, toen met het kind op haar arm, later met kleine Peter aan de hand, wandelde zij naar het raad huis, op welks gevel het grote zwarte bord hing, waarop de laatste mededelingen uit de oorlogszone, de doden en vermisten uit het dorp. werden vei'meld. Enige honder den malen reeds was zij tevergeefs gegaan, döch nooit liet zij na de armloze oudge diende', die voor het gebouw de wacht hield, niet een glimlach toe te voegen: „Vandaag niets! Morgen misschien! Eens zal het toch de laatste keer zijn dat ik kom kijken." Twee, drie jonge mannen in het dorp maakten haar op bedekte wijze het hof. Zij was de eerste, die hetgeen hen bezig hield, openlijk met hen besprak: „Wees niet dwaas, mijn jongen, ik ben getrouwd, kijk naar een vrij meisje." Men praatte en fluisterde reeds, dat het verdriet haar in bet hoofd was geslagen en zonder dat zij het wist of liever terwijl zij meende, dat een heer uit de stad slechts een praatje met haar maakte, had een dokter haai- onder zocht. „Zo gezond als een vis", conclu deerde deze, i,ook geen geestelijke afwij kingen. Alleen met het idee-fixe, dat haar bezielt, weet ik geen raad!" Eleonoor bleef glimlachen en met het hoofd omhoog wérken voor haar kleine Peter. Soms hoorde men haar lachen en zingen met de kleine bengel. Dan schudden de mensen het hoofd en vreesden het ergste. Tot eensklaps als een bom het bericht het dorp in opschudding bracht: een groep ongeregistreerde gevangenen was ontdekt en Peter Elgaal bevond zich daarbij. Een maand later keerde deze, uitgeleverd, in geruild in zijn dorp terug. Met muziek en gejuich, met felicitaties en toespraken werd hij als een uit de dood herrezene begroet. Alleen Eleonoor was kalm en zelfver zekerd. Met hetzelfde glimlachje, waarmee zij afscheid had genomen, begroette zij hem. Eerst dagen later vernam Peter van anderen hoe zijn vrouw gedurende zijn af wezigheid was geweest. ,Hoe kón je zó zeker zijn, dat ik terug zou komen, liefste?", vroeg hij 's avonds. „Mijn terugkomst is toch eerder een won der dan heel gewoon. Of wist je iets?" „Ik wist niets", antwoordde zij, „hoe kon ik iets weten? Maar, oh Peter, ik was zó bang, zo vreselijk bang. Daarom durfde ik niet geloven, dat je weg zou blijven. Ik durfde er niet aan te denken, ik zou ge storven zijn." Toen brak de angst van twee jaar zich baan. Met schokkend lichaam lag zij snikkend in zijn armen en was bang, doodsbang, dat hij ooit weer van haar weg zou gaan. Maar ook deze vrees overwon zij door. haar glimlach. (Nadruk verboden) Nu de Prins in Mexico is aangekomen, denk ik aan die dagen toen ik, verloren en verliefd, door dat land dwaalde. Want zo dra ge daar komt zijt ge verloren aan zijn schoonheid en verliefd op dat land tot in lengte van dagen. Ik heb eens twee dagen door Morelia ge dwaald, dat een kleine stad is, die ik, al is het tien jaar geleden, zo voor mij .zie met die prachtige kerk met een ronde, zilveren koepel flakkerend in de felle zon. Het hotel heette Virrey de Mendoza, die romantische naam heb ik goed onthouden. Het is een groot, grijs en koel huis, dat eens het paleis van een Spaanse onderkoning was. Er is een patio met palmen en een zuilengalerij, waarin de gouden regen met volle trossen van de balkons valt, een zoete geur van bloemen, die duizelig maakt. Voor het hotel en met die prachtige kerk op de achtergrond ligt een plein met bomen en bloemperken en banken, waar 's avonds de mensen in de zoelte zitten. Er is dan al tijd wel muziek van zo'n klein Mexicaans orkest: tokkelinstrumenten en violen en de zang klinkt na al die jaren nog in mijn hart. De mannen hebben grote hoeden op en kleurige serapi's over de schouder en de meisjes zijn lief en wit, met een rode bloem in het zwarte haar. In de perken staan rode rozen en van de huizen vallen de scharlaken bougainvillea's. Het is precies zoals u het in uw zoetste verbeelding ziet, maar daar is het de allerzoetste werkelijkheid. Ik denk aan Guadalajara, dat de tweede stad van Mexico is. Daar heeft de kerk een gouden koepel en haar klokken mengen haar zilveren stemmen in de muziek van het orkest, dat elke morgen op de Plaza in de zon zit te spelen. Ik zat daar maar, ver liefd en verloren, op een bank en liet alles langs mij gaan: de mensen en de ezeltjes en de kleuren en geluiden van dit wonder baarlijke land. dat zo prachtig is, als ge het u niet dromen kunt. Ik ging dan later wat slenteren door de galerijen die overal, koel en schemerachtig, langs de straten zijn. Ei- staan kooplui met rode vissen en gebraden stukken schapenvlees en tot hemelse heu vels opgetaste vruchten. Er staan duizend lotenverkopers in lompen. Iedere dag valt een hoge prijs in die loterij. Iedere dag wordt een wilde rijke droom werkelijkheid. Mexico is een wonderbaarlijk land: het land van de Gevederde Slang, die zijn my stieke symbool is. De oudste culturen von den er hun springbronnen en het grootste mysterie is, dat ge in de voet van zijn vreemde pyramiden Chinese letters vindt, waarvan niemand de betekenis en de her komst kent. Men zegt wel, dat eens de zee geen zee was en dat de Chinezen er geweest zijn, lang voor de Indianen nog. Bij die py ramiden gevoelt ge iets van de wanhoop der Het zijn niet alleen oude bokken die van groene blaadjes houden, deze pasgeboren bokkenjongen was het lentegroen zelfs voor en moet dus voorlopig nog genoe gen nemen met oude blaadjes. tijdeloosheid en van de adem van de einde loze tijd. Er zijn basilieken en kathedralen van steengevvorden kant met zilver en goud en rood en geel en purper aan hun ontzagge lijke altaren. Ik heb de herinnering aan een blauw en gele droom met de pure sneeuw der vulkaantoppen tegen de hemel. Overal bloemen en vlinders, meren en bergen. Roofvogels op brede vlerken zwe vend in de hoogte. Zandvlakten en rozen bedden. Mannen met ezeltjes en vrouwen met aarden kruiken op het hoofd. Een machtige hoofdstad met smalle straten en brede wegen. Dit is mysterie voor wie uit het verre Westen komt. Muziek en een vreemde sche mering 's avonds in een kleine stad, waar ge uw adem inhoudt bij het stille klateren van water in een fontein. Mexico is een reusachtig land van vol strekte schoonheid in alles: in zijn natuur, in zijn mensen en huizen en kerken en bloe men en altaren. De schoonste herinneringen van een ge heel leven. Mr. E. ELIAS. De schoolmeester-koster uit zestien-zoveel Een schoolmeester uit de zeventiende eeuw zal over minder vrije tijd beschikt hebben dan de onderwijzer van de tegen woordige tijd. Zijn betrekking eiste im mers meer dan het „sich geduerig besig houden met de kinderen te leeren spelden, leesen, schrijven, cijferen, singen en an dere oeffeningen", zoals in een instructie van een Heemsteedse schoolmeester, die in 1683 benoemd werd, te lezen is. Hij moest op Zondag dienst doen in de Nederlandse Hervormde Kerk. Dat betekende niet al leen, dat de schoolmeester als koster op trad, want tot zijn taak behoorde ook des morgens voor de <..ienst kussens halen van het Huis te Heemstede, die op haar plaats te leggen in de kerk en des middags na de predicatie ze weer terug brengen. De koster had een verantwoordelijke functie, wat betreft het op peil houden van de temperatuur in het kerkgebouw. Er moest namelijk voor een goede ventilatie gezorgd worden c.i dat was in de winter nodig, aangezien voor de stoven turf werd gebruikt. De bewoordingen in zijn instruc tie klinken thans wel wat vreemd in de oren. Men oordele zelf. „De schoolmeester koster moet de ramen en deuren van de kerk openen, opdat de kerkganger bij het hooren van Gods woord niet met stank ontvangen wordt". Een bijzondere taak had de schoolmees ter te vervullen ten aanzien van het uur werk der kerk. In de eerste plaats werd van hem verlangd, dat het twee maal per dag werd opgewonden en dat het precies op tijd liep. Voorts had hij toezicht bij het luiden van de klok. Behalve op Zaterdagmiddagen, met Pasen, Pinksteren en dagen, waarop ge preekt werd, stond de schoolmeester van acht tot elf uur en van één tot vier uur voor de klas. Niemand mocht hem ver vangen. De meester mocht daarom niet ziek worden, anders zouden de kinderen van de ingezetenen „verwilderen" en tot „luyigheit vervallen". Whiskey puur Billy Rose zag in zijn Diamond Horse Shoe-naohtclub in New York eens een bezoeker aan een tafeltje die op een zonder linge manier ontzaggelijke hoeveelheden pure whiskey naar binnen werkte: ieder glas ledigde hij namelijk met stijf dicht geknepen ogen. „Waarom doet u uw ogen dicht als u drinkt?" vroeg Rose nieuwsgierig. „Denk je dat ik versneden drank wil drinken?" repliceerde de ander. „Ilc bestel whiskey puur, maar als ik whiskey puur zie, begin ik te watertanden en dan verdunt al dat water de whiskey, zodat ik dan- net zo goed whiskey-soda had kunnen drinken, waar ik helemaal niet van houd Sleutels in de Hofvijver Dezer dagen bracht een Antwerpenaar een bezoek aan 's-Gravenhage. Op zijn wandeling kwam -hij ook bij de Hofvijver, w-aar meeuwen af en aan vliegen om stuk jes brood op te van-gen, die hun worden toegeworpen. De Antwerpenaar, clie toe vallig brood bij zioh bad, wierp de aan zwermen-de meeuwen zijn gaven toe. Daar bij viel zijn sleutelbos uit zijn jaszak en verdween in de vijver. En de Belg was ra deloos. Er schoot 'n man van de gemeente- reinlgirrg te -hulp. Met een lange stok, waaraan een haak zat, zou hij de sleutels wel weer opvissen. De straatreini-ger boog zich voorover enda-ar voegde, zich een grote sleutel uit zijn borstzak bij de sleu tels van de Belg in het water. Al zijn „vis sen" had geen resultaat. De politie ving later met een magnetische dreg de sleuteLs van de Belg. De sleutel van de gemeente-reiniging ligt echter nog steeds op de vijverbodem. Achterwaartsmars Pas toen wij onlangs door de afdeling Vaderlandse Geschiedenis van het Rijks museum wandelden, kregen wij eigenlijk bewondering voor onze geschiedenis leraar. Want wij beseften pas wat hij ons allemaal geleerd had, toen wij daar zagen, wat wij allemaal vergeten heb ben. Niet alles wat hij ons uit de levens school der eeuwen had deelachtig doen worden, is overigens uit ons geheugen gelekt, want wij herinneren ons nog zeer nauwkeurig, hoe hij met behulp van de aanwijsstok en drie stukjes krijt ons een reprise van zijn biljart-overwinningen op het leraarstafeltje voor ogen toverde, nadat hij zijn jasje had uitgetrokken om in hemdsmouwen het spel wat meer sfeer te verschaffen. Wij herinneren ons zo mogelijk nog duidelijker op welke magistrale wijze hij de op slinkse manier binnengetreden directeur ervan wist te overtuigen, dat hij doende was om de klas de strategische ontwikkeling van de slag bij Waterloo duidelijk te maken. Indachtig zijn zegswijze dat men de geschiedenis altijd beter uit een origi nele gezichtshoek kan bekijken, zijn wij in het Rijksmuseum dan ook maar met de achterste zaal begonnen. Deze geeft een beeld van de wijze waarop het Franse juk van onze schouders werd ge tild en die periode vormt eigenlijk het einde van onze vaderlandse geschiedenis, omdat aangenomen kan worden dat er niemand in ons land nog in leven is, die haar heeft meegemaakt, zodat er geen vrees voor betrapping op historische onjuistheden meer hoeft te bestaan. Zonder te willen uitweiden over enige treffende gelijkenissen tussen die tijd en deze, willen wij toch niet nalaten er op te wijzen dat een toenmalige minister van financiën naar de naam Gogel luis terde. Hij wijzigde indertijd het belas tingstelsel en deed daarbij zijn naam eer aan, zoals ge heden ten dage nog steeds kunt merken. De slag bij Waterloo, waarvan wij het eerst hoorden als resultaat van de bo vengenoemde biljart-demonstratie, was er ook afgebeeld. Nobel-blikkende leger aanvoerders op vurige rossen reden er ongeschonden en moedig rond en sleoht- geschoren soldaten waren angstig bezig op ongemanierde wijze het tijdelijke voor het eeuwige in te ruilen. Een aan zienlijk groter rust kwam over ons, toen wij de zaal binnentraden waar de perio de te bezichtigen was, die in de geschie denisboekjes zo treffend wordt aange kondigd met de zinsnede: „Hierna treedt het tijdperk der verslapping in". De wanden waren bekleed met zacht-gele stof en -portretten van vriendelijke lie den die er uitzagen alsof zij liever om elf uur opstonden teneinde zich wat in het park te verpozen om enige appetijt voor gevulde duivenborst)es te verwer ven, dan van voor dag en dauw uit de kooi te kruipen en na een ontbijt van raasdonders met spek de Britten en Spanjolen aan flarden te paffen. Een voorkeur, die al onze sympathie heeft. Pief-paf-poef Zoals te begrijpen is, zijn aanzienlijke ruimten gereserveerd om de op erfvijan den veroverde linie-schepen ten toon te stellen, zij het dan dat zij in miniatuur of op het geduldige doek zijn afgebeeld. Zo schiepen wij op redit-vaderlandse wijze troost voor ons geknakte zelfbe wustzijn (al was het dan maar 1-0) uit een olie-verfschilderij waarop een Brits admiraalschip wordt opgebracht door een propere Nederlandse bodem, na van de toenmalige Abe Lenstra, een zeeheld wiens naam ons alweer ontschoten is, een voltreffer te hebben gekregen. Om te bewijzen dat het allemaal echt ge beurd was, hingen er ook een aantal gescheurde en met kruitdamp besmeurde Britse vlaggen, die indertijd buit zijn gemaakt. Na deze reliquien van inter nationale verbroedering te hebben aan schouwd, gingen wij met de -borst voor uit langs andere hoogtepunten uit onze vaderlandse geschiedenis. Zo zagen wij de hangmat waarin Cornelis de Witt had geslapen en het zwaard waarmede raadspensionaris Van Oldenbarneveldt was onthoofd. Onze borst hernam Ihier weer zijn gebruikelijke positie. Gelukkig werden onze culturele ver langens bevredigd door een pdrtret en een kanten mouw van Hugo de Groot, een man die in ons land een onsterfelijke beroemdheid heeft Verkregen door zich in een boekenkist uit een zwaar-bewaakt slot te laten exporteren en die in het buitenland bekend is geworden door zijn bijdragen aan het internationale recht. Aanzienlijk meer bekoring ondergin gen wij van de afdeling Middeleeuwen, waarin ingeblikte ridders elkaar te lijf gingen wanneer het weder hen daar toe gepast voorkwam. Weliswaar belegerden zij malkander wel eens in een korzelige bui en brachten daartoe legermachten van anderhalve man en een paardenkop op de been, maar wij hebben deze plaat selijke ongeregeldheden op gobelins ge zien en de deelnemers droegen daarbij een zo onberoerde gelaatsuitdrukking, dat zij evengoed bezig hadden kunnen zijn met het vastknopen van hun schoen veters. Toen wij daar zo. neus aan neus ston den met de lansknechten en hellebaar diers uit die dagen, overviel ons een zon derlinge gedachte. Wanneer zo stel den wij ons voor de geschiedenis nu eens werkelijk in omgekeerde richting was verlopen. Wanneer dachten wij de lansknecht Dagobert nu eens in het jaar Onzes Heren 1300 of daarom trent in een museum geconfronteerd kon worden met* het lang vervlogen jaar 1950. Wanneert Bert want zo mogen wij hem wel noemen de schilderijen van Karei Appel, de samba, de tram, het humoristische weekblad de Kiekeboe en het swing-costuum van neef Karei kon zien, dan zou hij met ons zeggen: „Wat is de beschaving toch vooruit ge gaan". Bon appetito De tijden zijn wèl veranderd. Als wij nu trek hebben in een diep -bord spa ghetti, het Italiaanse volksgerecht bij uitstek, dan behoeven wij niet eerst als wijlen Hannibal met een karavaan olifanten over de Alpen te trekken of als Bertus Aafjes een voetreis naar Rome te maken, hetgeen trouwens wel wat omslachtig' zou wezen, doch kunnen wij gewoon terecht in de Kalverstraat. Nu is er in deze wereld spaghetti en spaghetti te koop. Afgezien natuurlijk van spruitjes, priktollen, voetballers en veterdrop. Maar de échte spaghetti met formaggio Parmigiano en sabra al po- midoro, die krijgt men nergens anders dan hier in de schaduw van de Munt toren, die gratis lunchmuziek uit haar klokkenspel strooit. Wij hebben overi gens zojuist een onwaarheid opgedist, maar dat is aan uw aandacht ontscho ten omdat wij ons van een vreemde taal bedienden. Men krijgt namelijk geen echte Parmezaanse kaas, doch ouder wetse Hollandse, waar toch een luchtje aan kleeft, zodat zelfs een beproefde pedalist als Fausto Coppi het verschil niet zou merken, evenmin als Benja min o Gigli, die toch over een zeer ge- vpelige keel beschikt. Het heerlijke van spaghetti in tomaten saus is, behalve de smaak, dat dit ge recht in een ommezien gaar wordt ge stoomd. In tien minuten zijn deze meel draden zo-week, dat men ze om de vin gers lean winden, hetgeen men echter dient na te laten als men nog die zelfde dag een verloving of andere overeen komst wil sluiten. Het moeilijke schuilt evenwel in de wijze van consumeren, een bezigheid waarop iedereen zijn krachten tekort zal moeten laten schie ten, die aan de geur alleen niet vol doende heeft. De slierten zijn namelijk omtrent een halve meter lang en drui pen onbedaarlijk van het vet. Men zou natuurlijk een schaar kunnen nemen, doch deze methode betekent een fla grante inbreuk op de zeden van een bevriende mogendheid. Wij zullen daar om onze poging om uw liefde te winnen, voor zover die althans door maag en slokdarm gaat, voortzetten door het geven van een gebruiksaanwijzing. Om te beginnen, of liever alvorens te beginnen, zegt men tegen zijn tafeldame: Het Vrije Toneel van Cor en Anton Rugs hervat op Woensdag 1 Maart de serie voorstellingen van het En gelse blijspel Zomer in December" in het Centraal Theater. De nog res terende avonden van deze maand worden daar gevuld met de onher roepelijk laatste voorstellingen door Comedia van .Tramlijn Begeerte" door Tennessee Williams onder regie van Johan de Meester. In de Stads schouwburg geeft het Rotterdams Toneel onder leiding van Ko Arnoldi de eerste vertoning in de hoofdstad van het stuk „Vuile Handen" door Jean Paul Sartre in de vertaling van Anna Blaman met Kees Brusse, Richard Flink en Lily Bouwmeester in de voornaamste rollen. Het cabaret van Wim Kan en Corry Vonk verzorgt op 1 Maart in het Leidseplein-theater de tweehonderd ste voorstelling van het programma „Meester A.B.C.". Johan Kaart ver schijnt van 1 Maart af dagelijks met zijn gezelschap in de Kleine Komedie ten tonele als „Mijnheer de gouver nante" in een blijspel, waarnaar de In de hoofdstad uit gelijknamige film werd vervaardigd. Wat de films betreft kunnen wij vol staan met de mededeling dat in Nög- gcrath een Amerikaanse rolprent van Julien Duvivier en Jean Gabin (De Bedrieger) is te zien en dat in City de combinatie Barbara Stanwyck en Humphrey Bogaert het witte doek betreedt. In de kleine zaal van het Concertge bouw speelt Zondagmiddag de pia nist Theo Bruins, Maandagavond de pianst Stanislaw Szpinalski (Chopin- recüal.) en Dinsdagavond de pianist Claude Frank. Zondagavond houdt drs. A. B. M. Brans voor de vereni ging „Concertgebouw-vrienden" een causerie over Anton Bruckner en Guide Gezelle, waarna het Amster dams Kamermuziek-gezelschap het Strijkkwintet van de genoemde com ponist uitvoert. Ditzelfde ensemble speelt op 28 Februari voor de „Kunst kring voor Allen" in de grote zaal van het Concertgebouw werken van Michael Haydn, Ravel en Beethoven. Het abonnementsconcert van Woens dagavond staat onder leiding van Rafaël Kubelik en geniet medewer king van de cellist Pierre Fournier. Het programma is als volgt samen gesteld: Eine kleine Nachtmusïk" van Mozart, Derde Symphonic van Roussel. Celloconcert van Dioorsjak en de ouverture „De verkochte bruidvan Smetana. „Bon appetito" (hetgeen zoveel wil zeg gen als: eetse!), zingt vervolgens met ingetogen adem het zogenaamde pa relvissen de eerste regel van een bekende aria (bij voorbeeld: Salve di- mora casta e pura. of Mi par d'udir ancora) en mompelt tenslotte enige titels van de laatste films van de maand. Daarna neemt men de vork in de rech terhand en begint te hooien op de wijze die Mussolini vroeger zo aandoenlijk beoefende in de Pöntijnse moerassen. Men drukt daarbij de punten van de vork tegen de holle binnenkant van de lepel in uw linkerhand en maakt gelei delijk (allegretto ma non troppo) rond wentelende bewegingen. Voor het kau wen dient men eerst de mond te openen. Als toetje drinke men een kop caffé espresso oftewel achttien-karaats-koffie. Zelfs uw eigen moeder kan ze niet beter zetten. Ge zoudt er uw tong bij inslik ken om er zo lang mogelijk van te ge nieten. Want ze is echt. Door het nutti gen van deze combinatie zult ge u zo gesterkt voelen, dat ge zonder ongeluk ken de overkant van het Muntplein kunt bereiken. BOEDA. Langs het Spaarne Iedereen kent wel dat groene, houten gebouw aan het Zuider Buiten Spaarne tegenover de molen „De Eenhoorn". Het clubgebouw van de roei- en zeilvereniging „Het Spaarne", waar bovenop een soort uitkijktorentje prijkt. Daar vandaan ver trekken de sierlijke, slanke boten die men het grootste deel van het jaar het Spaarne kan zien doorklieven. Soms rustig en stijl vol, andere keren met vier of acht ver woed zwoegende mannen er in, wie het in de eerste plaats om snelheid is te doen. Dat is wat het publiek van „Het Spaar ne" merkt. Maar er is heel wat voor nodig om al die boten voortdurend in de vaart te houden. Om het geolied linnen, dat het dek vormt, nu en dan te vervangen; om stukgevaren boegen te herstellen; om af en toe een andere „bak" in de boot te bouwen. Voor dat doel heeft „Het Spaarne" een speciale man in dienst: Willem van Zonne veld, die nu al zeventien jaar lang zijn krachten heeft gewijd aan de „luxe- scheepsbouw". En nu zit hij de gehele dag in een afgeschoten loods in een hoek van de grote botenbergplaats. „Er komt heel wat voor kijken", vertelt Van Zonne veld, „om zo'n kleine zestig boten voort durend in conditie te houden". Terwijl hij praat gaat hij onverstoorbaar verder de naam „Stekeltje" te schilderen op een skiff, die hij zo juist heeft afgewerkt. „Daar kunnen weer wedstrijden in wor den geroeid", zegt hij tevreden, de laatste hand leggend aan het zo langzamerhand ruim twintig jaar oude „Stekeltje". Aanvaringen zijn de grote schrik van deze Spaarne-boolsman. Want die sierlijke boten, die u en ik over het Spaarne zien schieten, zijn uiterst kwetsbaar. Zij zijn van licht en dun hout en in het bijzonder de „gladde" boten, die niet van half over elkaar liggende ribben zijn gemaakt maar uit een stuk glad hout, kunnen maar wei nig hebben. Voor bootsman Willem maakt het wei nig uit of het zomer is (en er veel wordt geroeid) of het vrij stille winterseizoen. Want zomer en winter gaat voor hem het gewone onderhoud door. De meeste boten komen wel twee of drie keer per jaar on der de deskundige handen van bootsman Willem of chef Bakker. 's Zomers komen echter wel geregeld de uitstapjes voor deze twee man personeel; dan gaat een van hen op platte dekschui ten mee, als de boten van „Het Spaarne" naar de plaats van de een of andere wed strijd moeten worden vervoerd. Naar Am sterdam of naar Utrecht of naar Alphen aan de Rijn, waar de Spaamc-roeiers de eer van hun vereniging moeten hoog houden. Het kleine jachthaventje naast het groene gebouw is leeg in deze tijd van het jaar. Maar van de zomer zal het daar weer druk zijn; daar en langs het vlot van „Het Spaarne". En overal op het Spaarne zal men weer de boten zien, die door Van Zonneveld onder handen zijn genomen. E.P. 's Werelds sterkste verrekij ker functionneert weer De spiegel van de grootste telescoop ter wereld, de telescoop van het observato rium op Mount Palomar in Californië, is weer voor het gebruik gereed nadat een kleine fout die bij het slijpen gemaakt was hersteld is. Deze fout bestond uit een kleine, iets te hoge rand een twintig millioenste van een inch langs de om trek van de spiegel. Deze afwijking was echter groot genoeg om een geringe ver tekening te veroorzaken bij de eerste op namen die in het begin van 1949 met deze telescoop gemaakt werden. Dr. Ira S. Bowen,. de directeur van de sterrenwacht op Mount Wilson en Mount Palomar, die beide in de staat Californië gelegen zijn, heeft verklaard, dat de teles coop nu echter een feilloos instrument is. Nieuwe proefopnamen van sterren die zich op 'n afstand van 48.000.000.000.000.000.000 kilometer van de aarde bevinden, zijn volgens dr. Bowen aanzienlijk beter dan die welke gemaakt werden voor de spiegel opnieuw gepolijst was. Deze spiegel.telescoop zal gebruikt wor den voor de vervaardiging van een nieu we serie sterrenkaarten. Duizenden opnamen die voor dit doel genomen worden, zullen tot grote kaarten samengevoegd worden die tezamen een enorme atlas van de hemel zullen vormen. De grote telescoop is een geschenk van de Rockefeller Foundation aan het Cali fornia Institute of Technology. Nadat twin tig jaar lang aan de plannen en voorbe reidende werkzaamheden gewerkt was, werd in de herfst van 1947 de telescoop op Mqunt Palomar gemonteerd. Bij de eerste opnamen die er mee gemaakt wer den, heeft dr. Edwin P. Hubble, een pio nier op het gebied van het onderzoek van sterrennevels, een aantal foto's gemaakt van sterrennevels die zich op tenminste - tweemaal zo grote afstand van de aarde bevinden als de_ verste nevels waarvan men toen foto's bezat. In deze foto's was niets dat er op wees, dat men tot in de buitenste ruimte van het heelal doorge drongen was, hoewel deze nevels de af stand van ongeveer een millioen lichtjaren van de aarde verwyderd waren. Er waren zelfs vage aanduidingen van andere ster ren en sterrennevels van groter afmetin gen en helderheid dan de melkweg, ster ren en sterennevels die op nog groter af stand lagen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1950 | | pagina 9