Hollandse vredesboden in stakend Parijs
Uit de schatten van het Frans Halsmuseum
CHEFAROX
Zaterdag 11 Maart 1950
„De reis van Sinte Brandaan" (Uitgave, inleiding en commen
taar door Dr. MAART3E DRAAK, herdicht door BERTUS AAF3ES,
met illustraties naar oude houtsneden (3. M Meulenhoff,
Amsterdam).
sagen-mensen hun zienerskraeht ontlenen.
A. Roland Holst heeft destijds zo'n oudere
„zwerftocht", de „Imram Brain maic Fe-
bail", (De Zeetocht van Bran, zoon van
Febal) in proza en poëzie herdicht Over
eenkomstig de aard van zijn dichterschap
deed hij dit in een taal van een zo betove
rende heldeidieid, dat deze herdichting te
zamen met zijn inleidende beschouwing
„Het Elysisch Verlangen" de oermelodie
doet herklinken, waarvan eens, in onheuge
lijke tijden, het heelal vervuld zou zijn ge
weest. Dat ook deze zang van de „harmonie
der sferen" als een zwakke echo nog hoor
baar is in enkele delen van deze gekersten
de Sinte Brandaan-tekst. blijft het geheim
van Aafjes' verskunst, die de dichter van
„De Voetreis" beoefende als „een edel
handwerk".
ACHT EEUWEN van verstandelijke ont
wikkeling, van technische vooruitgang,
scheiden ons van de tijden waarin, zoals
Huizinga schreef, het leven "nog de kleur
van het sprookje had. Sindsdien verdrong
de wetmatigheid het wonderbaarlijke, de
kennis de fantasie en de „problematische
ziel" de eenvoud des harten. Onmiddellijker,
voller en heviger dan de moderne mens
onderging de Middeleeuwer het leven.
Vlammen der was zijn toorn, inniger zijn
vertedering, deemoediger en verhevener
zijn eerbied voor het tast- en zichtbare, zijn
ontzag voor wat het menselijk begrip te
boven gaat. De Middeleeuwse letterkunde,
nauwelijks meer genoten, moeilijk toegan
kelijk inderdaad door haar taal, is aan deze
„levens-onmiddellijkheid" zo rijk, dat een
vermoeide, van haar oorsprong vervreemde
mensheid er zich aan kan verkwikken.
Zeker zou het een twintigste-eeuwse lezer
moeilijk vallen, éven argeloos als de Ierse
abt Sint Brandaan (of Bran, zoals de Kel
tische mythe hem ook wel heet) deel te
hebben aan de wonderen der schepping en
éven onverschrokken een zwerftocht van
negen jaren op de „levenszee" te wagen
temidden van de „golven" van goed en
kwaad, van vergiffenis en straf, omringd
door eilanden der gelukzaligheid en helse
oorden der beproeving, indien ons land niet
één enkele dichter telde, die, ook al is hem
het problematische niet vreemd, gezegend
is met dat oud en goed geloof in de heer
lijkheid van het aardse: Bertus Aafjes, die
deze Middel-Nederlandse Brandaan-tekst
heeft herdicht. Meer dan tweeduizend
strophen deinon in onze hedendaagse taal
voort op zijn bekoorlijke, kinderlijk-een
voudige rhythme, alsof ze met het degelijk-
primitief vakmanschap van acht eeuwen
her onbewust-dichterlïjk waren neerge
schreven.
Met liefde voor het werk, waartoe hij
door de dichter Nijhoff werd aangespoord,
ter zijde gestaan door de deskundigheid van
dr. Maartje'Draak (die met een boeiende
historische inleiding, een zorgvuldige ver
antwoording van de tekst, talrijke verge
lijkende aantekeningen en een uitvoerige
woordenlijst deze zeldzame uitgave weten
schappelijk verzorgde) heeft Aafjes van
zijn technische vaardigheid, zijn poëtisch
tastgevoel voor de fijnste en sierlijkste
schakeringen van onze taal en zijn natuur
lijke bevalligheid het volle profijt getrok
ken. En terloops maakte hij zich in die
jaren ook nog deze verhalende versvorm
eigen, waarin hij later verrijkt door de
liefelijke toonaarden van zijn lyrisch talent
zijn charmante „Voetreis naar Rome" zou
schrijven.
Met dit onlangs verschenen boek herleef
de de „Sinte Brandaan", dit dertigtal won
derlijke, komische en diep-ernstige avon
turen van de Ierse monnik, dié als een on
gelovige Thomas het Boek der Wonderen
in het vuur wierp en daarna op de wenk
van een engel scheepging om de schep
pingsmysteriën met eigen ogen te aan
schouwen.
Als vroom gelovige en onkreukbaar
rechtschapene door God begunstigd, ervaart
hij, prijsgegeven aan bedreigende stormen
en bevreemdende luwten, de eeuwige ge
heimenissen, waarvan de menselijke rede
niet kan weten: slaapwekkende zang
der Sirene, duivelse verlokkingen, helse
straffen, hemelse zegeningen, goddelijke
wjjsheid, gestrengheid en liefde. Won
deren waarvan de mens uit vroege voor
tijden geen heugenis meer is gebleven wor
den hem op zijn zwerftochten geopenbaard:
onderzeese rijken, vissen als eilanden zo
groot, grotten waarin het hellevuur op
vlamt, bergen der loutering, oorden der
verdoemenis. Hij ontmoet zingende engelen
en mensen in velerlei gedaante: zo groot als
een reus, zo klein als een duim, gehuld in
de zwarte kledij van de zonde of gezegend
met de vreugde van hen die aan de smart
en de dood zijn ontkomen.
Deze laatsten waren uitverkoren tot
„Multum bona terra", tot het eiland dat in
de Middeleeuwse tekst (naast Aafjes' ver
zen afgedrukt) „eene der beste eerden, die
ooit mochten geweerden" wordt geheten
een paradijselijk oord van vrede en ogen-
lust, op de berg Sion gekroond door een
toverpaleis met stenen van blinkende
pracht en muren van kristal, waarop de
rijkdom van het aardse dierenrijk uitge
beeld stond met een zo bonte aanschouwe
lijkheid, dat
„wie niet beter geweien had
zou naar waarheid hebben gevreesd
dat zij levend waren geweest".
Het is aanlokkelijk, dit gelukseiland der
Walscheranden; het is er goed en schoon:
Aafjes heeft dit elysisch tafereel met bij
zondere voorliefde herdicht. Maar vergelijkt
men deze aards-kleurrijke, bijna tastbare
beschrijving met het visionnaire schouwen
in het mythische en mystische rijk der za
ligheid, zoals er, als in een buiten-aards
verlichte droom, van wordt verhaald in de
oudere mythen die de Kelten met de figuur
van Bran, de Gezegende, verweefden in
hun Immrama (zwerftochten), dan wordt
er iets van een oud heimwee gewekt naar
tijden, waarin de menselijke ziel zó onbe
zwaard een opvlucht kon nemen naar haar
land van herkomst: de onsterfelijkheid,
waaraan de onvergelijkelijk-schone Ierse
Agenda voor Haarlem
ZATERDAG 11 MAART
Stadsschouwburg: „De jongen Winslow",
(Haagse Comedie), 8 uur. Brinkmann: Ronde
tafel-samenkomst. 4 en 3 uur. Krelagehuis:
Damesbeurs 10 tot 5 en 7 tot 11 uur. Spaarne:
..Dolende ridders", 14 j., 2.30, 7 en 9.15 uur.
Frans Hals: ,,De Bengaalse lanciers", 14 j.,
2.30, 7 en 9.15 uur. Rembrandt: „Eroica",
alle leeft., 2, 4.-15, 7 en 9.15 uur. Palace:
„Slangenkuil", 18 j., 2, 4.15, 7 en 9.15 uur.
Luxor: „The third man", 14 j„ 2, 4.15, 7 en
0.15 uur. City: „Onder het asfalt van New
York", 14 j., 2.15, 4.30, 7 en 9.15 uur.
ZONDAG 12 MAART
Stadsschouwburg: „Ik lach er om" (Haagse
Comedie). 8 uur. Gemeentelijk Concertge
bouw: „Pietje Bell", 2.30; „Kïlima Ha-
waiians", 8 uur. Gebouw Sint Bavo: Aerden--
houts kindertoneel „De stuk gedanste bal
schoentjes", 2 uur. Krelagehuis: Damesvoor-
jaarsbeurs, 15. 711 uur. Frans Hals: Insti
tuut voor Arbeidersontwikkeling „Vier
stappen in de wolken", 18 j., 10.30 uur.
Palace: „Rigoletto", 14 j., 11 uur. City: „Met
Scolt naar de Zuidpool". 11 uur. Luxor: „Het
meisje en het monster", 14 j., 11.30 uur.
Bioscopen: Middag- en avondvoorstellingen.
MAANDAG 13 MAART
Krelagehuis: Damesbeurs 105. 711 uur.
Bioscopes Middag- en avondvoorstellingen.
In de Verzamelde Werken opgenomen in
Deel I, Proza.
C. J. E. DINAUX.
De beroemde in 1880 te New York geboren
beeldhouwer Jacob Epstein houdt in de
Leicester Galleries te Londen een tentoon
stelling van 25 werkstukken. Epstein ver
wierf zich voor het eerst bekendheid met
zijn tombe voor het graf van Oscar Wilde
op „Père Lachaise" in 1909. Hij maakte
talrijke portretten van vooraanstaande fi
gurenonder meer van Ramsay MacDonald,
Joseph Conrad, Alben Einstein, Hailc
Selassie, Chaim Weizmann, Shaw en Chur
chill. Het beeld op de hierbij gereprodu
ceerde foto is getiteld: Lazarus.
Haarverven
A. Molendijk Dameskapper
SANTPOORTERPLEIN 1 - TELEFOON 19706
HAARLEM
(Adv.)
Samenwerking tussen kerken
(Van onze correspondent in Brussel)
Het bericht, dat het heilig officie, het
hoogste gezagsorgaan inzake dogmatische
aangelegenheden van de R.K. kerk, dat
door de Paus van Rome wordt gepresi
deerd, toestemming heeft gegeven om op
het plaatselijke plan congressen te organi
seren met Protestanten, is in België met
voldoening ontvangen. België's beroemde
kardinaal-primaat uit de eerste wereld
oorlog, mgr. Merrier, was een grote voor
stander van de samenwerking met de En
gelse Anglikaanse kerk en sedert dien
hebben vooraanstaande Belgische kerk
vorsten, die door de Paus met diplomatie!
missies werden belast, een zelfde politiek
gevolgd. De huidige kardinaal-primaat van
België, mgr. J. E. van Roey, die door de
Joodse kerk met een hoge onderscheiding
werd vereerd wegens zijn hulp aan onde:
gedoken Joden tijdens de bezetting, is
eveneens een groot voorstander van de
samenwerking tussen de kerken.
Samenstelling van de
Sociaal-Economische Raad
Bij Koninklijk Besluit zijn aangewezen
als ministers, bevoegd om de vergade
ringen van de Sociaal-Economische Raad
en van de commissies uit die raad bij te
wonen: de minister-president, de minis
ters van Economische Zaken, Sociale Za
ken, Justitie, Financiën, Wederopbouw,
Verkeer en Landbouw.
De volgende organisaties zijn aange
wezen tot het benoemen van het achter
haar naam vermelde aantal leden van de
Sociaal-Economische Raad voor de zittings
periode van 1 April 1950 tot 31 Maart 1952:
Organisaties van ondernemers: Centraal
Sociaal Werkgeversverbond en Verbond
van Nederlandse Werkgevers (te zamen 2
leden): Christelijke Middenstandsbond (1
lid); Hoofdgroep Banken (1 lid); Hoofd
groep Handel (1 lid); Hoofdgroep Verkeer
(1 lid); Hoofdgroep Verzekering (1 lid);
Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuin-
dersbond (1 lid); Koninklijke Nederlandse
Middenstandsbond (1 lid); Koninklijk Ne
derlands Landbouwcomité (1 lid); Neder
landse Christelijke Boeren- en Tuinders-
bond (1 lid); Nederlandse Katholieke
Middenstandsbond (1 lid): Ondernemers-
raad voor Indonesië (1 lid); Rooms-Katho-
liek Verbond van Werkgevers-vakvereni
gingen (1 lid); Verbond van Protestants-
Christelijke Werkgevers in Nederland (1
lid).
Organisaties van werknemers: Christe
lijk Nationaal Vakverbond in Nederland
(3 leden); Nederlandse Katholieke Arbei
dersbeweging (5 leden); Nederlands Ver
bond van Vakverenigingen (7 leden).
ZEEPOST VOOR OOST EN WEST
Met de volgende schenen kan zeepost
worden verzonden. (De datums, waarop de
correspondentie uiterlijk ter post moet zijn
bezorgd staan achter de naam van het schip
vermeld). Naar Indonesië en Nieuw Guinea:
m.s. ..Johsn van Oldenbarnevelt" (11 Maart):
Antillen: s.s. Breda" (16 Maart); Suriname:
m.s. „Helena" (15 Maart).
heuwe
Uitjë
alöaven
In Londen zijn belangrijke oudheidkundige vondsten gedaan. Een groepje archeologen,
dat reeds enige maanden een door bommen verwoeste wijk tot werkterrein had,
groef twee Romeinse wijnvaten op. Men vermoedt, dat de vaten dateren uit de eerste
eeuw na Christus. De archeologen bij hun vondsten.
Narcissen en tulpen in de Rue de Crenelles
Stakingen en stakingsgeruchten maken in de krakende klapstoeltjes, en Dirk
Parijs tot een verontruste bijenkorf. Maar
in de stille, ietwat slaperige binnenhof van
de Ecole Horticulture in de Rue de Grenel-
les merkt men van die opgewonden sfeer
niets, en enkele stappen verderop begint
het vrederijk van Flora, met Hollandse
narcissen en tulpen als haar afgezanten.
Het is nog drukker dan anders in het
ochtendlijk Parijs, want velen begeven zich
te voet naar hun werk, en de fietsers,
anders vrij zeldzaam, zorgen, evenals in
Holland, voor. de nodige vertraging. Maar
de Par ijse „flicks" .zwaaien hun witte
stokje en doen hun fluitjes snerpen, als
was er niets aan de hand. Alleen de stalen
helm, aan de dichtstbijzijnde lantaarnpaal
opgehangen, toont dat men op alles is
voorbereid. Overvalauto's doen hun twee-
tonig signaal horen, vrachtauto's en bussen
afgestampt met personeel der grote bedrij
ven, en de warenhuizen hebben hun eigen
aan- en afvoerdienst georganiseerd.
Maar wie zich, na in de Rue de Bac het
milde zonlicht weer te hebben aanschouwd,
naai- de rustige Rue de Grenelles begeeft,
vergeet al spoedig de spanning en drukte
de binnenstad. En eenmaal in de voor
hof van het Tuinbouwkundig Instituut,
waar alles er een beetje stoffig en slaperig
uitziet, zou men zich in een van onze
Haarlemse hofjes wanen.... alleen is het
daar gewoonlijk properder.
Een bord verwijst naar de „Tentoonstel
ling van Hollandse bloemen" die in een
der zalen gehouden wordt, en eenmaal
daar binnengetreden, bevindt men zich
thuis. Want daar zitten meneer- Bijvoet en
meneer Kramer uit O verveen genoeglijk
Op gevaar af gehoond te worden, waag
ik het neer te schrijven: het Rijksmuseum
bezit het Straatje van Vermeer; het Frans
Halsmuseum het Pandpeortje van De
Nooy.
Misschien is genoemd gevaar niet zó
groot, daar niemand mij ervan zal ver
denken dat ijc „Straatje" naast „Pand-
poortje" plaats om daarmee een artistiek
équivalent te -bepleiten. Maar, om misver
standen te voorkomen, ze worden hier
evenmin met elkaar in verband gebracht
om aan de superbe schoonheid van de een
het vermeend gering artistiek formaat van
de ander te demonstrex-en. Vermeer is Ver
meer en De Nooy is De Nooy: men verge
lijkt Mozart niet met een gelegenheids
muzikant. Want De Nooy was een amateur!
Deze Nijkerlcse kippenboer trouwde in
1787 een Haarlemse joffer en vestigde zich
hier als poelier. In een portretten-verza
meling van bekende Haarlemmers, be
waard in de portefeuilles van de Teyler-
Stichting, bevinden zich twee aquarellen
waarin De Nooy in dubbele kwaliteit voor
ons verschijnt. Eén portret geeft hem als
poelier met de kippenkorf naast zich, een
tweede beeltenis laat hem zien als schilder,
in zijn atelier achter de ezel.
Maar waarom dan het werk van De
Nooy tegenover dat van Vermeer ge
plaatst? .Wel, om in deze sympathieke
stads-idylle hulde te brengen aan alle be
kwame amateurs van vroeger en nu en om
alle eventuele minderwaardigheids-com
plexen bij hedendaagse dilettanten weg te
nemen, door ze mét De Nooy te plaatsen
naast Vermeel-.
Het behoeft geen betoog dat het zelfs
maar zelden aan een beroepskunstenaar
(betrekkelijk en aanvechtbaar begrip ove
rigens!) gegeven is om de hoogte te berei
ken van Vermeer in diens schoonste wer
ken. Nog eens: het werk van de dilettant
zal nimmer in de schaduw daarvan kunnen
staan. Maar dit mag hem niet ontmoedi
gen. Zijn niveau ligt eldei's en op dat
niveau kan hij in vex-houding dezelfde
-graad van volmaaktheid benaderen als de
„onbereikbare" op de Olympus! Is De
Nooy's Pandpoortje geen „kleine vol
maaktheid" tegenover de „hoge volmaakt
heid" van Vermeei-s Straatje? reske stadshoekje betreedt moge ilc U zo kunnen we ons ook, in tegenstelling tot
Doch laten we thans de hoogten in de om niet te storen - bij voorbaat op enkele Berckheyde, die zich nimmer „bloot geeft",
17de eeuwse schilderkunst aan de drom- karaktei'istica opinei-kzaam maken. De geheel en al verplaatsen in de gemoedsge-
men die haar dagelijks beklimmen of intrinsieke waarde van dit dood-simpele steldheid waarin de schilder dit simpele
ménen te beklimmen! Ti-ekken we ons en toch zo aantrekkelijke gevalletje krijgt werkje schiep. De aanwezigheid van het
terug op dat stillere niveau, waar het zo wellicht het scherpst reliëf als we het vrouwtje links, het kind rechts en vooral
goed kan zijn. Zo weldadig, omdat we niet plaatsen tegenover het koele werk van de niet te vex-geten het slapende hondje op de
door grote xiamen tot bewondering worden topograaf Gerrit Berckheyde, die naar voorgrond, is in wezen van dezelfde bete
verplicht, maar er zo geheel voor ons zelf we reeds zagen zich onderscheidde door kexxis als de luttele figuurtjes op Vermeers
dierbare ontdekkingen kunnen doen._ Iedere nuchtere zakelijkheid. Ook aan De Nooy's Straatje. Op ondefinieerbare wijze accen-
bezoeker, die niet slechts plichtmatig door paneeltje ligt een zekere zakelijkheid ten tuëren zij de tot vorm herschapen stem
de zalen wandelt ter verantwoording van grondslag. Elk onderdeel is scherp ge- ming van een zonnig, vreedzaam uur. Want
zijn entrée-prijs, doch ook kijkt, bewon- observeerd en welhaast fotografisch-exact lokte De Nooy "mogelijk onbewust
dert en geniet, heeft in elk museum zo verantwoord. Maar hier is het dan toch een niet hetzelfde doel als Vermeer om in een
het bescheiden kunstwerk van zijn per- zakelijkheid, die door de liefde voor het betrekkelijk onbetekenend brokje siadsge-
sooxxlijke voorkeur. Vooral de productie gestelde onderwerp vrij bleef van alles wat zicht een stemming, een sentiment te open
van de Romantiek laat het ons eex-lijk zweemt naar nuchtex-heid. Dit is de zake- baren? Dit is weflicht de dienste oorzaak
bekennen is rijk aan die kleine, parti- lijkheid van de accuraat penselende dilet- van het feit, dat dit eenvoudige maar har-
culiere vreugden, Picasso c.s. ten spijt! tant, wiens zin voor nauwkeurigheid niet telijke kunstwex-kje ons critische mensen
Zo bereidt ook De Nooy ons de vreugde voortspruit uit een welbewust streven naar zo gemakkelijk ontwapent en ons weet te
als van een toegefluisterde intimiteit in de hoogst mogelijke technische vakbe- boeien door een tafereeltje, dat tóch meer
dit paneeltje, waarvoo? men liefst alleen kwaamheid, maar die getuigt van een wel- is dan een lief stadsgezichtje alléén. Al is
staat om het ongestoord met al zijn details haast aandoenlijke trouwhartigheid ten het dan ook geen Vermeer!
in zich op te nemen. Alvorens gij dit pitto- opzichte van het object der inspiratie. En H. P. BAARD
Woutcrus de Nooy (Nijkerlc 1765na 1S20): Kijkje in de gang van het Pand te
Haarlem, naar de Grote Markt. Anno 1813. In 1875 geschonken door mr. W. Jager-
Gerlings. (Paneel 52 bij 44\'2 cm.).
Ruygrok uit Hillegom (de voornaam moet
er bij, want de Ruygi-oks zijn met him
zevenen en ze werken allemaal mee in het
Broeiproevenbedrijf) loopt, in een lange
grijze stofjas rond en begiet één voor één
pannen met tulpen en de narcissen, die
rondom staan opgesteld.
Zondag is de grote truck van een Gentse
expeditiefirma uit Hillegom vertrokken.
De douane zou er voor zorgen, dat aan de
grens alles vlot verliep. Maar een ongeluk
zit in een klein hoekje, de wagen kreeg
pech, en toen men aan de grens arriveer-
de, was er geen douane. Met aanzienlijke
vertraging ai-riveerde men in Parijs en
toen moesten alle zeilen worden bijgezet
om bijtijds de tentoonstelling in oirde te
hebben.
Voor de vaklui
Wie bij het woord „tentoonstelling"
mocht denken aan de pracht van de Win-
terflora in Haarlem of aan de artistiek
aangelegde tentoonstellingen in Lisse. zou
teleurgesteld zijn wanneer hij deze Parijse
expositie onder de ogen kreeg.
Op de manier zoals dat tientallen jaren
geleden gebeurde, zijn de bloemen op
lange tafels langs de wanden gerangschikt.
Het bovenlicht van de zaal is geheel ver-
donkex-d, omdat men hier de bloembollen-
film van het Centraal Bloembollencomité
moet draaien. Dat is geen al te gi-ote han
dicap, want ook zonder speciale maatre
gelen was, dank zij een dikke laag vuil,
reeds in grote mate van verduistering
spi-ake. Vier lichtkroontjes in de hoeken
van de zaal en een enkel peertje aan de
ingang belichten maar zeer onvoldoende
de collectie. En middenin staan de r'.ien
klapstoeltjes voor het film-minnend pu
bliek.
Deze tentoonstelling is echter niet be
stemd voor het grote publiek maar vooral
voor de Franse vakmensen, die men in
kennis wil brengen met variëteiten, waar
voor totnogtoe in Frankrijk weinig be
langstelling bestond. Dat geldt met name
voor de narcissen, die mon overal in Parijs
kan kopen in kleine bosjes. Ze zijn niet
groter dan viooltjes. De Parijzcnaar dacht
er totnogtoe evenmin aan, zijn dame nar
cissen cadeau te geven als een Hollander
het in zijn hoofd zou halen haar een bos
madeliefjes te sturen. En dan heette het
daarenboven nog, dat geel de kleur was
van de haat en daarom de narcissen geen
kans maakten.
Maar thans zien de Parij zenaars met
verbazing, wat Hollanders onder narcissen
verstaan. En ze zijn vooral verrukt van de
redcups, de Incomp3ribiiis, met hun witte
kelken en oranje-rode cups. Van de tulpen
zijn het met name de i-and-tulpen, die be
wondering oogsten, al toeft men ook vol
ontzag bij de sneeuwwitte pracht van de
Darwin Shackleton en bij het vurige rood
van de kolossale Mendeltulp Bing Crosby,
terwijl de vlammend-rood-cn-gele Paris
uiteraard een attractie op zichzelf vormt.
Dan gaan de lichten uit en de film be
gint te draaien. Wielrijders in Amsterdam,
kaasdragers in Alkmaar, ons stille Spaarne
met de statige Bavo op de achtergrond,
vormen de ouverture voor het bloemenlied.
En men moet zo'n film zien op de plaats
waarvoor ze bestemd is, gezeten tussen het
Franse publiek, waarvoor dit alles nieuw
is, en commentaren horen, om te beseffen
welk een machtig propagandamiddel voor
onze Hollandse deviezen-kwekers hier in
werking is gesteld. Het scherm is hobbelig
en zit vol barstjes, maar de gloeiende kleu-
ren der tulpen, de tere pasteltinten van de
hyacinten en de zonneglans van de nar
cissen komen uitstekend tot hun recht.
Een gehele week duurt deze tentoonstel
ling. Men verwacht er nog niet direct re
sultaten van. Maar „frappez, frappez tou-
jours" zeggen de Hollandse exporteurs het
hun Franse klanten na. Twee jaar terug
exposeerde men in het Louvre, en het pu
bliek was verrukt. Volgend jaar wil men
dan ook trachten opnieuw te exposeren.
Langzaam maar zeker komen de Hollandse
bloemen, ook die welke totnogtoe nog vrij
wel onbekend waren, er in bij de Fransen.
Nog paraderen enkele uitgezochte exem
plaren op het niet zuiver-witte doek
dan gaan de lichten op en kan men de
filmsterren in levende lijve bewonderen.
De aanwezige Hollandse vakmensen zor
gen voor de explicatie.
Boven het door stakingen verontruste
Parijs schijnt de zon, en daar binnen in een
rustige hoek bloeien de bloemende
natuur trekt zich niets aan van het gekra
keel en rumoer daarbuiten.
Lo.
Tjebbo Franken: Frans Hals. de
roman van zijn leven. Hoorn, West-
Friesche Uitgeversmij, 1950.
Men kan niet zeggen dat de heer Tjebbo
Franken door zijn boek over Frans Hals ons
filosofisch-aesthctisch begrijpen en gevoelen
van Hals' schilderwerk heef: versterkt. Het
mooie nu is. dat deze omstandigheid niet een
zwakte is van Frankens werk. maar juist de
waarde er van verhoogt. Want het boek is
niet. en wilde niet zijn. een kunst- en
schoonheid-kundige historiographische ver
handeling: maar een doorvoelde, het bin
nenst leven zelf wedergevende, afbeelding
van dat zeventiende-eeuwse Haarlemse
leven, liet leven van de schilder Frans Hals,
te midden zijner familie, zijner kurlstenanrs-
kameraden én der verdere burgerij. Indien
déze manier van vertellen in de zeventiende
eeuw bestaan had, zou het werk van Franken
in de zeventiende eeuw geschreven kunnen
zijn.
Frans Hals zelf begreep en voelde zijn
eigen kunst niet met eerst later dan in de
zeventiende eeuw gegroeide filosofisch-
aesthetische geestvermogens: maar niet an
ders dan zo als het in Frankens boek iiit-
komt. Over zijn zien der objecten, over het
„eigene", dat een kunstwerk moet hebben,
dacht Hals zelf niet anders dan gelijk het
hier staat. Déze argeloosheid van geestes
leven, deze oppervlakkigheid, die het opper
vlak was der ontzaglijke ongeweten diepte
er onder, deze spontane activiteit was het,
die de geweldige geestesuitstorting van Hals'
schilderwerk te weeg bracht.
Franken heeft het zeventiende-eeuwse
leven der mensen zo volledig en doordrin
gend bestudeerd, zó zeer, dat zijn eigen geest
een zeventiende-eeuwse mensengeest is ge
worden, tegelijk noodzakelijk twintigste-
eeuws blijvend, zo dat zijn werk de ver
menging dier beide geesten vertoont en hij
een soort negentiende-, twintigste-eeuwse
„roman" schrijvend, een genre, dat in de
zeventiende eeuw niet bestond de unieke
prestatie geeft van een negentiende-lwin-
tigste-eeuwse stijl met zeventiende-eeuwse
bestanddelen en bezield door zeventiende-
eeuws leven.
Ik heb zelden of nooit zo sterk de ge-
waarwording gehad van een figuur uit een
boek, na de lezing, in levende lijve bij mij te
zien. weliswaar niet met het oogzintuig
maar in de geest, maar toch zó nadrukkelijk
in c.e geest, dat het onderscheid tussen zien
met het oog en zien in de geest slechts ge
ring is. Frans Hals, een menswezen, een
mensgestaltc. omlijnd en massief, een levend
mens. in cc wereld geworpen door een mens
met gelijksoortige geest, met die deelneming
aan de lusten en lasten van het lever van
uit die door weemoed omsluierde diepe
levenswarmte.
Het uiterlijk van dit grote quarto boek
werk met zijn vijfhonderd veertig bladzijden
komt, wat aangaat zijn verhouding tot de
overige Nederlandse letterkundige boeken
der laatste jaren, overeen met het innerlijk,
met het geestelijk gehalte en de geestelijke
waarde van zijn inhoud.
Ik heb een aantal jaren in voortreffelijke
vriendschapsbetrekking met arts Tjebbo
Franken, een stadgenoot, mogen leven. Hij
was o.a. paranymph bij mijn ere-promotie
aan de Amsterdamse Universiteit in .1935.
En gedachtig aan zijn vroegere letterkundige
werken, voor zover ik die kende, heb ik
altijd gedacht: „die man heeft nog niet ge
geven wat hij in zich heeft, de uiterlijkheid
van zijn persoon verbeeldt iets zeer veel
meers, hogers, edclers, dan in zijn werken
uitkomt". Nu geeft het mij voldoening, dat
door het werk over Frans Hals mijn kijk op
de medemens juist blijkt geweest te zijn.
LODEWLJK VAN DEYSSEL
Passagierslijst
van de „Waterman"
Van Maandag af ligt op onze kanto
ren ter inzage de passagierslijst van het
troepentransportschip „Waterman", dat
op 2 Maart uit Tandjong Priok is ver
trokken. Het schip, dat ongeveer 1600
militairen naar Nederland terugbrengt,
zal omstreeks 24 Maart in Rotterdam
aankomen.
Vormt géén nieuw -maagzuur
Beschermt-de maagwand"'met
v eéh!'geleiachtig géhézénd 'laagje v
(Adv.)
Mr. S. 3. R. de Monchy ontvangt
de gouden penning van Den Haag
Ter gelegenheid van zijn zeventigste
verjaardag heeft mr. S. J. R. de Monchy,
oud-burgemeester van Den Haag, de grote
gouden penning van de Residentie ontvan
gen. De aanbieding geschiedde in de oude
raadzaal aan de Groenmarkt door burge
meester mr. F. M. A. Schokking.
In zijn dankwoord zeide mr. De Monchy
dat hij lid is van de commissie, die werd
ingesteld om over het toekennen van de
gouden medaille van de stad te adviseren.
Deze commissie heeft geen unaniem be
sluit kunnen nemen, omdat men hem geen
convactie voor de vergadering zond, waar
in besloten werd voor de eerste keer de
penning uit te reiken. „Maar", zo zeide mr.
De Monchy. „ik kan me deze afwijking
van het reglement wel voorstellen."
Amerikaanse schepen
voor de Koninklijke Marine
Over de „Destroyer-escorts", welke door
de Verenigde Staten aan de Koninklijke
Marine zullen worden overgedragen en die
in de Koninklijke Marine als fregatten
zullen worden geclassificeerd, kan thans
worden medegedeeld, dat z' behoren tot
het z.g. „Bostwick-type". De schepen van
deze klasse hebben een waterverplaatsing
van 1240 ton. De afmetingen zijn: lengte
93,27 meter, breedte 11,21 meter en diep
gang 3,25 meter. Zij zijn gewapend met
drie kanons van 7.6 cm., «twee mitrailleurs
van 40 mm. en vier mitrailleurs van 30
mm., alsmede met een aantal lanccerlil-
richtingen voor diepte bommen. De torpe
dobewapening bestaat uit een drieling lan-
ceerbuis voor 53.3 cm. torpedo's. De sche
pen zijn voorzien van diesel-electrische
voorstuwing met een machinevermogen van
6000 p.k. waarmede een snelheid van 19
mijl kan worden behaald.
De oorlogsbemanning bestaat uit 220
koppen. Vijftien Maart zal de eerste ploeg
Nederlands marinepersoneel, bestemd voor
het overvaren van deze schepen, naar de
Verenigde Staten vertrekken. De eerste
twee schepen, welke zullen worden over
gedragen, zijn de „Rinehart" en de
„Burrows".
Mgr. H. T. J. v. Vlijmen 80 jaar
Vandaag viert de emeritus-bisschop van
Haarlem der Oud-Katholieke Kerk, mgr.
H. T. J. van Vlijmen, zijn tachtigste ver
jaardag.
Mgr. Van Vlijmen, die een zeer werk
zaam leven achter zich heeft, ging wegens
gezondheidsredenen eerst op 1 September
1945 met emeritaat, dus op 75-jarigen
leeftijd, waarna hij op 13 November 1945
werd opgevolgd door mgr. J. v. d. Oord.
Mgr. Van Vlijmen werd 11 Maart 1870 te
Dordrecht geboren en ontving 18 Novem
ber 1894 de priesterwijding. Zyn geeste
lijke arbeid plaatste hem midden in de
toenmaals grootste Oud-Katholieke ge
meente van Egmond aan Zee, waar hij
eerst als kapelaan werkzaam was en se
dert 1903 gedurende 22 jaren de pastorale
zorgen op zich nam. 21 September 1916
werd mgr. Van Vlijmen tot bisschop van
Haarlem gekozen om tot 1 Mei 1927 be
halve het bisschopsambt ook het pasto
raat der gemeente te bedienen, dat daarna
werd verzorgd door pastoor C. F. Nieu-
wenhuyzen, thans te IJmuidcn.