•a*
Het noodlottige kneepje
Het Hek van de Dam-
Zaterdag 11 Maart 1950
Mist om de boerderij.
Kort verhaal door M. M.
Het was stampvol in het grote waren
huis, precies zoals de man met het kale
hoofd verwacht had. Hij hield van dit soort
drukte en gedrang en van de gespannen
gezichten der op koopjes-beluste vrou
wen. De man met het kale hoofd, die Peters
heette, circa vijftig jaar oud was en van
diefstal zijn beroep maakte, slenterde
naar het scheen op volkomen noncha
lante wijze door de dichte menigte, maar in
werkelijkheid bewoog hij zich, zo snel als
onopvailend mogelijk was, doelbewust
voort in de richting van één der liften.
De lift was nog leeg. Er stond alleen een
klein meisje in met haar moeder. De man
glimlachte vriendelijk tegen het meisje.
Hij was sentimenteel en zijn hart werd
altijd week bij het zien van kleine kinde
ren, speciaal meisjes, die naar hij in
zijn vrijgezellen-optimisme geloofde
nooit onaardig of lastig waren. Bovendien
had hij op dit ogenblik nog een andere
reden om welwillend te glimlachen. Hij
was tevreden over zichzelf en over de wijze
waarop hij een moeilijk karwei opgeknapt
had: onder zijn jasje zat een dikke bun
del bankpapier, terwijl ergens in het ge
bouw, niet zo heel ver van de lift ver
wijderd, in een telefooncel, het bewusteloze
lichaam van een der oudste kassiers van de
zaak lag opgeborgen.
Het meisje glimlachte vriendelijk terug
tegen de kale meneer. Ze had stijve blonde
vlechtjes en twee kleine pientere ogen
keken vrolijk de wereld in. Ze begon te
babbelen: „Ik heet MarietjeMarietje
de Bruin. ik ben zeven jaarik heb
daarnet nieuwe schoenen gekregen.
Met een trots gebaar werd een been
vooruitgestoken en moest de man haar
aanwinst bekijken. „Ja, ja", zei hij vrien
delijk, „het zijn prachtige schoenen. Wer
kelijk erg mooi".
De lift was intussen volgelopen. Op het
laatste moment kwam nog een dikke dame
binnendringen, die, in haar bedrijvig
enthousiasme om mee te komen, de man
en het meisje volkomen in een hoekje
duwde. De deuren van de lift werden ge
sloten en de lift begon omhoog te suizen.
Peters haalde rustig adem. Hij verheugde
zich over het werk, dat hij volbracht had,
zoals een artist zich over een goed geslaagd
kunstwerk verheugt. Hij had de klerk,
die nu bewusteloos terneer lag, al weken
lang gadegeslagen. Hij was er precies van
op de hoogte geweest, op welk uur van de
dag deze zich met een trommel met bank
papier naar de kluis begaf. Hij was er ook
achter gekomen, dat de dwarsgang', die hij
dan altijd doorliep, tussen 2 en 5 uur des
middags vrijwel volkomen verlaten was.
Snel en accuraat had hij zijn werk uit
gevoerd. Natuurlijk had er de kans bestaan,
dat juist in de luttele seconden, dat hij er
mee bezig was, iemand door de gang kwam.
Maar behalve op zijn respectabel uiterlijk,
vertrouwde hij altijd op zijn goed gesternte.
Op geluk kwam het bij dergelijke affaires
eigenlijk aan. Als je dat niet meer had,
kon je er beter mee ophouden. Op de
tweede verdieping gingen er twee mensen
uit en kwamen er drie bij. Allemaal vrou
wen. Zijn geluk was mèt hem, dat voelde
hij duidelijk. Toch zou hij blij zijn, als ze
op de vijfde étage waren. Hij had het plan
zich daar op de herenafdeling pyjama's,
.sokken en enige dassen aan te schaffen. Hij
zou een en ander afzonderlijk in laten
pakken en als hij op die manier diverse
pakjes verzameld had, zou hij in het toilet
de gestolen bankbiljetten in de pakjes
stoppen. Daarna zou hij er aan de inpak-
afdeling één groot pak van laten maken,
dat hij door de bezorgdienst van het waren
huis thuis zou laten brengen. Dat was iets,
dat iedereen deed en kon dus onmogelijk
argwaan wekken.
Zelfs 'als de diefstal ontdekt werd en de
huisdetectives hem bij de uitgang aanhiel
den (de kans bestond namelijk dat zij
hem keriden) zouden zij niets op hem
vinden.
Op de derde étage liep de lift wat meer
leeg en Marietje vond gelegenheid haar
conversatie voort te zetten.
„Fijn zijn nieuwe schoenen, hè?" be
gon ze.
„Ja zeker, kleine meid, dat vind ik ook".
Vierde étage: damesmantels, bontwerken,
schoenen, négligé'skondigde de lift
boy aan. De dikke dame, die vlak voor hen
stond en hen in het hoekje geduwd hield,
begon aanstalten te maken om uit te
stappen. Peters keek eens naar de andere,
nog aanwezige mensen in de lift. Er was
in ieder geval geen detective bij, dacht hij
opgelucht.
De deuren van de lift schoven open
maar toen gebeurde er iets zonderlings. In
plaats van uit te stappen, draaide de dikke
dame zich plotseling met een gil om en
begon Peters te lijf te gaan, luid schreeu-
Eerste turbo-autoreed proef Achter liet masker
Donderdag heeft de eerste auto met èen
gasturbinemotor op de autobaan van Sil—
verstone in Northamptonshire haar eerste
proefrit gemaakt.
Deze auto welke het resultaat is van tien
jaar experimenteren lijkt uiterlijk op een
gewone auto, met uitzondering van twee
uitlaatgleuven achter de plaats van de be
stuurder en van drie luchtzuigers voor de
achterste spatborden.
De motor bevindt zich achter in de auto,
een sporttype voor twee personen.
De turbo-car bereikte bij de eerste proef
ritten gemakkelijk 'n snelheid van 150 kilo
meter per uur en men neemt aan dat zij een
snelheid vain 200 kilometer kan bereiken.
De nieuwe wagen is zeer gemakkelijk te
besturen en heeft slechts twee bedienings
pedalen, een voor de gastoevoer en een
voor de rem. Er is geen versnellingshandle
mechanisme, geen koppeling en geen wa
terkoeling.
Mamice Wilks, die de auto bestuurde,
heeft na afloop van zijn demonstratie ver
klaard. dat het nog 3 a 4 jaar zal duren
voor deze wagen in de handel kan worden
gebracht.
wende: „Help, politie.... ik zal je leren
je handen bij je te houden....!"
Even liet Peters zich gaan in een nor
male reactie van verontwaardiging bij deze
plotselinge, op niets gegronde, aanval.
Maar onmiddellijk bedacht hij zich. dat
dit niet het moment was om in discussie
met wie ook te raken en met een handige
zwaai glipte hij de lift uit en zette het op
een lopen. Van zijn houding van respectabel
heer van middelbare leeftijd was niets
meer over. Hij had de motieven van de
dikke vrouw niet kunnen doorgronden,
maar hij mocht hoe dan ook - niet
in moeilijkheden raken met deze bundel
bankpapier onder zijn jasje.
De dikke dame zette hem achterna en
bleek onwaarschijnlijk snel ter been te
zijn. Hij kon haar niet kwijt raken, en ze
bleef luid gillen en roepen. Hij verdween
tussen de toonbanken van de négligés en
werd daar tenslotte staande gehouden door
een kring van opgewonden verkoopsters,
terwijl twee mannen, die hij herkende als
detectives van de zaak, op hem afkwamen.
Zij pakten hem ruw beet en namen hem
mee
In de lift zat de kleine Marietje te snik
ken. Haar moeder trachtte haar te troosten.
„Huil maar niet, kindje. Ze zullen hem
heus wel loslaten, 't Was een aardige me
neer, hè? Ik ben er zeker van, dat hij niets
gedaan heeft".
Marietje knikte vaag, maar was niet ge
troost. „Dat lelijke dikke mens", snikte ze,
„trapte op mijn tenen". Ze stak een voetje
uit. Op het glanzende zwarte leer van de
nieuwe schoen was een lelijke schram te
zien. Marietje's gezichtje keek boos en ze
schudde kordaat haar vlechtjes op en neer.
„Weet u, wat ik gedaan heb? Ik heb haar
fijn heel hard in haar kuit geknepen!"
(Nadruk verboden)
HET IS WEL MERKWAARDIG te zien
op welke droomgestalten de romanti
sche verlangens der mensen zich deze
dagen richten.
De Hollywoodse sterren nog in de eerste
plaats en daar neb ik geen bezwaar tegen.
Ten eerste niet omdat mijn bezwaar daarin
toch geen verandering zou kunnen brengen
en in de tweede plaats omdat ik het be
grijpelijk vind, dat de immaculate gestal
ten van het zilveren venster benijdens
waardig moeten zijn voor wie door het
leven een beetje geschonden zijn.
Want alle mannen van Hollywood zijn
perfect: in hun mannelijkheid, in hun rid
derlijkheid en als het moet, in hun mis
dadigheid. Clark Gable is een volmaakte
hij-heer; Spencer Tracy een volkomen
edelman-des-har ten; Humphrey Bogart een
verrukkelijke revolverman, wiens upper
cuts altijd k.o. maken en wiens revolver
schoten immer dwars door de roos gaan.
Is het een wonder dan, dat de simpele
heer Van Dam uit dat benedenhuis naast
het uwe in hen alles terug vindt wat hij
bij zich zelf tevergeefs loopt te zoeken, zijn
ganse mannenleven lang?
Wel, en deze zelfde heer Van Dam ziet
in Garbo, Bergmann en Crawford wat hij
vergeefs gehoopt had te vinden bij me
vrouw Van Dam vergeefs, al gebruikt
ook zij de zeep die negen van de tien film
vrouwen gebruiken.
Dat is dat en men moet een kniesoor
zijn om de heer Van Dam zijn dromen te
verstoren en om het Hollywood te verwij
ten dat het voox; alle duizend millioen Van
Dams van de wereld de droom doordroomt
tot in lengte van dagen.
Maar daar hebt ge nu, tegenwoordig, dal
andere droombeeld: het vliegende gast-
vrouwtje, het geromantiseerde dienstmeis
je, de „air-hostess" zoals de Van Dams
haar noemen; het over de wereld werve
lende glimlachje in mensengedaante, de
gepermanente dienstbaarheid, de ridderes
der hemelen.
Wie ooit in Amerikaanse vliegtuigen
heeft gevlogen kent de versteende glim
lach, om de tanden geborsteld met de pasta
Immerwit. Die glimlach wordt een obses
sie. Een monument van dodelijk-vermoeide
vriendelijkheidsdiscipline.
Voor wie zien kan achter het masker.
Maar uw Van Dams kunnen dat niet.
Voor hen is die lach er een van onzegbare
zaligheid. Nietwaar? zegt ma zo'n
jonkvrouw-der-hemelen raast maar om de
aarde en geen verre, vreemde stad of zij,
die sfinx der lucht, heeft haar geheimen
ontdekt.
En ziet nu ook hoe die jongens van bar
en straat hun idolen spelen in slappe jasjes
en streepjes-van-snorretjes en die losse
loop van de helden van het verre Westen.
En hoort hoe alle meisjes hunkeren naai
de status dier vliegtuigmeisjes tot in de
glans heurer haren.
En overweegt dat elke episode in het
eeuwige leven der tijdeloze Van Dams haar
kleine afgoden dient zonder stijl en zonder
gevaar omdat zij hun dromen dromen
moeten omdat de droomloze werkelijk
heid zo onzegbaar leeg zou zijn.
ELIAS.
Vrouwelijke notarissen in België
(Van onze correspondent tn Brussel)
De leden van de Belgische Tweede Ka
mer hebben zich galant getoond tegenover
het zwakke geslacht: voortaan zullen de
vrouwen het beroep van notaris mogen
uitoefenen. Mevrouw de notaresse treedt
dus de Belgische intellectuele wereld bin
nen. Maar voordat het zover was, moest
verzet worden overwonnen van een katho
liek parlementslid, dat aan het adres der
vrouwen zeer vriendelijke dingen wist te
zeggen, maar van oordeel was, dat de ge
lijkheid tussen de geslachten niet te ver
wezenlijken is. Het is voor de vrouw beter
de echtgenote te zijn van een notaris dan
zelf notax-is te zijn, zeide hij. Waar gaat
het heen als de vrouw, zonder zich om
haar gezin te bekommeren, haar eigen
leven wil leiden? Dit verlangen naar onaf
hankelijkheid leidt tot alle ondeugden.
De meeste heren wai-en liet daarmede
eens, maar stemden voor, uit galar'irie of
omdat de vrouwen ook kiezeressen zijn?
De bekende Gereformeerde predikant
uit Amsterdam, ds. D. Ringnalda, is met de
„Willem Ruys" naar Indonesië vertrokken.
Hij is de eerste predikant, die in dienst
treedt van de zelfstandige Indonesische kerk
te Makassar.
Langs het Spaarne
la
in on-
liefdc
zal na
rs het
v kun-
groot
Voeballe
„Roozenburg geeft de bal naar Ter
louw, van Terlouw gaat' ie over de hele
naar Clavan. Daar komt Kees, kleine
Kees. Hij krijgt de bal, passeert een,
twee, drie tegenstander-s. Geeft een
voorzethei fuile sufferd heije
modder in je auge?". Uit de ongebrui
kelijke slotpassage van dit referaat zult
gij wel hebben afgeleid, dat het hier
niet zozeer een voetbal-reportage van
de heer L. Pagano betreft, want diens
mededelingen behelzen over het alge
meen slechts zijn blijdschap over het
feit dat wij mogen behoren tot een volk
dat over zulke eminente switchers be
schikt als de heer K. Rijvers. Het hier
boven aangehaalde ooggetuige-verslag
kwam uit de mond van een doelwach
ter van omstreeks drie turven hoog, die
belast was met de bewaking van de
ruimte tussen twee jassen op het veld
dat wordt begrensd door de Haarlem
merweg en de Ringspoordijk even bui
ten Amsterdam-West.
Gij zult u ongetwijfeld uit de tijd van
uw prille prestaties op het Vlooienveld
herinneren dat een „metsie" aanmerke
lijk aan glans won, wanneer de deel
nemers de Oranje-hemden uithingen en
het opdi-ijven van de bal begeleidden
met een mondelinge vei-handeling over
hun bedoelingen op koi-te tei-mijn. Op
die wijze werden tal ven belangwek
kende Internationale wedstrijden ge
speeld, die onveranderlijk ten gunste
van Holland uitvielen, omdat de partij
die achterstond automatisch tot België
werd benoemd. Eén van de andere aan
trekkelijkheden van deze partijtjes on
geregeld was, dat men niet gehinderd
werd door jeugdleiders, zoals dat bij het
georganiseerde voetbal het geval pleegt
te zijn. Dit gedoogde een vrije interpre
tatie van de spelregels, waarbij de off-
side-positie verviel, outballen niet be
stonden en voor vrijwel iedere andere
overtreding een pinantiekik wei-d ver
leend ter wille van de vei-hoging van
het di-amatisch effect. Voorts was het
wassen na afloop niet verplicht. De duur
van de wedstrijden hing af van het
tijdstip waarop het voetbal overging in
vrij worstelen en bedroeg meestal twee
maal negentig minuten.
Op dat veld aan de rand van de
hoofdstad dan. konden wij tot onze
vreugde constateren dat duizenden
jeugdige Amstei-dammers het prefe
reerden om in een zij het dan imaginair
Nederlands elftal te spelen boven het
opgesteld worden in het aspiranten
q-elftal van een echte club. Dat daar
door ongeveer tweehondei'd jongelieden
naar de naam Kraak of Roozenbui-g
luisterden, deerde hen minder dan het
de betrokken hooghouders van onze na
tionale glox-ie zou doen.
Het krioelde er zo gezegd van de
Kraakjes. Op een tex-rein ter grootte
van twee normale voetbalvelden had
den op de kop af zeventien van deze
internationale ontmoetingen plaats. De
goals werden in de breedte aangegeven
door jassen, tassen, fietsen en in de
hoogte door de blauwe hemel. Een bal
was slechts out, wanneer hij aan de
einder verdween of in de belendende
sloot viel. Daar de diverse goals slechts
een tiental meters van elkaar verwij
derd waren en bovendien in de zonder
lingste hoeken op elkaar stonden, over
lapten de speelvelden elkaar her en
der, zodat het geregeld voorkwam dat
een enerverende pingel-partij voor het
ene doel de betrokken doelverdediger
volkomen onberoerd liet. aangezien een
zesde zintuig hem blijkbaar in staat
stelde waar te nemen, dat zij werd uit
gevoerd door een afgedreven kluwen
spelers van drie velden verder. Dat
hierdoor het geheel aan ovei'zichtelijk-
heid iets inboette, is wel duidelijk en
het kwam dan ook wel voor dat er op
het middenveld langdurige onderhan
delingen moesten worden gevoerd om
de juiste stand vast te stellen. Het om
spelen van der-gelijke werkcommissies,
toeschouwers of andere belanghebben
den die zich op het terrein bevonden,
behoorde dan ook tot de normale han
dicaps, evenals trouwens de talrijke
gaten en heuvelruggen van het veld,
dat er uitzag alsof het zojuist een inten
sieve artillex-ie-beschieting had doorge
maakt. Het was een soort a-dimensio
naal voetbal.
In de bovenhoek
Maar een plezier dat deze knapen er
uit peurden. Wij ook trouwens, want
wij hebben een uur lang naar een „met
sie" staan kijken en zo lang houden wij
het bij een echte voetbalwedstrijd nooit
uit. Het samenstellen van de ploegen
nam nogal tijd in beslag, omdat de elf
tal-commissies te werk moesten gaan
volgens de formule: Jan plus Piet is
haast zo goed als Kesie alleen en dan
mag Kareltje uit de eerste voor spek en
bonen mee doen. Zij werden voorts ge
hinderd door het ongeduldige spelers
materiaal, dat zich de tijd kortte door
hen af en toe de bal in het gelaat te
schieten. Toen de verdeling naar weder
zijdse ontevredenheid was geregeld en
in een resterende vacature was voox'zien
door het aanlokken van een jongeman
aan de kant met de kreet: „Hé, schele,
móje meedoen?" kon het spel beginnen
De schele drukte zijn gemeentebx-illetje
wat vaster op de neus en nam onmid
dellijk het initiatief in handen door zich
snel met het leder uit de voeten te
xnaken. Hij omspeelde twee tegenstan
ders, worstelde zich door drie diepe kui
len heen, waarbij alleen zijn bleke
hoofdje nog boven het gras uitstak en
kwam vervolgens vlak voor de doel-
mond ten val. zonder dat daartoe enige
aanwijsbare reden bestond. Hij stofte
vervolgens zijn broekje af en vroeg met
een zorgelijke blik op ons notitie-boekje:
„Bennu soms aan het decretere voor de
ki-ant?"
Zeer werd on2e aandacht ook getrok
ken door de midvoor, een mager kereltje
dat op twee lange spillebenen vagelijk
over de woestijn zwierfHij was gekleed
in een groen-wit gestreept hemd, waar
over gele bretels liepen die een rode
broek ophielden. Zijn mager aspect
werd verklaard door zijn voortdurend
in de steek laten van zijn aanvalslinie
om zich met bedaarde tred naar de
rechtergoaljas te begeven waar hij even
aan morrelde om er zich van te ver
gewissen of zijn sjek-doos nog wel ter
plaatse was. Hij beschikte voorts over
een hard schot, dat echter onver
anderlijk recht op de keeper werd ge
mikt. Deze zag zich dan gedwongen om
zich teneinde zijn keeperstalenten niet
verborgen te houden eerst enige pas
sen opzij te begeven en vervolgens met
een fraaie uitval de bewondering der
aanwezigen op te wekken. Het keeperlje
keek dan achteloos rond en zei: „Wat
ken dat gassie schieten met zijn spille-
pote".
Aanzienlijk krachtiger termen verlie
ten zijn spi'eekox-gaan toen een sport
vriend op een race-fietsje het opzetten
van een aanval door de middenlinie
doorkuiste. Zijn komst werd echter
verontschuldigd door de boodschap die
hij meebracht, dat de rechtsbinnen thuis
moest komen om te eten. Diens plaats
werd ingenomen door een dikke jonge
man, gehuld in een geel-zwai-t hemd
met paarse broek, die door de anderen
fijntjes „Bul" werd genoemd. Ook deze
bleek echter over uitzonderlijke ballis
tische capaciteiten te beschikken. Hij
vuurde met zijn forse rechtex-beentje een
kogel af naar de plaats waarvan hij
alleen wist dat zich daar de linkei'boven-
hoek bevond. Het keepertje maal te nog
een vergeefse duikeling, die ongeveer
zeven meter tekort schoot. „Houbaar",
zei de back smalend, terwijl hij het leer
met een nors gebaar het terrein weer
inzond.
Wij hebben daar zolang staan kijken
naar al die hollende jongens op dat
stoffige veld, dat de zon al aardig begon
te zakken en haar stralen vlammend-
oranje weei-kaatsten in de duizenden
vensters van de grote bakstenen huizen
blokken, die achter het veld hun daken
opsteken naar de vroege lente-hemel.
Er komen daar steeds meer huizenblok
ken in de stad die deze jongens straks
Het Amsterdams Toneelgezelschap
brengt Zaterdag en Zondag de eerste
voorstellingen van ..De Zottin van
Chaillot" door Jean Giraudoux onder
regie van A. Defresne, met. Charlotte
Kohier in de titelrol. Zondagmiddag
voert de Nederlandse Opera in de
Stadsschouwburg ..De. Parelvissers"
van Bizet ten tonele en op 14 Maart
..Fidclio" van Beethoven.
Het Vrije Toneel van Cor cn Anton
Ruys beëindigt Donderdagavond de
serie voorstellingen van het blijspel
Zomér in December" en geeft Vrij
dag de première van Drie jongens
en een meisje" in het Centraal Thea
ter. Het Nederlands Volkstoneel ver
toont Zondag en Maandag in de
Doclenzaal het abele spel Esmoreit
gevolgd door „De klucht van de koe"
door Bredero.
De Italiaanse film „Bittere Rijst" van
Giuseppe de Santio met Silvana
Mangano in de vroutoelijke hoofdrol
wordt vertoond in de cinema's Royal
en Corso, ter gelegenheid van het
25-jarig bestaan van laatstgenoemd
In de hoofdstad uit
theater. In Tuschinski draait De
kapitein van Castilië" met Tyrone
Power, in Kriterion een film ilan
Orson Welles, getiteld „De Vreemde
ling". Nieuw zijn ook „Spionnage in
Lakeviewin City en „De onbeken
de wereld" in Rialto.
Zondagmiddag leidt Rafael Kubelik
een abonnementsconcert in het Con
certgebouw, waar de Faust-ouverture
van Wagner en de Achtste Sympho
nic van Bruckner ten gehore worden
gebracht. Dinsdagavond speelt de
pianiste Monique Haas voor de
Kunstkring. Aan 't Woensdagavond-
concert wordt medewerking verleend
door de pianist Jacques Février, die
het „concert voor de linkerhand" van
Ravel zal vertolken.
In de kleine zaal van het Concert
gebouw speelt Zondagavond de pia
nist dr. Eberhard Rebling voor de
Arbeidersbond voor Cultuur en Dins
dagavond de claveciniste Janny van
Wering. Deze laatste brengt de Gold-
berg-variatics van Bach ten gehore.
In het Museum van de Arbeid wordt
gedurende Maart en April een ten
toonstelling „Glas in lood" gehouden.
In het Stedelijk Museum zijn deze
week Uvee nieuwe exposities ge
opend: Figuren uit dr Italiaanse
kunst Jia 1910" en Nederlandse go
belins". Op de eerste vindt men wer
ken van tien schilders cn t wee beeld
houwers, op de tweede wandtapijten
in de laatste vier jaren vervaardigd.
V
.weer op zou nemen tussen haar stenen
muren.
Zo stonden wij een beetje peinzend te
kijken naar dat keepertje dat straks be
zweet en moe-gevoetbald naar huis zou
gaan, maar dat daar nu nog stond met
een blonde lok over zijn zonneklep, die
de helft van zijn vuile gezicht verborg,
maar niet zijn Amsterdamse oogopslag.
Op zijn trui stond met grote letters
S.N.A. Toen wij hem vroegen wat dat
beduidde, zei hij met het volle gewicht
van zijn elf jaar: „Sport na Arrebeïd".
En geheel ongevraagd, zei hij even
later als was dat het mooiste wat het
leven hem kon schenken: „Dinsdag
gane me naar het badhuis".
„Om te zwemmen?" vx-oegen wij.
„Niks", zei hij. „Om je lekker te
U-asse". BOEDA
Ik ben in het Teylermus
Dat is niet het bekendste
Haarlem en wie er geweest
verbazen. De bezoeker, w
lichaam niet zijn omhuld
doordringbare dikke laag fa
voor kunsten en wetenscha
een uurtje in dat museum
Spaarne ternauwernood ce:x
ncn onderdrukken. Zeker, er
aantal zeer fraaie, interessante cn opmer
kelijke zaken te zien, maar het is tevens
een vrijwel onweex-legbaar feit, dat de
leek zowel als de semi-leek in Teylers
museum een onbedwingbare lust tot sla
pen bij zich voelen opkomen.
En dat ligt niet alleen aan het feit, dat
er weinig, heel weinig bezoek is dat
euvel is bekend bij andere musea maar
het is iets in de sfeer, dat de bezoeker een
soort vriendclijk-dromerige verveeldheid
opdringt. Hij wordt daax-door omringd en
aangetast en is hij niet van een waarlijk
onblusbare wil bezeten tóch de bijzondere
schatten van dit museum te bewonderen,
dan gaat hij geeuwen. Dan is geen klas
I schoolkinderen, die onder leiding van hun
I biologie-lex-aar „ah" en „oh" roepen bij het
aanschouwen van het
fossiel van een angst-
aanjagend grote, prae-
historische zeeschild
pad, in staat hem weer
op te wekken tot een
levende belangstelling.
Op een ex-eplaats in
een van de zalen
hangt een portret van
een wat bolle man:
Pieter Teyler van der
Hulst, staat er onder.
Geld uit zijn nalaten
schap heeft in 1778
Haai-lem met dit nieu
we museum verrijkt.
Het was oorspironke-
lijk eigenlijk voox-na-
melijk bedoeld als na
tuur- en scheikundig,
geologisch cn paleon
tologisch museum. Ook
nu voimen deze on
derwerpen nog het be
langrijkste deel vap
het museum; maar er
zijn thans ook voel
schilderijen gekomen,
speciaal van de Haag
se School van de vo
rige eeuw. En een
werkelijk bijzonder
mooie collectie teke
ningen van Michel
Angelo en enkele van
zijn leerlingen en
Rembrandt met een
aantal van zijn volge
lingen. Maar, zoals ge
zegd, het ovei-igc deel
van het museum is het
belangrijkst gebleven:
het deel waarin wij hebben gekeken naar
de schedel, de hersenmassa, een dijbeen en
een paar kiezen van de „pithecantropus
ei-ectus", het eerste wezen in de natuur,
dat nel zo recht op placht te lopen als wij.
Dat is waarschijnlijk al 500.000 jaar ge
leden. Er zit iets beangstigends in, als
een deskundige wijst op de hersenmassa
van die „pithecantropus" en vrolijk ver
telt, dat wij nauwelijks meer hex-senen
hebben. En die pithecantropus was tenslotte
maar 'n gewone, zij 't wat progressieve aap.
En daar staat ook een electriseermachine,
die een goede hónderd vijf tig jaar geleden
werd gcfabriceex'd door professor Van Ma-
rum, naar wie eer. stx-aat in deze goede stad
is genoemd. Het is een ingewikkeld appa
ratuur met veel koper en grote glazen
wielen, die sneldraaiend wrijving en daar
door electriciteit opwekten legen met
zeemleer omwikkelde slaven Dit grote
instrument kon echter alleen in een vol
strekte droogte worden gebruikt.
En er zijn nog veel m er fossielen en
gipsen en eopieën en oude schedels en pri
mitieve instrumenten en vroege telefoons
en heliografen en geluidsspiegels cn talloze
andere dingen.
Er is eigenlijk zo veel. te zien in Teylers
museum. Men zou er dagen kunnen vertoe
ven. Als men er maar niet zo'n verschrik
kelijke slaap kreeg. E. P.
Puimsteen des aanstoots
Ieder jaar om deze tijd vreest meneer het
ergste. Niet zozeer om die schoonmaak zélf.
met het lunchen in de gang, slapen op de
overloop en dergelijk klein ongerief, maar
meer om een zeer persoonlijke uitwas die
deze gebeurtenissen te zijnent pleegt te
vergezellen: het puimsteentje.
Het puimsteentje, dat ieder jaar na elke
schoonmaak elf maanden van rust geniet in
het linker gootsteenkastje, dat al die tijd
naar mevrouw onder dure eden ver
zekert door geen mensenhand beroerd
wordt, maar dat nochtans aan het begin
van elke nieuwe schoonmaaktijd van de
aardbodem verdwenen schijnt.
En ieder jaar opnieuw is het meneer, die
het zoeken mag, terwijl mevrouw alvast
begint aan de huiselijke ontreddering. Hij
zoekt in het linker gootsteenkastje en in het
rechter, kraakt een fles ammoniak, duikt
dan in de kelder, stoot tweemaal zijn hoofd
(eens bij het afdalen en nog eens bij het
opstijgen), rommelt wat in de schuur en
vervolgens op zolder, maar vindt nergens
vermeldenswaardige dingen, behalve twee
dooie muizen en een lang-verloren gewaan
de tabakspijp, hetgeen hemzelf ten zeerste,
doch mevrouw slechts matig vermag te
verheugen, bezeten als zij is van begeerte
naar de puimsteen. Als ook haar eigen
speuren echter zonder vrucht blijft en zelfs
het gezamenlijk zoeken in, op en onder on
waarschijnlijke bergplaatsen als waterclo
sets. huisbarren en hondenhokken, nergens
puimstenen aan het licht vermag te 'oren-
gen. begint het schoonmaakpörspecticf er
inderdaad zeer donker uit te zien, totdat
meneer de verlossende gedachte oppert om
bij de drogist op het hoekje een nieuw
exemplaar te gaan kopen.
„Vooruit dan maar", zegt mevrouw en:
„haal jij het dan maar even, wil je?"
Edoch ook de drogist blijkt moeilijkheden
te hebben met hetzelfde artikel, zeer aan
zienlijke moeilijkheden zelfs. Hij doet eerst
een winkellade open en weer dicht, daarna
nog een en nog drie. vier andere, beklimt
een ladder, woelt in kastjes en stopflessen,
duikt daarna onder de toonbank en ten
slotte in de kelder, waaruit hii no geruime
tijd weer verrijst met een zeer verbaasd
gezicht, doch zonder puimstenen.
„Het schijnt," deelt hij onthutst mede.
dat ze net op benne, maar ik zal even in 't
magazijn kijke of er daar nog eentje.
„Laat maar", onderbx-eekt meneer met
begrip cn meegevoel, „ik moet jouw puim
steen niet meer. want die is nog ex-ger don
de onze, thuis." En mistroostig aanvaardt
hij de terugtocht naar huis. waar mevrouw
inmiddels liet puimsteentje gevonden heeft.
In het gootsteenkastje. I-Iet linker.